van de dagtaak Een oud verhaal Open Gpe Dat na veertig jaar weer actueel geworden is. Verschil van meening. I „De Ba IJ Tonnes op Z „In I C waarin hij zijn liefdegevoelens onder woorden brengt Toen was hij 81 jaar oud! Welk een onverwoestbare vitaliteit! Maar ook deze groote levenskunstenaar moest eens heengaan uit de wereld der levenden. Het is 22 Maart 1832. Goethe, die op den 15den Maart bij een rijtoer kou had gevat, zit in zijn leu ningstoel. Hij laat zich een werk over de Juli-revolu- tie geven. Hij drinkt en eet nog iets. Hij vraagt welke dag het is. De 22ste! krijgt hij ten antwoord. „Dus is de lente begonnen en wij kunnen dus des te eerde» weer herstellen. Dan valt hij in slaap en spreekt in den droom. De vrienden om hem heen hooren toe en verstaan: „Ziet die mooie vrouwenkop met wwarte lokken in een prachtig koloriet op donkeren achtergrond". Daarna zegt hij: „maak toch het ven ster open, opdat er meer licht kan binnenkomen." Dan: „Frederik geef mij die portefeuille, met de tee keningen, neen, niet het boek, maar de portefeuille en als niemand het vindt zegt hij: „nu, dan was 't zeker een spook." Om 10 uur vraagt hij een weinig wijn en houdt op met spreken. Tot hij zijn allerlaatste woorden uit, gericht tot zijn schoondochter, Ottilie, de weduwe van zijn zoon: „Kom mijn dochtertje, en geef me een pootje." Nog bleef zijn geest werkzaam, met zijn vin ger schijnt hij in de lucht te schrijven. Als dit eer poos heeft geduurd leunt hij gemakkelijk in zijn stoel achterover en tegen het middaguur houdt zijn hart met kloppen op. Ik heb deze sobere, maar treffende beschrijving van Goethe's laatste levensmorgen ontleend aan het boek van Emil Ludwig. En ik heb iets mee kunnen voelen met een zijner vrienden, zijn secretaris dr. Eckermann, die na hei sterven van Goethe zeide: „Daar lag een mensch neer in zijn volkomenheid. Het greep mij zoo aan. dat ik er een oogenblik niet aan dacht, dat de geest gevloden# was. Ik legde mijn hand op zijn hart Het sloeg niet meer. Ik wendde mijn blikken af en gaf mijn tranen den vrijen loop." En nu voel ik het onvoldoende van wat ik heb ge schreven over dezen waarlijk grooten mensch, wiens geest in zijn werken voortleeft. Het is zoo weinig wat ik vau hem gezegd heb en hij heeft aan de we reld zoo véél gegeven. Daarom hoop ik dat menigeen er toe gebracht zal worden, zoo het hem mogelijk is. iets van hem te lezen. Bij voorkeur zijn nooit ver ouderende Faust. Het tweede deel is zwaar, maar het eerste deel met zijn ontroerende Gretchen-tragedie is door ieder te begrijpen en voor een kleinigheid te koop. Niemand zad het lezen zonder innerlijke ver rijking. Want wij komen niet in aanraking met een verheven geest als Goethe, zonder er door gelouterd te worden. ASTOR. P.S. Een uitstekende Nederlandsche vertaling van het eerste deel van Faust is die van Adama van Scheltema, uitgegeven door de Wereldbibliotheek. (Slot) Wolmers stond toen op. Ring naar haar toe en bukte zich een weinig om goed in de oogen te kunnen zien. die mooie, groote oogen, waarover ze de lange wimpers hield neergeslagen. Zie ik het goed Trijntje? Heb je daar tranen in je kijkers? Zij antwoordde daarop niet, maar zuchtte: „Ik ben zoo diep ongelukkig!" En toen, als schaamde zij zich haar zwakheid, richtte zij zich op en zag Wolmers een oogenblik flink aan, zichtbaar al het mogelijke doende om zich te beheer- schen en kalm te