Van Afrika naar Europa. Een oud verhaal EEN DAPPER MEISJE Dat na veertig jaar weer actueel gewórden is. Verschil van meening. IN EGYPTISCHE HAVEN. VAN AFRIKA NAAR EUROPA. DE STRAAT VAN MESSINA EN HET EILAND, WAAR NAPO LEON WERD GEBOREN. DE ZEEREIS LOOPT TEN EINDE. (Van onzen reizenden correspondent; MARSEILLL. DEN tweeden da? na ons vertrek van Beyroutn liepen we de haven van Alexandrié binnen, een haven met veel gewirwar van masten, groote loodsen, bergen steenkool, maar ook ergens een wit paleis in Moorschen stijl: de zomer verblijfplaats van den Egyptischen koning, als d-:z« de felle hitte van zijn residentie Cairó wil ontvlucn ten. Nauwelijks lag de „Providence" gemeerd, of er kwam een invasie van Egyptische kooplieden, zoodai binnen enkele oogcnblikken het dek en de lange gan gen van het schip in marktplaatsen waren veran derd: Kleedjes, en sjaals, bloemen en lederwerk, vruchten en sigaretten waren uitgestald. Allerlei Kgyptiscne souvenirs, vervaardigd in Oosrenrijk 01 Tsjecho-Slowakije, weiden op de opdringerigste wij ze te koop aangeboden. De sigaretten waren verpakt1 in fantastische doozen, waarop natuurlijk afbeeldm gen van de pyramiden en van ka meel en niet ontbra ken. doch deze dure sigaretten bleken onrookbaar. De bonigekleede kooplieden deden evenwel slechte zaken, want aan boord bevonden zich geen goedmoe dige geestdriftige toeristen, die zich gewoonlijk heei gemakkelijk laten beet nemen. Enkele passagiers, die hun reisdoel hadden be reikt, verlieten het schip, enkele nieuwe kwamen er hij, reizigers voor Europa. Alexandnë was de laat ste haven, die we onderweg aandeden. Vandaar naar Marseille zou de vaart ononderbroken gaan, bijna vijf dagen, over de Middellanclsche Zee, die goud was cn blauw in het licht van de ondergaande zon, toen we weg voeren en langzaam de Afrikaansche kust achter ons zagen verdwijnen. Nu er vóór het einde van de reis geen passagiers meer zouden weggaan en geen nieuwe meer bijko men en we op elkaar waren aangewezen, vormden we met de weinige andere passagiers al spoedig zoo iets als één familie. Op reis, vooral aan boord van een schip, sluit men gewoonlijk spoedig kameraad schap. Men is weinig terughoudend, vertelt elkander over zijn leven, zijn belangen, zijn verlangens. Men gaat immers spoedig weder van elkander, leder een andere richting uit. naar een ander deel van de wereld en men ziet elkander hoogst waarschijnlijk nooit weder en zoo'n boordkameraadschap blijft zon der consequenties. Wat een eigenaardig wereldje, zoo'n groep men- schen, die door het toeval aan boord van een schip samen zijn gesmeten! Men eet samen, babbelt uren lang, in de zonneschijn op het dek, kijkend naar hei spel der golven, turende naar enkele witte wolkjes, die langs het blauw van den hemel drijven. 's Avonds na den maaltijd, blijft men lang bijeen, pratend, en gaat dan nog, voor men zich te slapen legt, een oogenblik op het dek om de zee in maan licht te zien. Slechts één dag was de zee meer bewogen en toen zaten we slechts met ons tweeën of drieën aan ta fel. De anderen lagen in hun kooi, slachtoffers van de zeeziekte, maar reeds den volgenden dag was de Middellandschc Zee weder bijna zoo rustig en effen als een vijver en de zeezieken kwamen genezen en met, meer eetlust dan ooit bij de maaltijden. Onder de passagiers bevond zich o.a. een Jong Joodsch echtpaar met drie kleine kinderen. Hij was inspecteur bij de politie in Palestina geweest, maar had genoeg van het leven daar. Te Ilaifa was hij met de zijnen aan boord gekomen en hij ging nu naar Engeland, waar hij een betrekking zou krijgen ibij de fabriek van zijn schoonvader. Dan was er een Assyriér, die nog