Tuinbouwvereeniging „Nieuw Leven".
EEN DAPPER MEISJE
De algemeene
jaarvergadering.
Zaterdagavond om 7 uur vond de algemeene jaarver
gadering van „Nieuw Leven" plaats in lokaal Balk te
Oude Niedorp, onder voorzitterschap van den heer P.
Kostelijk, terwijl eveneens de oud-voorzitter, de heer
Brugman, aanwezig was.
Voorzitter opende onder het uitspreken van de vol
gende rede; Geachte heer Brugman en aanwezigen, het
doet mij genoegen, dat gij weer genegen zijt deze be
langrijke agenda met ons af te werken. Een blik terug
slaande op onze laatstgehouden jaarvergadering, dan zal
het U, zooals het mij is gegaan, nog steeds vreemd zijn,
dat onze oud-voorzitter niet meer in ons midden is. Hoe
kan het ook anders, hij is 33 jaar de ziel geweest van
onze vereeniging en heeft op voortreffelijke wijze steeds
leiding gegeven. Is het dan te verwonderen, dat wij nog
vaak terug denken aan deze vriendschap. Het doet mij
dan ook zeer veel genoegen, dat hij tijd en lust heeft
kunnen vinden om deze vergadering nog eens bij te
kunnen wonen. Ik ben U hier zeer dankbaar voor, heer
Brugman.
Ook zal het U misschien opgevallen zijn. dat deze jaar
vergadering niet op den dag is uitgeschreven. Dit vindt
zijn oorzaak in het ietwat gevorderde seizoen, en de
daardoor drukke werkzaamheden in de bedrijven. Het
bestuur meende er in deze goed aan te doen althans
voor dit jaar daarom de vergadering 's avonds te hou
den. Overigens mijne heeren, heeft het jaar 1931 ons
niet gebracht, wat wij zoo gaarne hadden gewenscht,
integendeel, de economische crisis is nog steeds meer
toegescherpt zelfs zoo herhaaldelijk bij de regeering is
aangedrongen op steun voor onze tuinders. In hoeverre
de organisatie daarin is geslaagd, zal U hopelijk be
kend zijn. Provinciale credieten zijn in het begin van
1931 verstrekt, terwijl in het najaar pogingen bij de
regeering in het werk zijn gesteld ter verkrijging van
rentelooze voorschotten. Deze zijn in zeer beperkte mate
verkregen en ik sluit hier gaarne de hoop bij in, dat wij
het zoozeer gewenschte resultaat hiermede mogen be
reiken. Bij de beoordeling van deze steunvereening ont
moetten wij veel teleurstellends. Het genoemde bedrag
van f 700.000 blijkt bij lange na niet voldoende vol
doende te wezen om te voldoen aan de credietbehoefte
der West-Friesche tuinders. Een drie- a viermaal zoo
groot bedrag is minstens noodig voor de goede voort
zetting der bedrijven.
Gezien dat de gemeenten dan hierbij nog 30 pet. in
baar geld moeten voegen, kan gezegd worden, dat deze
steunverleening bedenkelijke vormen begint aan te ne
men. aangezien vele dier gemeenten niet tot de financi
eel sterken behooren. Gevolg zal zijn dat het voor vele
dier gemeenten uiterst bezwaarlijk za! worden een slui
tende begrooting te krijgen, daar de belastingen als
hoofdbron van inkomsten ook zeer traag zullen vloeien.
Naast het genoemde drukt de zorg voor de werkloo-
zen thans ook de plattelandsgemeenten, terwijl reeds
steun aan tuinders werd uitgekeerd.
Met de te betalen rente en aflossing der thans be-
noodigde gelden voor de 30 pet. bijdrage, wordt aldus
een financieel beeld verkregen, dat zeker niet rooskleu
rig is en zelfs mistroostig zal worden, als wij niet
spoedig een herstellende tijd tegemoet gaan en belang
rijke verliesposten op deze bedragen afgeboekt zullen
moet worden. Bij uitrafeling dezer door mij genoemde
juiste feiten zult gij dan ook kunnen concludeeren, dat
deze in een dusdanïgen vorm gegoten steunverleening
zeer veel moeilijkheden met zich zal meebrengen en de
zorg der plattelandsgemeenten zeer zal vergrooten. Hier
uit vloeit voort, dat ook onzen tuinders zware beproe
vingen zullen worden opgelegd.
