Van Afrika naar Europa.
Een oud verhaal
EEN DAPPER MEISJE
Dat na veertig jaar weer actueel
gewórden is.
Verschil van meening.
IN EGYPTISCHE HAVEN. VAN AFRIKA NAAR
EUROPA. DE STRAAT VAN MESSINA
EN HET EILAND, WAAR NAPO
LEON WERD GEBOREN.
DE ZEEREIS LOOPT
TEN EINDE.
(Van onzen reizenden correspondent;
MARSEILLL.
DEN tweeden da? na ons vertrek van Beyroutn
liepen we de haven van Alexandrié binnen,
een haven met veel gewirwar van masten,
groote loodsen, bergen steenkool, maar ook
ergens een wit paleis in Moorschen stijl: de zomer
verblijfplaats van den Egyptischen koning, als d-:z«
de felle hitte van zijn residentie Cairó wil ontvlucn
ten.
Nauwelijks lag de „Providence" gemeerd, of er
kwam een invasie van Egyptische kooplieden, zoodai
binnen enkele oogcnblikken het dek en de lange gan
gen van het schip in marktplaatsen waren veran
derd: Kleedjes, en sjaals, bloemen en lederwerk,
vruchten en sigaretten waren uitgestald. Allerlei
Kgyptiscne souvenirs, vervaardigd in Oosrenrijk 01
Tsjecho-Slowakije, weiden op de opdringerigste wij
ze te koop aangeboden. De sigaretten waren verpakt1
in fantastische doozen, waarop natuurlijk afbeeldm
gen van de pyramiden en van ka meel en niet ontbra
ken. doch deze dure sigaretten bleken onrookbaar.
De bonigekleede kooplieden deden evenwel slechte
zaken, want aan boord bevonden zich geen goedmoe
dige geestdriftige toeristen, die zich gewoonlijk heei
gemakkelijk laten beet nemen.
Enkele passagiers, die hun reisdoel hadden be
reikt, verlieten het schip, enkele nieuwe kwamen
er hij, reizigers voor Europa. Alexandnë was de laat
ste haven, die we onderweg aandeden. Vandaar naar
Marseille zou de vaart ononderbroken gaan, bijna
vijf dagen, over de Middellanclsche Zee, die goud was
cn blauw in het licht van de ondergaande zon, toen
we weg voeren en langzaam de Afrikaansche kust
achter ons zagen verdwijnen.
Nu er vóór het einde van de reis geen passagiers
meer zouden weggaan en geen nieuwe meer bijko
men en we op elkaar waren aangewezen, vormden
we met de weinige andere passagiers al spoedig zoo
iets als één familie. Op reis, vooral aan boord van
een schip, sluit men gewoonlijk spoedig kameraad
schap. Men is weinig terughoudend, vertelt elkander
over zijn leven, zijn belangen, zijn verlangens. Men
gaat immers spoedig weder van elkander, leder een
andere richting uit. naar een ander deel van de
wereld en men ziet elkander hoogst waarschijnlijk
nooit weder en zoo'n boordkameraadschap blijft zon
der consequenties.
Wat een eigenaardig wereldje, zoo'n groep men-
schen, die door het toeval aan boord van een schip
samen zijn gesmeten! Men eet samen, babbelt uren
lang, in de zonneschijn op het dek, kijkend naar hei
spel der golven, turende naar enkele witte wolkjes,
die langs het blauw van den hemel drijven.
's Avonds na den maaltijd, blijft men lang bijeen,
pratend, en gaat dan nog, voor men zich te slapen
legt, een oogenblik op het dek om de zee in maan
licht te zien.
Slechts één dag was de zee meer bewogen en toen
zaten we slechts met ons tweeën of drieën aan ta
fel. De anderen lagen in hun kooi, slachtoffers van
de zeeziekte, maar reeds den volgenden dag was de
Middellandschc Zee weder bijna zoo rustig en effen
als een vijver en de zeezieken kwamen genezen en
met, meer eetlust dan ooit bij de maaltijden.
