AlflUtll NilllS- GEESTELIJK LEVEN. EEN DAPPER MEISJE r«nl 75ste Jaargang No. 9036 Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen. Eerste Blad. COETHE. IfüUrt^1 -ten; jï» famotc^ Infanietj, Land. J itlebetu Drken ai 'den R van v.. !st; nj, 1 '2»K) 9.20 Be. 10* («9 K) 8.30 Cc^ Witl; Jjj fl«5Kj bete» tal, lm (1725 M.) Ras. (550 MJ 9.25 ft. 1412 Ml 1875 SL) Heerek» 50 Trio V.\. e Conti. Vin e Bom C. Wl» o; 3.35 ité; 4.1J :iek oj, beider» Literair zang. - Roode estuur» »terdaj.i Jgo di st; 11.00 ist 0.1.7. 298 M.) •v. Piet Polittoi 230 Nederl Paul Esp» bestrjj. Sport van 1 )rkest; ïieuws, lofoon- t 93 M.) Twee- Em- 9 M.) F. v. uziek. >5 M.) rhton; Th« Zaterdag 12 Maart 1932. SGHAG Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver- tentiën nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst. POSTRFKENTNG No. 23330 INT TELEF. No 20 Prijs per 3 maanden fl.80. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN- TlëN van 1 tot 5 regels f 0.85, iedere regel meer 15 cent (bewijsno. inbegrepen). Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. DIT NUMMER BESTAAT UIT ZES BLADEN. HET z-al den lezers van de Schager Courant, al thans wat het meerendeel van hen betreft wel bekend zijn, dat op den 22sten Maart van dit jaar het feit zal worden herdacht, dat vóór een eeuw iemand is gestorven, wiens beteekenis door ieder beschaafd, weldenkend mensch wordt erkend. Het ligt dus zeer voor de hand, dat ik een artikel wijd aan dezen mensch, die een persoonlijkheid is geweest zóó groot en machtig als de wereld er maar weinige heeft opgeleverd. Ik ga iets schrijven over Goethe. Iets! Mijn bedoe ling kan niet zijn dezen mensch in zijn geweldige grootheid te teckenen. Ik zou het trouwens niet kun nen, omdat ik daarvoor een uitgebreide studie van hem en zijn werk zou moeten hebben gemankt. Ik hen echter onder den indruk van het meesterlijke boek. waarin Emil Ludwig, de menschenkenner en menschenontleder bij uitnemendheid, hem ons schil dert. Reeds eerder heb ik levensbeschrijvingen van Goe the gelezen. Maar het boek van Emil Ludwig of^r treft alles. En wie dit boek het telt niet minder dan 726 dichtbedrukte bladzijden heeft gelezen, ként Goethe en is daardoor in nauwe aanraking ge komen met een der gi ootste geesten der wereld. Een tijdgenoot van Goethe zegt van hem, toen hij (Goethe) nog pas 24 jaar oud was: „een wonderbaar menschhij heeft iets in zich: de nakomeling- «•ftap zal er zich over verbazen, dat er ooit zulk een mensch bestond!" Dit profetische woord is ten volle bewaarheid ge worden. Want nog honderd jaar na zijn dood, leeft Goethe voort.. Zou er één enkel waarlijk ontwikkeld mensch leven, die zijn grootste en diepste werk, n.1. Faust niet kent. Hij moge het al of niet gelezen heb ben, hij weet toch dat het behoort tot de klassieke literatuur, welke blijven zal zoolang er beschaving zal worden gevonden. Want in dit groote dichtwerk, waaraan Goethe zijn gansche leven gewerkt heeft, heeft hij den strijd geschilderd van den modernen, denkenden, zoekenden mensch. Men moet een Faust mot aandacht, kalm en rustig, lezen, om te begrijpen van hoe groote beteekenis dit werk is en dan zal men tot de overtuiging komen, hoe daarin de vragen worden behandeld, die telkens weer oprijzen voor ieder van ons wanneer wij trach ten te doorgronden wat de zin des levens is. Goethe werd geboren den 28sten Augustus van het jaar 1740. Hij openbaarde reeds vroeg een ge- nialen aanleg, zoodat hij pas 16 jaren oud reeds stu dent werd aan de universiteit van Leipzig. Het is merkwaardig hoe hem de dichter in het bloed zat en hoe hij een onweerstaanbaren drang in zich gevoelde om zijn gedachten in verz-en te uiten. Maar ook het proza versmaadde hij niet. In één slag werd hij door heel Duitschland en vèr daarbuiten beroemd en geliefd, toen hij zijn boek „Werthers Leiden" deed uitgeven. F KVI T T ET O N Naar hel Engelsch van CH. GARVICE. n De Markies hief