SchagerCourant
Abonnementsgelden.
Derde Blad.
Ari cndissements Rechtbank
te Alkmaar.
Ingezonden Stukken.
Uit onze Omgeving.
Eindelijk had zij rust gevonden!
Woensdag 27 April 1932.
75ste Jaargang. No. 9062
VOOR DEN POLITIERECHTER.
OPENBARE STRAFZITTING VAN 23 AT RIL.
Het staat vast als een paal boven water, dat het
berouw over de bedreven zonde eerst merkbaar wordt
xa de ontdekking der strafbare daad. Daarom werkt
het wetboek van strafrecht in vele gevallen meer pre
ventief. dan de geweldigste boetpredicatie.
De zaak contra den visscher Jb. de G. te Egmond
aan Zee gaf tot staving van deze theorie een krach
tig voorbeeld.
Bovengemelde edele zoon van het land, ontwoekerd
aan de baren, was in den nacht van 21 op 22 April
Anno Domino 1931 wederrechtelijk door een vooraf
verbroken ruit binnen gedrongen in de bierbottelarij
van den heer S. Höppener en had daaruit zoowat de
halve inventaris van een bescheiden dorpscafétje weg
gehaald. 29 fleschjes Stout, 11 fleschjes Pils, 11 dito
Dortmunder, 2 fleschjes Munchener, 3 fleschjes Lager,
4 fleschjes Champagne-pils en 2 fleschjes Cider, me
dunkt dat het welletjes was. De heer Höppener kon
met deze reusachtige afnam volgens dit economische
systeem echter geen genoegen nemen en stelde de po
litie met een en ander in kennis, waarop het ingestelde
onderzoek leidde tot opsporing van bovengemelden
visscher, die dan ook erkende, zich aan den diefstal te
hebben schuldig gemaakt.
Welk motief hem had geïnspireerd, kwam niet dui
delijk naar voren, maar de verdachte schoof de schuld
op zijn dronkenschap, waardoor het oordeel des onder-
echeids was zoek geraakt.
Op 18 Augustus '31 nam de Politie rechter dit vermo
gensdelict in behandeling met een zeer ontmoedigend
resultaat voor den niet ter zitting verschenen ver
dachte. De antecedenten waren ni?t bepaald schitte
rend. het reclasseeringsrapport van den heer Wiggers
al evenmin gunstig. Officier noch Politierechter ble
ken tot clementie bex-eid en unisono werd besloten,
den nachtelijke drankroover in contumatiam te ver-
oordeelen tot 4 maanden onvoorwaardelijk e
gevangenisstraf. Het is duidelijk, dat de veroordeelde
met dit krasse vonnis niet bepaald lekker was. Zijn
berouw over zijn onrechtmatige daad groeide bij de
minuut door de gedachte aan die 4 ellenlange maan
den vrijheidsderving en gebruikmakende van zijn on
betwistbaar recht tot verzet, verscheen hij op de zit
ting van 19 October in kwaliteit van opposant tegen
het vonnis en werd de zaak opnieuw behandeld.
Trots ongunstig rapport en andere hindernissen wist
de verdachte het echter^nu zoover te brengen, dat het
vonnis bij verstek voorloopig niet werd bevestigd, doch
de beslissing werd aangehouden tot de zitting van
heden 23 April, teneinde nog eens af te wachten hoe
Lde verdachte, hangende dit uitstel, zich zou gedragen.
Het was dan heden de eerste, voornaamste en
enigste zaak. die door den Politierechter, mr. Lede
ier, werd behandeld.
'Mitsgaders de verdachte als de eerste acteur, maar
i*Ue het minste had te zeggen, waren a anwezig ver-
Killende andere prominente belanghebbenden, de
1 ïgdediger mr. Prins en de heer Wiggers, reclassee-
rtngr ambtenaar.
De heer Wiggers bracht de verblijdende verklaring,
dat het gedrag van Jaoob de Gr. over het algemeen
redelijk goed was geweest. Weliswaar had hij café's
•bezocht en bier gedronken, doch misbruik had hij niet
gemaakt. Maar aangesloten bij een geheelonthouders-
vereeniging, zooals de Politierechter had verlangd, had
verdachte zich evenmin.