Onder de passagiers bevond zich o.a. een Jong
Joodsch echtpaar met drie kleine kinderen. Hij was
inspecteur bij de politie in Palestina geweest, maar
had genoeg van het leven daar. Te Ilaifa was hij
met de zijnen aan boord gekomen en hij ging nu
naar Engeland, waar hij een betrekking zou krijgen
ibij de fabriek van zijn schoonvader.
Dan was er een Assyriér, die nog volkomen het
•.gelaatstype vertoonde, dat, wij van oude Assyrische
beeldwerken kennen Is dan dit menschentype in
duizenden jaren niet veranderd? Deze Assyriér
kwam van Irak, dat nu onder koning Faycal spoe-
;dig geheel vrij zal zijn, daar de Engelschen er zien
van zulien terugtrekken. Deze Irakees was over deze
vrijheid niet gelukkig. Hij vertelde: „Wij 130000 As-
syriërs, Christenen hebben niets goeds te verwacn-
ten van de Arabische regeering te Bagdad. Wij hen-
ben ons reeds nu, onder Kngelsch mandaat, onder
drukt gevoeld, want Engeland deed niets voor ons,
daar het de Mohamedanen niet tegen zich in hei
harnas wil jagen. Engeland heeft immers in Indie
den steun der Mohamedanen tegen de Hindoes noo-
dig. Als het bij ons in de omgeving van Mossoel toi
een opstandige beweging kwam. hielpen Engelsche
troepen den opstand dempen. Wij en ae in onze
streken wonende Koerden zijn eensgezind als het
gaat tegen de regeering te Bagdad. Weliswaar zijn
ook de Koerden Mohamedanen, maar zij behoorert
tot een andere secte dan de Arabieren. Uitstekende
krijgslieden zijn de Koerden en als de Engelschen
werkelijk hun troepen ui; Irak terugtrekken, dan
F EO I TT ET O N
Naar liet Engelsch van
CH. GARY1CE.
Dit was zeer duidelijke taal en hij zou geen man ge
weest zijn. als hü zich er niet gevleid door voelde. „Bo
vendien bent u nu zoo vriendelijk voor me!"
„Vriendelijk? Ik denk. dat alle mannen daar" hij
wees op de rij hoeden, die afgenomen werden mij be
nijden."
Al dien tijd had hij op haar paard gelet. Hij had het
zenuwachtige klapperen van zijn ooren opgemerkt, het
stooten met den kop, het geknabbel op het bit, en hij
had niet een zeer gunstige meening over het dier ge
kregen.
„Breng uw paard naar dat hek," zei hij nu plotse
ling.
Ze gehoorzaamde. „Waarom"? vroeg ze.
„De riem van uw stijgbeugel is te kort." merkte hij
op.
Ze stond op het punt den groom te roepen.toen hij
al van zijn paard sprong en bi;: haar neerknielde.
„Ik zal hem langer maken", deelde hij mede. „Sta
even stiL"
Ze trok haar voet uit den stijgbeugel, terwijl hij de
riem greep. Toen scheen ze eraf te glijden en raakte
zijn schouder aan om zich in evenwicht te houden.'Een
anderen man ibu het bloed naar het gelaat gestegen
zijn bij de aanraking van haar zachte, warme hand,
maar dit was niet het geval met Lord Fane. Hij ver
lengde rustig de riem, zette haar voet in den stijgbeu
gel en sprong weer op zijn paard. „Zoo zal het wel beter
zijn"; zei hij. Ze had zijn onverschilligheid wel opge
merkt en op haar bleeke wangen vertoonde zich een
blos. maar ze was niet ontmoedigd. Ze bewonderde hem
des te meer om zijn koelheid; het verstrekte haar in
haar besluit om hem te winnen. „Dank u wel," zei ze.
„Zoo is het veel beter."