In onze organisatie heb ik er gaarne aan willen mee
werken, dat credieten voor onzen tuinbouw door het
Rijk zouden worden verstrekt, doch het is mij in dit
stadium een ware teleurstelling geworden. Wil Neder
land zijn tuinbouw behouden, dan zal naar andere mid
delen moeien worden omgezien:
le. opdat het gecrediteerde kapitaal vruchtbaar werk
verrichte.
2e. voor het behoud van den voor ons land onontbeer-
lijken tuindersstand.
Onontbeerlijk is deze om velerlei redenen, daar ons
volk er door van groente en fruit voorzien wordt, en de
handelsbalans door den uitvoer van tuindersproducten
mede in evenwicht gehouden wordt. Bovendien wordt
in den intensief gedreven tuinbouw aan honderden han
den werk verschaft, die dit niet zouden vinden als wij
weder naar den akkerbouw af zouden zakken of het
weidebedrijf in omvang zouden zien toenemen.
Dezer dagen bladerde ik in een aardrijkskundig woor
denboek en zag daarin dat het bewonertal der gemeen
ten aan den Langendijk, benevens St. Pancras, Haren
karspel, Warmenhuizen, Koedijk. Heerhugowaard en
Obdam in 1870, toen de beoefening van den tuinbouw
nog van zeer minimalen omvang was, in totaal 11354
FEUIT, TETON
Naar het Engelsch van
CH. GARVICE.
22.
„Kijk eens hier. Clifford", hernam lord Fane, „het
hindert mij geweldig, dat ik het doen moet zonder dat
Lela het weet. Het is de eerste keer, dat ik iets voor
haar verborgen gehouden heb, maar wees niet bang;
ik zal volbrengen, wat ik beloofd heb en als ik een
beetje geluk heb, dan zal jouw en mijn geld volkomen
veilig staan."
„Juist!" riep Clifford, „dat is mannentaal, maar nu
ga ik mij in mijn krant verdiepen!"
Gedurende de verdere reis spraken zij maar weinig
met elkaar.
Binnen de omheining van de renbaan deinde den vol
genden dag een groote menigte onstuimig op en neer,
terwijl zij de kansen uitschreeuwde; maar boven het
lawaai uit klonk telkens de naam het het paard „Assas-
sin". Men wist, dat lord Fane de eenige man was, die
hem kon berijden en zij vertrouwden volkomen op hem.
Lord Fane zat echter in de woonkamer van Hollybank
House rustig het laatste oogenblik af te wachten; hij
had zich voorgenomen niet eerder te verschijnen dan
strikt noodig was. Hij was verreweg de meest bedaarde
van allen om hem heen, veel bedaarder dan Clifford
Revel, die er bleek en angstig uitzag. Een van zijn
vrienden nam hem er voor in het ootje.
„Revel", zei hij, „je ziet er uit, of jij Assasin gaat be
rijden."
Clifford Revel glimlachte, maar het was geen vroo-
lijke glimlach.
„Als je eens wist, hoeveel er van afhing, zou je je
opmerking voor je houden", was het koele antwoord.
Eindelijk was het oogenblik aangebroken, waarop lord
Fane zich naar de baan moest begeven. Clifford Revel,
die hem nauwelijks een oogenblik verlaten had, was
nog naast hem, de angstige blik nog even duidelijk als
te voren op zijn gezicht. Plotseling verscheen de sta
tige gestalte van Palmer door het gedrang heen; hij
bedroeg, terwijl voor 1930 dit getal 23163 was' volgens
het provinciale jaarboek.
Deze bevolkingsaanwas kon tot 1930 zonder voorko
mende werkloosheid van eenige beteekenis steeds een
bron van bestaan vinden in de beoefening van den tuin-
bouwcultuur aldaar .Zonder twijfel zal men een dus
danig verhoudingscijfer van den loop der bevolking ook
in de streek tusschen Hoorn en Enkhuizen en in Ken-
nemerland aantreffen. Waar moeten de vele arbeiders
en zelfstandig werkende tuinders hun bestaan vinden,
zoo de tuinbouwcultuur zou moeten plaats maken voor
grove, meer extensieve cultuur, wier doel het mede zou
moeten zijn onze Nederlandsche bevolking van voedsel
te voorzien. Hierdoor zal de werkloosheid vergrooten.