De Politierechter, niet bijzonder gesticht over dit
verzuim van zijn liefsten wensch, vroeg gestrengelijk,
waarom verdachte zulks had nagelaten.
Ja, ziet u, deze ter, iere, repliceerde verdachte ge
moedelijk, ik klois allêendig en dan wil ik graeg deze
'n iertje kaerte
De ambtenaar adviseerde alsnu aarzelend 'n voorw.
veroordeeling. maar dan zonder bijzondere voorwaar
den, omdat toch geen voldoende waarborg vooi1'de na
leving aanwezig was. Het genootschap wenschte daar
omtrent gtcn verantwoording te dragen.
Door don heer Officier werd duidelijk blijs, gegeven,
dat hij zich absoluut niet met een voorwaardelijke
veroordeeling kon vereenigen. Hij schetste het verle
den en de gedragingen van den verdachte, die beter
gedaan had zijn gezin te steunen, dan zijn verdienste
in den vorm van bier door zijn keelgat te gieten. Een
persoon, die diefstal pleegt, niet van brood om zijn
hengerend huisgezin voedsel te verschaffen, maar al
weer van drank, had niet de sympathie van den Of
ficier.
De Officier bedankte er feestelijk voor. om lijdelijk
toe te zien, dat de veroordeelde zooveel bier zou mo
gen drinken als het hem behaagde en eindigde zijn
kernachtige philippica met te persisteeren bij zijn re
quisitoir: 4 maanden onvoorwaardelijke gevangenis
straf.
Mr. Prins, in de gelegenheid gesteld het woord t e
nemen tot het houden van zijn verdediging, liet zich
natuurlijk niet oabetuigd.
Verdediger gaf clireet toe. dat zijn clienl. door in den
tijd, die hem was toegestaan om zijn goeden wil te too-
nen, niet zoo stom had moeten zijn café's te bezoeken.
Maar eenige redenen tot verontschuldiging waren
naar de nieening van pleiter toch ook wel aanwezig.
De verdachte had een ongelukkig huwelijksleven door
gemaakt. Er heerschte weinig hartelijkheid in het ge
zin en het echtpaar verstond elkander in 't minst
niet. Het pleitte in ieder geval voor de gezindheid tot
medewerking van den verdachte, dut hij zoolang ma
tig was gebleven en geen aanleiding had gegeven tot
klachten.
Op grond van deze motieven bleef pleiter dus zoo
vrij zijn cliënt alsnog aan te bevelen voor een voorw.
straf, die hem als het dreigende zwaard van Damocles
voor hervalling kon bewaren.
In zijn repliek liet de Officier uitkomen, dat ver
dachte zijn huwelijkslot door eigen keus had bepaald,
zoodat men zich op deze omstandigheid niet kon be
roepen, waarop mr. Prins geestig reposteerdc dat een
verloving in de meeste gevallen geen geschikte periode
was om de onderscheidene eigenschappen van de aan
staande te leeren kennen. Pleiter handhaafde alzoo
zijn conclusie. Hierop werd nog eens overwogen de
wenschelijkheid van een „gemeleerde" veroordeeling
er besloten, de definitieve uitspraak aan te houden tot
Maandag 9 Mei, waarna sluiting der zitting.
Mijnheer de Redacteur!
Gaarne zag ondergeteekende de volgende regelen
in uw courant geplaatst. Ofschoon ik had gedacht,
dat er in mijn eerste ingezonden stukje eigenlijk
niets meer aan duidelijkheid ontbrak, zoo schijnen
sommige dingen toch nog voor iedereen niet begrij
pelijk te zijn. Op hot schrijven van den heer Jan
sen. wensch ik niet, in te gaan, daar moet ieder het
zijne maar van denken, wol op zijn laatsten regel,
om in zakelijke banen te blijven (wat deze heer dan
eerst maar op zich zelf diende toe te passen.)
Zakelijk waren mijn beweringen togen de bedrie-
gelijke voorstellingen en onwaarheden, welke in den
raad werden naar voren gebracht docr de leidende
personen {nu voldoende bekend), en zakelijk waren
de vragen door mij en 5 raadsleden per brief aan
den heer houtvester gesteld.