„Zullen we even galoppeeren," zei hij, terwijl hij zijn
paard de sporen gaf. Ze reden snel de laan af, maar op
hebben wij en de Koerden tenminste de hand vrij.
Geen drie maanden, geen drie weken vermoedelijk
Lal de koning met zijn Arabische regeering zich te
Bagdad kunnen handhaven. Op het gunstige oogen
blik wachten we slechts om ons van de onderdruk
king door de Arabieren te bevrijden.''
Het was niet de eerste Assyriér, dien ik ontmoette,
en die zoo sprak. Persoonlij'k heb ik geen meening
in deze quaestie, daar ik niet in Irak vertoefde en
ik geleerd heb in Oostersche aangelegenheden zeer
voorzichtig te moeten zijn met z'n oordeel. Alles is
er gewoonlijk heel anders dan men denkt.
Aan boord waren onder de passagiers nog een
Joodsche jongedame en haar broer, die uit Palesti
na kwamen en naar Brussel op reis waren om daar
aan de universiteit te studeeren, rechten en medi
cijnen Deze twee jonge menschen. die voor hei
eerst naar Europa gingen en keurig Fransch spra
ken, waren toch een beetje ongerust over al het nieu
we. dat hen wachtte en wilden steeds meer weten
over Brussel,, het leven en de prijzen daar, de om
geving, de menschen.
Soms als we in den zoelen avond nog een uurtje-
aan het dek stonden, was er in de blauwige duistei-
nis over het water in de vert? een rood licht: een
schip, waarvan we 't bakboordvuur zagen. Beneden
klonk dan dikwijls muziek van 'n mandoline, eenige
mannestemmen zongen en als begeleiding was er li
eeuwige melodie der machine met haar rhytme va*
verlangen.
Midden in den winter op de Middellandsche Zee
waren de avonden nog zoel en de dagen goud van
zonneschijn!
Dan kwam een nacht, dat we ons tegen drie uur
lieten wekken We voeren door de straat van Mes-
sina, aan weerszijden borgen, enkele met sneeuw-
mutsen. aan den voet. bij dc kust, de illuminatie
van stetlen. van dorpen, duizenden lichtjes, een
„firmament op aarde". Het was de kust van Europa,
die ik na langen tijd weder zag. Dan later, was er in
zee de Slromboli. de vulkaan met zijn rookpluim en
een nog even zichtbaren rossigen gloed van het aara-
sche vuur Scheepjes, visscliersvanrtuigen, met witt
en roodbruine zeilen, dreven rond op het zilver-
groene en blauwe water. Schoon en vreedzaam was
dit alles, maar toch. de Stromboli dreigde. Eenmaal
weder zal vandaar het vuur opvliegen en neerstroo-
men.
Wie dacht er nu aan? Heerlijk was de aanblik
en het leven scheen een feest.
De kust van Italië verloren we uit het oog en in
het licht van een nieuwen dag doken de bergmas
sas op van Corsica, het eiland, waarop Napoleon
werd geboren. Eigenaardig: een eilandenrijk, Enge
land, bracht feitelijk door zijn halstarrigheid den
ondergang voor den op een eiland geborene, die op
een ander eiland. Sint Helena. zijn leven eindigde.
Grootsch en geweldig is Corsica vanuit zee gezien
met zijn machtige rotsen, waar nog slechts enkele
maanden geleden roovers, als in de middeleeuwen,
hun romantisch bestaan leidden.
Maar Corsica, het geboorte-eiland van Napoleon,
dat is ook Frankrijk.
Onze zeereis ove* de Midellandsche Zee liep ten
einde.
J. K. BREDERODE
(Vervolg).
Ga maar mee man. Piet zit al 'n heel tochie op je
wachten. Hij heb nog hiks aars had as 'n kommetje
koffie. Nau. haij was zelf ók niet vroeg. Maar way hèwe
metrest, a'weer skrok. "Wat zeg jaij, me Trayn.
