Schager Courant A11 e r h a n de. EEN DAPPER MEISJE Radioprogramma Derde Blad. J Oorlog PruisenOostenrijk. 1866 Woensdag 9 Maart 1932. 75ste Jaargang. No 9034 C pLua >r ook k CRISIS-GOLVEN. De prijzen schommelen. Nu zijn ze hoog. dan weer laag. Soms meenen wij te weten waarom en waardoor. d0Ch dikwijls moeten wij erkennen, dat wij de oorzaken niet kunnen aanwijzen: er schijnt heelemaal geen vaste I regel te bestaan. Toch zit er regelmaat in die stijging en daling en om dat sinds langer dan een eeuw in Engeland aanteokening I is gehouden van de prijzen, heeft men daar studie van kunnen maken en er conclusies uit kunnen trekken. De heer De Wolff, privaat-docent aan de Universiteit {«'(Amsterdam, houdt zich daar speciaal mee bezig en deze golfbeweging: dalende prijzen van 18251850 stijgende prijzen van 1850—1873 dalende prijzen van 18731895 stijgende prijzen van 1895—1914 Dit zijn de lange golven, die niet geleidelijk verloopen, joch sprongsgewijs. Stijging en daling worden om een gepaald aantal jaren krachtig onderbroken: er komt een kortstondige opleving of een felle daling en zoo Isukkelen we van crisis tot crisis, eerst om de 11 jaar, u om de 7 jaar. Dit waren sinds 1825 de crisisjaren 1825—1836—1847—1857—1866—1873—1882—1890—1900— 1907—1913. Sinds 1914 zitten we op de dalende lijn en volgens den heer De Wolff hebben we soo ongeveer het diepste punt bereikt en gaat het, volgens hem nog dit jaar, weer op waarts. Natuurlijk opnieuw met ups and downs, zooals de En- gelschen zeggen: op en neer, drie sprongen voorwaarts, twee achteruit, wanneer we in de opgaande lijn zijn en drie sprongen naar beneden en twee naar boven, als we ons in de dalende lijn bevinden. Men moet zich dit zoo voorstellen. [Dalende lijn: Stijgende lijn: Diepste inzinking Br zit regelmaat in, zegt de heer De Wolff. zoo iets %aa een economische wet, gelijk er ook natuurwetten L zijn- Of dit betwistbaar is. laten we ln het midden, doch nog even uw aandacht te vragen voor bijkomstige om- idigheid. F De lange opgaande golf, zoo constateert de heer De r Wolff, is de tijden van de oorlogen. Elk geschiedenis- boek kan u overtuigen, dat dit juist is. In de springvloed-periode van -18501873 kwamen de volgende oorlogen voor: ^Russisch—Turksche oorlog 1853 moorlog 18541856 F Eerste Engelsch-Fransche oorlog tegen China 18571858 Oorlog ItaliëOostenrijk 1859 Tweede Engelsch-Fransche oorlog tegen China 1860 Oorlog der Noordelijke tegen de Zuidelijke staten van N.-Amerika 18611865 FSleeswijk-Holsteinsche oorlog 1864 Fransch-Duitsche oorlog 1870—1871 Dan treedt de ebbe in van het economisch getij en ge- lurende ai dien tijd. van 18731895, zijn oorlogen zeld- f zaam als sneeuwstormen in den zomer. Er heerscht tus- schen de Volken Vrede op aarde. Nauwelijks keert in 1895 opnieuw het getij en begint de vloed te loopen, of de krijgsbijl wordt opgegraven en weer duchtig gezwaaid, liniog n Hier is *iet lijstje, van de bloedige conflicten: JapanschChineesche oorlog Turksch—Grieksche oorlog 1894—1895 1897 FEUIT.TETON Naar hei Engelsch van CH. GARVICE. 1L Een koortsachtige rusteloosheid scheen zich van haar I meester gemaakt te hebben. ..Het zal niet veel tijd in beslag nemen, kindje", zei b\j met een droevigen glimlach. „Dit is alleen maar in Mam ons tehuis geweest. Alles behoort den markies toe Onze weinige bezittingen kunnen wel ln een uur gepakt worden. De weinige boeken van mezelf..." zijn stem beelde. Zeviel hem ongeduldig in de rede: „Grootvader, nu krijgen we een eigen thuis, hè? Het is alsof deze plaats ffle benauwt. Kom, ga met me mee. dan zullen we aan hri werk gaan." Ongeduldig trok zij hem mee om toebereidselen te