Maar nu burgemeester van Frydagh met de hee-
ren Guttcr en Krilier zoo vriendelijk geweest is, mijn
vragen met do antwoorden door den houtvester Ger-
branda gegeven, op te vragen (dit vinden ze zeker
behoorlijk), ben ik zoo vrij, deze hieronder te publi-
ceeren, en hiermee niet tc wachten tot tic a.s. raads
vergadering.
Vraag 1: Is het waar, dat buiten de Houtvesterij
om do goedkeuring voor 't rijwielpad, in zijn geheel
door den Minister is gegeven?
ten 2e dat, zooals in de bijeenkomst van den raad
op 26 Jan. 1932 werd gezegd, de Houtvester do be
grooting f39000 heeft goedgekeurd, en 't Stuats-
boschbehecr 't. werk zou uitvoeren?
ten 3e, dat, do Vcreeniging Noord Kennemerland
is toegestaan om over do gronden van den Staat ach
ter de z.g. Bromverskom en voor t gedeelte Catrijp-t-
Groeterkerk 't. bewuste pad te leggen?
ten ie dat ten Noorden van den Munnikenweg de
rooic lijn op de blauwdruk, zooals die ons door den
heer Group ter inzage werd gegeven, juist is.
Hierop worden door houtvester Gerbranda de vol
gende zakelijke en objectieve antwoorden gegeven:
1c. Door den Minister is niet, buiten de Hout
vesterij om goedkeuring voor het rijwielpad in zijn
geheel gegeven.
2c. De begrooting van het rijwielpad is niet door
mij goedgekeurd en 't werk zou niet dooi- het Staats-
boschbcheer worden uitgevoerd.
3e. Aan de verecniging Noord Kennemerland is
geenerlei vergunning betreffende dit pad uitge
reikt. Wel is aan de Sc.hoorlscho rijwielpadvcrccni-
ging bij schrijven van 30 Mei 1930 No. 564, door mijn
ambtsvoorganger namens den minister vergunning
verleend tot het maken en hebben van een rijwiel
pad. over de op bijgaande kaart met roode kleur
aangegeven gedeelten Staatsgrond. Naderhand is met
het Staatshoschbeheer overeen gekomen, dat het ge
deelte PostwegKlim weg ook over Staatsgrond zou
worden gelegd, liet spreekt vanzelf dat deze toezeg
gingen ook gelden tegenover de rijwiclpadverecni-
ging Noord Kennemerland.
Wat uw vraag in het bijzonder betreft merk ik
op. dat geen vergunning is gegeven om over de
gronden van den Staat achter Bromverskom te gaan
en dat voor zoo ver het gedeelte Catrijp-Groeterkerk
betreft, alleen vergunning is gegeven voor een ge
deelte lang pl.m. 160 meter tusschcn Rechterslaan
en den daaropvolgenden dwarsweg.
4c. Deze vraag kan bevestigend worden beant
woord. Alleen is nog mondeling overeenstemming
verkregen omtrent tic aansluiting van het pad aan
het door den Prov. Waterstaat van Noord-Holland
aangelegde rijwielpad. Dit betreft een zeer klein ge
deelte waaromtrent boschwachter Greup u nader
kan inlichten. Volgt onderteekening.
Nu kan ieder lezer van deze couranten oordeelen
wat nu het verschil is tusschen waarheid en leu
gen en u mijnheer Jansen, zou ik aanraden, blijf
maar in uw eigen tuintje wieden, bemoei u niet met
dingen waar gij niets van afweet en u geheel bui
ten staat. Ik bedoel hier de noordelijke duinen. Daar
staat u geheel buiten en zijl ei ook geheel buiten
gehouden, om de doodeenvoudige reden dat u met
die duinen niets te maken licht. Wat uw gedeelte
betreft, daar hebben wij het nooit over gehad en
daar heeft ook een ander weer niets mee ie maken
of over tc vertellen, niet waar?
Imijnheer dc redacteur, voor den laatsten keer
dankend voor de verleende plaatsruimte, toeken ik
hoogachtend.
