voor
EEN SPROOKJE VAN DE ZEE
•V i'
onze jeugd
NAAR HET RIJK DER ZEEMEERMINNEN
L
De groote blauwe zee ziet er dikwijls uit
als een reusachtig stuk glas, waar vonkjes
stoeien en ronddansen. Andere dagen zijn de
rollers uitgelaten en fluisteren zij niet een
eentonig zacht liedeke, maar maken een
donderend geraas en komen op de kust af
stormen alsof zij het land wilden innemen.
De zee heeft vele verhalen, en één ervan
wil ik jullie vertellen.
Op een dag was de zee weer lui en stil. De
golfjes kabbelden rustig en rolden traag op
het strand. Achter het kleine witte kamme
tje van de branding blonk het water in de
zonneschijn. Op het lange, gele strand lagen
honderden schelpjes, bruine en gele, licht-
roode en witte, allemaal door elkaar. Een
zacht windje droeg de zeegeur over de stra
lende duinen om ook de bloemen en boomen.
die zelf niet bij de zee kunnen komen, van
haar heerlijke, gezonde lucht te laten ge
nieten.
Plotseling kwam daar een schaterlach uit
de zee aan, die net zoo klonk als het kabbe
len van een beekje op een zomerdag of zoo
als de muziek, die bloemklokjes kunnen
maken, als ze door den wind heen en weer
worden bewogen.
Vreemd toch. wie heeft daar gelachen, er
ls geen mensch op het strand. Of zouden
het de zeekindertjes zijn, die naar boven
gekomen zijn om boven op de golven te spe
len
Ja, werkelijk! Daar boven op het einde
van een pier, die in zee uitsteekt, is een
groepje van hen bezig aan het klauteren,
klimmen en glijden. Wat praten en lachen
ze opgeruimd en vroolijk! Een maal per jaar
mogen zij uit de diepe, donkere grotten op
den zeebodem naar boven komen om het
stralende zonlicht gade te slaan en de zon
een groet te brengen. Deze dag beteekent
voor hen een groot feest en dan is elk zee
kindje blij en opgeruimd. Niet alleen mogen
zij naar boven komen om te kijken, maar zij
mogen ook den geheelen dag schelpjes zoe
ken en met de meeuwen stoeien. Als zij dar
tel door de branding rollen, drijven hun
lange haren als zeegras door het water en
de zon maakt van alles een gouden schitte
ring.
„Kijk", riep een van hen opeens, terwijl zij
naar het strand wees, „kijk eens wat een
grappig ding daar is. Het ziet er uit zooals
wij, maar hoe komt het. dat het een heel
ander onderlichaam heeft dan wij visschen.
En, o Zie nu eens daar, wat leuk, het be
weegt op twee palen over den drogen grond
Alle zeekinderen kwamen naast elkaar
staan en keken verwonderd met groote
oogen naar dit vreemde ding. Een paar van
hen werden erg bang en vonden het maar
beter weer onder te duiken. Je kon nooit we
ten, wat die rare gedaante zou kunnen uit
halen. Bovendien wilden zij ook wel eens
graag weten, wat voor een vreemd soort
menschen dat was, met die twee bewegende
latten onder aan hun lichaam, waarmee ze
zóó maar vooruit konden komen.
En wat was het nu wel, dat zij zoo won
derlijk vonden, die zeekindertjes Dat was
Mira, het lievelingsdochtertje van een vis-
scher, die in 'n klein huisje dicht bij de kust
woonde, achter de duinen. Zij had mooie,
diepblauwe oogen, donkére krullen, die om
haar schouders wapperden en een frisch
rood gezichtje. Maar wat haar het aller
mooist maakte, was haar vriendelijke glim
lach en zachte aard. Urenlang kon zij alleen
ronddwalen om bloemetjes te plukken of op
het strand schelpjes te rapen.
Ook nu trippelt zij weer op het strand en
kijkt naar de wonderlijke zee, die kabbelend
aanrolt. De mooiste schelpjes die zij tegen
komt, doet zij in haar emmertje. Onderwijl
nadert zij de plaats, waar de zeekindertjes
aan het stoeien zijn. Haar voetjes zinken
weg in het losse zand, en bij de zee gekomen,
spoelen de golfjes spattend om haar heen.
Ze tuurt over het wijde, wijde water. „Wat
zou er toch wel binnen in die oude zee ver
borgen zijn peinst zij. Bovenop woelen de
golven en schommelen de meeuwen rustig
heen en weer alsof ze in een wieg lagen.
