Scbager Courant
Raad
Anna Paulowna.
EEN DAPPER MEISJE
Aspirin
Vijfde Blad.
tand. Ruitersport
jD e d e r 1 a n d.
Zaterdag 27 Februari 1932.
75ste Jaargang. No. 9028
VIJFDE nationale büiterdag, te utrecht,
op 24 februari jx.
Voor de vijfde maal hield de Ned. Fed. van L. R.
^•groote algemeene jaarvergadering In het Jaarbeurs-
jétuw te Utrecht. Aardig blyft 't, eenigen tijd voor
j aanvang reeds aanwezig te zijn, om dan de afge-
j jpidigden, oude bekenden uit alle deelen van 't land,
1 11 rien verschijnen. Begroetingen hebben plaats, kennis-
dingen vernieuwd of gemaakt, bijzonderheden uit
^rlge jaren opgehaald. Er heerscht een opgewekten
geest, maar het is ook een ruiterbijeenkom s t.
Te ongeveer elf uur komt hieraan een einde; lang
zamerhand verdwijnt de een na den ander naar de
groote vergaderzaal van het Jaarbeursgebouw, dezelfde
waar vorig jaar de Ned. Fed. het lustrumjaar inzette.
Weldra klinkt het openingswoord van den voorzitter
der Fed., Jhr. Coehoorn van Sminia, die alle aanwezigen
een woord van welkom toeroept op deze 5e algemeene
TBrgaderlng. In 't bijzonder de afgevaardigden van de
tnlsterie's, van de Stamboeken, van den Kon. Hipp.
Éport Bond, de heeren Brand, Hoboken, Maarjingh, de
rantrale Pers- en Propaganda-Commlssie.
Spr. memoreert in zijn openingswoord het jaar der
Land. Ruitersport 1931, het succesvolle slagen der groo
te Estafette door Nederland, met het overreiken der
oorkonde aan H. M. de Koningin te Den Haag. De na
druk wordt gelegd op de grootste demonstratie van
Land. Ruiters in het Stadion in September, waar dui
zenden menschen de bewegingen van de Land. Ruiters
hebben aanschouwd. Wij kunnen niet anders dan zeer
tevreden zijn over de resultaten, die de organisatie in
de afgeloopen jaren heeft tot stand gebracht. Spr. ver
leekt do aanwezigen het Wilhelmus mede te zingen, wat
door allen staande wordt mede gezongen.
Hierop vervolgt spr. zijn rede en brengt den huldigen
toestand in den landbouw, de algemeene inzinking over
't geheele platteland naar voren. Door een Inkrimping
onzer uitgaven en sobere levenswijze moeten wij trach
ten aan deze depressie het hoofd te bieden, althans ons
probeeren staande te houden. Als wij de toestanden ln
wereld volgen, dan komen wij tot het besef dat nog
iteeds bergafwaarts wordt gemarcheerd, het platteland
Rteds meer ln 't gedrang wordt gebracht. Wij zijn
echter ruiters en ruiters moeten naar onze rulter-leuze
j uorwaarts rijden en voorwaarts zien; hindernissen zijn
k om overwonnen te worden. Dit kunnen wij doen
j èoor de oogen open en het verstand wakker te houden.
deze hindernissen langzamerhand tot bergen
<jffroeid, doch dat neemt niet weg dat wij moeten
l^ven strijden voor ons platteland. Op alle manleren
dis binnen ons bereik liggen, moeten wij probeeren uit
den put te komen. Het rp o e t anders worden en gij allen,
ruiters van onze Fed.. moet hieraan mede werken en
het voorbeeld geven. Reeds vele malen heeft, ons Hol-
landsche volk blijk gegeven in vroeger jaren, energie
en wilskracht te betitten- toont nu, dat gij waardige af
stammelingen hiervan zijt. Spr. besluit zijn rede door
allen te verzoeken het lied dat zoo mooi de vroegere
daden van ons volk weerlegt, mede te zingen:
Kent gij het land, der zee ontrukt.