volkomen het •.gelaatstype vertoonde, dat, wij van oude Assyrische beeldwerken kennen Is dan dit menschentype in duizenden jaren niet veranderd? Deze Assyriér kwam van Irak, dat nu onder koning Faycal spoe- ;dig geheel vrij zal zijn, daar de Engelschen er zien van zulien terugtrekken. Deze Irakees was over deze vrijheid niet gelukkig. Hij vertelde: „Wij 130000 As- syriërs, Christenen hebben niets goeds te verwacn- ten van de Arabische regeering te Bagdad. Wij hen- ben ons reeds nu, onder Kngelsch mandaat, onder drukt gevoeld, want Engeland deed niets voor ons, daar het de Mohamedanen niet tegen zich in hei harnas wil jagen. Engeland heeft immers in Indie den steun der Mohamedanen tegen de Hindoes noo- dig. Als het bij ons in de omgeving van Mossoel toi een opstandige beweging kwam. hielpen Engelsche troepen den opstand dempen. Wij en ae in onze streken wonende Koerden zijn eensgezind als het gaat tegen de regeering te Bagdad. Weliswaar zijn ook de Koerden Mohamedanen, maar zij behoorert tot een andere secte dan de Arabieren. Uitstekende krijgslieden zijn de Koerden en als de Engelschen werkelijk hun troepen ui; Irak terugtrekken, dan F EO I TT ET O N Naar liet Engelsch van CH. GARY1CE. Dit was zeer duidelijke taal en hij zou geen man ge weest zijn. als hü zich er niet gevleid door voelde. „Bo vendien bent u nu zoo vriendelijk voor me!" „Vriendelijk? Ik denk. dat alle mannen daar" hij wees op de rij hoeden, die afgenomen werden mij be nijden." Al dien tijd had hij op haar paard gelet. Hij had het zenuwachtige klapperen van zijn ooren opgemerkt, het stooten met den kop, het geknabbel op het bit, en hij had niet een zeer gunstige meening over het dier ge kregen. „Breng uw paard naar dat hek," zei hij nu plotse ling. Ze gehoorzaamde. „Waarom"? vroeg ze. „De riem van uw stijgbeugel is te kort." merkte hij op. Ze stond op het punt den groom te roepen.toen hij al van zijn paard sprong en bi;: haar neerknielde. „Ik zal hem langer maken", deelde hij mede. „Sta even stiL" Ze trok haar voet uit den stijgbeugel, terwijl hij de riem greep. Toen scheen ze eraf te glijden en raakte zijn schouder aan om zich in evenwicht te houden.'Een anderen man ibu het bloed naar het gelaat gestegen zijn bij de aanraking van haar zachte, warme hand, maar dit was niet het geval met Lord Fane. Hij ver lengde rustig de riem, zette haar voet in den stijgbeu gel en sprong weer op zijn paard. „Zoo zal het wel beter zijn"; zei hij. Ze had zijn onverschilligheid wel opge merkt en op haar bleeke wangen vertoonde zich een blos. maar ze was niet ontmoedigd. Ze bewonderde hem des te meer om zijn koelheid; het verstrekte haar in haar besluit om hem te winnen. „Dank u wel," zei ze. „Zoo is het veel beter." „Zullen we even galoppeeren," zei hij, terwijl hij zijn paard de sporen gaf. Ze reden snel de laan af, maar op hebben wij en de Koerden tenminste de hand vrij. Geen drie maanden, geen drie weken vermoedelijk Lal de koning met zijn Arabische regeering zich te Bagdad kunnen handhaven. Op het gunstige oogen blik wachten we slechts om ons van de onderdruk king door de Arabieren te bevrijden.'' Het was niet de eerste Assyriér, dien ik ontmoette, en die zoo sprak. Persoonlij'k heb ik geen meening in deze quaestie, daar ik niet in Irak vertoefde en ik geleerd heb in Oostersche aangelegenheden zeer voorzichtig te moeten zijn met z'n oordeel. Alles is er gewoonlijk heel anders dan men denkt. Aan boord waren onder de passagiers nog een Joodsche jongedame en haar broer, die uit Palesti na kwamen en naar Brussel op reis waren om daar aan de universiteit te studeeren, rechten en medi cijnen Deze twee jonge menschen. die voor hei eerst