Een bepaald deel zal afzakken tot pauperisme en het
leger van niets-doeners een ontstellenden omvang aan
nemen. Het is de taak van de overheid dit te voor
komen en de zooeven gestelde vraag moeten wij be
antwoorden met: De tuinbouw zal in zijn vollen omvang
moeten blijven bestaan en zoo dit onder de gegeven om
standigheden niet gaat, zal de regeering moeten in
grijpen. waar het hier een nationaal belang geldt.
Wat betreft de handelsbalans kan gezegd worden, dat
de uitvoer door de getroffen maatregelen der nabuur-
staten de laatste jaren zeer is ingekrompen.
In het jaar 1929, dus een voor-crisisjaar, werd met
bijrekening der vroege aardappelen voor ruim f 140 mil-
lioen geëxporteerd. Dit cijfer geeft een niet te loochenen
voordeel aan voor een goede financieele positie van den
Nederlandschen staat, zoomede is ook dit een reden, dat
de exportaangelegenheden door onze regeering met de
meeste zorg zullen moeten worden behandeld. In dit
verband zijn hande 1 sverdragen tusschen staten voor in-
en uitwisseling van producten voor onze tuinders van
het grootste belang. In verband hiermede kan er op
gewezen worden dat het in 1925 tusschen Duitschland
en ons land gesloten handelsverdrag in dit jaar afloopt
De meer ingewijden weten dat onze tuinbouwproducten
voor het grootste deel in Duitschland hun afzetgebied
vinden, waarom ik meen inzonderheid hierop te moeten
wijzen, omdat een gunstig handelsverdrag met dat land
voor onzen tuinbouwstand bestaanszekerheid inhoudt.
Aldus komt de vraag naar voren of wij, Nederlanders,
gerechtigd zijn naar billijkheid bij onze naburen er op
aan te dringen, dat voor ons gunstige bepalingen in het
nieuw te sluiten handelsverdrag worden opgenomen.
Beantwoording van deze vraag kan zeer kort zijn, als
we de cijfers aanzien die den totalen uitvoer van
Duitschland naar ons land weei'geven. Naar Duitsch
land werd geëxporteerd in 1931 voor f 256.000.000; dit
land voerde bij ons voor 620 millioen in gedurende dat
jaar. Uit deze cijfers, genomen uit De Tuinbouw van 19
Februari, blijkt dus wel het groote passief van ons land
in deze. Alleen al uit staatseconomische overwegingen
zal deze spleetvorming toch ook zoo veel mogelijk moe
ten worden tegengegaan, mits men ook van regeerings-
wege prijs stelt op het veilig houden van ons betaal
middel, den gulden. Blijvende bij het verhoudingscijfer
tusschen Nederland en Duitschland, mogen wij toch
veronderstellen, dat de Duitsche regeering nooit iets
ongedaan zal laten om een export ter waarde van het
genoemde bedrag veilig te stellen.
Gezien de waren, waaruit de Duitsche export bestaat,
is de conclusie gewettigd, dat de Duitsche regeering tot
zeer vérgaande concessies bereid moet zijn, om deze
te behouden.
Met Amerika is het verhoudingscijfer, dat tegen een
export van ons land in dat land van 34 millioen gulden
een invoer in ons land staat van f 148.000.000.
Won de beteekenis van Amerika voor afzet van onze
tuinbouwproducten de laatste jaren zeer snel door de
abnormaal hooge tariefmuren is deze handel totaal ver
moord. De vraag is of wij dit alles lijdelijk moeten aan
zien. Naast maatregelen voor verbeterd ruilverkeer is
de regeering verplicht eveneens directe hulp te verlee-
nen. Hier verwijs ik naar het adres van den Vierbond
aan onze regeering gericht om op vanaf 15 December
aan de veilingen aangevoerde kool een toeslag van f 1
op iedere 100 K.G. te geven.
Na herhaaldelijk dringende verzoeken is pas den 17en
Februari, dus ongeveer twee maanden na het indienen,
aan adressante gelegenheid gegeven het verzoek mon
deling toe te lichten.
