Sttoosr Courant
Het geheim van de „Mary Geleste".
Radioprogramma
EEN DAPPER MEISJE
Derde Blad.
nei
Het gestolen luchtballonnetje
De geschiedenis van twee deugnieten.
Woensdag 24 Februari 1932.
75ste Jaargang. No. 9026
(Van onzen
Engelsclien briefschrijver)
20 Februari 1932.
iflt? Met geheim van de Mary Celeste wordt dn
-reen halve eeuw oud. En nog wel, om hee' pre-
i# te zijn, op St. Nicolaasavond, of enkele uren
'Tluu-y Celeste was een brik, of een schoener-
t (we 'weten natuurlijk allemaal precies wat dat
vaartuigen zijn, en ook op den kop af het ver-
1 tusschen beide) van 282 ton. Een klein bootje
looi- een zeeschip,
löo zekeren dag in November, ik weet niet precies
welken datum, verliet de Mary Gelest, de haven
v-{iv York. Aan boord waren de kapitein, kapi-
.pSjSggs. met zijn vrouw en tweejarig dochtertje.
1 .lieerste en tweede stuurman, en vijf matrozen.
6 Kapitein Briggs stond bekend als een uitstekend
L m3n Behalve dat. was hij geheelonthouder en zeer
^^iciistig. Hij stond niet toe, dat er aan boord
fratfzün schip door één van de mannen een clrup-
ftl drank gebruikt werd. Wanneer we nagaan, dat
5 lading uit 1700 vaten alcohol bestond, was daar op
jg0J reis zeker wel een buitenge,woon goede reden
f Op den avond vóór zijn vertrek uit New York zat
-pitein Briggs in een café met, zijn vriend kapitein
reliouse van de Dei Gratia onder het genot van#
L glaasje limonade. Dat wil zeggen: kapitein
iig.es dronk limonade. Kapitein Morehouse kende
c nade alleen van aanzien. Hij deed zijn vriend
-heid in drank van eenigszins andere samen-
ariiing.
Kapiteins zijn als automobolisten. Zij willen altijd
rder gaan dan een ander. Inhalen, voorbijgaan,
(behoort tot hun levensdoel. „Over vijf dagen", zei ka-
tein Morehouse' „ga ik de haven uit. Net als jij,
ar Europa. Ik wil wedden, waarom je wilt, dat ik
inhaal, lang voor jij de Portugeesche kust in het
Wit hebt".
De weddenschap werd aangenomen, en hiermee
'ndigde het. eerste bedrijf van het mysterie van de
']ary Celeste.
Vijf dagen nu het vertrek van de Mary Celeste
ertrok de Dei Gratia uil de New Yorksche haven.
[Alle zeilen liet kapitein Morehouse bijzetten, en
[daarna werd geregeld een scherpe uitkijk gehouden
paar den Oostelijken horizon. Zou men de Mary
Celeste te zien krijgen vóór de Portugeesche kust
in het zicht kwam?
In den namiddag van den 5den Oecember klonk de
van den uitkijk: „Zeil aan stuurboord!" Kapi
tein Morehouse werd geroepen, de kijkers wei-den
op liet schip gericht, er was geen twijfel aan: het
waide Mary Celeste,
üuwerd al het zeil bijgezet, dat de Dei Gratia kon
roeren, en zienderoogen verminderde de afstand
tusschen de twee schepen. Geen oogenblik ging de
kijker van de oogen van den zegevierenden, maar
[toch nog ongcduldigen kapitein Morehouse. Maal
leen de afstand steeds kleiner werd. steeg in ka-
pi:ein Morehouse een geregeld groeiende verbazing
'op. Bn was de Mary Celeste, daaraan bestond geen
Tjfe'1. Maar was dat Briggs, die zijn schip zoo liet
[zeilen? Was Briggs dronken?
Ik ben helaas niet in staat t.e vertellen, welke on
begrijpelijke en onvergeeflijke fout het zeemansoerg
van kapitein Morehouse ontdekte in de manier,
waarop de Mary Celeste zeil voerde. Daarvoor be
staan technische termen, die me zijn meegedeeld,
maar die ik tot mijn spijt oogenblikkelijk weer ben
vergeten. Het komt hierop neer, evenwel, dat een ge
deelte van het zeil zóó stond, dat de Mary Celeste
vooruit ging, terwijl de rest als rem werkte.