I). DUIN W'z.
Schoorl. 23 April 1932.
13 ,1 11 S 1 X G E n II O n s
In de zaal van den heer De Graaf werd Zondag
avond door de kinderzangklasse onder leiding van
den heer H. J. Zaal dc oprette in 3 bedrijven „Een
dag Khalif" opgevoerd. De zaal is vrij goed bezet
als met de uitvoering wordt begonnen. Al dadelijk
treft het den aanwezigen, dat een geheel nieuw
achterscherm is gemaakt, dat voorstelt een straat in
Bagdad. Met dc boschcoulisscn aan beide zijden
vormt het een prachtig tooneel waarbij de verlich
ting tevens ook een groote rol speelt. En wat dooi
de kinderen werd gepresteerd overtrof ieders ver
wachting. De lang niet gemakkelijke operette werd
uitstekend weergegeven. Zoowel de hoofdpersonen
als de anderen, zij allen hebben hun best gedaan om
het geheel zoo te doen slagen. De tafreeltjes, waarin
de koks optraden, vormden mede de hoogtepunten
van dit werk. dat zoo in den smaak viel, omdat in dc
eerste plaats iict gehcelc koor zoo vele malen mee
werkte en in de tweede plaats omdat de inhoud, niet
zooals dat wel eens voorkomt, onsamenhangend is,
doch een mooie strekking heeft. De liefde van Has-
san, den hoofdpersoon, voor zijn móeder en zijn zus
ters. onverschillig in welke omgeving hij«ageplaatst
werd, was treffend en gaf pan deze operette een ex
tra bekoring. Zooals gezegd, dc uitvoering is uitste
kend geslaagd en een woord van hulde aan den heer
Zaal, die zich tijd noch moeite voor de. instudee
ring heeft gespaard, is hier wel op zijn plaats.
Nadat aan het slot nog eens was gehaald en het
slotkoor nogmaals was gezongen, dankte dc voorzit
ter van „Caecilia" allen, die tot het welslagen het
hunne hadden bijgedragen, waarbij speciaal naast
den directeur genoemd werd mej. Watertor, die bij
de instudeering, den heer Zaal ter zijde had gestaan,
en den heer Van der Oord, die, zooals steeds, dc
verzorging van het tooneel en het maken van ver
schillende attributen op zieh had genomen. Het was
in de puntjes.
Vermelden wc tenslotte, dat de costumcs gehuurd
waren van dc Fa. Ridderikhoff te Iloorn, zoodat ook
dit onderdeel goed verzorgd was.
Met een opwekking om als lid van de zangklasse
toe te treden, werd het officieele gedeelte van dezen
avond besloten.
W E R 1 N G E N
"Uitvoering Tooneelvereeniging „Harmonie"
uit Heerhugowaard.
Zondag j.1. werd door de tooneelvereeniging „Har
monie" uit Heerhugowaard het blijspel „De tante uit
Indië" opgevoerd en wel in de Concertzaal „Concor-
dia" van den heer Jb. Bruul te Hippolytushoef.
Om ongeveer acht uur gaat het scherm omhoog en
neemt het spel een aanvang. Mevr. de GrootMeer-
boer vertolkt hier den rol van Mevr. Dribbel, de com
mensaals-houdster. Zij heeft twee kostgangers, n.1. een
jonkheer, Sloet van Overvoorde, en een particulieren
chauffeur. Bob ten Cate geheeten. Tevens bestaat
haar gezin uit haar dochter Greta (Mej. Gr Pot) en
een nichtje Mies Landeweer (Mej. Hittema). De jonk
heer stelt hier de arme adel voor. Geld heeft hij niet,
integendeel hij is zoo arm als de mieren. Alleen de
adelijke naam zijner voorvaderen vormt zijn eenigst
bezit Uiteraard moet een dergelijke rol altijd fijn ge
speeld worden. Men heeft een goede keus gedaan, met
den heer J. de Groot hiervoor te nemen. Zijn spel is
zeer goed en beheerscht, doch in zijn houding is iets
gedwongens te bespeuren. Een jonkheer moet vrijer
!n zijn bewegingen zijn. Mevr. de GrootMeefboe»
heeft wel een der hoofdrollen op zich genomen. Hoewel
in den beginne een beetje zenuwachtig, kwijt zii zich
alleruitstekendst van haar moeilijke taak. Daar haar
rol op zich zelf al zeer komisch is, valt het haar dus
wel mede de lachers op haar hand te krijgen. In haar
nadeel moeten wij opmerken, dat zij te veel een zeker
bekend klecdingstuk deed uitkomen, hetgeen bij het
doorsnee-publiek de attractie wel verhoogde. Trou
wens niet alleen Mevr. Dribbel koketteerde met dit
stukje lingerie, doch ook Greta. haar dochter scheen
het noodzakelijk te vinden, dat wij op de hoogte raak
ten van de diverse directoir-kleuren. Wij moeten toe
geven. dat ook een verslaggever een open oog heeft
voor dergelijke vertooningen.