Zeehonden dartelen jolig op en onder het
water. Dat alles heeft ze al meermalen gezien
Maar wat zou toch wel ver achter en diep
in de zee verborgen zijn Zouden daar nu
werkelijk zeekindertjes zijn, die half op een
visch, half op een mensch lijken
Toen zag zij ineens het troepje, dat ach
ter op den strekdam aan het spelen was.
„Nou, nou", dacht ze, „die durven ook ver
in zee te spelen en zoo maar maar tusschen
de wilde golven van de branding. Wie zijn
dat eigenlijk
Eerst keek Mira wat verwonderd en de
zeekindertjes wat angstig. Ze kenden elkaar
immers niet. Maar langzamerhand vatten
de ouderen onder de zeekindertjes moed en
kwamen naar het strand toezwemmen en
Mira waagde het een eindje verder de zee in
te loopen.
„Wie ben jij riep een van de zeekin
dertjes, „ben jij ook een zeemeermin Kom,
zwem naar ons toe
„Zwemmen, maar dat kan ik niet. Moeder
heeft me gezegd, dat ik niet alleen in zee
mag zwemmen. En bovendien kan ik niet
in het diepe water komen, want dan zou ik
verdrinken."
„Verdrinken dachten de zeekindertjes
„wat is dat Want de zeekindertjes weten
niet. dat wij landmenschen niet, zooals zij,
onder water kunnen leven.
(Wordt vervolgd).
Oplossing Rekenpuzzle.
OOM LANGOOR FOPT DEN WOLF DE GESCHIEDENIS VAN TIEN KLEINE HONDJES
„Wie wil er konijnenooren koopen?" blaf
te de politiehond voor de studeerkamer
van Wollie Wolf. Oom Langoor had zich in
een boschje verscholen en luisterde scherp
of hij eenig geluid hoorde vanuit den wolf
zijn huis.
„O, nu begrijp ik wat je wilt doen!" zei
de politiehond en hij riep opnieuw .Ko
nijnenooren te koop!"
„Xa", antwoordde oom Langoor, ,4k ben
biy, dat je me wilt helpen den wolf te fop
pen. Als hij Je hoort roepen zal hij na
tuurlijk naar buiten komen. Zoo gauw hij
buiten is, vlieg ik zijn huis binnen en pak
Batny Bunnie en haar pianotje en loop hard
met. haar weg".
„Hoe komt Je nichtje eigenlijk bij den
wolf in huis?" vroeg de hond.
„Wel, eenlge dagen geleden zat Baby
Bunnie op haar pianotje te spelen, toen de
woïf voorbij kwam. Hij nam haar plotseling
op on liep met haar weg. Hij wil haar alleen
maax teruggeven, als we een week lang
hem voldoende eten komen brengen".
Ze hielden even op met praten en hoor
den toen zacht plano spelen. Daaruit bleek
gelukkig, dat Baby Bunnie t niet zoo ake
lig had als ze wel dachten.
De hond riep nogmaals „Konijnenooren
te koop!" wat luider dan de beide vorige
keeren.
Plotseling ging de deur open en daar
kwam de groote wolf aanloopen.
„Wie heeft konijnenooren voor me te
koop?" huilde de wolf.
„Ik:", blafte de hond.
Oom Langoor wipte vlug achter de beide
diere n om, het huis van den wolf binnen
„Goef mij een partij ooren!" snauwde de
wolf, die heelemaal niet had gezien, dat
oom Langoor in zijn huis was.
„Heb je geld om te betalen?" vroeg de
hond, alsof hij een koopman was.
„Natuurlijk heb ik geld!" antwoordde de
wolf. Hij begon in al zijn zakken te zoeken
en tcirwijl hij daarmee bezig was, greep de
hond hem eensklaps bij zijn oor.
„Leis, los! vooruit, laat me los!" huilde de
wolf.
„Straks", zei de hond. „Vlug Langoor, pak
Baby Bunnie, ik zal den wolf zoolang voor
je vasthouden!"
„Ja", riep oom Langoor.
Vlutg kwam hij naar buiten, de kleine
nicht aan zijn hand voorttrekkende, terwijl
hij onder zijn arm haar pianotje droeg.
„W;ftt ben ik blij, dat u me bent komen
halen, oom", zei baby.
Buiten gekomen holden ze samen vlug
weg i&n toen ze een eind ver waren, liet de
hond den wolf pas los en liep nu zelf hard
naar oom Langoor. Maar ook de wolf liep
hen bard achterna. Hij was woedend. .Dat
zal ik je betaald zetten, zoo'n streek met me
uit te halen!" riep hij uit.