waken. Het was over twaalven, toen zij klaar waren. Daarna gingen zij terug naar hun zitkamer om over de toekomst te praten en over de groote vraag, waar zij heen zouden gaan. Het was Lela absoluut onverschillig; haar eenige wensch was van de Abbey weg te komen. Eindelijk keek de oude man op. In zijn nevelige herinnering zoekend, schoot hem een plaats in Surrey binnen, waar een col lega een groote school had. Misschien kon zijn oude vriend hem als leeraar of assistent gebruiken. Hij legde zijn plan aan Lela uit, die er dadelijk ooren naar had. „Als het maar een plaats is", zei ze, „waar we ons kun nen verbergen en vergeten worden." Ze dachten er niet aan naar bed te gaan, maar bleven den ganschen nacht op. Toen het begon te dagen, gin gen ze de bibliotheek, de porseleinkamer en den kloos tertuin binnen en namen er zwijgend afscheid van. Bleek en vermoeid knielde Lela naast de fontein, het water met haar handen beroerend. Ze plukte een roos en liep toen langzaam, met gebogen hoofd, naar den geleerde terug, die haar stond gade te slaan. Na het Spaansch-Amerlkaansche oorlog 7898 Zuid-Afrikaansche oorlog 18991902 Russisch-Japansche oorlog 1904:1905 Voortdurend dreigend oorlogsgevaar uit Balkan-crisis en Marokko-conflict 19081911 Italiaansch-Turksche oorlog 1911—1912 Eerste en Tweede Balkanoorlog 1912—1913 Wereldoorlog 19141918 Hierbij teekent de heer De Wolff aan: „Merkwaardig is het, dat het eerste oorlogsconflict bij het einde van de vorige baisse-periode de Japansch-Chi- neesche oorlog van 1894—1895 was, en dat wij nu. nu wij ons bevinden aan het einde van de neergaande lijn, het welk tevens het begin van de opgaande is. weder om staan voor een nieuwen Japansch-Chineeschen oor log!" Intusschen is het op de dalende lijn geen vrede, al rusten dan de „wapenen der barbaren". Dan bekampen de volkeren elkaar met economische middelen en in elk volk woedt dan de burgeroorlog om behoud van het loon peil. Ook dat klopt met de feiten. Bij stijgende prijzen stijgen ook de Minsten en kunnen ook de arbeiders er dikwijls in slagen* hun positie te verbeteren. Nauwelijks dalen echter de prijzen, of het wordt vechten om het bestaan en de Vrede op aarde wordt op andere wijze verstoord. Blijft het gaan als bij vorige gelegenheden, dan ko men dus weldra met de stijgende conjunctuur de stij gende oorlogskansen. Er wordt weer verdiend en er wordt weer gemoord en volgens De Kandelaar zie hieronder zou het zonde zijn, als wij den oorlog trach ten uit te bannen. Wijdenken er anders over. Misschien zijn de tijden nog niet rijp voor vrede door recht, doch het kan o.i. geen zonde zijn, om te beproe ven het rijpen te bevorderen. Laten wij het dan doen, waar en wanneer wij kunnen. DOOR DE BlOSCOOr. Het ontzag voor de blanke overheerschers is er de laatste jaren bij det koloniale volkeren niet grooter op geworden. Daaraan zullen wel verschillende oorzaken hebben medegewerkt, doch wie zou nu op de gedachte komen, dat ook de bioscoop hierbij een rol heeft ge speeld? In het Fransche tijdschrift „Le monde nouveau" De nieuwe wereld wordt deze kwestie behandeld cn worden als oorzaken van het verminderde respect op gesomd: een te snelle opvoeding, een overdreven druk persvrijheid, maar als voornaamste de bioscoop, die met haar sensationeele en demoraliseerende films ook in de meest afgelegen tropische landen is doorgedrongen. De inboorlingen die tot nog toe maar een vaag idee hadden van het persoonlijk en huiselijk leven hunner blanke meester, zagen daar voor hun verbaasde oogen een wereld van misdaad, waarin blanke mannen, en voor al vrouwen, een hoofdrol speelden. Dat was een ontnuchtering! „Familiariteit