naar Europa gingen en keurig Fransch spra ken, waren toch een beetje ongerust over al het nieu we. dat hen wachtte en wilden steeds meer weten over Brussel,, het leven en de prijzen daar, de om geving, de menschen. Soms als we in den zoelen avond nog een uurtje- aan het dek stonden, was er in de blauwige duistei- nis over het water in de vert? een rood licht: een schip, waarvan we 't bakboordvuur zagen. Beneden klonk dan dikwijls muziek van 'n mandoline, eenige mannestemmen zongen en als begeleiding was er li eeuwige melodie der machine met haar rhytme va* verlangen. Midden in den winter op de Middellandsche Zee waren de avonden nog zoel en de dagen goud van zonneschijn! Dan kwam een nacht, dat we ons tegen drie uur lieten wekken We voeren door de straat van Mes- sina, aan weerszijden borgen, enkele met sneeuw- mutsen. aan den voet. bij dc kust, de illuminatie van stetlen. van dorpen, duizenden lichtjes, een „firmament op aarde". Het was de kust van Europa, die ik na langen tijd weder zag. Dan later, was er in zee de Slromboli. de vulkaan met zijn rookpluim en een nog even zichtbaren rossigen gloed van het aara- sche vuur Scheepjes, visscliersvanrtuigen, met witt en roodbruine zeilen, dreven rond op het zilver- groene en blauwe water. Schoon en vreedzaam was dit alles, maar toch. de Stromboli dreigde. Eenmaal weder zal vandaar het vuur opvliegen en neerstroo- men. Wie dacht er nu aan? Heerlijk was de aanblik en het leven scheen een feest. De kust van Italië verloren we uit het oog en in het licht van een nieuwen dag doken de bergmas sas op van Corsica, het eiland, waarop Napoleon werd geboren. Eigenaardig: een eilandenrijk, Enge land, bracht feitelijk door zijn halstarrigheid den ondergang voor den op een eiland geborene, die op een ander eiland. Sint Helena. zijn leven eindigde. Grootsch en geweldig is Corsica vanuit zee gezien met zijn machtige rotsen, waar nog slechts enkele maanden geleden roovers, als in de middeleeuwen, hun romantisch bestaan leidden. Maar Corsica, het geboorte-eiland van Napoleon, dat is ook Frankrijk. Onze zeereis ove* de Midellandsche Zee liep ten einde. J. K. BREDERODE (Vervolg). Ga maar mee man. Piet zit al 'n heel tochie op je wachten. Hij heb nog hiks aars had as 'n kommetje koffie. Nau. haij was zelf ók niet vroeg. Maar way hèwe metrest, a'weer skrok. "Wat zeg jaij, me Trayn. Ja vader, maar al zaijne ze lang leggen bleven, ze hèwen toch temet even kort slaijpen as waij. Hoe dèn? Nou. 't was meest ochtend, den'k. toen ze te bed gonge. Om ien uur werd ik wakker en toen hoorde ik ze nog prate. Ik lag toen almaar te luisteren en docht, temee zèlle ze wel komen, maar genijvend same, niks oor! Toen ze kwamme sliep 'k. Dat heb ik gehoord, zei Wolmers. want toen ik je deur passeerde snurkte je als een, als een... Ja, as 'n os zeg maar, dat mien je toch. Neen, je snurkte niet, je spinde wilde ik zeggen, je spinde als een poesje. Ha. ha. ha! Die is goed! Pak an me kind! ja, ja! en daarbij klapte de oude Veger zijne dochter lachend op haar schouder. Ja, ja effies kattig ben je toch wel. Kom vooruit na i»innc. en skenk jaü Wolmers rs een kóm kóffie in. Het zag er Binnen niet gezellig uit. Piet zat de krant te lezen en stond op om Wolmers met een handdruk goeden morgen te wenschen. Daarna nam hij weer plaats voor de keurig glimmende tafel, waarop twee kopjes en twee bordjes overvol met boterhammen stonden. In een hoek der kamer stond een theeketel waarin een groote witte koffiepot zoo duchtig werd gestoofd dat zijn in houd het te benauwd kreeg en pruttelend het deksel lichtte. Een oogenblik geloofde Wolmers dat er een mentale suggestie van hem was uitgegaan, want