zijn hand op. „Wacht even" zei hij. >Bet is mogelijk dat je erin slaagt dat meisje te vin den" •Dat zal ik zeker." ..En met haar trouwen?" i, Zeker." ..Laat ik je dan meedelen dat. als je met dat meisje trouwt, ik niets meer met je te maiken wil hebben. Ik moet je er even aan herinneren dat je zelf geen in komen hebt. Dat elke stuiver, die je krijgt van mij moet komen en dat op den dag. dat je je naam onteert door wet de kleindochter van één mijner ondergeschikten te trouwen, ik je toelage intrek. Het spijt me. dat ik rofj in zulke harde termen moet uitdrukken." „Het spijt mij niet", antwoordde lord Fane. „Ik ben sterk genoeg en gezond. Ik zou liever voor mijn dage- 'ijksch brood werken, dan het meisje verlaten, dat ik mijn liefde gegeven heb." ..Best. Je hebt bepaald een edel karakter. We zullen elkaar nog wel eens nader spreken, jongeman. Goeden nacht. We hebben heel veel eigenaardige karakters in onze familie gehad, maar zoo'n volslagen dwaas als jy bent, was er niet bij. Goeden nacht" HOOFDSTUK XVI. Lord Fane spoedde zioh naar zijn kamers en gaf or der om zijn koffer te pakken. Nog geen half uur daar na bevond hij zich aan het station en ondervroeg den chef, die hem vertelde dat meneer Temple en zijn klein Wanneer wij de verzamelde werken van Goethe aanschouwen, vragen wij onszelf af. hoe het mogelijk is geweest, dat één enkel mensch in staat was, dit alles voort te brengen. En wij doen dit temeer, indien wij daarbij bedenken welk een studie, welk een diep denken aan het schrijven moet zijn voorafgegaan. Want ook op het gebied der wetenschap was hij die gestudeerd heeft in de rechtswetenschap en ook een tijdlang als advocaat werkzaam "was een baanbreker. Hij hield zich bezig met anatomie (d.: de leer van den bouw der organische wezens) met osteologie (d.i. de leer van het gebeente) met botanie (d.i. plantkunde) met mineralogie (d.i. delfstofkunde) met de leer der kleuren ena. Indien wij daarbij bedenken, dat hij nóg een tijd lang minister is geweest en de directie heeft gehad over mijnen, dat hij deel nam aan het gezelschaps loven, en „de vrouw" een belangrijke plaats heef! ingenomen in zijn bestaan dan eerst krijgen wij eenig idéé van den geest van dezen titanischer mensch en van zijn bijzonder concentratievermogen waardoor hij zich telkens gehéél kon bepalen bij zijn arbeid. Ik wil hiervan een typisch voorbeeld geven Goethe is reeds diep in de zeventig. Hij zit in zijn vverkka mer. Het is vroeg in den morgen. Hij is alleen en leest over wat hij gisteren geschreven heeft. Hij is bezig met het laatste deel van zijn Faust. Na twee uren eenzaamheid komt zijn huisknecht en brengi hem zijn ontbijt en de aangekomen kranten en brie ven. Hij leest allereerst de brieven. Wat behelzen deze? Alweer een jongmensch, die hem vraagt om een oordeel over zijn verzen; een tijdschrift, dat hem verzoekt om zijn medewerking; een schilderes, die vraagt hem te mogen schilderenDan komt zijn kleinzoontje de kamer binnenstormen en omhelst grootvader. Daarna komt Goethe's secretaris. De huisknecht ruimt 't ontbijt op. Goethe zet zich neer tegenover zijn secretaris, die papier voor zich heeft en. begint te dicteeren. Het zijn verzen, van tevoren reeds ontworpen. Intusschen dicteert hij ook zijn dagboek. Terwijl hij bezig is wordt een vreemdeling aangemeld Hij ont vangt dezen in een andere kamer, spreekt eenigen tijd met hem. Daarna keert hij naar zijn studeerka mer terug en zonder zich 't reeds geschrevene te laten herhalen dicteert hij onmiddellijk verder! Ieder die ook maar eenigszins op de hoogte is van geestelijken arbeid, zal terstond begrijpen, dat zon der dit concentratie-vermogen Goethe .nooit in sta84 zou zijn geweest zóó ontzaglijk veel werk te doen. Ik schreef zooeven dat ook „de vrouw" een belang rijke plaats heeft ingenomen in het leven van den grooten dichter-denker. Hoe zou 't anders kunnen? Voelt niet „de vrouw" zich aangetrokken tot de groo