Het verhaal komt in het, kort hier op neer. Mevr.
Dribbel, de hospita, leeft heel burgerlijk met haar
twee zoo uit eenloopende commensaals. Haar
dochter Greta flirt met den jonkheer, terwijl haar
nichtje Mies met den chauffeur Bob verkeert. Greta
is op een kantoor en toont zich een losbol. Wanneer
zij door de vrouw van haar patroon ontslagen wordt
om reden zij te veel gecharlestond heeft met haar
principaal, blijkt wel dat zij het leven van den vroo-
lijken kant beziet. Zij moet waarschijnlijk in den haar
opgedragen rol heel veel charleston-pasjes maken,
daaraan twijfelen wij wel niet. doch zij is dusdanig
bevangen door deze dans-manie, dat ze tot in de laat
ste akte dit vervelend wordende gewiebel volhoudt,
hetgeen zeer jammer :s. daar het haar spel veel af
breuk doet. Aan het armoedig bestaan van de familie
Dribbel komt echter een einde.
Heel onverwachts arriveert oom Jacob Kortekaas uit
Indië. Deze, vertelt de droeve geschiedenis, dat zijn
liefhebbende echt genoot c bii een schipbreuk om het le
ven kwam. Zij had vergeten per testament aan hem
haai vermogen te vermaken, waardoor de familie van
haar zijde erfgenamen werden. Oom Kortekaas blijft bij
zijn schoonzuster inwonen in de plaats van Bob. die met
zijn meester naar Nice afreist, tot genoegen van Mevr.
Dribbel welke zich intusschen te hoog voelt voor den
chauffeur. Wiï moeten opmerken, dat deze rol zeer goed
gespeeld werd door den heer Mienes, voor Wieringen
geen onbekende. Hij typeert hier keurig den ronden
jongen, die er zijn eigen meening op na houdt. Wij zien
hem in de laatste acte als neger terugkeeren. Ook dit
géfleolte wordt uitmuntend vertolkt. Het plotselinge rijk
worden der genoemde familie geeft toi allerlei idiote
momenten aanleiding. Moeder Dribbel heet nu douarière
van Dribbel en door de bemoeiingen van den jonkheer
komt men in aanraking met de society van Den Haag.
In het tweede en derde bedrijf valt ons het excellente
spel op van oom Kortekaas. Wij hebben waarschijnlijk
hier met een veteraan te doen. Uit alles blijkt ons dat
hij meer op de planken stond. Zonder in bijzonderheden
te treden kunnen wij volstaan mede te deelen dat hij
o.i. de beste spelkunst weergaf. Men zou niet gezegd
hebben, dat hier een dilettant aan het werk was. In het
stuk komt verder nog voor de freule van Assendelft, die
verschillende spiritistische seances houdt. Een en ander
geeft weer tot gelach aanleiding. De hiervoor gekozen
figuur (Mej. M. Reijne) was niet slecht. Misschien was
haar spel beter te beoordeelen geweest, wanneer het mi
lieu waarin zij speelde in haar lijn was. De contrasten
waren hier te scherp, waardoor het. publiek natuurlijk
den indruk kreeg, dat genoemde freule zich te veel uit
sloofde. Zooals wij reeds zeiden vertolkte zij haar rol
goed.