juist overlegde hij hoeveel gezelliger een servet, een brood schaaltje en een theeblad het geheel zou hebben gemaakt toen Trijntje zei: Ja, bij jullie en zoo is de tafel 'sochens ók dekt. Piet zoi nog... Allemaal gèkheid viel de oude Veger hier in: Al lernaar gekheid! Wolmers lust z'n stik zóo ók. Hij is hier baij boere en mot 't maar neme zóo as 't valt. Zet de kais op tafel, want jaij snijae maijn te zuinig en hem altemet ók. Met kaijs, butter en spek ben je hier in 't veen. Je houwe toch van kaijs? Dat zal waar wezen! Nou dan eet maar raak! In Duitschland were ze onze producten toch, we moeten het dus zelf maar ete. Hoe bedoel je dat ouwe heer? Wel in Duitschland wille ze onze kays niet hebben en de Zwitsers wel. Pas op vader, zei Piet pas op, nu gaat u te ver. In Duitschland wordt op onze kaas een hooger invoer recht toegepast dan op de Zwitsersche. Dat is 't wat den terugweg liet Edith den teugel vieren en de merrie, die nu haar kans schoon zag, ging er in razende vaart vandoor. Edith schrok in het geheel niet; ze kon als het noodig was, een wild paard berijden, maar ze was bleek ge worden en keek aarzelend om. Edgar gaf zijn paard de sporen en riep op een zachten, doch duidelijken toon: „Rijdt hem op de stang." Inplaats van dat te doen, gaf ze het dier de vrije hand en slingerde heen en weer op het paard, alsof ze op het punt stond te vallen. Edgar, die niets vermoed de van de scène, die voor hem gespeeld werd. werd be zorgd en reed haar in vliegende vaart achterna. Hij was in een minuut bij haar en legde zijn hand op haar teu gel. Toen hij dit deed, slingerde Edith nog heviger en hij had juist tijd om van zijn paard te springen, voordat ze in zijn armen viel. Het was prachtig gedaan. Er wa ren geen wandelaars op deze eenzame plek en hij hield haar in zijn armen, terwijl de groom de paarden op ving. Een oogenblik lang rustte haar doodsbleek gelaat tegen zijn borst, toen zuchtte ze licht en liet haar hoofd opzij vallen. Tegelijkertijd wierp ze een blik op zijn ge laat; het was ernstig en bezorgd, maar er was geen spoor van teederheid of hartstocht in te bespeuren, en ze drukte met een gevoel van teleurstelling haar tan den in haar lip. Ze had een hoog spel gespeeld en ze had verloren. Zou er een man geweest zijn. die haar zonder eenige ontroering in zijn arm had kunnen hou den? Van dat oogenblik af had ze hem liet met haar geheele ziel. „U bent toch niet gewond?" vroeg hij bezorgd. „Volstrekt niet," zei ze glimlachend. „Een plotselinge flauwte, meer niet. Hoe kon ik zoo dom zijn?" „Dom? Het was de schuld van het paard. U moet er niet weer op rijden. Voelt u zich nu weer goed?" „O. ja." antwoordde ze, terwijl ze naar de merrie liep. ..Neen." klonk het streng, „u mag er niet meer op rijden." Hij gaf den groom een wenk de zadels te ver wisselen. „Berijdt het mijne. Dat is beter geschikt voor een dame. Ik wil met u ruilen." „Maar Lord Fane", mompelde ze. „Dat kan ik niet aannemen. Uw paard is veel beter dan het mijne." Dat hindert niet", antwoordde hij. „Aarzel niet lan ger. Ik zou uw merrie heel graag willen hebben. Ik zou haar die kuren wel eens willen afleeren." Ze bereikten Edith's woning, waar een eenvoudige lunch voor hem gereed stond. Edith vertelde in geuren en kleuren het avontuur, dat haar overkomen was en legde den nadruk op Lord Fane's grootmoedigheid. Het U bedoelt en dit is het wat mede den prijs van onze kaas drukt Ja. als men dat eens nagaat dan mag het toch vreemd heeten, dat ja, alsjeblieft Trijntje, nog een half kopje, graag! dat terwijl we hier de mooiste weiden van geheel Europa en de beste koeien hebben, koelen waar van de melk bijna nergens zulke