Men schijnt aan de regeeringstafel nog niet te weten,
dat spoedige hulp, dubbele hulp is, Gezien het bedroe
vend prijsverloop der stapelproducten zal men toch ook
daar wel van de noodzakelijkheid van hulp overtuigd
zijn. Temeer meen ik, dat onze tuinbouwers, zoo niet
met meer recht, dan toch met hetzelfde recht zich zul
len mogen beroepen op den steun van onze regeering,
gelijk die voor verschillende akekrbouwproducten geldt,
terwijl mede een steunmaatregel voor de veehouders in
voorbereiding is.
Een garantiebedrag voor verschillende hoofdproducten
zal ook voor den tuinbouw noodzakelijk zijn en een be
stuursvoorstel in dien geest zal U hedenavond worden
aangeboden.
Dat steun wordt verlangd door een zeer nijvere be
volkingsgroep, omdat zij niet meer in staat is langs on-
beschermden weg haar beroep uit te oefenen, zal de
raakte eerbiedig lord Fane's arm aan en zei: „Mylord,
de Markies is hier en verzoekt u hem even te woord te
staan."
„Onmogelijk!" zei Clifford met bijna ruw ongeduld,
„het is direct tijd!"
Maar lord Fane wendde zich kalm om.
„Zeker", verklaarde hij. „Heeren, excuseer me een
paar minuten."
Palmer bracht hem naar het rijtuig van den markies,
dat vooraan in de file stond en lord Fane gaf zijn va
der de hand, die hem door het venster toegestoken werd.
„Je bent verbaasd me te zien?" vroeg de markies.
„Ja, vader, dat ben ik", antwoordde lord Fane. „Ik
hoop, dat het u beter gaat?"
De Markies maakte een handbeweging. „Het is twin
tig jaar geleden, dat ik een wedren bijwoonde," zei hij
langzaam. Het ongeduld van de schreeuwende menigte
deed hem niet sneller spreken. „Ik ben hier vandaag
terwille van jou gekomen."
„Ter wille van mij, vader?" vroeg lord Fane.
„Ja, ik heb het in de kranten gelezen," zei de Markies
met nadruk.
Lord Fane glimlachte.
„Denk je, dat het mij niet interesseert?" klonk het,
„Is dat paard, dat jij moet berijden, zoo prikkelbaar, als
ze beschrijven?"
Hij deed de vraag met effen stem, maar er lag een
zonderlinge glans in zijn oogen.
„Assasin is geen kalm dier," erkende lord Fane.
De Markies beet zich op de lippen. „Dus het is waar?
Dan zal ik je dit zeggen Edgar: berijdt dit paard niet!"
Lord Fane lachte. Het was een rustige lach, maar het
was antwoord genoeg.
„Ja ik weet het", zei de Markies scherp. „Je wilt over
eer gaan praten. Eer beteekent in den regel geld; ik
geef om geen van beiden iets. Als er geld voor noodig
is om je ervan af te doen zien, het paard te berijden,
dan ben ik bereid daarvoor te betalen."
„Ik geloof niet, dat u dat zoudt zeggen, als u het be
drag wist," antwoordde lord Fane „Maar geld is niet de
hoofdzaak Ik heb op mij genomen het paard te berijden
en ik ben van plan het te doen Mijn eer is er mee ge
moeid, vader!"
De Markies zuchtte „Uitstekend," zei hij met zachte
stem, „dan heb ik niets meer te zeggen Geef me een
hand Ik geloof, dat je toch gelijk hebt Ga en win, als je
kunt Ik zal blijven, tot de uitslag bekend is En Edgar..."
„Ja, vader?" vroeg lord Fane
„Laten we alles, wat er tusschen ons voorgevallen is,
regeering, zal ons volk, duidelijk moeten worden ge
maakt. Zal hier niet zeer spoedig gehoor aan worden
gegeven, dan zullen de organisaties krachtiger, zoo niet
ongeoorloofder op moeten treden. Mocht ook Uwe hulp
daarbij noodig zijn, zoo roep ik U toe: Sta als één man
achter Uwe organisatie en versaagt nooit.
Hierna worden de uitgebreide notulen der vorige ver
gadering door den secretaris, den heer Gutter voorge
lezen, waarna nog mededeeling wordt gedaan, dat de
lessen aan den tuinbouwcursus, gezamenlijk met den
L.T.B.-Noord gegeven, den 7 Maart geëindigd zijn.