Ja vader, maar al zaijne ze lang leggen bleven, ze
hèwen toch temet even kort slaijpen as waij.
Hoe dèn?
Nou. 't was meest ochtend, den'k. toen ze te bed
gonge. Om ien uur werd ik wakker en toen hoorde ik
ze nog prate. Ik lag toen almaar te luisteren en docht,
temee zèlle ze wel komen, maar genijvend same, niks
oor! Toen ze kwamme sliep 'k.
Dat heb ik gehoord, zei Wolmers. want toen ik
je deur passeerde snurkte je als een, als een...
Ja, as 'n os zeg maar, dat mien je toch.
Neen, je snurkte niet, je spinde wilde ik zeggen,
je spinde als een poesje.
Ha. ha. ha! Die is goed! Pak an me kind! ja, ja!
en daarbij klapte de oude Veger zijne dochter lachend
op haar schouder.
Ja, ja effies kattig ben je toch wel. Kom vooruit
na i»innc. en skenk jaü Wolmers rs een kóm kóffie in.
Het zag er Binnen niet gezellig uit. Piet zat de krant
te lezen en stond op om Wolmers met een handdruk
goeden morgen te wenschen. Daarna nam hij weer plaats
voor de keurig glimmende tafel, waarop twee kopjes en
twee bordjes overvol met boterhammen stonden. In een
hoek der kamer stond een theeketel waarin een groote
witte koffiepot zoo duchtig werd gestoofd dat zijn in
houd het te benauwd kreeg en pruttelend het deksel
lichtte. Een oogenblik geloofde Wolmers dat er een
mentale suggestie van hem was uitgegaan, want juist
overlegde hij hoeveel gezelliger een servet, een brood
schaaltje en een theeblad het geheel zou hebben gemaakt
toen Trijntje zei:
Ja, bij jullie en zoo is de tafel 'sochens ók dekt.
Piet zoi nog...
Allemaal gèkheid viel de oude Veger hier in: Al
lernaar gekheid! Wolmers lust z'n stik zóo ók. Hij is
hier baij boere en mot 't maar neme zóo as 't valt. Zet
de kais op tafel, want jaij snijae maijn te zuinig en hem
altemet ók. Met kaijs, butter en spek ben je hier in 't
veen. Je houwe toch van kaijs?
Dat zal waar wezen!
Nou dan eet maar raak! In Duitschland were ze
onze producten toch, we moeten het dus zelf maar ete.
Hoe bedoel je dat ouwe heer?
Wel in Duitschland wille ze onze kays niet hebben
en de Zwitsers wel.
Pas op vader, zei Piet pas op, nu gaat u te ver.
In Duitschland wordt op onze kaas een hooger invoer
recht toegepast dan op de Zwitsersche. Dat is 't wat
den terugweg liet Edith den teugel vieren en de merrie,
die nu haar kans schoon zag, ging er in razende vaart
vandoor.
Edith schrok in het geheel niet; ze kon als het noodig
was, een wild paard berijden, maar ze was bleek ge
worden en keek aarzelend om. Edgar gaf zijn paard de
sporen en riep op een zachten, doch duidelijken toon:
„Rijdt hem op de stang."
Inplaats van dat te doen, gaf ze het dier de vrije
hand en slingerde heen en weer op het paard, alsof ze
op het punt stond te vallen. Edgar, die niets vermoed
de van de scène, die voor hem gespeeld werd. werd be
zorgd en reed haar in vliegende vaart achterna. Hij was
in een minuut bij haar en legde zijn hand op haar teu
gel. Toen hij dit deed, slingerde Edith nog heviger en
hij had juist tijd om van zijn paard te springen, voordat
ze in zijn armen viel. Het was prachtig gedaan. Er wa
ren geen wandelaars op deze eenzame plek en hij hield
haar in zijn armen, terwijl de groom de paarden op
ving. Een oogenblik lang rustte haar doodsbleek gelaat
tegen zijn borst, toen zuchtte ze licht en liet haar hoofd
opzij vallen. Tegelijkertijd wierp ze een blik op zijn ge
laat; het was ernstig en bezorgd, maar er was geen
spoor van teederheid of hartstocht in te bespeuren, en
ze drukte met een gevoel van teleurstelling haar tan
den in haar lip. Ze had een hoog spel gespeeld en ze
had verloren. Zou er een man geweest zijn. die haar
zonder eenige ontroering in zijn arm had kunnen hou
den? Van dat oogenblik af had ze hem liet met haar
geheele ziel.