kweekt minachting", zegt een oude spreuk, en zoo ging het hier. „Zie nu eens hoe de blanken leven", zeiden ze tegen elkaar. „En dat zijn nog wel de menschen, die hier ko men om ons van onze oude gewoonten en dat af te brengen." Hier zit wel iets in, doch de hoofdoorzaak van het verminderd ontzag en gezag moet men niet bij de bios coop zoeken. Die koloniale volken beginnen zich af te vragen, waaraan de blanken het redelijk ontleenen om hen te overheerschen en op die vraag is hoe langer hoe ^nlnder een bevredigend antwoord te geven. Bruinen, zwarten en gelen zijn om die niet-blanke huidskleur nog geen minderwaardigen en naarmate dat besef tot hen doordringt, worden zij minder geschikt, om zich op den kop te laten zitten. Wat voor de menschheid zij zijn toch ook menschen geen slecht ding is. al zal het ons, blanken, moeite kosten om van onze heerscheisplaats af te dalen! ALS HET NOODIG WAS! Een dezer dagen ontmoetten wij een rijks-ambtenaar.' Al heel gauw had hij het gesprek gebracht op de kor ting, welke sinds 1 Maart op zijn traktement wordt toegepast. Om hem te plagen, beweerden wij, dat hij met zijn vaste traktement toch maar best af was. Ds prijzen zijn gedaald en de koopkracht van je salaris was du» flink gestegen, zoodat er best wat af kan. Huiselijk gezegd, waren wij hem dus aan het „voeren", en met succes, want hij liep aardig warm. Als er geen ander middel was om 's Rijks zaken gaande te houden, viel liy uit, zou ik van die korting niks zeggen. Ik eisch, als heel de wereld door stormen wordt geteisterd, geen veilig plekje alleen voor de ambtenaren. Om uit de misère te komen, wil ik ook mijn portie dragen, doch ik vind het onrecht om aan ons salaris te plukken, omdat men daartoe de macht heeft, en geen poging te doen om de lasten naar draagkracht te verdeelen. Indien Minister De Geer bijv. 50 millioen had om het schip van staat vlot te houden, of 100 millioen of nog meer, dan had hij mijns inziens de inkomsten belasting moeten verhoogen. Wie geen 800 gld. verdient, wordt niet aangeslagen en er zit progressie in- naar verhouding betalen de groote inkomens het meest en dat is billijk ook. Als daar wat af gaat, beteekent het hoogstens wat minder weelde, wat minder overvloed. Zoo'n belastingverhooging om onze gemeenschappe lijke huishouding behoorlijk te kunnen financieren, zou ik billijk hebben gevonden en tegen mijn aandeel zou ik niet hebben gekankerd. Ik zou dan ook niet te wei ontbijt. toen de zon boven den heuvelrand uitkwam, ver lieten zij de Abbey. Als iemand, die droomde, liet de oude man zich door Lela naar de auto leiden, die hen naar het station zou brengen, waar de trein naar Lon den juist aankwam. Lela, wier gericht bleek en strak was als een marmeren standbeeld, keek uit het raampje, toen de trein een bocht nam, die de Abbey in het gezicht bracht; haar oogen met een wanhopige uitdrukking op het oude gebouw gericht, dat zich in den glans van de ochtendzon koesterde en van haar half-geopende lippen kwam het gemompel: „Vaarwel, mijn liefste, vaarwel!" Toen zonk ze zwij gend neer. De markies had niet vergeefs een beroep op haar gedaan. Ze was standvastig als een vrouw, zelfs in haar wanhoop; ze hield te veel van lord Fane om hem ten gronde te richten. Lord Fane. die niets wist van den anoniemen brief en van alles, dat deze tengevolge zou hebben, was van Lela weggegaan om met haar grootvader te gaan pra ten cn zijn liefde te bekennen. Hij wandelde naar het hek van de pastorie, zonder iets van den ouden heer te zien en bleef buiten wachten, onderwijl een sigaar rookend. Ten slotte begon hij ongeduldig te worden en belde aan. Het dienstmeisje deelde hem