goede eigenschappen bezit, dat de kaas die hier gemaakt wordt van alle kaas soorten der wereld de laagste markt maakt Geen wonder waarachtig, niet alle naties stoppen steenen in de kaas en zooals ik gisteren reeds tegen je vader zei men houdt hier geen rekening met den smaak. Ik las hem daarop uit een Engelsch tijdschrift een paar recepten voor ter bereiding van Stiltonsche en Gorgonzalakaas, maar ik maak me sterk dat hij er geen oogenblik over gedacht heeft om de fabricage eens te probeeren, want dan had hij natuurlijk afschrift van de wijze van bereiding gevraagd. Daar zou ik op kunqen antwoorden wat ik in „de Veldpost" las. naar aanleiding van een in „de Vraag baak" geplaatst verzoek om opgave hoe de bereiding van Gruyère-kaas 'moet geschieden. „De Veldpost" schreef: „Ieder begrijpt, dat dit niet zoo maar in „de Vraag baak" kan gezegd worden en wij voegen daarbij: „Denkt de vrager werkelijk, dat men kaas leert maken door dc bereidingswijze in een boek of een courant na te lezen? Dit is totaal onmogelijk. Kaasmaken leert men door zien, nadoen en doen. Alleen waarom men in bepaalde ge vallen zóó doet en niet anders, dit kan men uit boeken leeren. Wetenschappelijke lui kunnen ons ook zeggen, hoe wij bij de kaasbereiding in buitengewone gevallen, al zich bij de bereiding afwijkende verschijnselen voor doen. moeten handelen.' Nu wil ik daarmee niet zeggen dat het niet op onzen weg ligt om kaassoorten te maken die een goeden naam hebben en waarop de smaak is gevallen, maar daar be hoort meer toe dan het bezit van een recept. Zeker, dat neem ik aan, maar waarom verbinden zich dan niet eenige boeren om een onderzoek in te stel len op plaatsen waar deze kaas met succes wordt bereid. Zou zoo iets b.v. niet gedaan kunnen worden door de Hollandsche Maatschappij van Landbouw? Ik geloof dat men van meening is dat het vetgehal te van onze melk voor bedoelde kaas niet hoog genoeg is. Juist, me jonge, dat hèw ik Wolmers guster al zoid. Verder leg je de boeren ten laste dat ze met hun kaas knoeien, vervolgde Piet. Ik moet dat pertinent tegenspreken. In elke indu- trie vindt men menschen die hun vak niet verstaan, maar daarom moet de industrie niet worden afgebroken, en onder de beoefenaars van eiken tak van nijverheid zal men wel een enkelen bedrieger kunnen aanwijzen, doch daarom is die nijverheid geen bedrog. Bovendien wanneer de markt f 31.is, dan maakt een boer, die niet op de hoogte is van de kaasbereiding, dien prijs niet. Dus wordt de mindere kwaliteit ook voor minder geld in den handel gebracht. Dat men zich echter met hart en ziel op dergelijke fabricage was een zeer genoeglijke maaltijd en Edgar zou vol maakt gelukkig geweest zijn, als de gedachte aan Lela Temple, die in de Abbey op hem wachtte, hem niet ver volgde. Aan het eind van den maaltijd ging Edith voor de piano zitten en begon te spelen. Een vreemde, droo- merige stemming kwam over Edgar, de gezellige ka mer. het meisje, dat voor hem speelde alles werkte er toe mede." Hij luisterde onder het genot van zijn sigaret naar de muziek en schrok, toen hij de klok vier hoorde slaan. Toen sprong hij op. „Het spijt me. maar ik moet gaan." „Hebt u een afspraak?" vroeg Edith. zich naar hem omwendend. „Ja", zei hij met een schuldigen blik in zijn oogen. Ze gleed van de pianostoel en stak hem haar hand toe. „We kunnen u niet heelemaal voor onszelf opeischen, lord Fane. maar als u eens een oogenblik tijd hebt. komt u ons opzoeken, nietwaar?" „Zeker," beloofde hij haar, terwijl hij haar een hand gaf. ..Dat zal ik". Na zijn vertrek was het een oogenblik stil in de ka mer: toen keek mevrouw Drayton haar dochter aan, die nog in het midden van dc