„U bent toch niet gewond?" vroeg hij bezorgd.
„Volstrekt niet," zei ze glimlachend. „Een plotselinge
flauwte, meer niet. Hoe kon ik zoo dom zijn?"
„Dom? Het was de schuld van het paard. U moet er
niet weer op rijden. Voelt u zich nu weer goed?"
„O. ja." antwoordde ze, terwijl ze naar de merrie liep.
..Neen." klonk het streng, „u mag er niet meer op
rijden." Hij gaf den groom een wenk de zadels te ver
wisselen. „Berijdt het mijne. Dat is beter geschikt voor
een dame. Ik wil met u ruilen."
„Maar Lord Fane", mompelde ze. „Dat kan ik niet
aannemen. Uw paard is veel beter dan het mijne."
Dat hindert niet", antwoordde hij. „Aarzel niet lan
ger. Ik zou uw merrie heel graag willen hebben. Ik zou
haar die kuren wel eens willen afleeren."
Ze bereikten Edith's woning, waar een eenvoudige
lunch voor hem gereed stond. Edith vertelde in geuren
en kleuren het avontuur, dat haar overkomen was en
legde den nadruk op Lord Fane's grootmoedigheid. Het
U bedoelt en dit is het wat mede den prijs van onze
kaas drukt
Ja. als men dat eens nagaat dan mag het toch vreemd
heeten, dat ja, alsjeblieft Trijntje, nog een half kopje,
graag! dat terwijl we hier de mooiste weiden van
geheel Europa en de beste koeien hebben, koelen waar
van de melk bijna nergens zulke goede eigenschappen
bezit, dat de kaas die hier gemaakt wordt van alle kaas
soorten der wereld de laagste markt maakt
Geen wonder waarachtig, niet alle naties stoppen
steenen in de kaas en zooals ik gisteren reeds tegen
je vader zei men houdt hier geen rekening met den
smaak. Ik las hem daarop uit een Engelsch tijdschrift
een paar recepten voor ter bereiding van Stiltonsche en
Gorgonzalakaas, maar ik maak me sterk dat hij er geen
oogenblik over gedacht heeft om de fabricage eens te
probeeren, want dan had hij natuurlijk afschrift van de
wijze van bereiding gevraagd.
Daar zou ik op kunqen antwoorden wat ik in „de
Veldpost" las. naar aanleiding van een in „de Vraag
baak" geplaatst verzoek om opgave hoe de bereiding van
Gruyère-kaas 'moet geschieden. „De Veldpost" schreef:
„Ieder begrijpt, dat dit niet zoo maar in „de Vraag
baak" kan gezegd worden en wij voegen daarbij: „Denkt
de vrager werkelijk, dat men kaas leert maken door dc
bereidingswijze in een boek of een courant na te lezen?
Dit is totaal onmogelijk. Kaasmaken leert men door zien,
nadoen en doen. Alleen waarom men in bepaalde ge
vallen zóó doet en niet anders, dit kan men uit boeken
leeren. Wetenschappelijke lui kunnen ons ook zeggen,
hoe wij bij de kaasbereiding in buitengewone gevallen,
al zich bij de bereiding afwijkende verschijnselen voor
doen. moeten handelen.'
Nu wil ik daarmee niet zeggen dat het niet op onzen
weg ligt om kaassoorten te maken die een goeden naam
hebben en waarop de smaak is gevallen, maar daar be
hoort meer toe dan het bezit van een recept.