schijnen. Wolmers kreeg een gevoel over zich. waaraan hij geen naam kon geven. Een vreemde mengeling van in genomenheid en verlegenheid met zijn positie, medelij den en vreugde over de geschonken gelegenheid om haar te troosten, te steunen misschien, maakte zich van hem meester. Plotseling stak hij zijn hand toe en zei zacht, bijna gedempt: Zeg 't me, wat kan, wat moet ik voor je doen? Je kunt op me rekenen, geheel over me beschikken. Toen drukte hij haar genomen handje en hield dat vast. totdat zij het tamelijk snel los woelde en voor haar oogen bracht, terwijl ze onder het snikkend uitbrengen van de woorden: Vader wil dat ik Dirk Mage zal 'trouwen! op een stoel neerviel. Wolmers behoorde niet tot de zenuwachtige menschen, die bij elke emotie hun hart voelen slaan, maar nu toch voelde hij een geklop tot boven in zijn keel. Uiter lijk kalm zei hij: En ben je daarover zoo verdrietig? Houdt je dan niet van hem? Neen. ik kan hem niet trouwen. Vroeger heb ik ge hoopt het te kunnen en heb Mage daarom niet g e w e 1- g e r d, hoewel ik ook nooit heb gezegd dat ik van hem hield. Toch vraagt hij me daar gedurig naar. Vanmorgen nu heeft hij mij geschreven dat hij wil weten „hoe of wat" en dat ie naar vader zou gaan. En wanneer ie dat eer leken doet? Och. och! Langzamerhand verviel ze weer in haar dialect, maar hij merkte het niet. Hij zag haar smart, maar leed niet mee; haar snikken had hem kunnen doen jubelen, haar verdriet was zijn vreugd. den hebben dat ze gezocht worden; ten tweede dat je je niet schriftelijk met mij in verbinding stelt. Ik kan er aan toevoegen, dat er absoluut geen misdaad bij de zaak betrokken is, en dat de plaats vanwaar zij komen niet in het minste verband houdt met mijn wensch ze op te sporen. Begrijp je?" „Volkomen", antwoordde de man. „U bent zeker nog aan het zelfde adres, meneer, daar ik U onlangs de Temple in zag gaan. Ik zal U mondeling mijn mededee- lingen doen. Het is geen moeilijk zaakje meneer." „Absoluut niet; maar ik hoop dat je niet zult nalaten er je volle aandacht aan te wijden." „Daar kunt u van op aan, meneer." Clifford Revel knikte en legde tien goudstukken voor den man neer, hij was te handig om bankbiljetten te gebruiken, bankbiljetten hebben nummers! „Hier is iets om mee te beginnen; het zal wel vol doende zyn om de kosten te dekken. Goeden avond." De detective ging weer zitten, keek zijn aanteekenln- gen na, toen stond hij op om „who's who" te krijgen, het boek waarin alles over adellijke families te vinden is, sloeg de bladzij op, die de bijzonderheden van de fa milie Farintosh bevatte en bestudeerde die heel nauw keurig en heel wat vlugger dan mevrouw Drayton. „Aha", mompelde hij. „Dus het is om het meisje te doen. Meneer Clifford Revel zoekt haar niet! Neen, er zit iemand anders achter. De jonge lord Fane! Ja, het is een interessant geval, meneer Revel, heel interessant." HOOFDSTUK XVIL Toen lord Fane, Clifford Revel de trappen van Lady Debenham's huis op volgde, kreeg hij een intense afkeer van het tooneel van vroolijkheid, dat hij op weg was bin nen te gaan, en alleen zijn belofte aan Clifford Revel weerhield hem ervan terug te keeren en thuis in zijn eentje te gaan zitten peinzen. „Ik ben erg blij u te zien, lord Fane", zei Lady De- benham, hem met een glimlach haar hand toestekend, Edgar mompolde een antwoord en baande zich met moeite een weg door de zaal. Clifford