Besloten wordt den plantenziektenkundigen dienst een
subsidie van f 7.50 te geven.
Mededeeling volgt, dat in Jan. en Febr. van het
vorig jaar geveild werd voor f 217.000 en f 287.000, terwijl
in dit jaar de totalen resp. f 90.000 en f 117.000 bedroe
gen. Op 20 Maart waren nog aanwezig 753 wg. witte, 600
wg. roode, 220 wg. gele kool.
Nadat door den heer J. Brouwer bij monde der com
missie belast met het nazien der rekening verslag is
uitgebracht, dat de bescheiden in orde waren bevonden,
deelt de penningm. de heer Meereboer mede, dat in 1931
het ledental met 16 verminderde, terwijl 7 nieuwe leden
toetraden, en thans nog 209 leden geboekt stonden.
De kas. die bij het begin van het jaar f 72.43% be
vatte. vermeerdei-de met f 526 waarin begrepen een be
drag van f 100 opgenomen van de reserve, waartegen
over uitgaven stonden van f 544.99. zoodat afgesloten
werd met f 23.44%.
Als reserve was nog aanwezig f 2006.84, bijgeschreven
aan rente werd over het verloopen jaar f 7367, zoodat
het totaal bezit der vereeniging f 2106.95% was. bene
vens een 6tuk van f 50 der spoorlijn Station dorp Noord-
scharwoude.
Het jaarverslag van den secr. doet wel heel duidelijk
uitkomen den druk in het afgeloopen jaar op de ver
schillende bedrijven gelegd. Aangestipt worden de ver
anderingen in het bestuur veroorzaakt door het vertrek
van den heer Brugman, terwijl tevens wordt gewezen
op het feit, dat de koolproduceerende centra de laatste
jaren wel geweldige uitbreiding hebben ondergaan, te
vens daaraan echter de hoop wordt vastgeknoopt, dat
door de slechte bedrijfsuitkomsten van dit jaar en de
verleende regeeringssteun \roor den akkerbouw weder
inkrimping tot meer normale oppervlakte zal plaats vin
den. Duidelijk wordt er op gewezen, dat. als de toestan
den niet veranderen, de tuinbouwer verplicht zal zijn
andere wegen dan de tot nu toe gevolgde te bewande
len. Slechte jaren hadden echter voorheen ook vlak na
zich goede jaren gezien. Met de hoop dat 1932 hiervan
een voorbeeld moge zijn, eindigt het jaarverslag onder
instemming der vergadering.
Terwijl hierna de stemming plaats vindt, heeft de
heer Brugman gelegenheid om eenige woorden te spre
ken. Hij wijst er op, dat dikwijls door hem nog blijken
van het voortbestaan der oude banden worden ontvangen
dat het toch echter nog weer iets anders is, als men van
aangezicht tot aangezicht staat met hen. die men zoo
goed van vroeger kent. En ook in spr.'s tegenwoordige
woonplaats gaan zijn gedachten nog dikwijls naar deze
streken terug, vnl. thans, nu men slechts hoort: het
gaat slecht, het gaat slechter, het gaat nog slechter; ter
wijl voorhands zich nog geen uitweg schijnt op te doen
om uit dezen poel van misère vandaan te raken. Dat
hij daarom dezen dag met zeer gemengde gevoelens
op reis is gegaan, behoeft hij niet nader te verklaren
Het kan niet anders of de ingewijde moet met een bloe
dend hart aanschouwen den tegenwoordigen strijd om
het bloote bestaan te behouden, van diegenen die met
zooveel zorg en toewijding dag in dag uit hunne be
drijven verzorgen, die hen in normalen tijd een flink
stuk brood verzekeren. Zoolang hij echter nog de kracht
heeft om de jaarvergadering bij te wonen, zal hij dit
doen en hij hoopt, dat als 1932 weder vesstreken is. men
elkaar weder met blijdere gedachten dan de tegenwoor
dige zal.
Herkozen worden als bestuursleden de heeren
Kostelijk en Gutter. terwijl de laatste bij acclamatie als
vertegenwoordiger in den N.M. wordt benoemd.