Bij nog meer nadering werd het mysterie steeds
grooter. Er was geen mensch aan dek te bespeuren.
Vol ongerustheid liet kapitein Morehouse een boot
uitzetten. Een half uur later keerde hij terug met
de ontstellende mededeel ióg, dat aan boord van de
Mary Celeste geen sterveling was te ontdekken.
Kapitein Morehouse deed, wat iedere zeeman doet
in zoon geval: hij nam de Mary Celeste op sleep
touw en bracht het schip naar Portugal. Maar noch
[hij, noch een van de vele experts, die den schoe
ner onderzochten, wisten een verklaring te geven
voor het feit, dat de boot door haar bemanning en
kapitein was verlaten.
De volgende feiten kwamen aan het licht:
In de eerste plaats, dat de Mary Celeste volkomen
zeewaardig was, en in den allerbesten toestand ver
keerde. Het logboek was bijgehouden tot den Sisten
November, dus op dien datum was het schip verla
ten. Met was blijkbaar in vliegende haast verlaten,
want aan boord werd zoo goed als niets vermist.
Sieraden, geld, alles werd gevonden. Weg waren
de scheepsboot, waarin de bemanning natuurlijk
was vertrokken, de chronometer, de sextant, en de
scheepspapieren. Aan den boeg, een paar voet bo
ven de waterlijn, werden eeu paar diepe sneden ge
vonden, die blijkbaar met een scherp voorwerp, een
beitel bijvoorbeeld, waren aangebracht. Een scher
pe bijl was diep in de verschansing geslagen. Een
van de 1700 vaten alcohol stond open. Verder niets.
Zoo stond het mysterie van de Mary Celeste op
den oden December 1872, en £oo staat het heden ten
dage. Noch van de scheepsboot, noch van één dei-
bemanning, is nadien ooit een spoor gevonden.
Wanneer we in aanmerking nemen, dat de Dei Gra
tia het verlaten schip vond op een afstand van 170
mijlen van de Portugeesche kust, en dat op dat
oogenblik de Mary Celeste al tien dagen alleen haar
reis had voortgezet, en zeker in dien tijd een paar
honderd mijlen had afgelegd, is dit niet heel ver
wonderlijk. Vierhonderd mijlen af te leggen in een
open sloep op den Atlantischen Oceaan is een
kunststukje, dat mogelijk wel eens zal gelukken,
maar vaker zal mislukken.
Maar in do afgeloopen vijftig jaren hebben de her
senen van honderden zeelieden, en minstens even
veel landrotten zich bezig gehouden met dit myste
rie van de zee.
Waarom had de bemanning van de Mary Celeste
dit volkomen zeewaardige schip verlaten? En in die
haast verlaten?
Er werd aan zecroovers gedacht. Maar die zou
den het schip natuurlijk niet in den steek gelaten
hebben, Of als ze dat gedaan hadden, zouden ze het
toch eerst hebben leeg geroofd.
Dronkenschap van de geheele bemanning dan.
omdat een van de vaten met alcohol open stond?.
Onaannemelijk, met een man als kapitein Briggs
aan boord.
Krankzinnigheid bij een van de bemanning? Had
die misschien eerst alle anderen vermoord, en daar
na zelfmoord gepleegd?-Maar dan zou hij toch niet
met medeneming van de scheepspapieren, van
chronometer en sextant, in de boot zijn vertrokken.
Ken vreemde angst voor iets bovennnatuurlijks
misschien? Zeelieden zijn vaak zoo bijgeloovig. Een
angst, die eerst een van de mannen had aangegre
pen en die was overgeslagen op de anderen? Niet ge
heel onmogelijk, hoewel onwaarschijnlijk.
De beste oplossing is gegeven door J. C. Lockhart
een paar jaar geleden, in zijn boek: A Greai Sea
MysteryThe True Story of the Mary Celeste. Aan
de* sneden in dc boeg, en aan de bijl in de verschan
sing, schenkt Lockhart geen aandacht Wel daaren
tegen aan het open v^t alcohol. In dit vat, zo-gt hij»
hadden zich gassen ontwikkeld. Het vat is met een
geweldigen knal open gesprongen, en de verschrikte
bemanning, denkende, dat 1700 vaten op het punt
stonden dit voorbeeld te volgen, is hals over kop
in de boot gesprongen. Waarschijnlijk is hij het
neerlaten de boot, meteen omgeslagen en zijn alle
inzittenden terstond verdronken.