mee, dat de geestelijke en de professor samen waren gaan wandelen. Hij besloot om maar naar huis te gaan, maar op het terras kwam een bediende hem al tegemoet. „Pardon, mylord, maar de markies stuurt mij om u. De markies wensoht u onmiddellijk te spreken." Edgar stond stil en keek weifelend om zich heen. „Onmiddellijk?" zei hij. „Is over een kwartier of een half uur niet goed?" „Onmiddellijk, zei de markies, mylord", antwoordde de man. Op zijn lip bijtend van ergernis en zijn ongeduld on derdrukkend, volgde lord Fane den knecht het huis binnen en vond den butler in de hall. „Wel, wat is er?" vroeg hij, zich afvragend of er nog tijd zou zijn om meneer Temple te bezoeken, voor deze naar bed ging. „De markies voelt zich heel ziek, mylord, en hij wenscht u dadelijk te spreken." Edgar gooide zijn sigaar weg en volgde Palmer de trap op. Tot zijn verbazing liep de butler de zitkamer van den markies door en liet hem in de slaapkamer. nig hebben bijgedragen, want voor luitjes met vaste salarissen is smokkelen met het inkomen onmogelijk. Was ik dan meer aan belasting kwijtgeraakt, dan me nu op mijn traktement wordt gekort, dan zou me dat niet zuur zijn gevallen, want dan wist ik twee dingen: er is geld noodig, en ieder draagt daartoe bij in billijke verhouding. Daar hadden we niet van terug. Tot slot kregen we nog dit te 3Ükken: „Je moet maar eens lezen, wat Prof. Van Embden er deze week in de Eerste Kamer over gezegd heeft, Smalend sprak hij van een nieuw en allerslechtst soort van belasting: ambtenarenbelas t i n g. Schoon gelijk had ie, maar wij moeten drie jaar lang extra bloeden. Als het tenministe bij die 3 jaar blijft! ANDERE TAAL. Wie meestal in kringen verkeert, waar de strijd tegen het militairisme als een vanzelfsprekendheid wordt be schouwd, staat vreemd te kijken, wanneer hij tot de ontdekking komt, dat er ook menschen zijn, die elke vredesbeweging zo n d i g verklaren. Zie hier hoe de re dactie van „De Kandelaar" dat klaarspeelt, het orgaan van den Bond van Nederl. Hervormde Meisjesvereeni- gingen: „Heil is alleen te verwachten van de inwerking van Gods Geest. De enkele mensch kan zich zeiven niet veranderen, evenmin kunnen de volkeren hun aard en gezindheid in eigen kracht wijzigen. Ook voor de volken geldt het, dal zij uit zich zelve onbekwaam zijn tot eenig goed, onbekwaam om de ondeugden en zonden te bestrijden, waaruit de oorlog voortspruit. Ieder, die meent, dat het anders is, komt bedrogen uit. Alleeu wanneer de volken zich tot den Heere bekeeren, mag men verwachten, dat het oorlogsgevaar verminderen zal. Wat nu het werk van den Volkenbond betreft, moeten we allereerst nagaan of deze zich stelt op den grond slag van dit beginsel. Zoekt de volkenbond haar hulp en heil alleen bij den Heere. bekent hij zijn onmacht tot het goede? Immers neen. Men meent, dat de volken in eigen kracht egoïsme en hebzucht kunnen bestrij den. De volkssouvereiniteit is zijn uitgangspunt, niet de souvereiniteit Gods. Naar den wil der volken wordt gevraagd, niet naar den wil van God. Hierdoor is de volkenbond veroordeeld." De ook christelijke „Nederlander" teekent hierbij aan: „Zelden hebben wij het verschil tusschen het Rijk der genade en het Rijk dezer wereld zóó kras zien weg doezelen; terwijl het toch „gereformeerd is om te lee- ren, dat ook in dat laatste Rijk de christen een roe ping heeft. Volgens „De Kandelaar" bestaat die roeping dus niet. Dit is niet gereformeerd. Maar Gode zij dank: het is ook niet waar! Er is iets te doen inzake de vredesbeweging; ook voor hen, die met huivering belijden, dat zij aan de zonde gelooven." En wij? Wij doen er het zwijgen toe. Het licht van