VOOR onze jeuoD 1 DE TWEE LANDLOOPERS. KNIPPRENT MET HET GESTROOPTE KONIJN En een veldwachter die achter het net vischte. Sjef en Sjoerd waren twee landloopers van het bekende slag. Lompen en een ver sleten trui, in plaats vankleeren om hun knokige ledematen. Zij trokken altijd met hun tweeën door het land. Sjef dreef handel in veters, waarvan hij er altijd minstens een dozijn in voorraad had, ter wijl Sjoerd, die graag voor een .geletterd man doorging, een papierhandeltje dreef en een half dozijn mappen papier in zijn ;binnenzak meevoerde. Sjef en Sjoerd gedroegen zich zcoals het fatsoenlijke landloopers betaamt. Per dag werkten zij niet meer dan een uur of vier, in welken tijd zij hun kostje ophaalden, ponder dat in de meeste gevallen hun voor- het boutje boven het vuur te braden. Daar kwam Sjoerd aanstappn, een vroolijk wijsje fluitend. „En vroeg Sjef, „waar is de veldwach ter nu „In een boschje kreupelhout, waaruit hij zich niet meer los kon werken. Een half uur heeft hij gevolgd, doch ik deed niets, wat ik niet doen mocht. En nou het ko nijn Spoedig zaten Sjef en Sjoerd met hun tien geboden het konijn op te peuzelen. Na hun smulpartij hingen zij den ketel water boven het vuur, omdat een kopje thee na wild altijd zoo uitstekend smaakt, vol gens Sjef. raad handelswaren was verminderd. 's Zomers verkozen zij den blooten hemel als slaapplaats boven de meestal muffe logementen, waar zij voor een paar stuivers in den winter hun heil moesten zoeken. Dan werkten ze ook niet zoo hard als in den winter, want zomertijd is vacantietijd verkondigden zij. Dan zwierven zij graag door de bosschen en trachtten dan konijn tjes of haasjes te bemachtigen. Zij kenden de plekken, waar de stroopers hun strikken uitzetten en zorgden ervoor nog voordat de stroopers er bij waren, om een eventueel gevangen konijntje of haasje uit den strik te halen. Zelf strikken zetten deden zij nooit. Neen, zij waren eerlijke handelslieden in schoen- fournituren en papierwaren. Wat de wet verbood, daar waagden zij zich niet aan. Eens op een vroegen ochtend, doch later dan gewoonlijk, want zij hadden zich ver slapen, liepen zij door het bosch langs de strikken. Tot hun verwondering waren zij nog niet nagezien. Dit was toch de ge woonte niet van de stroopers, die meestal voor dag en dauw op stap gingen. Hun verwondering verdween spoedig toen zij achter een boschje een helm van een veld wachter ontdekten. „Ha", zei Sjoerd, „die wil ons eerlijke handelsreizigers probeeren te pakken. Maar dat zal hem niet lukken." „Heb je dat konijn niet gezien, daar in dien strik. Dat kunnen we nu niet mee nemen, dat is jammer." „Zou je denken Dat konijn is binnen anderhalf uur boven een houtvuurtje ge braden." „Hoe lap je 'm dat „Dat zal je zien", antwoordde Sjoerd. Behoedzaam sloop Sjoerd een heel andere richting in, dan waar het konijn lag. Hij deed of hij naar strikken zocht, maar de strikkem vermeed hij. De veldwachter volgde den kruipenden landlooper bijna op den voet. Sjef moest inwendig lachen toen hij dit tweetal zoo door de bosschen zag sluipen. Spoedig waren beiden uit het oog. Voor Sjef was het nu een kleine moeite om het ko nijn uit den strik te halen en te brengen naar de open plek achter de rots, waar zij meestal hun eten kookten en in een ouden ketel thee zetten. Sjef legde het vuur aan en spoedig hing In zalige rust lagen zij nog na te genie van hun maal, Sjoerd met zijn pijpje in den mond, toen zij plotseling boven den rotswand het hoofd van den veldwachter zagen verschijnen. „Wat moet dat daar beneden schreeuw de hij van zijn hooge ligplaats. .Rusten mijnheertje, en een kopje thee drinken." „En dat konijnenvel Wat heeft dat te beteekenen „Gekocht mijnheertje, voor een bont kraag op mijn winterjas, in den zomer zijn die velletjes goedkoop." „En die beentjes, die daar liggen „Hebben we gekregen om soep van te koken," zei Sjoerd onverstoord. Toen is de veldwachter maar weggegaan, wel begrijpende, dat de twee landloopers hem er tusschen hadden genomen. Nu vic' er niets meer te bewijzen en daarbij, moe der de vrouw zou wel met het eten wach ten, dat na de moeilijke sluippartij door het bosch best zou smaken. De klokkenpuzzle Hierboven geef ik jullie een voorbeeld hoe je een wijzerplaat van de