Revel fluisterde hem toe: „Je moest maar gaan dansen; neem mijn raad aan". Maar lord Fane schudde het hoofd en leunde tegen de zuil. waar hij het vroolijke tooneel gadesloeg, maar steeds zag hij het lieve gezichtje van Lela voor zich. Clifford Revel had een tamelijk getrouw verslag van zijn onderhoud met den detecjive gedaan, en lord Fane was verdiept in gissingen wanneer de man geslaagd zou zijn, toen hij een lichte beroering onder het gezelschap opmerkte. Hij keek naar den anderen kant van de zaal en zag. dat de opwinding veroorzaakt werd door het binnenkomen van Edith Drayton. Lord Fane zag haar langs zich heengaan en schoot het hem te binnen, dat zij een schoolvriendin van Lela was. Toen hij naar het dansen stond te kijken, kreeg zij hem in het oog, kwam naar hem toe en zei: „Ik verwachtte niet u hier te zien. lord Fane". En haij Z3l het doen", vervolgde het meisje met iets angstigs in hare stem. Hay zal 't doen. want hay heb 't me al zoo oftig zoid, maar nooit zóó. Plotseling echter hield ze zich in. en bemerkende hoe weinig medegevoel het gezicht van Wolmers uit drukte. was het als schaamde zij zich voor haar open hartigheid en zei, zich eensklaps vermanende: Maar wat kan jou dat ook skelen! Zij wilde opstaan en zich verwijderen, doch Wolmers kwam naar haar toe, drukte haar zacht op haar stoel terug en antwoordde haastig: Dat meen je niet Trijntje. Je hebt heel goed ge merkt dat jouw geluk me wel degelijk ter harte gaat. Hoe ernstig dat was heb je niet kunnen weten, want ik wist dat zelf nauwelijks; ik wist dat niet voor het oogenblik dat je me ongevraagd je vertrouwen schonk. Op dat vertrouwen kan ik nu zeker in hooge mate reke nen, wannepr ik daarom vraag, daarom vriendelijk ver zoek. Is het niet?" Met groote oogen zag het meisje hem aan, gedurig de oogen even krachtig dicht drukkend, wanneer tranen ze verduisterden. Wat ben ik gelukkig dat je kommen bent! zei ze eenvoudig. Waarom Trijntje, hoezoo? Och Wolmers. ik had zoo hoopt dat Piet me steunt hèwen zou, maar die deugde voor zoo zoowat niet en nou wil jij me heioen! An deuze skeeve pezisie zal nou 'n end komme en dat moet ook. Dirk zelf vraagt, er om. Nu, ik zal je graag helpen. Trijntjelief, maar hoe? Waarom heb je je broer zoo verkeerd begrepen? Hij meende het zoo goed met je. Hadt je hem niet van je gestcotep in deze aangelegenheid, dan zou j y nooit zoo veel verdriet hebben gehad en h ij ook niet. Hij? Ja. zeker, h y. want Piet gelooft, dat jy Mage wil trouwen, niet omdat j ij zooveel van hem houdt, maar omdat zijn moeder je heeft wijsgemaakt, dat h ij niet buiten jou zou kunnen. Hoe weet je dat? Piet zelf heeft het me gisteren verteld. Hii heeft me gezegd dat Dirk Mage werkelijk veel van je hield, dat het een goeie jongen was. maar een verschrikke lijke eend, waarmee je op den duur nooit gelukkig zoudt zijn. Hij zei me verder dat zijn moeder erg geslepen was en van je gevoelig hart afschuwelijk partij had getrok ken. „Niet? Ik verwachtte niet, hier te zijn", antwoordde hij op zijn openhartige manier. „Mijn neef Clifford Re vel heeft me overgehaald." Ze merkte met een enkelen blik de verandering in hem op, de verdrietige en bezorgde uitdrukking, op zijn knap gezicht. „Mijnheer Revel is een maatschappelijk weldoener", zei ze glamlaohend. „Hebt u niet gedanst?" „Neen", antwoordde hij. „Ik heb vanavond niet ge danst." „Verveelt u zich", vroeg ze. „Neen, ik