De hond, die door het vasthouden erg
moe was, wist niet hoe hij zich uit deze
moeilijkheid moest redden, doch oom Lang
oor wist nu raad.
„Ving, Baby, gauw pianospelen", zei hij,
„een mooie wals, daar kan de wolf niet te
gen en dan moet hij dansen.
Batü' Bunnie speelde heel mooi en nel
zooals. oom Langoor had voorspeld kwam
het utt. Nauwelijks had ze de eerste tonen
aangeslagen of de wolf staakte zijn achter
volging en danste en danste tot hij uitgeput
neerviel. De hond was intusschen weer uit
gerust en vlug nam hij het pianotje. ter
wijl com Langoor zijn nichtje bij haar
handje nam. Zoo had het pianotje hen
gelukJdg gered.
\P 9 X-
Beste Kinderen,
Jullie krijgen 5 weken achtereen het
droevige verhaal van tien kleine hondjes,
die een voor een verdwenen, zoodat er ten
slotte geen enkele meer over was. Hierboven
de 2 eerste plaatjes.
Knip de plaatjes uit en plak ze op een
stevig vel carton. De bedoeling is nu, dat
jullie de prentjes aardig kleurt en hun lot
gevallen van buiten leert. Misschien kan je
er zelf een aardig versje bij verzinnen. Als
je er dus kleine schilderijtjes van hebt ge
maakt, hang ze dan op in je kamertje en
als Je dan eens kinderen op visite krijgt, kun
je ze de prentjes laten zien en er bij ver
tellen, wat er met de hondjes gebeurt of het
versje er bij opzeggen.
Ik denk, dat jullie de prentjes als ze ge
kleurd zijn, wel heel aardig zullen vinden,
probeer het maar eens.
TANTE LETTCE.
Tien kleine hondjes zouden eens een
reclamebord beschilderen en waren dril
de weer. Maar een van hen stond te pr
met het hondje, dat achter hem stond, d
door keek hij om en lette niet op zijn
pot. Ach, daar viel de verfpot om en a
verf kwam precies op het luid jank
hondje terecht, dat heelemaal onder de
verdween. Zoo bleven er dus maar 9 hoi
over,
10 1 9.
Negen kleine hondjes moesten rekene
hun lei, maar een van hen was er met
gedachten heelemaal niet bij. Hij ms
erge fouten en de Juffrouw werd zoo
dat zij de ondeugd in den hoek liet
met een puntmuts op zijn kop. waarop st
„domoor". Hij smolt nu in tranen we
zoo bleven er nog maar acht hondjes
9 1 8.
(Wordt vervolg
HET KOUDE VIOOLTJE
Het was heel erg koud. Op alle ramen
stonden mooie ijsbloemen en op den weg
knarste het ijs onder den voet.
In den tuin was alles met een dikke laag
bladeren bedekt, warm en behagelijk be
halve een klein viooltje. Het viooltje groeide
in den hoek van den tuin waar 's zomers
de rozen bloeiden. O, wat had ze 't koud
De wind blies tegen haar paarse jurkje
aan en ze huiverde tot in haar voet
jes. December is ook niet den goeden tijd
voor een viooltje zonder warm winterman-
telt je en zonder wollen mutsje op, om dan
te voorschijn te komen En het arme viooltje
had geen wintermanteltje en ook geen wol
len mutsje. Haar heele familie was overge
plant in bakken, die binnen waren gezet,
maar de dame, die in het groote huis woon
de, waarbij de tuin hoorde, had het kleine
blauwe viooltje niet gezien. Ze was ook zoo
heel klein. Zoo stond ze nu heel alleen In
den tuin en sloeg haar handjes heen en
weer om een beetje warm te worden. Maar
het hielp haar niet met den noordenwind en
In haar dunne jurkje.
Een gele rups. lekker warm ingepakt in
'n dikken winterjas, kwam kruipende voor-
V)- Hij had al zijn overschoenen aange-
rokken en zijn zwarte wollen muts opgezet,
'ie zijn vrouw voor hem had gebreid en al
ijn paren handschoenen aangetrokken, die
:ijn tantes voor hem hadden gebreid en zijn
flinke wollen das had hij om. die zijn nicht
je Marie voor hem had gebreid. Hij moest
toch nog flink doorkruipen, want. foei. wat
was het koud!
Plotseling stond hij voor het viooltje. Wat
doe JIJ hier zonder jasje vroeg de rups
heel verwonderd. „Ik ben zoo koud", was al
les wat het viooltje kon zeggen.