klok, waarop Romeinsche cijfers staan, moet verdeelen, zoo, dat de som der cijfers precies gelijk is. Probeeren jullie nu zelf eens uit te vin den, tusschen welke cijfers men strepen moet zetten om de som der cijfers precies in drieën te verdeelen en in vieren. Ieder derde deel moet als som geven 26 en ieder vierde deel van de tweede opgave moet als som geven 20. Probeer nu eens een wijzerplaat met ge wone cijfers in vieren te verdeelen, zoo, dat de som van ieder vierde gedeelte 15 is. NEKKO SAN. De Japanners zijn heel erg beleefde men- schen. Zij spreken iedereen met mijnheer of mevrouw aan, zelfs de kinderen hun ouders en omgekeerd. Gaat een Japanner aan het werk, hetzij hij schildert, heel lijn houtsnijwerk verricht, of wat hij ook doet, dan zal hij eerst tegen zijn gereedschap pen heel beleefd spreken en hen vragen of zij zoo vriendelijk willen zijn hem te hel pen om zijn werk tot een waar kunstwerk te maken. Ook de vrouwen doen dat. Als deze bijvoorbeeld handwerken of naaien, ook dan vragen zij eerst aan haar naald en aan het handwerk en de zijde, waarmee zij werken, of die haar alsjeblieft willen helpen. Het merkwaardige daarvan is, dat zij vol liefde bezig zijn hetgeen zij onder handen hebben, waardoor zeer kostbare kunstwerken ontstaan. Zij zijn daardoor ook zeer voorzichtig met hetgeen zij ge bruiken en .dit uit zich het best in hun huizen, die niet zooals bij ons van steen en ijzer zijn, maar van papier, gestut met bamboëlatten. Dat is echter heelemaal geen bezwaar, want doordat de Japanners zoo voorzichtig zijn, gaat zoo'n huis toch heel lang mee. De menschen heeten heel dikwijls naar bloemen of vooral als de meisjes nog klein zijn, worden zij dikwijls zoo genoemd. Het meisje, waar ik t over zal hebben, heette Chrysanthemum en haar poes „Nekko San". Nekko beteekent in het Ja- pansch poes en „San" is meneer. Zij noem de dus haar poes niet meneer poes, maar poes meneer, of wel „Nekko San". Chrysanthemum, in de wandeling Chry- santh genoemd, was onafscheidelijk van haar „Nekko San" en vaak zag men de dikke poes rustig achter haar aanloopcn, als zij bij haar vriendinnetjes in de buurt op visite ging. Nu had zij van een mooie lap zijde, die Chrysanth van haar moeder had gekregen, een kussentje voor haar vriendje poes ge maakt en toen het heelemaal klaar was. riep zij aan de deur: „Nekko San", kom hier!" Maar hoe zij riep, „Nekko San" was onzichtbaar en bleef onzichtbaar. Zij zocht nu haar moeder op om haar te vragen cf zij de poes had gezien, maar deze schudde ontkennend haar hoofd. Het huilen stond Chrysanth nader dan het lachen, maar zij besloot al haar vriendinnen te gaan vra gen of zij soms Iets van hem afwisten. Een voor een werden zij ondervraagd, maar geen van allen konden zij haar ruststellen Heelemaal bedroefd ging Chry santh nu weer terug naar huis en vroeg haar moeder wat zij moest doen om haar lieve poesje terug te krijgen. Haar moeder wist het op het oogenblik ook niet, maar zoodra haar vader thuis kwam, zouden zij het hem vragen. Wellicht kon hij hier raad schaffen. Vol spanning wachtte zij nog den hee- len middag, want haar vader was lak- schilder en omdat er heelemaal geen stcf op de mooie tafeltjes en theebladen mocht komen, terwijl de lak er pas was opge bracht, roeide hij altijd met zijn bootje het meer op en werkte daar aan zijn bestellin gen. Tegen den avond, als hij bijna niet meer kon zien, kwam hij dan weer naar huis toe. Dadelijk viel Chrysanth hem om zijn hals en vroeg hem huilend wat zij moest doen, want haar lieve Nekko San was spoorloos verdwenen en niemand in de buurt wist waar hij was. Vader dacht eens een oogenblik na en beloofde toen zijn dochtertje naar de poli tie te gaan om te vragen of zij iets van Nekko San afwisten. Zoo moe als vader was, dadelijk na het eten ging hij op weg en bij het politiebureau gekomen vroeg hij of er soms een verdwaalde poes binnen was gebracht. En ja, werkelijk, een der agenten vertel de dat er een kleine jongen was geweest met een poes, die heelemaal van streek was van de angst. Hij had over de straat loopen wandelen, toen er opeens een groote hond naar hem toekwam, die zich op het niets vermoedende dierp wierp, en hem zeker verscheurd zou hebben, als de kleine lon gen niet juist langs was