verveel mij niet, maar ik heb geen zin in dansen." „Hoe gelukkig bent u mannen toch! Als u geen zin in dansen hebt. kunt u blijven zitten. Wij. arme vrou wen moeten wel dansen, of we het prettig vinden of niet." Er was een zweempje melancholie in haar stem en dat trof hem. omdat het iets van zijn eigen gemoedsstem ming weergaf. Hij keek haar peinzend aan; hij voelde zich verschrikkelijk eenzaam in de drukte, waarin Clif ford Revel hem gebracht had. „U vraagt niet eens naar het paard", zei Edith Dray ton op kwasi verwijtenden toon, haar waaier openvou wend. Lord Fane schrikte op en kreeg een kleur. „Neemt u me niet kwalijk. Natuurlijk had ik er naar behooren te vragen." „Het paard en ik zijn natuurlyk heelemaal uit Uw gedachten." „Nee, nee, juffrouw Drayton," zei hij met vuur, „ab soluut niet. En hoe gaat het met het dier?'" „Ik berijd het weer. Herinnert U zich niet dat U mij aanraadde dat te deen?" „Ik ben er erg blij om," hernam hij, „Hebt U er nog een bij gekocht?" „Nog niet," antwoordde zij. „Eigenlijk was ik moed aan het verzamelen U te vragen er een voor me te koopen." Hij boog het hoofd. „Het zal me heel aangenaam zijn U ook maar eenigs- zins van dienst te zijn," zei hij. „Ik voelde dat U dat zou zeggen," antwoordde ze zacht. „Oh, daar komt mijn partner! Het spijt me dat U niet wilt dansen." Toen ze wegging wierp ze nog even een blik achterom naar Lord Fane en een. half-droevige glimlach ver spreidde zich over haar gelaat. Lord Fane liet zich zuchtend in een stoel vallen. Wat een mooie vrouw was zij toch! Hoe koninklijk en gra cieus! Geen wonder dat Lela haar bewonderde. Die arme lieveling! Waar zou zij op het oogenblik zijn? Hij verlangde ernaar Iemand te hebben met wien hij over haar kern spreken, in wien hij vertrouwen kon stellen. Hij had Clifford Revel, dat was waar, maar Cllfforo miste de gave om zich in een ander te kunnen ver diepen en die elke vrouw, Edith Drayton bijvoorbeeld. wordt in den voormiddag verricht. Quaker bevat de natuurlijke voor de voeding onontbeerlijke bestanddeelen, het geeft gezondheid en levenskracht en is als voedsel vrijwel onovertroffen. Ja, dat i s zoo. Ik hèw dat nooit wille looven, maar Mage heb het me nou meest zelf skreven. Haij skraijft: „Moeder heb je zoit dat 'k kappot zal gaan wanneer je „nee" zeg, maar ik zeg dat ik er van tusschen ga wan neer je niks zegge. Moeder heb schrikkelijk overdre ven. Ik hou erg groot van Je, maar as Ik wist dat je main niet laijen mocht, dan zou er toch niks van kenne kommen. Ik wil nou weten hoe of wat". Dat skrijft ie. Dat is heel braaf van Mage, maar wat wil je nu dat ik zal doen? Gij moet eerst met vader praten, je moet zeggen dat ik nooit trouwen wil en baij hem wil blaijve. Zou het niet beter zijn, Trijntje, wanneer Piet dat deed? Nee. nee! om Godswil niet. As Piet deerover be gint, zoid vader sebiet dat hay een dame van me wil make en dat ie zich met z*n eigen spul bemoeien moet. Zou hü dan wel toelaten dat 1 k er me mee bemoei? Och toe. doe 't asjeblieft! zei 't meisje bijna smee- kend. terwijl ze hem haar handje toestak. Ik kan het niet, en toch as 't mot?!... Ik hèw 't lens daijn, maar toen is vader zoo naar worden; toen heb ie guiten (gehuild) en zoid dat 'k hem zooveul verdriet deed met zoo hoog op te willen. Maar dat is 't 'm niet. Ik wil niet hoog op. maar Dirk is zoo merakel dom, zoo verlegen stil. Je kan niet met 'm