Het volgende voorstel wordt door het bestuur ter be
handeling in de Bondsvergadering voorgedragen.
De Tuinbouworganisatie „Nieuw Leven" stelt voor de
noodige stappen door onze prov. organisatie in overleg
met de hiervoor in aanmerking komende zusterorgani
saties bij de regeering te doen, dat garantieprijzen wor
den verkregen voor eenige hoofdproducten met name de
vroege aardappelen en de diverse koolsoorten.
Toelichting.
Door den drang der omstandigheden is dit voorstel
gekomen. Commentaar is feitelijk overbodig. Allen, die
in het tuindersvak hun bestaan moeten vinden, voelen
het aan den lijve, dat zonder eenige verkregen bedrijfs
zekerheid het einde van het tuindersbestaan nabij is.
Er is veel moed en energie noodig om onder de tegen
woordige omstandigheden de akkers bouwrijp te ma
ken, maar hieraan ontbreekt het in doorsnee den tuin
der niet
Naast dit is ook geld noodig en dit ontbreekt helaas
wel. Daarbij komt, dat het niet langer geloorloofd mag
zijn dat producenten zich geheel opofferen, zoowel wat
het prestoeren van hun arbeid betreft als in finantieel
opzloht ten voordeele van consumenten.
Gelijk ook on2e regeering beschermende maatregelen
heeft genomen ten gunste van de akekrbouwers en een
eventueele maatregel voor melkveehouders in voorberei
ding is, met hetzelfde zoo niet met meer recht mag ook
de tuinbouw een beroep op steun doen.
De belemmeringen op allerlei gebied rechtvaardigen
een beroep op overheidssteun van onze tuinders.
vergeten", ging de Markies voort, hem in het gelaat
ziend „Dat zou ik graag willen".
„Goedendag, vader", antwoordde de zoon. „Na de
race zal ik bij u komen; u zult zien. dat ik win. Assasin
is het beste paard van de lijst."
De Markies hield de hand van zijn zoon nog steeds
vast. „Wees voorzichtig"! klonk het en de anders zoo
trotsche stem beefde. „Wees voorzichtig! Denk er aan,
dat je de laatste Fane bent!"
„Ik zal voorzichtig zijn, vader, als het niet ter wille
van mijzelf is, dan toch ter wille van... anderen."
Hij wachtte even voor het woord uitsprak, maar in
zichzelf voegde hij er aan toe „ter wille van Lela!"
Terwijl zij spraken, was het tumult in de menigte toe
genomen. Er was een gerucht rondverspreid, dat lord
Fane op het laatste oogenblik geweigerd had te rijden;
en de lucht was vervuld met zijn naam. Bij de stallen
stond Clifford Revel op hem te wachten. Lord Fane, op
gemonterd door de vriendelijke woorden van zijn va
der, legde zijn hand op Clifford's schouder. „Waar heb
ben ze hem gelaten?" vroeg hij.
Clifford Revel leidde hem naar de stal, waar het
paard stond en lord Fane ging er heen en streelde het
dier. Terwijl hij dit deed, bemerkte hij een man, een
mank loopende staljongen met een laag voorhoofd, die
dichtbij stond, en op scherpen toon vroeg hij Clifford
Revel: „Wie is die kerel en wat doet hij hier?"
„Hij is een staljongen," antwoordde Clifford. „Onze
gewone knecht ligt in bed; Assasin gaf hem eergisteren
een trap en toen heb ik dezen man genomen."
„Arme kerel! Deze heeft geen prettig gezicht", merkte
lord Fane op, toen hij naar het paard toe ging.
„Het schijnt, dat Assasin niet in een al te best hu
meur is," zei hij.
„Als hij maar niet schichtig wordt, is het niets."
Clifford Revel haalde zijn schouders op. „Hij zal wel
kalm zijn, als hij weet dat jij op zijn rug zit.'*
Er waren drie mannen noodig om hem te zadelen en
een van hen kreeg Assasin's tanden in zijn arm.