Door den arbeid van een voorgeslacht.
Dat nooit verwonnen heeft gebukt.
Of 't hief zich op met grooter kracht,
Dat land, bekend aan 't verste strand,
Is 't ons zoo dierbaar Nederla n d.
De secretaris, de heer Slob, leest hierop een telegram
van verhindering vóór van de afvaardigde uit Zeeland,
die mededeelde, dat de ruitersport ook in Zeeland meer
baan gaat breken en nog drie Rijvereen. „in de maak"
lijn. Applaus.
Wordt overgegaan tot voorlezing notulen door den
Secretaris, van de vorige algemeene vergadering, die
bonder op- of aanmerking onder dankzegging worden
goedgekeurd.
Volgt overzicht en verslag werkzaamheden afgeloo
pen jaar. Gememoreerd worden de reeds genoemde Es-
tafetterit, en de Stadion-dagen in Sept., de geweldige
reclame-campagne die is gevoerd door middel van aan
plakbiljetten, sluitzegels, briefkaarten, boekwerkjes; het
F E V 1 T. 1 F. T O N
Naar hei Engelscli van
CH. GARVICE.
Ze keek hem aan. „Weet U, waar we nu zijn?" vroeg
ze kinderlijk-begeerig.
„Nee, of het moest de molen zijn."
„Het is de molen. Sluit Uw oogen en geef mij Uw
hand," verzocht ze hem
Hij gehoorzaamde.
„U mag niet kijken, voor ik het zeg! Onthoud goed,
wat U het laatst gezien hebt."
Toen leidde ze hem langs een kronkelpaadje, dat op
een open plek uitkwam, waar de molen stond: „Doe nu
Uw oogen open!"
..Wat prachtig!" riep hij uit. „Het is net een decor
in een tooneelstuk. Ik herinner me deze plaats nu ook
wel. Laten we op deze bank gaan zitten. „Maar hij
zweeg plotseling.
..Wat is er?" vroeg ze,
■•Ik heb een ontzettenden Hbnger", verklaarde hij.
.Zouden we ln den molen iets kunnen krijgen? Laten
we maar eens zien."
Ze liepen naar de deur; de molenaar herkende Lela
en bkte tegen zijn pet.
„Goeden morgen", zei Lord Fane. „Kunt U ons—"
Hij zweeg, begon te lachen en keek naar de molen.
»Uw molen is wel heel aardig, maar als ik mijn zin kreeg,
zou ik er een herberg van laten maken."
..Ik zal de vrouw even roepen, meneer", zei de molenaar
lachend. Hij riep iets naar boven, waarna een vriende-
uke vrouw in landelijke kleederdracht verscheen, die
aastig haar handen aan haar schort afveegde.
..Juffrouw Temple en deze meneeT lusten wel een
8 ukje, Mary", zei de molenaar.
De vrouw kreeg een kleur en stootte hem verwijtend
JW- „Zie je dan niet, dat het Lord Fane is?" fluisterde
De man greep naar zijn pet, maar de jeugdige lord
62011 hartelijk te lachen. „U hebt zeker een goed geheu
ledental dat gestegen Is van de 50 tot de 70 vereenfgfn-
gen: het groote werk der Centrale Pers- en Propagan-
da-Commissie. Een stevig verband kwam tusschen de
Ned. Fed. en het Warmbloed-paardenstamboek tot stand.
De administratie van het Fed. bureau kreeg een beter
beloop doordat de functies van secretaris en penning
meester in dezelfde hand overgingen. Doelmatige rul-
terkleedlng vond haar weg. Het populaire ruiter-tooneel-
stuk beleefde zijn 25ste opvoering. De eere-voorzitter,
Mr. A. Slob, hield over den Huizer zender een rede, op
de Land. Ruitersport betrekking hebbende. Het vaste
idéé, dat door Ind. Dr. Pr. de dressuur hooger zal
worden opgevoerd, vond hij onderscheidene afd. reeds
ingang. Spr. brengt dank aan allen die hieraan hebben
medegewerkt en eindigt met den wensch, dat het die
genen nog lang gegeven zal zijn, de ruitersport te steu
nen. tot heil van 't boerenpaard, tot heil van 't platte
land. Applaus.