praten. Wolmers had nog altijd Trijntjes hand in de zijne. Teen ze hem door haar betraande, mooie oogen zoo vriendelijk aanzag en zoo vleiend vroeg: och toe doe 't asjeblieft! en hij daarop haar warmen handdruk voel de, dacht de man al heel weinig aan de overpeinzingen van den vorigen avond waarbij zooveel huwelijken de revue passeerden, verbintenissen waardoor zoo weini gen bepaald gelukkig wareh. Hij dacht aan een eigen thuis, aan een gezellige omgeving wanneer hij moe van het werk daar kwam uitrusten. Dikwijls had hij daar naar gesnakt, maar om daartoe een stap te doen. daar voor waren honderden bezwaren geweest. Vrees voor het ook niet bereiken van zijn ideaal zooals zoovelen naast hem en ookangst dat zijn bescheiden inko men niet voldoende zou blijken wanneer het huishouden niet door een goede hulshoudster "zelf werd bestuurd. Voor dat laatste behoefde hij nu geen vrees te heb ben. Zij, Trijntje, regelde hier alles alleen. En wat zag het er keurig uit! Over het eerste dacht hij heelemaal niet na. Daar waar het hart spreekt, zwijgt dikwijls het verstand. Hij zag het meisje van terzijde aan e»t vroeg, haar met zijn hand dwingende op te staan: Trijntje wanneer ik je vader eens zei dat 1 k o o k een dame van 1e wil maken en dan Jou vroeg, of Jij je met mijn spul wcu bemoeien?" De toon waarop Wolmers dat zei en de uitdrukking van zijn oogen. de wijze waarop hij haar aanzag, deden haar meer begrijpen dan zijn woorden, haar hand trilde hevig en werd ijskoud. Zij voelde dat al het bloed uit haar aangezicht wegtrok. Zij wilde iets zeggen, maar durfde niet. Wanneer zij hem eens niet goed had be grepen! Trijntje, mag ik de belangen van mijn aanstaand vrouwtje bij je vader gaan bepleiten? Hoe mien je? Ik heb ondervonden dat het goed is om een of twee maal per week des avonds het gelaat een paar minuten met Purol te masseeren, waar na ik de gewoonte heb de niet in de huid ge drongen Purol met een zacht doekje af te vegen. Deze eenvoudige behandeling geeft op den duur aan de huid een bijzonder zachte en mooie teint. moest bezitten. Een plotseling verlangen haar zijn verdriet, te vertellen, haar in vertrouwen te nemen, greep hem aan en deed het bloed naar zijn gezicht 'stroomen. Een vrouw toch zou een andere vrouw be ter begrijpen dan welke man ook! Hy voelde dat zij een warm hart had en met hem zou sympathiseeren. Hij st<md op en begaf zich naar de kamer waar men ververschingen kon krijgen. Een bediende kwam naar hem toe, dien hij champagne bestelde. Hij zette zich op een fluweelen sofa en dronk afwezig ervan, toen Clif ford Revel binnenkwam en hem direct opmerkte. „Wel??", zei hij vragend, warm hè? Champagne-bowl! Haal voor mij ook wat," zei hij tegen den bediende. Hij stond met kleine teugjes te drinken, en keek pein zend rond. „Je voelt je zeker hier niet op je plaats hè, ouwe jongen?" Dat dacht lk wel. Mevrouw Drayton heeft me naar je toegestuurd. Ze gaat naar huis. Juf frouw Drayton schijnt moe te zijn en zij is zoo vrien delijk ons te vragen of we nog b(j haar komen. Wat zeg je ervan?" „Hij keek Lord Fane doordringend aan, terwijl hij sprak. „Het zal me heel aangenaam zijn," antwoordde Lord Fane lusteloos. „Ga dan mee," zei Clifford- Revel, „ze zullen al wel weg zijn. Ze liepen door de volle zalen en namen een taxi naai Elton Square. De kleine salon deed heerlijk koel aan na de warme, zwoele atmosfeer ln de balzaal en