Lord Fane besteeg het dier en reed het veld in onder
een losbarstend gejuich van de stalknechten, die één-
parig op hem gewed hadden. Een donderend applaus
barstte los, toen hij verscheen. Volkomen onbewogen
galoppeerde Lord Fane over den voorgeschreven af
stand, het paard met lichte hand besturend en reed
naar de startpaal terug. Intusschen steeg er een
schreeuw van bewondering uit de menigte op, want als
Assasin goed startte, moest hij zeker winnen; er was
geen tweede zooals hij. Gegil en geschreeuw weerklonk,
Dit voorstel vindt scherpe bestrijding bij den her Olij
die er op wijst, dat men voor het eene is afgehandeld,
maar weer met iets anders begint, zoodat de regeering,
die nog nooit een definitieve beslissing heeft genomen
op het verzoek om toeslag, het inkomen van een der
gelijk adres al6 een gereede aanleiding zal beschouwen
om dat vorige verzoek maar te laten rusten. Hieruit zal
z.i. voorvloeien, dat in geen geval iets van dien toeslag
terecht zal komen, terwijl men van den N.M. de huizen
toch langs is geweest om de kool. die voor vernietiging
in aanmerking kwam te kerven. Na lange besprekingen
is men er indertijd toe gekomen om voor toeslag te zijn
en tegen garantie. Zijn dan alle punten, die toen den
doorslag voor toeslag hebben gegeven, zoo opeens ver
dwenen. H ij raadt aanneming van dit voorstel ten
sterkste af.
Voorzitter wijst er op, dat hier een scheeve voorstel
ling dient te worden recht gezet. Het verzoek om toeslag
voor dezen oogst zal onverminderd gehandhaafd wor
den. Het verzoek om garantie betreft de oogst 1932.
De heer Olij begrijpt nog niet de plotselinge wijziging
in de houding van het bestuur en vraagt of er bezwaren
zijn, die bij een vorige bespreking nog niet bestonden.
De heer v. d. Veer kan zich aansluiten bij het door
den heer Olij in het midden gebrachte. Als men over
meer dan een sloot tegelijk wil springen, komt men altijd
met een nat pak thuis.
De heer Gutter verdedigt het bestuursvoorstel .aan
gezien hem uit de rede van den heer Valstar gebleken
was, dat sneller succes bij de regeering zou worden be
reikt als men zich op het standpunt garantieprijs stelde
De heer Klaver zou gaarne zien. dat de vergadering
dit voorstel steunde. Verwonderd heeft het hem, dat
men op de vergadering van de L.G.C. met geen enkel
crisisvoorstel is gekomen.
De heer Gaijaard wijst op de moeilijkhden die over
wonnen zijn, voor het zoover was. dat alle besturen eens
gezind optraden. In de organisaties is de toeslagkwcstie
behandeld en aangenomen. Hoewel bestuurslid, plaatst
hij zich op het standpunt van den heer Olij. Hij spreekt
er zijn spijt over uit niet op de bestuursvergadering
aanwezig geweest te zijn, waar het desbetreffende be
sluit genomen is. Ook hij ziet er van komen, dat van de
kool, die vernietigd is, niets boven water komt. als men
thans weder koers wijzigt.. Steun op verschillend gebied
wordt gegeven. De houding, die de regeering tegenover
de tuinbouwers aangenomen heeft, noemt hij luguber
en hij meent, dat als antwoord moet staan een schou
der aan schouder optrekken van alle tuinders.
Voorzitter antwoordt, dat inderdaad met man en macht
er aan gewerkt wordt om nog van het tocslagverzoek
te redden wat er van te redden is.
Doch teleurstellingen waren niet van de baan. Toen
zich Vrijdagmorgen een lid van de Centr. Comin. op het
ministerie vervoegde om hierover met don Minister te
spreken, kreeg hij ten antwoord, dat Zijne Excellentie
voor 12 dagen naar zijn landgoed in Zuid-Limburg was
vertrokken en dus voorloopig niet te spreken zou zijn.
De heer Gaijaard wijst er op dat voorkomen moet
worden, dat de organisaties uit elkaar raken.
Voorzitter wijst op de betreffende zinsnede in het voor
stel. Ook bij hem bestaan principieel nog dezelfde be
zwaren tegen een garantietoeslag als het vorige jaar.
Doch men moet naar het bereikbare trachten en dit acht
hij garantieprijzen.
De heer Bakker vraagt in verband met het medege
deelde over den Minister of de Voorzitter zelf werke
lijk nog gelooft, dat er nog iets van den toeslag terecht
zal komen.