Voorzitter brengt dank aan secretaris voor de keurige
weergave en geeft 't woord aan Mr. J. C. V. Melschke,
die namens de C.P.PC. verslag geeft van de werkzaam
heden door hen gedaan. Spr. zou het toejuichen als 't
rijden van den bok met 2. 4 en 6 spannen in de toe
komst werd beoefend. Zeer aardige nummers zouden
hiervan gemaakt kunnen worden op de a.s. Concoursen.
Volgt werkplan 1932.
De heer Colder, kring Zuid-Holland, wijst op *t uni
form. en de a.s. inspectle's. Spr. noemt e.a. niet gewensebt
en waarschuwt de federatie om op deze beide zaken
geen pressie uit te oefenen.
Voorzitter antwoordt, dat 't uniform niet van Fed.
bestuur is uitgegaan. Verschillende afd. hebben echter
hierop aangedrongen en den heer secr. om advies ge
vraagd. wat betreft het houden van inspectie's. deze
worden niet opgelegd, doch van 't aanbod kunnen des
betreffende L. R. hiervan gebruik maken om zoodoende
op een lijn te werken met andere L. R.
De heer Colder ls blij dit van het hoofdbestuur te
hooren mededeelen.
Hierna heeft de voorgestelde in- en verkoopcentrale,
vanwege het Fed. bureau het een oogenblik zwaar te
verantwoorden; er wordt geprotesteerd dat door deze
centrale de bona-fido paardcnhandelaars als ook ver
schillende stamboek organisaties in 't gedrang zullen
komen. Van het hoofdbestuur wordt echter medegedeeld
dat men niet verplicht is over deze centrale te in- of
verkoopen. De een oogenblik rimpelige oppervlakte wordt
weer effen.
Nog eenlge kleine voorstellen worden besproken.
Hierna krijgt de afgevaardigde van 't ministerie van
landbouw 't woord. In een zeer kernachtige rede. die
aandachtig wordt aangehoord, zegt spr., dat juist de
landelijke ruitersport hem bijzonder sympathiek is. Veel
van het landelijk cachet is in de laatste jaren verloren
gegaan. Met de eenvoudige genoegens is door velen geen
genoegen genomen de oude traditle's zijn verloren ge
gaan en daarmede voor een deel zijn hechte eenheid.
Dat 't de landelijke ruiters gelukt deze teloor gedane
eenheid weder te herstellen, althans in hunne organisa
tie zal bewaren. (Applaus).
Volgt door den secretaris-penningmeester overzicht
der boeken over 1931. Spr. verzoekt de secretariaten
voortaan voor 't overmaken van posten het gironummer
der Fed. te gebruiken. Nog wordt door sommigen dit
nagelaten.
Een lid der commissie tot nazien der rekening over
1931, spreekt hier -zijn groote tevredenheid over uit en
stelt voor den penningmeester voor het gehouden be
heer te deohargeeren.
Bij punt 7^ finantieel werkplan 1932, stelt de afge
vaardigde van den kring Noord-Holland voor, de ver
goeding van den secretaris-penningmeester belangrijk te
verhoogen en deze op de leden te verhalen. Tevens stelt
spr. voor van te houden demonstraties van L. R. b.v.
op naburige plaatsen. 10 pet. van de bruto ontvangst
af te dragen aan het Fed. bureau.
De vergadering voelt blijkbaar voor beide punten geen
interesse. Na eenigo discussie over deze punten heeft
het voorstel Noord-Holland, althans voor dit jaar, zijp
„natuurlijken dood" gestorven. Meer succes heeft de
volgende bestuursverklarlng, waar met acclamatie in de
vacature Addens wordt voorzien door Mr. J. Linhorst
Homan, terwijl de bestuursleden de heeren Keppel, Hes-
selink en A. D. v. Buuren worden herkozen.