Lord Fane zei dit tegen Mevrouw Drayton toen ze hem begroette. „Ik weet niet wat Lady Debenham wel zou zeggen als ze wist dat wij U beiden weggelokt hebben! zei ze glimlachend. „Nu," zei Edith Drayton's heldere' stem aan het andere eind van de kamer waar ze bij een van de ron de tafeltjes thee zat te schenken: „Lord Fane droeg anders niet by tot de algemeene vroolijkheid vanavond." „Neen, ik zal niet gemist worden," gaf hij blozend toe. Ze keek hem met een verwijtenden blik aan. „Dat bedoelde ik niet en dat weet U ook wel. Wilt U mijn moeder deze kop thee geven?" Ze reikte hem het kopje aan; er waren geen be dienden in het vertrek. Hij bracht het kopje aan Mevrouw Drayton en stond een poosje met haar te praten, terwijl Clifford Revel naast Lela ging zitten. „Dat was erg vriendelijk van U." fluisterde hij. „Als er van eenige vriendelijkheid sprake is, komt die lof Mama toe, zei ze onverschillig. Zij nooddw U niet, weet U." Hij glimlachte ongeloovig. „Laten we dan zeggen dat het vriendelijkheid van haar was." gaf hij toe. „Maar dan moet ik U bedai.ken voor de goedheid jegens mijn neef; dat mag Ik toch wel doen?" Wil jij mijn houshoudstertje warden? Mag ft vader gaan zeggen dat je Dirk Mage niet kunt fe» wen omdat je zooveel van mij houdt? Nog zei ze niets, nog zag ze bleek, nog bletf# dan te voren maar langzaam als in een aroom 1^. haar molligen arm om zijn hals, hield haar mooi b>i ver achterover en vroeg door het plooien van bu> roode lippen om een zoen. Toen zei ze*zacht: Wolmers ik ben een boerin. Ja, dat ben je, maar je zult heel gauw een dj»! tje zijn. Laat ons direct naar Piet gaan en hem opfcjf gen om zijn vruchtbare lessen voort -te zetten. Trijntje scheen daarmee niet zooveel haast te vQ| maken, maar ara een kwartiertje kwamen ze op de kamer van haar broer aan. „Piet!' zei Wolmers, „ik kom eens even over scherming" met je praten." Wat blief je? Ja, zei Wolmers deftig, „ik wil straks een ei onderhoud met je vader hebben. Ik zou hem willen voo^eggen de brood- en vli prijzen bij ons en daarmee in verband brengen zuiver inkomen. Ik zou hem willen spreken over rt ten en wel in het bijzonder over dev ader recht Wat leuter je toch? Ik zou hem willen vragen als man van het of mijn inkomen voldoende is om een huishouden ql te richten enhierbij legde Wolmers zijn arm r| het middel van het nog altijd bleeke meisje, dat i| hartelijk naar zich toetrok en in dat geval jou vrafl om protectie, voorspraak. Piet stond als aan den grond vastgenageld. Na ce kort oogenblik de twee luidjes daar voor hem te h» ben aangezien, liep hij met drie groote passen op Trip tje toe, zoende haar hartelijk op beide wangen en gil daarna Wolmers een krachtlgen handdruk zeggende t hem eerst even kalm te hebben opgenomen: Jij hebt een eigenaardige manier van een engag» ment af te maken. Ja Piet. viel Trijntje in ik hèw verkeerd dayi maar eensklaps, vriendelijk als om verschooning vi gend, naar Wolmers opziende, verbeterde ze: li heb verkeerd gedaan met ntet naar Jou te hebben *1 len luisteren. Moeder Mage heeft erg gejokt, DM schryft het me zelf. Wil je me vergeven?" 