TOUWTJE-OVERNEMEN
Dit kunstje is heelemaal niet moeilijk.
Eerst zetten wij het touw op, zooals wij dat
met toiwvtje-overnemen altijd doen. Daar
na breng je de wijsvinger van je linker
hand oiader de lus van je rechterwijsvinger,
zie fig. 1. Je trekt het touw nu weer aan,
maar voorzichtig, dat Je het touw niet laat
glippen, zoo krijg Je een draai in het touw,
herhaal je nu deze beweging, dan komen er
natuurlijk steeds meer draaien, doch voor
ons geval is drie van drie draaiingen ge
noeg, zie fig. 2.
Nu is de rest heel eenvoudig. Breng de
lus van den rechterduim over op die van
den linkerduim en van den rechterpink of
die van den linkerpink. Trek je nu het
touw weer aan, dan heb je fig. m. Deze fi
guur heet de vischnet-truc. De zaak is na
tuurlijk, dat je moet probeeren dit figuur
te maken, zonder dat je er bij moet denken.
Doe je het dan je vriendjes voor, dan ls het
ongeloofelijk hoe Ingewikkeld het lijkt. Ge
bruik een lang stuk touw, ongeveer ander
halve meter en liefst met een enkele knoop,
waarmee de einden aan elkaar worden ge
wonden.
„Geen wonder", zei de vriendelijke r
„Zoo'n mooi klein viooltje in een prach
blauwpaarse jurk. Waar is Je moeder
„Ze is uitgegraven en binnen gezet", fl
terde het viooltje.
De rups was erg vriendelijk. Hij deed v
zijn winterjas uit en sloeg die om de whe
ders van het viooltje heen.
„O, dank Je, dank je wel", zei ze. en
zich terug in de heerlijke warme Jas. Dw
trok de rups een paar handschoenen en
paar overschoenen uit en legde die met
buiging voor haar neer.
„Dank Je wel", riep het viooltje, doel?
rups was reeds verdwenen en al bijna t
thuis.
Mevrouw Rups was erg verwonderd
ze haar man binnen zag komen zonder
warme Jas, doch toen hij haar de heele
woog zich zoodoende vooruit, totdat
schouder en zei:
„Beste man. we moeten vlug naar
toegaan en haar hierheen brengen".
Ze holden nu naar het kleine via
dat zacht neuriede, warm weggedoke
meneer Rups' Jas.
.Kom kleintje", sprak mevrouw Rup«
namen haar bij de hand en groeven
voetjes uit den bevroren grond, waars
vlug naar de kleine, nette woning va
familie Rups gingen.
Drie kleine rupsjes zaten op hen te v
ten en ze kromden zich van pleizier. to<
de mooie, kleine blauwpaarse viool zag
Het viooltje zat spoedig bij het vuu
hield de drie rupsjes in haar armen. Ze
ren zoo zacht en lief en ze ging liedjes
hen zingen, net zoo lang tot ze alle
rustig lagen te 6lapen.
De griize ezel.
In Napoleon's tijd hing er in een
Poolsche stad voor twee logementen, i
eikaars onmiddellijke nabijheid stoi|
,De Grijze Ezel" en „Het Gouden
een uithangbord uit.
Het eerste was beroemd en druk bes
alle voorname reizigers namen daar
intrek en wat de waard uit „Het
Kieken" ook doen mocht, die uit „De
Ezel" kaapte hem de klanten voor
neus weg.
In 1812 hield de Russische generaal
marow zich eenige dagen in het stadje
en logeerde eveneens in ,De Grijze Ezelj
Toen de generaal zou vertrekken, k'
de waard met de muts in de hand bem
lof vragen, ter herinnering aan zü'n be;
zijn logemeent voortaan „Generaal Si
row" te mogen noemen. Dat werd
gaarne toegestaan, en de grijze ezel mi
plaats voor de beeltenis van den beroen
veldheer.
De waard uit „Het Gouden Kieken"
nu zoo spoedig mogelijk een nieuw
schilderen, waarop de woorden: „In
grijzen Ezel" voorkwamen.
Dat de naam veel, zoo niet alles
bleek ook hier; al wat voornaam was, ki
naar den nieuwen „Grijzen Ezel".
Men wist echter niet beter, of men
daar goed terecht en de „Generaal Sul
row" stond verlaten.
Teneinde raad liet de waard uit den ou
„Grijzen Ezel" onder het portret
naam van „Generaal Sumarow" de woor
schilderen, flink groot en in het oog
pend: „Dit ls de oude, grijze Ezel".