deze Kan delaar brengt o.i. slechts duisternis en er zou naar onze meening niets verloren, doch wel iets gewonnen zijn, als het onder de .korenmaat werd geplaatst. ZE ZINGEN NIET MEER. De Duitschers zingen veel en graag. Zij kunnen het ook en bij hen vergeleken staan wij Nederlanders een heel stuk achter. Intusschen voltrekt zich een merkwaardige verande ring: volgens een schrijver in de Deutsche Lehrer-Zei- tung. gaat de zanglust bij het Duitsche volk schrikba rend achteruit. Van zijn artikel geeft T. van der Kooy in „Valcooch" de volgende samenvatting: „Het is van jaar tot jaar te merken. Naar de oorzaak behoeft niet lang te worden gezocht, zegt het blad; die ligt in het hierboven genoemde, waardoor de lust tot zingen vergaat. Een met zorgen bezwaard hart vermag zich slechts zelden in het lied boven de nooden van 't leven te verheffen. In de afgeloopen zomer is het den schrijver opgeval len hoe wandelaars en menschen, die van een uitstapje terugkeerden, zoo merkwaardig stil hun woningen op zochten. terwijl in vroegere, betere jaren soms tot laat in den nacht het gezang weerklonk. De Duitschers lee- ren het zingen af. zegt hij. Zelfs in de Weihnachtstijd, waarin men vroeger gewoon was, zoo dikwijls het Stille Nacht te hooren, was het nu akelig stil." DONDERDAG 10 MAART. HILVERSUM (1875 M.) A.V.R.O.* 8.00 Tijdsein en Gramofoonmuziek; 10.00 Mor genwijding: 10.15 Gramofoonmuziek; 10.30 Solisten concert; 11.00 Knipcursus Kinderkleeding door Mevr. Ida de Leeuw van Rees; 11.30 Solistenconcert; 12.00 Omroeporkest oJ.v. Nico Treep; intermezzo gramo foonmuziek, 2.00 Halfuur voor de vrouw; 3.45 Gramo foonmuziek: 4.00 Ziekenuur door Antoinette van Dijk; 5.00 Radio-kinderkoorzang o.l.v. Jacob Hamel; 5.30 Gramofoonmuziek; 5.45 Kamerorkest o.l.v. Louis Schmidt; 6.30 Sporlpraatje door H. Hollander; 7.00 Ka merorkest; 7.30 Engelsche les voor beginners door Fred Fry; 8.00 Gramofoonmuziek: 8.15 Uitzending uit het Concertgebouw te Amsterdam. Orkest o.l.v. Dr. Willem Mengelberg: Bach- en Strauss-prcgramma; 10.30 Nieuwsberichten van het Persbureau Vaz Dias: 10.45 Gramofoonmuziek, 11.00 Eerste AVRO-schlager-potpour- ri „Het spat en knettert", samengesteld door Emel- vano en Jake. HUIZEN (298 M.) K.R.O.: 8.00 Morgenconcert. N.C.R.V.: 10.00 Gramo foonmuziek; 10.15 Korte Ziekendienst; 10.45 Gramofoon muziek. K.R.O.: 11.00 Gramofoonmuziek; 11.30 Gods dienstig halfuurtje; 12.00 Politieberichten; 12.15 K.R.O.- Orkest o.l.v. Johan Gerritsen. N.C.R.V.: 2.00 Cursus fraaie handwerken; 3.00 Vrouwenhalfuurtjc- 3.30 Ver zorging zender; 4.00 Ziekenuurtje; 5.00 Cursus in han- denafbeid 5.45 Hobo-recital door Bornard de Vries; 6.45 R.V.U.: Uitzending van de Ntd. Evang. Ver.; 7.30 Po litieberichten; 7.45 Uitzending van een Concert uit Boedapest; 9.00 Ouderuurtje. L. W. J. van Hasselt: Wat moeten onze kinderen worden?; 9.30 Liederen-recital 10.30 Persberichten Vaz Dias; 10.40 Vervolg Concert; 11.10 Gramofoonmuziek. BRUSSEL (509 M.) 5.20 Omroepsymphonie-concert; 6.20 Gramofoonmuziek; 8.20 Omroeporkest; 9.05 Gramofoonmuziek; 9.20 Popu lair Concert. KALUXDBORG (1158 M.) 3.10 Het orkest van Restaurant „Wivox" 7.30 Omroep- roep-Symphonie-orkest o.l.v. Emil Reesen; 9.50 Dans muziek door de band van Restaurant „Ritz". LANGENBERG (472 M.) 4.20 Vesperconcert; 8.20 Omroep-Orkest; 11.20 Concert. DAVENTRY (1554 M.) 4.50 Het Grosvener House Orkest; 8.20 Radio-Harmo nie-Orkest; 9.55 B.B.C.