Wij zitten hier teen de Minister gaat naar Zuid-
Limburg met... verlof.
Hij knoopt hieraan vast de beschouwing, of het niet
hoog noodig tijd wordt, dat de werkers zelf de leiding
van het economische bestuur in handen nemen.
Voorz. de discussie sluitende, aangezien men zich hier
op het terrein \*an principes gaat bewegen, vraagt stem
ming bij zitten en opstaan.
Aldus wordt het bestuursvoorstel aangenomen.
Op een vraag van den heer v. d. Veer. doet de Voorz.
eenige mededeelingen omtrent de salarisvermindering,
die reeds bij het personeel van den N.M.B. hoeft plaats^
gevonden.
De heer Klaver wil den minimumprijs van f 0.60 op
f 1.gesteld zien.
Voorz. antwoordt, dat dezen ,zomer een minimum
prijs een paskwil gebleken is. Pas als een fonds is in
gesteld zal practische waarde daarvan uitgaan.
Hierna neemt wegens het vergevorderde uur de heer
Brugman onder een hartelijk „tot weerziens" en eenige
toepasselijke woorden afscheid.
Naast de vier bestuursleden worden voor afgevaar
digden Bondsvergadering benoemd de heeren Olij. v. d.
Veer, Ootjers en Bossen, als plaatsv. de heeren Pool
en J. J. Kuiper, die gemachtigd worden namens de le
denvergadering op te treden, tenzij er ingrijpende voor
stellen op den beschrijvingsbrief voorkomen.
In de rondvraag worden nog eenige punten van on
dergeschikt belang behandeld, terwijl mede besloten
wordt de vergadering het volgende jaar in Februari te
houden en wel op den dag. Hierna sluiting.
toen Lord Fane op en neer galoppeerde om het paard
in beweging te houden en toen hij toevallig opkeek, zag
hij Edith Drayton. Met een glimlach bracht hij de hand
aan zijn pet en reed door, daverend toegejuicht door de
menigte, die er stellig op rekende, dat Assasin en zijn
berijder zouden winnen.
HOOFDSTUK XXXI.
Op den morgen van de rennen zat Lela aan het ont
bijt alleen! 25e had beloofd niet te huilen niet te
gaan zitten treuren, maar ze voelde dat het een onver
standige belofte was, want het zou haar nnp-pJucht heb
ben, als ze eens goed had kunne^^jj, Lusteloos
stond ze op van de tafel, liep lan^,naar het ven
ster en een oogenblik later ging de \tieur open en kwam
Lovel binnen.
Er was een aarzelde blik op zijn gezicht en hij bleeC
even Staan, totdat Lela zich omkeerde.
..Je kunt het ontbijt weg nemen, Level," zei ze.
„Ja, mevrouw." toen kuchte hij. „Er is een man be
neden in de hall. die u wenscht te spreken, mevrouw."
„Om mij te spreken?" vroeg Lela verbaasd. „Ik denk
dat hij lord Fane bedoelt. Heb je gezegd dat lord Fane
niet thuis is?"
„Ja, mevrouw, maar hij wenscht u te spreken en
hij wil* van geen neen hooren; hij zegt, dat zijn mededee
ling van belang is en dat u dat ook zoudt vinden, als u
die hoorde."
„Ken ik hem of ken jij hem, bedoel ik?"
„Neen, mevrouw", zei Lovel. „Ik heb hem nooit eerder
gezien."
„Een heer?" vroeg Lela
„Och. mevrouw, ik geloof wel, dat het een fatsoenlijk»
man is."
„Ik zal hem te woord staan," zei Lela met plotselinge
vastberadenheid.
Lovel aarzelde even.
„Ik vraag u excuus, mevrouw, maar mevrouw zal het
mc wel willen vergeven; ik ben voor u verantwoordelijk
Als u hem er gauw uit wilt hebben, zal ik in het aan
grenzende vertrek zijn."
„Ik begrijp je volkomen," antwoordde Lela, „maar ik
kan me niet voorstellen, dat iemand mij kwaad zou
willen doen; laat de man maar boven komen."
Lovel ging naar beneden en even daarna werd do deur
geopend, en tot haar verbazing zag zij den man. dien zij
met meneer Browne samen gezien had. voor zich.
WQrdt vervolgd.