kamer stond. „Nu?" zei ze. „Nu?" herhaalde Edith Drayton. „Hij is nog onver murwbaar. Maar ik wanhoop niet. Geef mij tijd. Hij heeft mij nu verlaten voor dat wicht, maar eens zal hij haar verlaten voor mij, dat beloof ik u!" HOOFDSTUK XIL Lela zat op haar geliefkoosd plekje bij de fontein in den tuin. Ze voelde zich zeer eenzaam, want haar groot vader was op bezoek gegaan bij den geestelijke en ze was alleen gebleven. Het had juist zeven uur geslagen en ze vroeg zich af, of ze Edgar dien avond nog zien zou, toen ze hem aan zag komen. Met een kreet van vreugde nam hij haar in zijn armen. Het eerste oogenblik verborg ze haar hoofd aan zijn schouder, zoodat hij de tranen niet zag, die haar in de oogen waren gesprongen, maar toen hij haar teedere woordjes toefluisterde, hief ze haar hoofd op en zei: „O, ik ben zoo blij, dat je gekomen bent. Ik dacht al, dat ik je vanavond niet meer zou zien." „Wat is dat nu? Tranen?' klonk het tender, terwijl hij ze wegkuste. „Heb je zoo naar me verlangd? Het heeft mij een eeuwigheid toegeschenen. Ik vond het vreeselijk om weg te gaan." „Was het belangrijk?" f Springende handen en lippen den nacht beter i el verzachtenden AKKER'» KLOOSTERBALSEMi bijt niet! E^Geen goud zoo goed toelegt blijkt hieruit dat misschien bijna de helft de aan de markt gebrachte kaas in fabrieken w vervaardigd, waar alles er naar is ingericht om beste soorten te produceeren. De boeren nu, die kaas maken, moeten tegen die fabrieken concurreer en zij slagen daarin. Neen, die Hollandsche kaas heeft in het buiten^ een zeer goeden naam, maar gaat ook hieronder bukt, dat in het buitenland zelf veel meer kaas gemaakt dan vroeger. Overigens wordt die indut* daar met een invoerrecht beschermd. En dan ook men zich in andere werelddeelen meer op de zuh bereiding toe. Zoo werden door de Ver. Staten in 1893 reeds a dan 100 millioen Engelsche ponden kaas, naar Eun gevoerd en van uit Canada 70 millioen pond. Op oogenblik is het veel meer. Hoeveel Australië uitï( weet ik niet, maar dat moet belangrijk zijn. Wolmers had niet veel lust om het debat voort zetten. Onwillekeurig dacht hy nog aan de overpelni van den vorigen avond waarbij hij was besloten niet te toonen dat zich de neiging voor protectlonh bij hem begon te ontwikkelen. Hij wilde nu eenmaal i dat Piet zou zeggen, zou lachen: Zie je wel, dat mijne voorspelling uitkomt? bent op weg om protectionist te worden. Wolmers had tegen die voorbarige uitdrukking ernstig te velde getrokken om nu per slot van rekeci toe te geven. Om deze onaangenaamheid te ontgi vond hij geen anderen uitweg dan door den geraal te spelen en boos te schijnen. Hij was ook in werkelj beid ontstemd en zei: Piet, je vader heeft me kaas aangeboden, nis ik eenigszins had kunnen vermoeden, dal die vrii delijkheid je aanleiding zou hebben gegeven tot de vriendelijkheid om me weer en nu liefst op mijn nuchtere maag met die vervelende protectie te vervi gen, waarachtig ik. zou dan mijn boterham veel He» droog hebben verorberd en zij zou me veel beter hebbi gesmaakt. Ge hebt gelijk Wolmers vergeef me: we zulk daarover liever straks spreken. Neen, ik dank je, ook voor straks. Ge hebt me ti af gisteren bijna aan een stuk door op graanrechti getrakteerd. Die kost begint me verbazend tegen staan. Ik zou je dat misschien niet zoo boud weg iq gen, maar je bent weldra predikant en ik ben er di vast van overtuigd dat het je aan discours niet breekt, iets wat ik uit je benemen, bezijden het cfc nltre „nrotectie", anders ernstig in twijfel zou moeti trekken. Wolmers. je hebt al weer gelijk. Ik zie in, dat gruwelijk zwaar op de hand ben geweest. Ik beloof vw daag beter op te zullen