-orkest; 11.15 Dansmuziek. ROME (441 M.) 8.05 Concert. WEENEN (517 M.) 7.00 Gramofoonmuziek; 7.35 Concert-orkest uit Buda- pest; 9.55 Dansmuziek. WARSCHAU (1411 M.) 4.00 Gramofoonmuziek; 4.55 Concert; 5.30 Solozang en duetten; 6.55 Gramofoonmuziek; 7.35 Populair concert door het Omroeporkest 9.30 Gramofoonmuziek; 9.50 Dansmuziek. Het was de eerste keer, dat Edgar er binnen ging. Hoe ziek hij ook was. keerde de markies zich toch om. toen lord Fane binnentrad en wierp een onderzoekenden blik op den jongeman. Edgar liep op het. bed toe. maar lord Farintosh riep plotseling uit: „Raak me niet aan, of ik word gek. Waar ben je geweest?" „Naar de pastorie. Het spijt me ontzettend..." „Ja, ja, dank je'*, viel de markies hem met duidelijke krachtsinspanning in de rede. „Edgar. beloof me, dat je hier bij me blijft zitten. Ik wil jc dicht bij me hebben. Vreemd verzoek, hè?" zei hij met een bitteren, ironi- schen glimlach. „Ik kan het op zichzelf niet zoo vreemd vinden", was Edgar's antwoord. „Ik ben erg ziek. Ik heb me nog nooit zoo ellendig gevoeld. Edgar! Ga zitten; daar staat een gemakkelijke stoel. Maak het je geriefelijk. Praat., als je er zin in hebt, rook..." „Lieve deugd", riep lord- Fane uit, pijnlijk gegriefd. „Denkt u, dat ik absoluut geen gevoel heb?" „Dat weet ik niet", antwoordde de markies op zijn sarcastische manier. „Ik hoop het voor je." De markies zweeg en de nacht ging voorbij, terwijl Ed gar onbeweeglijk in zijn stoel bleef zitten en Lela haar koffers pakte en zich gereed maakte om voor goed weg te gaan. Zoo nu en dan vroeg de markies om 'n slokje brandewijn en tegen den morgen viel hij in slaap. Edgar, die zelf half ingedut was, schrok op. toen de markies plotseling in het bed overeind vloog en met een scherpe stem riep: „Palmer, jij booswicht, waar zit je?" „Kan ik iets voor u doen, vader?" vroeg Edgar. terwijl hij opstond. De markies staarde hem aan. knikte toen en zonk weer in zijn kussens. „Ik dacht, dat jc weggegaan was. Je je bent toch niet weg geweest, Edgar?" „Zeker niet, vader. Ik zou er niet aan denken u te verlaten." „Dank je. Ik ik kan het mijzelf nauwelijks verge ven, dat ik misbruik maak van je goedheid, Edgar, hoe wel ik mijzelf tracht te troosten met de gedachte, dat het de eerste keer geweest is, dat ik zoo veeleischend was. Ik beloof je, dat het de laatste zal zijn." Edgar antwoordde niets op deze eigenaardige ontboe zeming, maar stond op en trok de dekens recht. Iets in het knappe gezicht scheen den zieken intrigant te Worden de Eskimo's weer barbaren? (New-York). Het grootste gedeelte van de we reldbevolking is tegenwoordig onrustig. Het schijnt dat er zich in het wezen der menschen belangrijke psygi- sche veranderingen gaan voltrekken en inderdaad heb ben sommige deskundigen op dit gebied zich dan ook. in dien zin uitgelaten. Maar het is zeer merkwaardig tc vernemen, dat deze onrust zich uitstrekt tot in het gebied waar dc Eskimo-stammen leven. Zooals de Amerikaansche berichten luiden, heeft het de opmerkzaamheid getrokken van de Canadeesche „Mounted Pollce" dat dc Eskimo's zich reeds eenigen tijd min of meer van de blanken afwenden, alle uitin gen van hun cultuur negeeren en weer tot de zeden en gebruiken hunner vaderen schijnen terug te keeren. Deze verandering viel in de eerste plaats aan de Tra- poers der Canadeesche politie op. Immers zij zijn het, die soms maandenlang door het Eskimo-gebied reizen. Wanneer zij dan door de ijs-steppen trekken en de Es kimo-dorpen controleeren dan kan het niet anders of zij moeten onmiddellijk de stemming aanvoelen, die in zulk een dorp heerscht. En nu viel het op. dat er achter de lage voorhoofden der Eskimo's nieuwe gedachten ontstonden, gedachten, die nu juist niet ten gunste van de blanke broeders uitvielen, gedachten ook, die de Es kimo's naar hun oude zeden en gebruiken terugvoerden. Deze terugkeer naar het oude gaat langzaam