Nog een heel andere, veel fantastischer oplossing,
wordt gegeven door den schrijver L. du Garde Peach,
in zijn radio tooneelstuk: The Mary Celeste. Maar
die oplossing zal ik hier niet vertellen. In de eerste
plaats kan ieder ze lezen in het boek Radio Plays,
dat bij Newnes is uitgekomen, en maar twee en een
halven shilling, of ruim een gulden kost. En in de
tweede plaats is het tooneelstuk gisteravond, den ne
gentienden Februari, om half elf door Daventry uit
gezonden, zoodat het niet onmogelijk is, dat ver-
scheidenen het hebben gehoord. En als dat niet het
geval is, raad ik U aan te luisteren, wanneer U in
Uw radiokrant ziet, dat het weer wordt uitgezonden.
DONDERDAG 25 FEBRUARI.
HILVERSUM (1875 M.)
A.V.R.O.: 8.00 Gramofoonmuziek; 10.00 Morgenwijding:
10.15 Gramofoonmuziek; 10.30 Solistenconcert: 11.00
Knipcursus Kinderkleeding door Mevr. Ida de Leeuw
van Rees; 11.30 Solistenconcert: 12.00 Tijdsein en
AVRO-Klein-orkest o.l.v. Nico Treep; 2.00 Halfuur voor
de vrouw: Mevr. D. Jacobs Zoethout: „Effiency in de
huishouding, in verband met bet Instituut tot voor
lichting bij huishoudelijken arbeid van de Ned. Ver. van
Huisvrouwen; 2.30 Rustpoos zender; 3.00 Knipcursus
voor gevorderden door Mevr. Ida de Leeuw van Rees;
3.45 Gramofoonmuziek; 4.00 Ziekenuur door Antoinette
van Dijk; 5.00 Omroeporkest o.l.v. Nico Treep; 6.30
Sportpraatje door H. Hollander; 7.00 Omroeporkest;
7.30 Engelsche les voor beginners; 8.00 Tijdsein en
gramofoonmuziek; 8.15 Uitzending uit het Concertge
bouw te Amsterdam: Symphonie-concert o.l.v. Pierre
Monteux; 10.45 Kovacs Lajos en zijn orkest; intermez
zo Gramofoonmuziek.
HUIZEN (298 M.)
K.R.O.: 8.00 Morgenconcert. N.C.R.V.: 10.00 Gramofoon
muziek; 10.15 Korte ziekendienst; 10.45 Gramofoonmu
ziek; K.R.O.: 11.00 Gramofoonmuziek; '11.30 Godsdien
stig halfuurtje door Pastoor L. H. Perquin; 12.00 Po
litieberichten; 12.15 K.R.O.-Orkest o.l.v. Johan Gerrit
sen. N.C.R.V.: 2.00 Cursus fraaie handwerken; 3.00 Vrou
wenuurtje; 3.30 Rustpoos zender; 4.00 Ziekenuurtje; 5.00
Cursus handenarbeid voor de jeugd; 5.45 The Colum-
bia Three; 6.45 Knipcursus; 7.00 Vragenhalfuurtje; 7.30
Politieberichten; 7.45 Persberichten Ned. Chr. Pers
bureau 8.00 Uitzending van de Evang. samenkomst ui*
de kerkzaal der Baptisten Gemeente te Den Haag;
9.30 Trio, bestaande uit Theo v. d. Pas, piano. Willem
Brederode, viool, Eduard Röntgen, cello; 10.30 Vaz Dias;
10.40 Gramofoonmuziek.
BRUSSEL (509 M.)
8.20 Klassieke gramofoonmuziek; 9.20 Idem.
WARSCHAU (1411 M.)
4.55 Kamermuziek.
HAMBURG (372 M.1
7.20 Een Luisterspel.
KALUXDBO RG (1153 M.)
7.30 Concert m.m.v. Franz Völker; 10.10 Dansmuziek
door de band van Restaurant „Lodberg".
PARIJS-RADIO (1725 M.)
9.20 Symphonie-concert.'
BERLIJN (418 M.)
6.35 Blaasorkest van werkloozen.
HAMBURG (372 M.)
9.50 Dansmuziek door het kleine Norag-orkest.
DAVENTRY (1554 M.)