Bij 't uitreiken der onderscheidingen krijgen de hee
ren van Hoboken. J. Stok. Mr. J. C. V. Meischke. de
Hartog. de oorkonde van verdienste, allen leden der
C.P.P.C.
Hierna worden aan 49 leden van Land. Rijv. een di
ploma uitgereikt, allen geslaagd zijnde voor het examen
der Gr. Vr. Proef 28.
Het voorstel om het presentiegeld van hoofdbestuurs-
en commissie-leden te verhoogen van f 2.50 op f 5. wordt
algemeen goedgekeurd.
Besloten wordt adhaesie te betuigen aan het plan van
den A.N.W.B. betrekking hebbende op 't paard en de
hedendaagsche wegenaanleg. De wegen worden meer en
meer ingericht, speciaal voor motortractie en aan 't
paard aangespannen als onder 't zadel wordt niet meer
gedacht. De A.N.W.B. gesteund door tal van organisa
ties -wil protesteeren verbetering te brengen in deze op
sommige plaatsen in ons land onhoudbare toestanden.
Niets meer te behandelen zijnde, neemt Voorzitter het
woord en dankt de aanwezigen voor de zeer prettige
besprekingen, die ditmaal wel een zeer vlot verloop had
den. en hoopt, dat het beslotene van dien aard moge
zijn geweest dat zij rijke vrucht zullen dragen in de
toekomst. Hiermede sluit Voorzitter, Jhr. Coehoorn van
Sminia dezen 5en algemeenen Nationalen Ruiterdag.
Vm.
gen, of ik ben niet veel gegroeid. Ik ben hier in geen
jaren geweest"
„Ik herkende U onmiddellijk mylord", zei de vrouw
eerbiedig. „John, haal eens een paar stoelen."
Maar Lord Fane legde haar met een handbeweging het
zwijgen op. „Nee, nee, als U Iets voor ons te eten hebt.
zullen we het hier op de bank gebruiken. We willen
U geen moeite veroorzaken."
De vrouw haastte zich weg en kwam terug met brood
en boter. „Haal een kan cider, John" fluisterde ze haar
man toe. De molenaar gehoorzaamde en bracht een kan
met een paar glazen mee.
„Het spijt mij dat ik u niets anders aan kan bieden,
mylord", zei ze verontschuldigend.
„Het ziet er heerlijk uit", antwoordde Lord Fane.
Toen zij hun maal beëindigd hadden, stak de jongeman
een cigaret aan en staarde droomerig naar de fraaie om
geving. Plotseling zei hij:
„Vertelt u me eens iets over uw schooltijd. Ik heb ook
alles verteld."
„Ik heb niets te vertellen. Het was een meisjesschool
en er gebeurde niets bijzonders. Ik vond het er heel
prettig. Ik had er veel vriendinnnen."
Hij knikte. „Ik had niet veel vrienden op school," zei
hij. „De eenige man, waar ik iets om gaf, was Clifford
Revel. Hij is mijn achterneef, zooals U wel weten zult.
Een geweldig knappe jongen; juist het tegenovergestelde
van mij. Ik houd veel van hem."
„Hij komt hier nooit, hè?" vroeg ze.
„Nee, de oude heer en hij kunnen niet goed met elkaar
opschieten. Hoewel ze zoo nauw verwant zijn, koesteren
ze een grondige antipathie tegen elkaar. Maar vertelt
U me eens iets over uw vriendinnen.,,
„O, daar is niet veel van te vertellen. Er was één meis
je, dat heel knap en mooi was. Ze had een donker uiter
lijk en een ivoorblank gezicht en pikzwarte oogen. Ze
erfde, geloof ik, een vermogen van een oom, en is toen
weggegaan .Het was ccn heel knap meisje."
„Hebt u haar daarna nooit meer gezien?"
„Jawel, ze is nog eens bij ons geweest ze kwam in
een prachtige auto en ze was rijk gekleed, maar ik vond
niet. dat ze er gelukkig uitzag. Ik zou wel eens willen
weten plotseling zweeg ze.