Zeker, dat neem ik aan, maar waarom verbinden
zich dan niet eenige boeren om een onderzoek in te stel
len op plaatsen waar deze kaas met succes wordt bereid.
Zou zoo iets b.v. niet gedaan kunnen worden door de
Hollandsche Maatschappij van Landbouw?
Ik geloof dat men van meening is dat het vetgehal
te van onze melk voor bedoelde kaas niet hoog genoeg is.
Juist, me jonge, dat hèw ik Wolmers guster al zoid.
Verder leg je de boeren ten laste dat ze met hun
kaas knoeien, vervolgde Piet.
Ik moet dat pertinent tegenspreken. In elke indu-
trie vindt men menschen die hun vak niet verstaan,
maar daarom moet de industrie niet worden afgebroken,
en onder de beoefenaars van eiken tak van nijverheid
zal men wel een enkelen bedrieger kunnen aanwijzen,
doch daarom is die nijverheid geen bedrog.
Bovendien wanneer de markt f 31.is, dan maakt een
boer, die niet op de hoogte is van de kaasbereiding,
dien prijs niet. Dus wordt de mindere kwaliteit ook
voor minder geld in den handel gebracht. Dat men
zich echter met hart en ziel op dergelijke fabricage
was een zeer genoeglijke maaltijd en Edgar zou vol
maakt gelukkig geweest zijn, als de gedachte aan Lela
Temple, die in de Abbey op hem wachtte, hem niet ver
volgde. Aan het eind van den maaltijd ging Edith voor
de piano zitten en begon te spelen. Een vreemde, droo-
merige stemming kwam over Edgar, de gezellige ka
mer. het meisje, dat voor hem speelde alles werkte
er toe mede."
Hij luisterde onder het genot van zijn sigaret naar de
muziek en schrok, toen hij de klok vier hoorde slaan.
Toen sprong hij op. „Het spijt me. maar ik moet gaan."
„Hebt u een afspraak?" vroeg Edith. zich naar hem
omwendend.
„Ja", zei hij met een schuldigen blik in zijn oogen.
Ze gleed van de pianostoel en stak hem haar hand toe.
„We kunnen u niet heelemaal voor onszelf opeischen,
lord Fane. maar als u eens een oogenblik tijd hebt.
komt u ons opzoeken, nietwaar?"
„Zeker," beloofde hij haar, terwijl hij haar een hand
gaf. ..Dat zal ik".
Na zijn vertrek was het een oogenblik stil in de ka
mer: toen keek mevrouw Drayton haar dochter aan, die
nog in het midden van dc kamer stond.
„Nu?" zei ze.
„Nu?" herhaalde Edith Drayton. „Hij is nog onver
murwbaar. Maar ik wanhoop niet. Geef mij tijd. Hij heeft
mij nu verlaten voor dat wicht, maar eens zal hij haar
verlaten voor mij, dat beloof ik u!"
HOOFDSTUK XIL
Lela zat op haar geliefkoosd plekje bij de fontein in
den tuin. Ze voelde zich zeer eenzaam, want haar groot
vader was op bezoek gegaan bij den geestelijke en ze was
alleen gebleven. Het had juist zeven uur geslagen en
ze vroeg zich af, of ze Edgar dien avond nog zien zou,
toen ze hem aan zag komen. Met een kreet van vreugde
nam hij haar in zijn armen. Het eerste oogenblik verborg
ze haar hoofd aan zijn schouder, zoodat hij de tranen
niet zag, die haar in de oogen waren gesprongen, maar
toen hij haar teedere woordjes toefluisterde, hief ze haar
hoofd op en zei:
„O, ik ben zoo blij, dat je gekomen bent. Ik dacht al,
dat ik je vanavond niet meer zou zien."