te geesten onder de mannen en had Goethe niet bo vendien het voorrecht ook uiterlijk de aandacht te trekken, in 't bijztjnder door zijn prachtige, donkere oogen, die vol liefde en zacht, maar ook doorborend en scherp konden zijn? Bovendien was hij een naar alle zijden levend dochter met den trein van negen uur naar Londen waren vertrokken en zij een kaartje tot Paddington genomen hadden. Er zat dus niets anders op dan in Paddington-station navraag te doen. Mistroostig zette hij zich in een coupé en gedurende de reis kwam hij op het idee. dat. als zijn' nasporingen op het station vruchteloos waren hij naar Clifford Revel zou gaan. Die zou hem wel kunnen hel pen. Aan het station in Paddington informeerde hij bij de kruler9, doch deze konden zioh niet herinneren twee personen gezien te hebben, die aan lord Fane's beschrij ving beantwoordden, dus riep hij een taxi en liet zich direct naar Temple Lane brengen. Clifford Revel was in zijn kleedkamer bezig zijn scheermes aan te zetten, toen lord Fane plotseling bin nenkwam. „Welke cycloon heeft je hierheen gewaaid? Beste ke rel?" vroeg hij vriendelijk, toen hij het verhitte gezicht van zijn bezoeker zag. „Is er iets aan de hand?" „Clifford ik verkeer in de grootste ellende en ik heb je hulp noodig. Heb je vijf minuten de tijd?" „Vijf uur, als je wilt, beste kerel", was Clifford's ant woord. Lord Fane deed zijn verhaal: „Natuurlijk moet mijn vader haar gesproken hebben en haar overgehaald heb ben weg te gaan. Clifford, mijn bloed wordt koud als ik mij het tooneel voorstel, en de woorden, die hij tegen haar gezegd zal hebben! Zij is het liefste en mooiste meisje ter wereld! Ik word gek, als ik haar niet gauw vind." Clifford Revel ging het aangrenzende vertrek binnen en kwam een oogenblik later terug met een glas whis ky. „Drink dit eerst eens. Edgar," zei hij. „Luister nu naar me. Waarom denk je dat de Markies haar ge sproken heeft?" „Ik voel het! Ik voel het!" „Heb je geen bewijs?" „Neen." Clifford Revel slaakte een zucht van verlichting. De Markies had dus niets van den anoniemen brief ver teld. mensch. En hij was de eerste om dit zelf te erkennen Het verwondert ons daarom niet in 't minst, dat hij zijn heel leven door, tot in hoogen ouderdom, de zui vere, zinnelijke liefde heeft gekend Hij had om zoo te zeggen voor 't kiezen. Hel waren waarlijk niet al leen tot dwepen geneigde jonge meisjes, maar even zeer volgroeide vrouwen, die er prijs op stelden te zijn in de omgeving van den genialen dichter. Ik zou een gansohe rij jonge vrouwen kunnen opnoe men, die Goethe hebben doen gloeien van liefde en hem hebben bezield tot het scheppen van honderden verzen. Want altijd weer waren het gedichten, welke moes ten vertolken wat er in zijn hart omging. En deze, door zijn tijdgenooten op handen gedra gen poëet, door de hoogste aristocratie ontvangen man, die de persoonlijke vriend werd van den regee renden hertog, kiest zich als levensgezellin een kind uit het volk: Christiane Vulpius. Het getuigt van den zin voor onafhankelijkheid van Goethe dat hij deze Christiane, werkzaam op een kunstbloemenfabriek. tot zijn vrouw verkiest en (be denkt dat dit was in 1788!) een vrije verbindtenis met haar aangaat. Dit veroorzaakte een breuk tusschen hem en zijn trouwe, oudere vriendin, de aristocratische Frau von Stein. Want hare verontwaardiging was zóó groot, dat zij der. dichter niet wilde aanzien, wanneer zij hem zag voorbijgaan met zijn „Bettschatz". Maar voor Goethe begon met zijn vrije huwelijk (eerst veel later werd 't een wettig huwelijk) een leven van rein geluk, dat 28 jaren zou duren om te eindi gen met Christiane's dood. En als zijn Christiane van hem is heengegaan, ter wijl hij z-elf ziek te bed ligt, kijkt hij uit z'n kamer naar huiten, waar hij ziet hoe de Junizon poogt door 1e wolken te breken en dan neemt hij een blad pa pier en schrijft: „Du versuchts, o Sonne, vergebens, durch die dristren