„Wat zou u willen weten?" vroeg hij.
„Of u haar wel eens ontmoet hebt"
„Ik denk het niet", antwoordde hij. „Ik herinner mij
niet dat ik ooit zoo'n knap meisje gezien heb. Ik zou
haar toch niet knap gevonden hebben ik houd niet
Voor do dorde maal in deze maand kwam de Raad
op Donderdag 25 Februari 1932 bijeen.
Alle leden zijn aanwezig.
Voorzitter de heer G. J. Lovink. burgemeester,
secretaris de heer C. Keijzer.
Na opening volgt voorlezing van de notulen, die
onveranderd worden vastgesteld, onder dankzegging
aan den secretaris.
De heer Kuiken vraagt of de menschen bericht
hebben gekregen dat zij kunstmest kunnen bestellen.
De heer Lubbert deelt mede, dat dit bericht is ver
zonden en dat de menschen vandaag opgave moeten
inleveron van de hoeveelheid kunstmest die zij wen-
schen.
Medegedeeld wordt, dat Ged. Staten hebben goedge
keurd het besluit tot wijziging van het besluit t.ot
grondruil met den heer Abr. Dekker.
Met goedvinden van den Minister van Financiën
zullen voor den Raad in de commissie van beoordee
ling inzake de credietverleening aan de bollenkwee-
kers zitting nemen de heeren K. Keuris, wethouder en
D. Stammes, lid van den Raad.
De voorwaarden waaronder door het Rijk
wordt verleend voor de werkverschaffing.
De Voorzitter zegt dat zooals bekend, B. en W. zich
op 25 Januari 1932 tot het Rijk en Ged. Staten hebben
gewend met het verzoek subsidio te mogen ontvan
gen voor de werkverschaffing.
Naar aanleiding van dit verzoek is van het Mi
nisterie van Binnenlandsche Zaken en Landbouw be
richt ingekomen, dat de Minister bereid is voor de
volgende werken:
a. verharden en aanbrengen van een teerdek plein
bij het Raadhuis;
b. inrichting plein en parkeerplaats van een ter
rein bij de bloembollenveiling en o. 1. school II;
c. maken en inrichten plein voor de nieuw gebouw
de R.K. kerk te Breezand en verbreeding van den
Meerweg vanaf Zwarten weg tot vóór de pastorie dier
kerk;
d. vorbreeding nieuwen Meerweg;
e. dempen van slooten langs Zwartenweg en Ver
lengden Meerweg,
een nader vast te stellen subsidio toe te zeggen in
de Iconen, uit te betalen aan daarbij te plaatsen werk-
loozen, alsmede eenzelfde percentage in de kosten der
te plakken rentezegels en het regenverlet.
De voorwaarden.
Aan deze toezegging, welke o.m. inhoudt, dat het
werk genoemd onder d (Nieuwe Meerweg) met kip
karren enz. wordt uitgevoerd, worden de volgende
voorwaarden verbonden:
lo. Alleen werklooze hoofden van gezinnen en kost
winners (één uit een gezin) mogen worden tewerkge
steld.
2o. Er zal zooveel mogelijk in accoord moeten wor
den gewerkt, tegen oen zoodanig loon, dat bij flink
werken gemiddeld f 0.30 per uur kan worden ver
diend.
3o. Bij verzuim wegens regen mogen de eerste drie
uren per week niet worden vergoed, de volgende re
genuren met 25 cent.
4o. Het algemeen toezicht op de werkverschaf
fing dient door u te worden opgedragen aan de Ne-
derlandsche Heidemaatschappij te Arnhem. De daar
uit voortvloeiende kosten dragen Rijk en gemeente
elk voor de helft
De dagelijksche leiding van de werkzaamheden kan
bij Uw personeel berusten.
5o. De premie, welke verschuldigd is ingevolge de
Ziektewet, moet voor twee procent op de arbeiders
worden verhaald. Het Rijk draagt in het resteeren-
do deel niet bij.