„Wat is dat nu? Tranen?' klonk het tender, terwijl hij
ze wegkuste. „Heb je zoo naar me verlangd? Het heeft
mij een eeuwigheid toegeschenen. Ik vond het vreeselijk
om weg te gaan."
„Was het belangrijk?"
f Springende
handen en lippen
den
nacht beter i
el verzachtenden
AKKER'»
KLOOSTERBALSEMi
bijt niet!
E^Geen goud
zoo goed
toelegt blijkt hieruit dat misschien bijna de helft
de aan de markt gebrachte kaas in fabrieken w
vervaardigd, waar alles er naar is ingericht om
beste soorten te produceeren. De boeren nu, die
kaas maken, moeten tegen die fabrieken concurreer
en zij slagen daarin.
Neen, die Hollandsche kaas heeft in het buiten^
een zeer goeden naam, maar gaat ook hieronder
bukt, dat in het buitenland zelf veel meer kaas
gemaakt dan vroeger. Overigens wordt die indut*
daar met een invoerrecht beschermd. En dan ook
men zich in andere werelddeelen meer op de zuh
bereiding toe.
Zoo werden door de Ver. Staten in 1893 reeds a
dan 100 millioen Engelsche ponden kaas, naar Eun
gevoerd en van uit Canada 70 millioen pond. Op
oogenblik is het veel meer. Hoeveel Australië uitï(
weet ik niet, maar dat moet belangrijk zijn.
Wolmers had niet veel lust om het debat voort
zetten. Onwillekeurig dacht hy nog aan de overpelni
van den vorigen avond waarbij hij was besloten
niet te toonen dat zich de neiging voor protectlonh
bij hem begon te ontwikkelen. Hij wilde nu eenmaal i
dat Piet zou zeggen, zou lachen:
Zie je wel, dat mijne voorspelling uitkomt?
bent op weg om protectionist te worden.
Wolmers had tegen die voorbarige uitdrukking
ernstig te velde getrokken om nu per slot van rekeci
toe te geven. Om deze onaangenaamheid te ontgi
vond hij geen anderen uitweg dan door den geraal
te spelen en boos te schijnen. Hij was ook in werkelj
beid ontstemd en zei:
Piet, je vader heeft me kaas aangeboden,
nis ik eenigszins had kunnen vermoeden, dal die vrii
delijkheid je aanleiding zou hebben gegeven tot de
vriendelijkheid om me weer en nu liefst op mijn
nuchtere maag met die vervelende protectie te vervi
gen, waarachtig ik. zou dan mijn boterham veel He»
droog hebben verorberd en zij zou me veel beter hebbi
gesmaakt.
Ge hebt gelijk Wolmers vergeef me: we zulk
daarover liever straks spreken.
Neen, ik dank je, ook voor straks. Ge hebt me ti
af gisteren bijna aan een stuk door op graanrechti
getrakteerd. Die kost begint me verbazend tegen
staan. Ik zou je dat misschien niet zoo boud weg iq
gen, maar je bent weldra predikant en ik ben er di
vast van overtuigd dat het je aan discours niet
breekt, iets wat ik uit je benemen, bezijden het cfc
nltre „nrotectie", anders ernstig in twijfel zou moeti
trekken.
Wolmers. je hebt al weer gelijk. Ik zie in, dat
gruwelijk zwaar op de hand ben geweest. Ik beloof vw
daag beter op te zullen passen. Ja. nog sterker, ik b
loof dat ik er niet meer over zal beginnen.
En toen in eens in vroolijken toon vervallende:
Laat ik je nu eens een stukje kaas snijden, wi
het is zooals vader zei: Trijntje heeft slecht over
gedacht. Wel, wat 'n dunne fliederewletjes!
Kindlief' hiermee wendde Piet zich tot zijne zu
ter: Kindlief, hoe krijg je het zoo doorschijnend
Zie eens!"
Hierbij hield hij een stukje kaas van zijn eigi
boterham tegen het licht.
Hèw ik 't weer daijn?