passen. Ja. nog sterker, ik b loof dat ik er niet meer over zal beginnen. En toen in eens in vroolijken toon vervallende: Laat ik je nu eens een stukje kaas snijden, wi het is zooals vader zei: Trijntje heeft slecht over gedacht. Wel, wat 'n dunne fliederewletjes! Kindlief' hiermee wendde Piet zich tot zijne zu ter: Kindlief, hoe krijg je het zoo doorschijnend Zie eens!" Hierbij hield hij een stukje kaas van zijn eigi boterham tegen het licht. Hèw ik 't weer daijn? Wolmers was blij dat het gesprek deze wending li genomen en zei: Ja, Trijntje, je broer moet iemand hebben om plagen. Nu hy mij niet meer heeft, neemt hy J Intusschen heeft hij je iets ten laste gelegd dat f>,na«r-"naam moet aandoen. Heb je slecht over gedacht? Nou 't skeelt veul. hoe je dat miene. Vader zo oftlg da 'k de kais niet dik genog snay. Dat hew nou vast veur jau o'k dayn en in zooveer slecht o« je docht, maar aars niet. Zoo, anders niet? Heb je dan misschien een bek je goed over me gedacht? Dat kon wel weze. Hoe dan? Nou, da zeg 'k maar zoo niet. Je maakt me toch bepaald nieuwsgierig. Dat laat zich hooren", viel Piet in. Ik zou ni in de plaats van Wolmers ook nieuwsgierig zyn", tot den ouden Veger, die opstond, zich wendend: Waar ga je heen vader? Nay 't land, klammen jullie nog maar een tochli Tot vanmiddag! Dag me Traijn, hou je maar taai teo genover die manskareis! (Wordt vervolgd), „Ja," antwoordde hy. „Het was over een renpaard waarop veel menschen gewed hadden. Laten we er nc niet meer over spreken. Heb je myn briefje gekregen? „Ja," antwoordde ze blozend. „Handig van me, om het in een boek te sturen, hè! Heeft je grootvader niets gemerkt?" „Neen." mompelde ze; toen bloosde zc opnieuw e: fluisterde: „Edgar, ik vond het verschrikkelyk om groot vader te bedriegen." „Dat dacht ik wel." antwoordde hy. „maar ik kon tod niet weggaan zonder bericht. Maar ik houd ook niet va die geheimzinnigheid. Ik zal dadeiyk met je grootvade spreken, liefste." „Hy is niet thuis." antwoordde ze. „Dat hindert niet", antwoordde hy. „Ik zal hier blyve wachten, tot hij terugkomt. O, ja. ik heb je vriendin ooi ontmoet; ik heb vandaag by de Drayton's geluncht. Mij neef Kevel stelde mij aan haar voor." „Hoe vind je haar? Het is een knap meisje, hè?" ze ze, zonder een spoortje jalouzie te toonen. „Ja, ik vind haar heel aardig. En ze is ook knaj Maar zoo aardig en knap als jy bent, is er niet een. Zoo verstreek de tijd voor de gelieven, terwyi Edgar Lel verzekerde, dat de markies onmiddeliyk zyn toestemmin voor hun engagement zou geven. De jichtaanval van den markies was dezen keer hewig, en zyn bedienden hadden het niet gemakkeli Palmer had zijn meester niet de terugkomst van Lol Fane durven berichten en hy had de brieven, die met A. avondpost gekomen waren, achtergehouden, zoodat dl' patiënt niet door mogelijke onaangename berichten ge prikkeld zou kunnen worden. De markies vroeg echte! dringend naar de post en kwam zoodoende ook in bd bezit van een brief, zonder afzender en datum. Hy na» den brief op en begon haar met een gevoel van nieuws gierigheid te lezen. De inhoud was als volgt: „Mylord, indien u nog niet te oud bent om vreugd» te scheppen ln een amusant liefdespelletje, zou ik u willen aanraden u te begeven naar den kleinen tuin,; die behoort by het gedeelte van de Abbey. dat het Klooster genoemd wordt. Ik zou u verder aanraden u alleen naar deze plek te begeven." De gedachte alleen, dat er iets in de Abbey zou voor vallen, zonder dat hy het wist. maakte hem razend. Hij drukte woedend op de bel en beval Palmer den sleutel van de kloosterdeur te brengen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1932 | | pagina 18