Wolken zu scbeinen! Das ganze Gewin» meines Lebens ist, ihren Verlust zu beweinen." (Vertaald: O zon, gij tracht tevergeefs door de don kere wolken te schijnen! De geheele winst van mijn leven is, haar verlies te beweenen.) En aan een vriend schrijft hij in deze dagen van smart: ik wil 't niet voor u verbergen, dat mijn toe stand grenst aan vertwijfeling. Christiane sterft in 1816. Goethe zal dan nog ver der leven: veertien jaar lang. Maar niet als een door het leed gebrokene. Deze sterke geest, welke altijd geworsteld had om het hoogste te bereiken, herstelt zich snel. En wij zien hoe hij voortgaat van zijn rijk dom te schenken aan anderen en hij doet dit voorai door zijn arbeid aan het tweede deel van den Faust. Zoo groot was de levensdrift in dezen held in de wereld der gedachte, dat hij zelfs lang na het heen gaan van zijn Christiane, nog weer kan ontvlammen in liefde voor een jong meisje. Wanneer wij in 't einde van het tweede deel van den Faust, hetwelk hij schreef op 82-jarigen leeftijd, lezen wat de oude doctor Faust zegt tot de Zorg, dan GEBRUIKTE AUTOMOBIELEN verknopen wij onder GARANTIE en op PROEF Garage C. NIEUWLAND, BERGEN. „Je vergist je misschien wel. Maar we zullen geen tijd verspillen: wij moeten haar zoo gauw mogelijk zien te vin-ien. Het moet haar niet ter oore komen dat je navor- schingen doet. anders zou zij de plek waar ze nu is ver laten en voorzichtiger dan ooit zijn om geen spoor ach ter te laten. Want het is toch duidelijk, dat ze jou ont vlucht is. Ik zaJ je helpen en mijn best doen. maar als ik op mij neem nasporingen te doen, moet je me beloven dat je niet tusschenbeide zult komen." Lord Fane wischte zioh het voorhoofd af. „Wat ga je doen?" vroeg hij. „Ik ken een man. een particulier detective, een heel knappe kerel, die hun verblijfplaats zal ontdekken en die 't zal doen zonder dat ze de minste argwaan hebben. Ik veronderstel maar enfin, ik zal die vraag niet stel len!" „Jawel, zeg gerust wat je invalt. Ik vertrouw je vol komen!" „Nu dan. ik wilde zeggen dat dit alles je besluit ze ker niet zal doen veranderen? Ben je vast besloten met juffrouw Temple te trouwen, niettegenstaande de be dreiging van den Markies?" „Ik zal met haar trouwen! Ik zeg je zij is mijn ide aal. een snoes van een meisje." Cliffort keek hem strak aan. „Ik begrijp het. Dus het is vergeefsche moeite van den Markies geweest" Clifford Revel legde toen zijn hand op lord Fane's schouder. „Edgar, vertel me eerst eens wat je van plan bent te doen. Ik bedoel vanavond." „Dat weet ik niet", antwoordde lord Fane ongeduldig. „Dan zal ik je wat voorstellen. Ga met mij mee. Ik ga naar het bal bij Mevrouw Debenham..." Lord Fane lachte bitter. „Ik zou me daar aardig mis plaatst voelen!" riep hij uit. „Natuurlijk voel je je daar ongelukkig, ongetwijfeld, maar dat zou thuis net zoo zijn. Volg mijn raad op en ga mee. De verandering van omgeving zal je hersens ook wat opfrisschen en je helpen de zaak kalm te over wegen." „Neen, neen!" weten we dat de grijze Goethe daarin zijn eigen ge dachten weergeeft: Ik ben de wereld doorgerend, Greep eiken lust dien 'k speurde, bij de haren, Wat mij niet aanstond liet ik varen, Wat mij ontglipte liet ik gaan. Ik heb alleen begeerd en dat volbracht En weer begeerd; ben met ontstuim'ge kracht Mijn leven doorgestormd; roek'loos begonnen, Gaat het thans kalmer aan, wijs en bezonnen, Het wereldrond is mij bekend gebied; Vrij uitzicht naar omhoog, dat is er niet. Dwaas wie daarheen zijn blikken lonkend richt, Zich boven wolken zijns gelijke dicht! Hier sta hij vast, hier schouwe hij rondom; De wereld is voor wie niet vreest niet stom. Wat hoeft hij dan naar 't eeuwige af te dwalen? Bij het begreep'ne kan hij zich bepalen. Zoo wand'le hij op èard zijn leven lang. Spoken en geesten rond, hij ga zijn gang. In 't voortgaan slechts vinde geluk en smart Zijn nooit één oogenblik bevredigd hart. Wanneer wij den zin dezer woorden