Wolmers was blij dat het gesprek deze wending li
genomen en zei:
Ja, Trijntje, je broer moet iemand hebben om
plagen. Nu hy mij niet meer heeft, neemt hy J
Intusschen heeft hij je iets ten laste gelegd dat
f>,na«r-"naam moet aandoen. Heb je slecht over
gedacht?
Nou 't skeelt veul. hoe je dat miene. Vader zo
oftlg da 'k de kais niet dik genog snay. Dat hew
nou vast veur jau o'k dayn en in zooveer slecht o«
je docht, maar aars niet.
Zoo, anders niet? Heb je dan misschien een bek
je goed over me gedacht?
Dat kon wel weze.
Hoe dan?
Nou, da zeg 'k maar zoo niet.
Je maakt me toch bepaald nieuwsgierig.
Dat laat zich hooren", viel Piet in. Ik zou ni
in de plaats van Wolmers ook nieuwsgierig zyn",
tot den ouden Veger, die opstond, zich wendend:
Waar ga je heen vader?
Nay 't land, klammen jullie nog maar een tochli
Tot vanmiddag! Dag me Traijn, hou je maar taai teo
genover die manskareis!
(Wordt vervolgd),
„Ja," antwoordde hy. „Het was over een renpaard
waarop veel menschen gewed hadden. Laten we er nc
niet meer over spreken. Heb je myn briefje gekregen?
„Ja," antwoordde ze blozend.
„Handig van me, om het in een boek te sturen, hè!
Heeft je grootvader niets gemerkt?"
„Neen." mompelde ze; toen bloosde zc opnieuw e:
fluisterde: „Edgar, ik vond het verschrikkelyk om groot
vader te bedriegen."
„Dat dacht ik wel." antwoordde hy. „maar ik kon tod
niet weggaan zonder bericht. Maar ik houd ook niet va
die geheimzinnigheid. Ik zal dadeiyk met je grootvade
spreken, liefste."
„Hy is niet thuis." antwoordde ze.
„Dat hindert niet", antwoordde hy. „Ik zal hier blyve
wachten, tot hij terugkomt. O, ja. ik heb je vriendin ooi
ontmoet; ik heb vandaag by de Drayton's geluncht. Mij
neef Kevel stelde mij aan haar voor."
„Hoe vind je haar? Het is een knap meisje, hè?" ze
ze, zonder een spoortje jalouzie te toonen.
„Ja, ik vind haar heel aardig. En ze is ook knaj
Maar zoo aardig en knap als jy bent, is er niet een.
Zoo verstreek de tijd voor de gelieven, terwyi Edgar Lel
verzekerde, dat de markies onmiddeliyk zyn toestemmin
voor hun engagement zou geven.
De jichtaanval van den markies was dezen keer
hewig, en zyn bedienden hadden het niet gemakkeli
Palmer had zijn meester niet de terugkomst van Lol
Fane durven berichten en hy had de brieven, die met A.
avondpost gekomen waren, achtergehouden, zoodat dl'
patiënt niet door mogelijke onaangename berichten ge
prikkeld zou kunnen worden. De markies vroeg echte!
dringend naar de post en kwam zoodoende ook in bd
bezit van een brief, zonder afzender en datum. Hy na»
den brief op en begon haar met een gevoel van nieuws
gierigheid te lezen. De inhoud was als volgt:
„Mylord, indien u nog niet te oud bent om vreugd»
te scheppen ln een amusant liefdespelletje, zou ik u
willen aanraden u te begeven naar den kleinen tuin,;
die behoort by het gedeelte van de Abbey. dat het
Klooster genoemd wordt. Ik zou u verder aanraden
u alleen naar deze plek te begeven."
De gedachte alleen, dat er iets in de Abbey zou voor
vallen, zonder dat hy het wist. maakte hem razend. Hij
drukte woedend op de bel en beval Palmer den sleutel
van de kloosterdeur te brengen.