12.20 Orgelconcert; 1.20 Gramofoonmuziek; 4.25 Dansmu
ziek; 8.2Ó B.B.C.-Orkest o.l.v. Joseph Lewis; 9.55 Piano
spel door Benno Moisewitsch.
Of
284.
Ze dwaalden rond de arme lieden,
Pim vroeg weer: Waar zouden wij zijn?
Jongen, zei de piloot berustend,
'k Geloof midden in de woestijn.
Daar verscheen, op een kameel gezeten,
Een Arabier, naar het hun leek.
Hij stopte bij hen, met zijn andere dieren,
Terwijl hij ernstig naar hen keek.
285.
Wim- was weg, de agent bleef achter
Vastgebonden aan het touw,
En hij bleef rustig met zijn hoofd hangen,
Bang, dat hij zich smoren zou.
„O, die leelijke slechte jongen".
„O", die allemansverdriet,
Ik hoop niet, dat mijn commissaris,
Mij in zullk een houding ziet.
F E (I I T r E T 0 N
Naar het Engelsch van
CH. GARVICE.
3.
Zijn zoon keek hem verbaasd aan. „Ik wist niet. dat
het zooveel was. Ik was erg ongelukkig met enkele
speculaties."
..Speculaties?" vroeg de markies ijzig. „Op de effec
tenbeurs?"
..Neen", antwoordde Edgar. „Ik heb op een paar paar
den gewed, die verloren."
..Ja, dat doen ze meestal," merkte Lord Farintosch
sarcastisch op. „Mag ik je er misschien vriendelijk op
merkzaam op maken, dat er betere manieren zijn om je
geld kwijt te raken, dan op de renbaan? Heb ik goed
gehoord, dat je zelfs eens meegereden hebt, of was dat
ialleen maar een gerucht zonder grond?"
j ..O, zeker, ik heb wel eens meegereden."
..Ik meen in de krant gelezen te hebben, dat je van
[het paard geworpen bent en eh gewond werd."
..Ja .dat beest was een beetje onhebbelijk," antwoord-
de jongeman. „Ik heb mijn arm gebroken en eh
- ik geloof, dat er iets met mijn sleutelbeen was. De
markies haalde diep adem en keek zijn zoon met gren-
ienlooze minachting aan.
^„Paardrijden schijnt buitengewoon opwindend te zijn.
maar ik moet jc er aan herinneren, dat ik met een zoon
gezgend ben en dat jij erfgenaam van de titel bent,
Ik zou liever hebben, dat jij de titel kreeg, dan... Clif
ford Revel. Daarom verzoek ik je vriendelijk er van af
te zien om je nek te breken."
-Ik zal het probeeren."
Er viel een stilte. Toen hernam Edgar aarzelend.
„Over Clifford Revel gesproken, ik geloof niet, dat het
em erg goed gaat. Hij werkt op een regeeringsbureau
en hij leeft heel behoorlijk, maar ik geloof, dat hij soms
er? geplaagd wordt door zijn schuldeischers. Ik zou u
vragen, of - eh - of..."
„Ja." zei de markies.
u hem misschien een toelage zoudt willen geven."
e markies keek zijn zoon strak aan en antwoordde
wen zoo ijzig mogelijk:
k verspil mijn geld niet op de rennen, of iemand als
Clifford Revel."
fV8 heusch geen kwade kerel."
ren d°^fc m.e genoegen, maar zijn deugden interessee-
SDreU16 n'et in het Laten we over iets anders
u 6 ®n" Laten we het bijvoorbeeld eens over jou hób-
hoe'l»* *^.cr nie^ op gebeld ben, dat Clifford Revel,
taaf hij ook mag zijn, de titel en de bezittingen
erft. zou ik graag een onderwerp willen bespreken, dat
mij den laatsten tijd heeft bezig gehouden. Ik bedoel
je huwelijk."
Lord Fane staarde zijn vader verbaasd aan.
„Mijn..."
„Ja, je huwelijk," hernam de markies. „Ik veronder
stel ten minste, dat je nog niet getrouwd bent."
Lord Fane lachte hartelijk. „Nee, daar heb ik nog niet
aan gedacht"
„Dat is toch niet verstandig," vervolgde de markies.