Wanneer in het derde en laatste bedrijf plotseling de„
doodgewaande echtgenoote van Kortekaas in het gezin
te voorschijn treedt, wil dit meteen zeggen dat het ge
daan is met den rijkdom. De eerst booze tante verzoent
zich met de huisgenooten, die allen een betrekking ver
werven in haar zaken in Indië uitgezonderd de jonkheer,
die voor werken niet veel voelt en zich maar onledig zal
houden met de oprichting van liefdadigheidsinstellingen.
Het gezelschap, dat voor een volle zaal optrad had een
groot succes en er is veel en langdurig gelachen. Een
gezellig bal besloot dezen avond, waarbij ook de „ar-
tisten" aanwezig waren.
Betaling ie kwartaal 1932.
Aan onze lezers buiten Schagen doen wij bet ver
zoek het abonnementsgeld der Schager Courant over
het eerste kwartaal 1932, ten bedrage van i 1.80
(voor courant met Zondagsblad 12.53).
vóór 1 Mei a.s.
aan ons Bureau te betalen, óf over te maken pet
postwissel óf over te laten schrijven op onze post
rekening No. 23330.
Voor Ba Prins is het bndraq
f
Voor Het Nieuwe Modeblad
11.25
Voor Gracieuso
12-15
Voor Panorama
12.60
Voor Het Loven
<2.50
DE ADMINISTRATIE.
FEUILLETON
NAAR HET ENGELSCH.
u
Slr Hubert verwachtte wel. dat het jonge meisje eenig
bczwair zou maken tegen deze schikking en daar had
lnj gelijk in. Ze zei. dat ze er niet om gaf. om naar de
plaais van samenkomst te rijden en dat ze wel met
Keith zou teruggaan, maar die wilde hier niet van hoo
ien en galoppeerde dadelijk weg. met Sanders achter
zich.
«Bi begrijp vanochtend niets van Keith", zei ze. „Eerst
**«1 hij mü voort, of wij den trein moesten halen, toen
hjj u. vliegt op u a| en laat mij staan en nu dwingt
r"! mij weer. om naar de plaats van samenkomst te
waar ik niets om geef. En uw dag is dan boven
dien bedorven!"
••Mijn dag is in het geheel niet bedorven", zei hij
.Dn als u er niet naar verlangt, om naar de
Plaats van samenkomst te gaan, ik ook niet. Laten
wj dan liever een rit maken."
Esmay keek hem verbaasd aan: hij was een eerste
sportsman en nu beweerde hij. dat hij niet gesteld zou
zijn op deze jacht?... Zij was toch nooit van plan mee te
zoodra de jagers gezamenlijk het wild gingen vol-
zou zij onder geleide van Sanders terugkeeren.
••Neen, Keith wilde, geloof ik, dat ik mij op de plaats
van samenkomst vevtoonen zou. Maar zien wij daar op
Woodcote dan iemand, die met mij wil terugrijden, dan
hoeft u de jacht niet te missen!"
••Ik hoop. dat u toch niet zoo onvriendelijk zult willen
zyn. om dit aan iemand te vragen. Denk eens aan. wat
€e& armzalig figuur ik zou slaan, als ik daar dan achter
aan moes' rijden, want Mr. Walden heeft u onder mijn
oede gesteld en dus zal ik bij u blijven, al was het dan
°°k op een afstand!"
Zo kwamen nu vele kennissen tegen, met wie groeten
werden gewisseld en Esmay dacht vol verontwaardiging
-Wat vervelend! De menschen die ons zien. zullen al
en denken, dat wij verloofd zijn!"
Ie <J ten slotte de heele jachtstoet weggereden was,
w ^rey^c de hand op haar teugel en vroeg:
..Welken weg zullen wij nu nemen?"
..Naar huis natuurlijk!"
Hij keek haar strak in de oogen en zei:
„Is u bang, om met mij te rijden?"
..Neen, niet bang. maar ik ben boos! Ik kan het niet
goed hebben, dat mijn plannen in de war gestuurd wor
den. Wat deed Keith toch ineens zoo wegrijden?"