6o. Declaraties gelieve u na afloop van iedere
maand, vergezeld van de origineele- of gewaarmerkte
afschriften van loonlijsten, waarop de tewerkgestel-
den voor ontvangst geteekend hebben, bij mijn De
partement in te dienen.
ïeo—
Lel op den oranje band en het Bayerkruls. Prijs 75 ets.
van die soort schoonheid."
„Nee. waar houd U dan van?" vroeg ze onschuldig,
zonder te beseffen, hoe bekoorlijk ze zelf was.
„Ik houd van een meisje met bruin haar en zachte,
bruine oogen. Ik houd niet van zoon gezicht, ik vind,
dat een meisje wat kleur moet hebben, zooals de binnen
kant van de schelpen, die langs de beek liggen."
Ze knikte peinzend. Hij had haar tamelijk nauwkeu
rig beschreven, maar ze had het in haar onschuld niet
opgemerkt
,U beschrijft juist het tegenovergestelde van Edith
Drayton!" riep het meisje uit
„Wie is dat?" vroeg hij.
„Dat meisje van mijn school. Weet u niet meer?"
„Jawel." antwoordde hij. „Heet ze Edith Drayton?"
„Ja. Hebt u haar nooit ontmoet?"
„Nee. maar lk herinner me haar naam wel. Ik geloof,
dat lk mijn neef Clifford Revel wel eens over haar heb
hooren spreken."
Plotseling keek Lela op. „Hebben we hier niet erg
lang gezeten?" vroeg ze, terwijl een blos haar wangen
kleurde.
,11c weet het niet", zei hij, terwijl hij met tegenzin
opstond, „maar ik vond het heel prettig."
Toen wandelden ze langzaam naar de molen terug oan
den molenaar en zijn vrouw goedendag te zeggen.
hopfdstuk vi.
„Laten we langs de beek gaan, als dat de langste weg
is", zei Lord Fane, en sloeg zichtbaar vergenoegd het
pad langs het water in. Zij liepen enkele minuten zwij
gend naast elkaar. Toen traohtte Lord Fane haar be
langstelling te wekken door haar over zijn leven in Lon
den te vertellen.
Woont u alleen?" vroeg ze, toen hij een oogenblik
zweeg.
„Ja, heelemaal alleen. Ik heb natuurlijk een bediende.
Mijn kamers zijn ln het Westelijk deel van de stad, dicht
bij de clubs. Daar ben ik het meeste. Ik dineer er altijd.
Mijn kamers zijn vreeselijk saai. Ik ben altijd blij, als
ik er uit ben. Verbeeld u, ik ontbijt altyd heelemaal al
leen, ik heb niemand om mee te praten. Soms komt mijn
neef Clifford Revel op weg naar zijn kantoor binnen
vallen, en anders moet ik me met de krant vermaken.
Na het ontbijt rijd ik altijd een poosje. Daarna kom ik
weer op mijn kamers terug en ga in de club lunchen;
en dan ga ik weer rijden; soms ontmoet ik menschen, die
Deze toezegging, welke ingaat., nadat, via de inspec
tie te Koedijk bericht zal zijn ontvangen dat de Raad
het subsidie onder de gestelde voorwaarden wenscht
te aanvaarden en dat de Raad bereid is, de verkla
ring bedoeld in den hierna volgenden brief af te
leggen, wordt ."uorioopig van kracht verklaard tot
en met 26 Maart 1932.
Wat de Minister dan verder schrijft.
Opdat, duidelijk blijke hoe de Regeering het vraag
stuk van de werkloozenzorg ziet, acht de Minister
zich verplicht, eenige opmerkingen van algemeenen
aard hierbij ter kennis te brengen.