„Ik trouwde, toen ik twintig jaar was en jij bent nu al
vier en twintig. En lis ik zeg, als je toch besloten
bent je nek te breken, zou het een zekere troost voor
me zijn, ais je een zoon en erfgenaam naliet. Ik zou
graag wilen, dat je hier eens over nadacht."
„Goed, ik zal het doen," zei zijn zoon, terwijl hij op
stond. t
„Dank je," antwoordde de markies. „Ga je weg? Ik
hoop niet, dat ik je opgehouden heb. Ik vrees, dat je het
hier tamelijk vervelend zult vinden. Doe me het genoe
gen om jc eigen wenschen niet op te offeren aan je
kinderplicht"
„O, ik zou hier graag een tijdje willen blijven, als u
er niets op tegen hebt," antwoordde zijn zoon blozend.
„Natuurlijk heb ik er niets op tegen", riep de markies
verrast uit. „Als ik me goed voel, zal ik gaarne van je
gezelschap genieten."
Na deze woorden verliet Lord Fane het vertrek.
HOOFDSTUK IIL
Enkele uren voordat Lord Fane Lela in de porselein-
kamer ontdekt had, scheen de Abbey weinig aantrek
kingskracht voor hem te bezitten. Nu besloot hij minst-
tens nog een paar weken op zijn voorvaderlijk kasteel
door te brengen. Hij begaf zich naar de stallen, en koos
een vurige Iersche merrie uit. Hij reed door het park
en over de uitgestrekte landerijen van de Farintoshbe-
zitttng. Dit alles zou hem of zijn verre neef Clifford
Revel toebehooren; zijn neef zou dit alles krijgen, als hij
ongetrouwd stierf. Misschien had de markies hem nog
niet zoo'n slechten raad gegeven. Maar waar moest hij
een vrouw zoeken? Plotseling versoheen voor zijn oogen
het visioen van een meisje met groote, bruine oogen
en het bloed stroomde hem naar het gelaat. Toen schud
de hij beschaamd het hoofd; het leek hem heiligsschennis
toe om de gedachte aan een huwelijk te verbinden met
dit onschuldige kind.
Hij vroeg zich af, of de markies haar kende; plotseling
bekroop hem de vrees, dat hij haar zou ontdekken en de
oude man het meisje zou wegsturen. Toen hij het voor
plein weer opreed, zag hij tot zijn verbazing, dat de
wijzers van de klok zes uur aanwezen, den tijd, waarop
hij zou dineeren.
Na zijn eenzaam diner begaf hij zich naar de biblio
theek, toen hij een meisje hoorde zingen. Hij herkende
de stem onmiddellijk, hoewel Lela dien morgen niet ge-
zongen had. Hij zag haar niet, maar begreep, dat ze zich
in een van de kamers boven de bibliotheek bevond.
Vreezend, dat ze hem zou opmerken en haar gezang zou
staken, leunde hij tegen den muur. Jaren later kon hij
zich het eenvoudige liedje nog herinneren. Hij liep
naar het raam en stond voor haar.
„Stoor ik?" vroeg hij bedeesd. „Ik hoorde u zingen
en ik kon niet weggaan."
Ze antwoordde niet onmiddellijk, maar keek vanuit het
raam op hem neer, alsof ze zich verbaasde over de ver
andering in zijn uiterlijk.
„Ik zong voor mijn grootvader, maar nu is hij in slaap
gevallen. Dus u bent nog niet vertrokken?"
„Nee, nog niet", antwoordde hij.
Ze glimlachte en boog zich voorover om een roos te
plukken. „Grootvader had gehoord, dat u vanavond weg
zou gaan."
„Ik blijf hier voorloopig nog."
Lord Fane wierp een blik in de kamer en zag den
bibliothecaris in een armstoel zitten.
„Ik zal hem niet wakker maken," mompelde hij.
„Dacht u, dat ik weg was gegaan. Dat was ook mijn
plan."
„O, ja," antwoordde ze. „Waarom bent u dan geble
ven?"
Hij keek een oogenblik naar het puntje van zijn sigaar
Zou hij vertellen, dat hij om haar Nee, dat zou niet
verstaaldig zijn.
„Och, ik, eh ik ben hier zoo lang niet geweest,"
zei hü.
„Ja, dat is zoo. Waar gaat u hierna heen?"
„Naar Londen," antwoordde hij vol vuur. „Bent u wel
eens in Londen geweest?