gekomen. Hij had de hond een klap gegeven, zoodat deze nog DE FIETSTOCHT VAN JANTJE. Jantje is een Amerikaansche Jongen en die zien tegen geen lange fietstochten op. Hij wilde in de vacantie eens een tocht maken van Los Angeles naar New-York; beide plaatsen kun je op de atlas vinden, en dan zie je, dat het een heel eind is. De verre af stand is nog niet het ergste: veel erger is het, dat Jan van den grooten weg afraakte en in een doolhof terecht kwam. Soms kon hij niet verder, omdat hij door den slech ten weg een lekken band kreeg den lan weer moest repareeren, dan s die hij juist had willen passeetl 1 het duurde soms wel een hal! verder kon gaan. Ook wel i een draai en kwam Jan weerl. ri punt uit. Het was wanhopigD ',a<L ik jullie vragen help Jan wee goeden weg. gevolge juist de poes niet kon vastgrijpen. De poes was toen in het dichtstbijzijnde huis ge vlucht, dat toevallig net het huis van den jongen was geweest. Deze wist heelemaal niet van wien de poes was, en had dus te gen de politie-agent gezegd, dat de eige naar het dier terug kon krijgen, als hij hem maar even wilde komen halen. Heel verheugd begaf Chrysanth's vader zich naar het opgegeven adres, en had al heel gauw het jongetje ontdekt, dat bij de politie was geweest. De vermiste „Nekko San" lag heel rustig op een kussen te sla pen, vlak bij den jongen, die op den grond zijn lessen aan het leeren was. Chrysanth's' vader nam nu het verloren schaap mee terug naar huis en noodigde den kleinen jongen uit om den volgenden dag bij hem thuis te komen en met zijn dochtertje te spelen, dan zou zij thee voor hem schenken en haar moeder zou heer lijke rijstkoekjes voor hem bakken. Nu dat leek den jongen wel en hij was dan ook precies op tijd aanwezig. Toen Chrysanth's vader thuis kwam, kon zij haar „Nekko San" maar niet genoeg aanhalen en als zij er aan dacht, hoe hij misschien wel dood was gebeten door dien leelijken hond. als die jongen niet tus- schenbeide was gekomen, dan kreeg zij tra nen in de oogen. Hij werd dus den volgenden dag vol vreugde begroet en zij bedankte hem in zeer beleefde bewoordingen, wel honderd keer dat hij haar poesje had gered, zij nam hem nu mee naar de huiskamer, waar haar moeder al druk bezig was op een klein houtskoolvuurtje heerlijke goudbrui ne koeken te bakken van rijstmeel. een groote tractatie in Japan. Chrysanth ging nu vlug het theeblad halen en het duurde niet lang, of zij zaten heel genoegelijk bij elkaar en praatten honderd uit. Nog dikwijls daarna kwam de Jongen bij Chrysanth op visite, maar altijd kreeg hij het zachtste kussen en de lekkerste thee en koekjes, omdat hij haar „Nekko San" van den wissen dood had gered. Oplossing Zeehondenkunstie. Ken gek kan meer vragen dan zeven wijzen aak kunnen beantwoorden. EVEN LACHER Mijnheer Dikzak was op visitt zoon des huizes was ongewoot als een modeljongetje op zijn i Wel, wel. Dickie, zei miji zich eindelijk eens tot het vee Ben jij altijd zoo zoet en stll| „Neen. mijnheer bekende I moeder heeft me een dubbeltjj ik niets zou zeggen over uw 7 HU was wel op de I De schooljeugd werd onderï™ trent de verzorging van 't llcl Wat moet je doen, om jc jjj™' en gezond te houden? werd gen gevraagd. Poetsen, was het antwoor Wanneer moeten ze gepa rónder -- 's Morgens 's middags en Waarmee? Met een tandenborstel. Heel goed. Heb je eeji I Neen meneer. Heeft je vader een tando§UI)je, Neen meneer. Heeft je moeder een tand ?er Neen meneer. ei Maar hoe weet Je dan. hoe bruiken moet? Wij verkoopen ze. meneer, OPLOSSING. Hoe bestygt de dwaas de Hij staat op de eerste trede, naar den grond, dan gaat hij op en 3, gaat terug naar 2, dan 3, naar 4, dan 5. 6, 7, terug naar kroon, terug naar 8 en kroon dus de trap bestegen in 19 heeft iedere trede tweemaal p leen den grond eenmaal maar trede, dus daar hoefde hij nle op terug te komen. Niet zoo mol Bovenstaande teekenlng moet op een dun stukje karton of een oud!1 kaart worden geplakt. Als de lijm droog is, probeer dan al de stukken? langs den omtrek uit te knippen en zoo samen te leggen, dat er een dierU? Welk dier is het die v< In i de ge door i atgew dend gebra Th; dat e gezai der r voor Int de r« appa ling zich He gens dat i

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1932 | | pagina 22