„Dat zal ik u vertellen: hü is naar de geliefde zijns
herten gegaan en ik heb hem den weg daarheen kunnen
wijzen."
„Naar zuster Jeanne
„Juist, ik wist haar adres."
„Dat is heel mooi van u."
„Ik hoop maar, dat zij het mij vergeven zal."
Nadat zij eenigen tijd voortgereden waren, vroeg Es
may weer:
„Hoe wist u dat. van Keith?"
..Gisteren avond ben ik het pas te weten gekomen,
toen Miss Winnie het mü vertelde. Ik had het al eerder
kunnen opmaken uit Jeanne's heele manier van optreden
maar zoo slim was ik nu eenmaal niet.
Na eenigen tgd werd hij gewaar, dat Esmay met een
veel zachter uitdrukking op het gezichtje naar hem op
keek.
„Trekt u het zich erg aan?" vroeg zij.
„In het geheel niet... U heeft dus ook gemerkt, dat ik
haar ééns lief had?"
„Heeft u haar dan nu niet meer lief?"
„Neen. hoe kan dat nu? Ik heb jou lief. met hart en
ziel. Esmay. Heb je dat nooit gemerkt?"
„Neen. nooit... En ik kan het ook nog niet gelooven.
Geen man. die ooit haar heeft lief gehad, kan dan nog
iets voelen voor mij."
„Wees niet zoo nederig. Dat hindert mü."
„Het is volkomen waar! En ik ben ook niet nederig:
ik ben alleen maar trotsch. véél te trotsch om een tweede
plaats in te nemen in het hart van een man."
„Dat zal ook niet het geval zgn. als je je maar aan
mij geeft. Mijn liefde voor jou is het beste in mij; dat
weet ik!"
Esmay schudde het hoofd.
„Neen. je vraagt mij, om op één na de beste te willen
zijn en dat kan ik niet. Ik voel mij overigens zeer ver
eerd..."
„Bespaar mij dat, alsjeblieft, maar wees zoo goed. om
mij te zeggen, wat je verstaat onder: „op één na de
beste,,?"
„Dat weet je zeer goed. Je hebt haar jaren lief gehad;
je hebt hoop gekoesterd haar de jouwe te maken, en
nu, na al je verspilde liefde..."
„Stil! Hoe kan je nu spreken van: verspilde liefde;
liefde geschonken aan een vrouw als Jeanne Landon,
is nooit verspild. Ik ben er nu overheen. Ik was toen
nog een jongen, maar nu ben ik een man en heb je lief,
zooals alleen een man dit kan!"
Ze waren nu in een smal laantje, dichtbij Suttonthor-
pe en waren afgestapt.
Sir Hubert schaamde zich over zijn uitval; hij kwam
wat dichter naar haar toe en keek haar aan. met teede-
ren blik in de blauwe oogen.
„Liefste." zei hü zacht, .ik kan nog niet de hoop op
geven. Kiik. hier bij het hek heb ik je 't eerst gezien.
Ben je die ontmoeting vergeten?"
„Neen", antwoordde zij op zachten. onvasten toon.
„Mag ik je alles vertellen? Ik mocht je eens niet meer
alleen spreken, zie je, en ik heb toch zoo graag, dat je
alles weet. precies zooals het gegaan is!"
„Ja, vertel het mij alsjeblieft."
„Nu, van dit voorjaar ben ik Jeanne gaan opzoeken
en ik heb haar gevraagd, ik geloof, dat het nu voor
de vijfde maal was ik wist, dat ik niets geen kans
van slagen had. maar ik vond het verschrikkelijk, dat
zq er zoo bleek en mager uitzag. Natuurlgk zei ze toen"
ook weer: „Neen," en ik ging naar Zwitserland, om ber
gen te beklimmen. Ik ben lid van de Alphenclub. moet je
weten. Nu, ik was bijna lid-af geweest, want ik gleed uit
en viel een heel eind diep. Ik was nog geheel bewuste
loos, toen de gidsen mü ophaalden, maar vasthoudend als
ik ben, had ik nog het bosje edelweisz in de hand, toen
ik bijkwam. Heb je ooit edelweisz gezien?"