„Neen."
„Niet? Wat zou ik het u graag eens laten zien! Het
is een prachtige stad. Bent u wel eens in een schouw
burg geweest?"
„Neen, maar ik geloof, dat het buiten toch het mooi
ste is", zei ze met een grappig vertoon van koppigheid.
„Dan maakt u zeker veel wandelingen?" vroeg hij.
„Ja, grootvader en ik wandelen vaak in het park."
„In het park," riep hij uit. „Dat is niets! Ik bedoel
de heuvels en de valleien."
„Ik ben nooit buiten het park geweest."
„Wilt u dan" hij aarzelde een oogenblik „eens
met mij meegaan?"
„Met u? Waarheen?"
„Ik wou morgen gaan rijden. Er staat een brikje in
de stal. dat niemand ooit gebruikt. We zouden een prach
tige rit kunnen maken. U gaat toch mee. niet?"
Ze keek hem weifelend aan. „Als grootvader het
goedvindt," zei ze ten slotte.
Hiermee moest de jongeman tevreden zijn. „U moet
beslist meegaan," riep hij uit.
„St... st...! U hebt grootvader wakker gemaakt. Ik
moet nu gaan. Goeden nacht, Lord Fane!"
„Goeden nacht!" zei hij, terwijl hij haar hand greep
en de zachte vingers in de zijne nam. „Tot ziens. Ik
kom u morgenochtend halen."
„Ja, goeden nacht." Ze keerde zich om en ging heen.
Hij keek een oogenblik naar het raam; toen viel zijn
oog op de roos, die ze op de vensterbank gelegd had,
toen ze hem de hand gaf.
Hij greep haar en drukte zijn hand op de roode bloem.
HOOFDSTUK IV.
Op hetzelfde oogenblik, dat Lord Fane en Lela bij het
raam van de Abbey stonden, leunde Clifford tegen de
muur van Mevrouw Drayton's eetkamer in Mayfair.
Mevrouw Drayton en haar dochter waren bekende
personen in de uitgaande wereld. Niemand wist pre
cies, wie Mevrouw Drayton was en niemand stelde er
eenig belang in, sinds een prins uit een regeerend huis
op een bal verzocht had voorgesteld te worden aan „die
dame in het goud. Deze dame was Mevrouw
Drayton's dochter, en vanaf dat oogenblik was haar
succes verzekerd. Men haastte zich de beide dames uit-
noodigingen te zenden voor bals en partijen.
Dezen avond gaf Mevrouw Drayton een zeer exclusieve
partij, en in de kleine kamers bevond zich een uitge
lezen gezelschap.
Mevrouw Drayton onderhield zich met haar^gasten.
Clifford Revel. die ook uitgenoodigd was. stond in
een hoek van de danszaal, terwijl zijn donkere oogen
op de dansenden gericht waren. Hij scheen echter nie
mand anders te zien dan Edith Drayton. Zij was dan
ook een buitengewoon mooi meisje met haar groote,
donker eoogen en haar ravenzwart haar. Ze danste met
een graafé, die evenveel van dansen kende als een beer
op sokken; toen zij de bewinglooze gestalte genaderd
waren, scheurde Edith klaarblijkelijk haar japon; ze
bleef tenminste staan en riep uit: „O, Lord Cavendale,
ik moet onmiddellijk een speld hebben."
„Ik zal er een voor u halen."
„Graag," antwoordde ze. Toen hij verdwenen was.
wendde ze zich tot Clifford Revel. „Waarom danst u niet
meneer Revel?" vroeg ze. „U hebt toch geen scheur in
uw kleeren?"
„Nee, ik heb geen scheur in mijn kleeren," stemde
hij toe.
„U beantwoordt mijn vraag niet," zei ze glimlachend.
„Ik dacht, er juist over na, of u graag zou willen, dat
ik u antwoordde. Ik bedoel naar waarheid."
„Natuurlijk." antwoordde ze, terwijl ze haar oogen
opsloeg. „Naar waarheid alstublieft."
„Nu," hernam hij langzaam, „ik dans niet, omdat ik
maar met éen dame wil dansen, en ik ben me heel
goed bewust, dat ik bij haar volstrekt geen kans ha*."
„Bedoelt u mij?" vroeg ze eenvoudig.
„Ja," erkende- hij.
(Wordt vervolgd).