verstaan, be grijpen wij het leven en streven van Goethe. Hij wordt ons tot de ideöele vrijdenker, die niet zich liet vangen in godsdienstige leerstelligen, die de werke- 'ijkheid aanvaardde en haar poogde te verstaan in haar diepste wezen. Hij wordt ons de eerlijke waar heidszoeker, die nooit tot bevrediging komt, d.i. nooit kan zeggen, dat hij aan het einde van zijn zoeken is, maar die als een onafscheidelijke twee-een>heid in het zoeken zijn geluk en zijn smart vindt. Het is verklaarbaar dat deze Goethe zich aange trokken heeft gevoeld tot de wijsbegeerte van den grootsten aller Nederlandsche filosofen: Spinoza: Want geenszins was hij materialist. Wordt dit niet duidelijk, wanneer hij zijn machtige levenswerk eindigt met deze woorden, welke hij door een mystiek koor laat spreken: Al het vergank'Iijke Beeldt slechts een schijn; Het falende, wank'lijke, Hier wordt het Zijn; Het onaanschouw'lijke, Hier werd het feit; Het eeuwig-vrouwlijke Opwaarts ons leidt. Wat bedoelt hij hiermede? Dat al het aardsche gebeuren niet anders is dan een zintuigelijk waarneembare beelding der eeuwige goddelijke ideeën. En als hij zegt „het eeuwig-vrouwlijke opwaarts ons leidt" dat uit zich daarin zijn heerlijke pan theïstische vroomheid. Want met het „eeuwig-vrou welijke" duidt hij aan de liefde in haar hoogsten vorm. Er is dus niet een mechanisch, doelloos gebeuren, een blinde werking van krachten in het universum, maar stuwing naar hooger en beter, omdat in alles de liefde zich wil verwezenlijken. Maar hieruit blijkt ons ook hoe hoog Goethe „dé vrouw" heeft geschat. Hij, die zelfs op hoogen leeftijd nog „verliefd" kon worden op een jong meisje, is i.och nooit een Don Juan geweest, dien het te doen was om sexueele genietingen alleen. Hiervan vinden wij het bewijs in de beroemde Marienbader Elegie, „Doe je het niet? Nu dan ga ik ook niet en blijf je hier gezelschap houden." Lord Fane was te onzelfzuchtig om zoo'n opoffering te aanvaarden, maar Clifford Revél. die niet van plan was hem dien avond uit het oog te verliezen drong op één van de twee voorstellen aan en tenslotte zwichtte lord Fane. „Ik zal meegaan", zei hij. „Je zult niet voor mijn ple zier je avond verknoeien. Ik ga mee, maar als. ik merk dat het mij te veel wordt, ga ik weg." „In orde", riep Clifford Revel. „Als jij naar je kamers gaat, ga ik even mijn detective opzoeken; ik ben weer Dij je vóór je klaar bent met kleeden." „Ik ga met je mee", zei Lord Fane geestdriftig; maar Clifford Revel schudde het hoofd. „Neen. doe dat niet", hernam hij. „Ik vind het niet noodig. dat de man weet dat jij belang bij de zaak hebt. ik heb liever niet dat hij je naam weet. Laat dat maar allemaal aan mij over, beste kerel! Tot over een half uur dan!' Toen Lord Fane vertrokken was, riep hij een taxi aan en reed naar een klein straatje bü Bedford Row en terwijl hij een huis binnenging, vroeg hij naar mijn heer Bowen. Hij werd door een vuil dienstmeisje in een kamer op de eerste verdieping gelaten, waar een man met een bleek uitdrukkingloos gelaat zat te schrijven. De man stond op toen Clifford Revel binnenkwam, maar sprak geen woord totdat het meisje de met baai bekleede deur gesloten had; toen groette hij Clifford Revel, deze jongeman was geen onbekende voor hem. „Ik heb een klein zaakje voor je. Bowen". begon hij, terwijl hij op de tafel ging zitten en een cigarette op stak. ..Ik wensch dat je de verblijfplaats van een ouden heer met zijn kleindochter opspoort." Toen gaf hij hun namen op en beschreef hen. „Ze vertrokken van Fane Abbey in Berkshire van ochtend; kwamen vermoedelijk in Paddington aan. Daar eindigt het spoor." Bowen sohreef dit snel op, zonder een woord te zeggen. „Er zijn twee punten In deze zaak, die ik je op het hart wil drukken." zei Clifford, ,in de eerste plaats, dat ik niet wensch dat zij ook maar het geringste vermoe-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1932 | | pagina 1