0 Zeker kind. ik ben te blij om nu nog aan dat onau gename -te denken. En wil je me dan ook weer les geven? Ik zal Piet. Plet! ben je boven, kom direct eens beneda Ja vader! Terwijl hy ging, zei Wolmers, wat wilde je zeggei Ik zal Ik wilde zeggen, antwoordde ze, terwijl ze hem i» haar armen om zijn hals. na elk woord een zoen gl Ik pff. zal pff, ernstig pff, leeren pff Hè. waarom beloofde je me nu niet heel ernifl te zullen leeren? Hoe dan? Wel dan had lk een zoen meer gehad! Nog geen uur daarna was de heele zaak reeds b» klonken. Veger kende de familie Wolmers. Hij wist dat da pretendent van zijn dochter nog een aardig duitje 1 wachten stond en zelf goed oppaste. Hij zei daarom 4 heel gauw: Nou moid, soms ls heeren beter as boeren, maar ft had fiooit docht dat je er zóó ien zou kregen hèwen. Slecht heeren is nog minder dan slecht boeren wed Je en deerom was ik met een goeie boer tevreed voor Ji geweest. Der zayn er wel niet veul meer die goed benne maar Dirk w a s 't en zie je, wanneer je 't nog maar ee: tochie uitzinge kenne, dan komt temee de protectie et dan raken we der., weer bovenop. Stommelingen vu boeren deerom, dat ze die zelf soms nog teugen houwt I ZOND Opge\ Open 70 mede piano-bf Entrée Ni Zoi Ham E in l te Alge»' ten ba van i bij B j Opvi BH Led ZON „Ben ik goed voor hem geweest?" vroeg ze licht blo zend, maar volkomen kalm. „Ik veronderstel dat hij rijt dankbaarheid wel zelf zal kunnen betuigen.' Ze keek naar den kant van de kamer waar Lord Fane stond. „Dat weet ik nog niet." antwoordde Cliffbrd. heeft soms wel wat van een boschjesmar.. Een goedt vent, och ja, maar wat ongepolijst." „Vindt U dat?" vroeg ze en er gleed even een mlft achtenden trek over haar gezicht óm zijn woorden. „Ja, hij kan er niets aan doen, het is zijn aard." „Hij ziet er vanavond zoo ongelukkig uit," zei peinzend. „Ja, hij denkt dat hij dat is. Hij heeft iets waarover hij piekert. Daarom was het zoo vriendelijk van U hen te vragen. Misschien zöu het hem goeddoen als U hen eens aan het praten kon krijgen. Ik heb nu om U* sympathie voor hem geyra?gd, maar mag ik nu zei! wel een woordje voor mijzelf zeggen?" „Dat hangt er van af wat dat Is." „Ik wil alleen maar zeggen, hoe prachtig U d«e japot staat." fluisterde hij. „Dank U," antr»:ordde zy, „maar dat is een cotnpï ment voor mijn naaisters." „Neen," zei hij zacht, „want zij maakten haar, maar, U draagt haar. Ze lachte zacht, stond op en ging naar de piano. Hy begreep uit haar houding dat zij het gesprek wenschte voort te zetten, liep de kamer door om praatje met Mevrouw Drayton te maken. Lord Fane stond een oogenblik naar de muziek luisteren; toen ging hij, bijna onbewust, naar de pial de zachte muziek was als balsem voor hem. Langzai stierven c»e laatste tonen weg en terwijl hij de hand v< rijn oogen wegnam, zag hij dat Edith Dravton's blik hem gericht was met teedere belangstelling. Hij wilde haar juist vragen nog wat te spelen, zij zei: „Wat ziet U er vermoeid uit! Wij zijn heul niet boos als U liever naar huis gaat, Lord Fane." „Ik ben ook niet moe, en ik verlang ook niet te gaan." „Als U dan niet moe bent, dan bent Uzal ik woord zeggen?" „U mag alles zeggen en ik zal het U niet kwi nemen." „Dan wilde ik zeggen, ongelukkig," fluisterde zij. „U hebt gelijk," antwoordde hij. „Ik ben ongelukkig. „Ja, ik zag het direct al, bij Lady Debenham. Het spi mij erg dat U ongelukkig bent. Ik wenschte... dat ik1 helpen kon! Maar dat zou lk toch niet kunnen, wel! „Ik ben bang van niet," zei hij met een zucht. Ik WW niet of er - - i=. die me kan helpen". (Wordt vervolgd)i Spc naa Ber Ed{ 10. I 11 ee

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1932 | | pagina 2