„Neen."
„Nu. het is een heel gewoon bloempje, heeft wel iets
van een margrietje met grijze, wollige blaadjes. Je kunt
ze koopen van de gidsen, of aan de chalets, maar ik had
mq nu eenmaal in het hoofd gezet, om ze zelf te pluk
ken. Het was ook een roekelooze onderneming geweest,
want mijn gids had mij gewaarschuwd, dat het bosje,
waarop ik mijn oog had laten vallen, veel te ver buiten
mjjn bereik stond. Een eigenaardig idéé viel mij in, toen
ik er later nog eens over dacht: ik had daar ruim
schoots den tijd voor, want veertien dagen moest ik te
bed blijven. Ik voelde, dat ik gestreefd had naar iets
onbereikbaars en nu ik het bemachtigd had, was het een
onbeduidend bloempje, zonder geur of kleur. Dus wierp
ik het weg en nam mü voor, dat ik, in Engeland terug
gekeerd, daar liever een roode roos zou plukken... Toen
daoht ik aan jou, Esmay, je hebt meer van een Engelsche
roos dan eenig ander jong meisje, dat ik ooit heb gezien.
Ik herinner mij je gezichtje aan het hek en in de deur
en ik zei tegen mgzelven: „Dit meisje zal ik zien te
winnen." dus ging ik rechtsstreeks naar Suttonthorpe. Ik
wist, dat Mr. Walden op den Hall was gaan wonen, maar
ik wist niet, dat hij je allen had meegenomen. Zoo werd
ik makkelijk genoeg aan je voorgesteld, maar veel verder
heb ik het nog niet gebracht. Zeg Esmay, zou ik je nu
niet kunnen leeren, mij lief te krijgen?..."
De blik, waarmee ze naar hem opkeek, was hem een
stille bevestiging en zijn gelaat straalde. Hij boog zich
naar haar over en drukte haar den eersten kus op de lip
pen. ter bezegeling van hun jonge liefde.
HOOFDSTUK XI.
Nog nooit had Keith Walden een reis zoo lang gele
ken; hij kon niet lezen of rooken; hij kon niets, dan uit
kijken naar het landschap, waar hij voorbijreed, met
oogen, die echter niets zagen. Zijn heele wezen was ver
vuld van de gedachte, dat hij nu zou weerzien de vrouw,
die hü liefhad.
Toen eindelijk het drukke fabrieksstadje Stockford
was bereikt, nam hij een taxi. maar was zóó zenuwachtig,
dat hij al eenigen tijd vóór het ziekenhuis liet stop
pen. om zijn zelfbeheersching weer eenigszins te her
winnen.
Het was een eenvoudig roodsteenen gebouw met vele
vensters; hij vond. dat het meer van een gesticht of
van Cen gevangenis had.
Een net meisje deed open en hij vroeg naar de di
rectrice. maai hoorde, dat die uit was. Toen vatte hij
allen moed bijeen en vroeg naar Miss Landon. „Zus
ter Jeanne" meende hg. dat ze genoemd werd.
Het meisje schudde het hoofd en toen ze zijn teleur-
gestelden blik zag, voegde ze er bij. dat het een zeer
druk deel van het jaar was en dat een influenza-epidc-
mie in de stad vele zusters naar buiten geroepen had.
Op het oogenblik was er maar één zuster in huis. Wilda
hü die soms spreken?
Keith wilde in ieder geval dc gelegenheid niet verlo
ren laten gaan en werd in een eenvoudige wachtkamer
binnengelaten. Lang duurde het niet. of er kwam een
korte, dikke zuster binnen, met een gezichtje, zóó leelük,
dat zelfs de verpleegstersdracht haar niet aantrekkelgic
kon maken. Heel vriendelijk vroeg zij:
„U heeft naar Zuster Landon gevraagd? Het spijt mij,
maar ze is uit. Al lang vóór Kerstmis is ze steeds bij
denzelfden patiënt. Heeft u haar iets belangrijke te zeg
gen?"
„Zeer belangrijks. Zoudt u mij haar tegenwoordig
adres kunnen geven?"
Wordt vervolgd.