Ik behoef L'. schrijft de Minister, niet uiteen te
zetten, hoe hoogst ernstig de tijden zijn. Er wordt
thans van de Overheid hei uiterste gevergd, om met
wijs beleid datgene te doen en te laten, wat, in over
eenstemming met bare verantwoordelijkheid, ge-
wenscht en toelaatbaar is. Het is niet alleen de zorg
voor de financiën van Staat en gemeente, welke
dwingt deze gedragslijn te volgen, doch ook en voor
al cle overtuiging, dat het de plicht is van de Over
heid, om het zoo onontbeerlijke herstel van het be
drijfsleven te bevorderen. Aanpassing van ons ge*
heele leven aan de verminderdo welvaart is, zie ib
het goed. onvermijdelijk. Wijs beleid zal zijn, dat et*
alles op wordt gezet, dit herstel mogelijk te maker»
en niets te doen wat in verkeerde richting werkt.
U zult het ongetwijfeld met mij eens zijn, dat het
ook de werkloozenzorg is. welke in deze tijden veel
ertoe kan bijdragen, of ontwikkeling van het maat
schappelijke leven in juist, dan wel in verkeerd*
richting wordt gestuwd.
Het zijn deze leidende beginselen welke voorop
moeten staan bij eiken maatregel op het gebied vat»
de werkloosheidszorg, zoowei bij de reeds bestaande,
als bij die, waarvan de invoering overwogen wordt.
Ga ik er dan ook toe over Uwe gemeente subsidie
te verleenen, dan geschiedt dit onder de nadrukke
lijke voorwaarde, dat er voortaan tusschen Uwe ge
meente en mijn Departement een nauw contact
moet bestaan ten aanzien van alles wat de werkloo
zenzorg in den breeden zin van het woord ik doel
hier dus niet het minst op voorzieningen, welke
door aan U rekenplichtige corporaties, zooals Bur
gerlijke Armbesturen, Diensten voor Maatschappe
lijk Hulpbetoon, enz. worden getroffen betreft. Uw
college dient zich daarom alvorens ik mijne defini
tieve toezegging doe. schriftelijk tegenover mij to
verbinden, geen enkelen maatregel als hierbeuoeld
in te voeren of te laten invoeren, vóórdat U zich er
van overtuigd heeft, hoe de Regeering tegenover de
te nemen voorziening staat. Bestaat er bij de Regee
ring tegen het voorgestelde plan bedenking, dan i^-
ken ik er op, dat niet tot invoering ervan wordt
overgegaan, ook niet door corporaties als hiervoren
genoemd. Wordt echter wel tot invoering overgegaan,
dan zal in den regel de subsidietoezegging worden
ingetrokken.
ik stel mij voor, mij door een regelmatig toezicht
er van te overtuigen, hoe de werkloozenzorg in Uwe
gemeente wordt toegepast.
Zoodra ik van U de bovenbedoelde schriftelijke
verklaring zal hebben ontvangen, zal U mijne defi
nitieve beslissing worden medegedeeld.
De Voorzitter zegt. dat behalve de genoemde wer
ken, nog meerdere werken zijn opgenomen en wan
neer de door den Minister genoemde werken niet
voldoende mochten zijn, voor de bestrijding van de
werkloosheid, dan verwacht spr., dat ook voor die
meerdere werken wel steun zal worden verkregen.
Uit de voorwaarden blijkt wel, dat waar de ge
meente vroeger op het voor de werkverschaffing
vastgestelde loon wel een toeslag heeft gegeven, dit
thans niet meer mogelijk is, tenzij de Minister daar
voor zijn toestemming geeft.
Wel gelooft spr., dat de Minister zal goedvinden
dat er 55 uren per week wordt gewerkt, zoodat dar»
toch een loon van f 16.50 per week wordt verkregen.
Zeker wreet spr. het echter niet en toen spr. er den
Inspecteur, burgemeester Kikkert naar vroeg, heeft
deze gezegd dat het hem niet bekend was dat het
niet mag. B. en W. stellen voor, de voorwaarden
door den Minister gesteld te aanvaarden en de hee
ren moeten er wel aan denken, dat het hier werk
verschaffing betreft.