maar ze ker. Weliswaar is er nog geen voorbeeld gegeven van haat tegen de blanken, geen haar werd nog van hen gekrenkt, maar toch, de blik van de Eskimo's wordt on verschilliger en men ontvangt den blanken broeder goed, maar koel. Toch zijn er wel uitingen va.n haat te be speuren al zijn het dan geen persoonlijke. Want de de pots, die de Canadeezen in het uiterste Noorden hebben opgericht, depots, die in geval van hoogen nood hulp moeten verleenen. werden eenigen tijd geleden vernield. Wie het deed, kón niemand zeggen. Zoo zijn de verhoudingen meer gespannen geworden.' Vele Eskimofamilies, die tot nu toe de Noordelijkste zónen bewoonden, hebben opgebroken en zijn nog Noor delijker getrokken. Zij hebben zich aangesloten bij die Eskimo's, die hoe langer hoe NoordelijKer gingen wonen naarmate de cultuur der blanken zich trachtte uit te breiden. Men weet, dat er zulke stammen bestaan. Zij zijn de nationalisten onder de Eskimo's. Deze mannen vreezen en haten zelfs den invloed der Engelschen en Amerikanen en willen tot eiken prijs trouw blijven aan de zeden en gewoonten hunner vaderen. Van deze stammen zijn nu plotseling, en niemand kan verklaren, waarom juist nu, ijlboden gekomen, die hun broeders de boodschap brachten, dat de goden be volen hadden, de Eskimo's zouden weer eenvoudig moe ten worden en terugkeeren tot de medicynmannen, die ook hun voorvaderen tot heil waren geweest. Wat heeft deze boodschap, die nog door vele andere gevolgd werd. te beteekenen? De Canadeezen zijn, op hun controletochten uiterst op hun hoede en zien met zorg naar de depots, die zij in de ijsvlakten hebben op- gericht.De Eskimo's worden weer Barbaren en gelooven weer dat de „wilde" menschen de beste menschen zijn. treffen, want hij keek zijn zoon met een zonderlingen blik aan. „Je bent erg zorgzaam. Ben je zelf ooit ziek geweest?" Het was een vreemde vraag van een vader aan zijn zoon en kenmerkte duidelijk de kloof, die tusschen hen gaapte. „Neen, vader," antwoordde lord Fane onverschillig, „behalve toen ik mijn arm brak." „Het spijt me, dat ik toen niet bij je was. Maar neen, ik zou van geen nut geweest zijn. Het zien van pijn bij anderen prikkelt me." „Wat is dat voor fluit?" vroeg hij, zichzelf in de rede vallend. Lord Fane ging naar het raam. „Dat is de trein van negen uur. die vertrekt." antwoordde hij kalm, niet vermoedend, dat deze Lela van hem wegvoerde. De markies zuchtte diep. „Het is dus al ochtend", zei hij. „Wil je even bellen?" „Breng het ontbijt voor mylord in de aangrenzende kamer", beval de markies „of ontbijt je liever benedeh?" „Ik heb het even lief hier." antwoordde Edgar. Veel lust om tc ontbijten had hij echter niet; hij had geen rust bij de gedachte, dat hij misschien wel den heelen dag bij zijn vader moest blijven. Hij moest op de een of andere manier met Lela in verbinding komen. Hij ging naar dc schrijftafel van den markies en schreef haar, waarom hij niet komen kon en terwijl hij de enve loppe sloot, riep hij zachtjes: „Palmer, geeft dit aan juffrouw Temple en wacht op antwoord." Palmer nam het briefje aan en wilde juist heengaan, toen de markies hem riep. De butler sloop op zijn tee- nen binnen. „De brandewijn", zei de markies, en toen Palmer met het glas het bed naderde, voegde hij er op zachten, strengen toon aan toe: „en dat briefje?" Palmer schrok, maar legde het epistel op de sprei. De markies keek er met een spottend lachje naar en legde het kalm onder zijn kussen. „Ga heen '.'zei hij met een blik die zooveel beteekende als: „maar niet naar juffrouw Temple." En Palmer sloop de kamer uit. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1932 | | pagina 9