De heer Smit vraagt, of als in accoord wordt ge
werkt, en het loon is 30 cent, of je dan juist nog 48
uren moet werken, ook al kan men binnen dien tijd
aan het loon toekomen. In de tweede plaats kan spr.
niet sympathiseeren met de bepaling dat het alge
meen toezicht door de Ned. Heidemaatschappij moet
geschieden. Deze maatschappij heeft niet zoo'u
schoonklinkende naam tegenover de arbeidersklas
se en spr. dacht dat het toezicht op de werken hier
vrij aardig was geregeld en zooals meerdere malen
wordt gehoord, houdt, de Ned. Heidemaatschappij in
de Wieringermeer schoftig huis. Spr. vindt het niet
noodig dat dusdanige heeren ook hier de arboiders
jagen.
De heer Dekker zegt, dat uit deze voorwaarden
weer de bedoeling blijkt loondruk en nog eens loon-
druk. Het levenspeil van de arbeiders zal en moet
omlaag, dat bowijzen deze voorwaarden, voorwaar
den, die voor spr. niet onverwachts komen, omdat
ze passen in het stelsel der regeering. Het zal moei
lijk zijn om eraan te ontkomen en spr. zal zich dan
ook bepalen tot het uitspreken van een scherpe af
keuring over de houding die de regeering aanneemt.
Er is één bepaling, die van het toezicht aan de Hei
demaatschappij, waarvan spr. zou willen dat B. en
W. trachten er aan te ontkomen. Spr. acht dat toe-
me te eten vragen; anders ga ik naar een of ander»
schouwburg en dan naar bed. Het is verschrikkelijk saai
Ik haat dat leven. Ik houd van buiten."
„Maar hier is toch buiten? Waarom komt u dan niet
hier wonen?"
„Hier wonen? Omdat niemand het mij vraagt. Mijn
vader is ietwat zonderling. Ik ben hier in drie jaar niet
geweest en hij is er niet op gesteld, dat ik blijf."
„Waarom blijft u dan?" vroeg ze onschuldig.
„Och, eh, eh, omdat het zulk mooi weer is. Maar ik
blijft niet lang. Niemand kan ergens blijven, waar hij
niet welkom ls. Ik ga morgen weer weg."
„Morgen al", fluisterde ze.
„Ja. Ik vermoed, dat, als ik nog langer blijf, ik een
zachte wenk van Pdlmer krijg, dat mijn aanwezigheid
hier niet gewenscht is."
Wat akelig voor u", riep ze medelijdend uit. ,Jk dacht
altijd, dat rijke mensehen zoo gelukkig waren."
„Dan dacht u verkeerd," was alles wat hij zei.
Plotseling riep zij uit: „Ik hoor hier de rivier, we moe
ten oversteken. Lieve hemeL"
,Wat is er?" vroeg hij.
,De rivier is ontzettend gezwollen door de regens van
de vorige week. De overstapsteenen zullen wel niet meer
te zien zijn."
„De helft van de steenen is onder water. We moeten
terug."
Ze keek op haar horloge. „Terug? Dat zou veel te
veel tijd nemen. Grootvader zou doodelijk ongerust wor
den. We moeten er over."
„Maar u zult nat worden", protesteerde hij.
Ze lachte. „Daar is niets aan te doen. We moeten er
hier over."
„Geef me uw hand", zei hij.
Ze deinsde terug. „Het gaat niet, het is te diep."
„Ik zal u dragen", riep hij overmoedig.
„Nee," verweerde zij zich angstig. „Ik zal wel terug
gaan."
Dan zou het veel te laat worden en u kunt er ook
niet doorheen."
Hij greep haar om het middel en waadde met haar
door de beek. Hij voelde haar zachte hand om zijn hals
en hij wenschte bij zichzelf, dat de beek tot de Abbey
stroomde; maar tenslotte bereikte hij den oever. Hij zet
te zijn kostbare last echter niet dadelijk op den grond;
hy bleef een oogenblik staan om het waanzinnig ver
langen, om haar tegen zich aan te drukken en de zach
te, roode lippen te kussen, te beheerschen. Hij boog