EVENTJES LACHEN BILLY DE BEER ■{@10 dS§0 WsSllSBBrf DE BOER EN DE VOGELVERSCHRIKKER Kleine Jan was in zijn tuintje druk bezig onkruid te wiedon, toen hij plotseling een slang zag kruipen, vlug nam hij een stok en wilde den kop van het ondier verbrijzelen. Juist toen hij don slang naderde viel 't hem op, dat de slang heel lang was, van zijn kop tot zijn staart precies één meter twintig. Doch als de slang zich bewoog, zooals op het prentje te zien is, dan was hij slechts negentig centimeter, ,door al de bochten, waarin hij zijn lichaam wrong. Bij elke be weging van den slang maakte hij allemaal, Gewoonte-feestvierders. kleine bochtjes in zijn lenige lichaam woog zich zoodoende vooruit, totd staart precies op de plaats was was en ii zijn kop had gelegen. Hoe ver hadd toen geloopen Maar Jantje was hiermede nog n* fM den hij wilde nog meer weten! strekte zich nu vanuit zijn kromme totdat hij heelemaal recht uitgesU !raj Hoe ver had de slang zich met deJ ging nu vooruit gebracht Twee kleine Jongens zijn samen in een zwaar gesprek over bijen. De eerste zegt „Wat zijn bijen toch eigenlijk rare dieren, hè, zij werken en werken en werken en spe len nooit eens". Het andere jongetje is het daar heele maal niet mee eens en antwoordt„Nou zeg, dat is niet waar hoor, want lederen keer als ik ga picniccen, zijn de bijen ook bij ons". Kr V Dc verdwaalde prinses. (Slot). Ket is nog vroeg in den morgen. De eer- zonnestralen wekken de verdwaalde inses. Droomerig kijkt ze rond en ver- mderd ziet ze, dat ze zich in het bosch vindt. O ja. nu herinnert ze zich weer, .t er den vorigen dag gebeurd is. Hoe ze ilend rond heeft gedoold zonder iets kends te ontmoeten. Hoe ze eindelijk van rmoeidheid en verdriet in slaap is geval- i. Nu is het haar weer duidelijk, hoe vree- ijk haar toestand is. Ze heeft honger, ze rïangt naar huis, maar niets is er, wat ar hoop kan geven, niemand die haar lpen kan. Huilend staat ze op. Doelloos 'aalt zij verder. Wie weet hoe lang nog^ l ze ooit haar ouders terugzien? Maar he, .t hoort ze? Komt daar iemand aan? Tak- n kraken. Het geluid nadert. En wat ziet Daar staat voor haar een fee in een luwen mantel, een bloemenkroon op het ofd. ,Dag lieve Prinses, wat ben ik blij, dat ik eindelijk gevonden heb. ik heb den hee- i nacht je vader, den Koning, helpen ;ken." ,Wie bent u?" vraagt de Prinses verlegen. Ik ben de goede fee. Kijk maar naar jn blauwe mantel en mijn bloemen- Don." ,0 ja, nu herken ik u. Mijn moeder heeft twijls van u verteld. Nu behoef ik niet »er te dwalen. U brengt me zeker gauw ar huis?" ,Ja, kom maar mee." Maar inplaats dat de Prinses naar den ming gebracht werd, neemt de Booze Fee ar mee naar haar eigen woning. Binnen komen trekt zij den blauwen mantel uit zet de bloemenkroon af. Nu ziet de inses pas hoe ze bedrogen is. Maar het „En nu blijf je altijd bij mij, iederen ,eht moet je, als ik met mijn vrienden or het bosch trek, voor het eten -zorgen, alles goed schoon maken. We hebben het arvoor veel te druk. En er is zoo vreese- k veel te vernielen!" Lederen nacht nu, als de Booze Fee en de ïine kwelgeesten het huis verlaten voor m slecht werk, wordt de deur gesloten en de Prinses gevangen. Huilend en klagend engt zij den donkeren nacht door en be- EEN GESCHIEDENIS IN KlIURPLAATIES Dc moeilijke landing. Na een lange reis kwam het schip, waar mee Heintje Knor en Billy de Beer reisden, eindelijk in do warme landen aan. Heintje was al heel genoegelijk aan wal gestapt, maar Billy zat nog steeds in een benarde positie op den achtersteven van het roei bootje en hield zich stevig vast aan den vlaggestok, dien hij op zee, onder in het bootje gevonden en in 't daarvoor bestemde gat gedrukt had. Ach, wat een zorgen voor dien armen Billy. Hoe moet hij nu met zijn orgeltje aan land komen? Heintje stoml aan den wal luid te schreeuwen: „Billy, kom er uit, wij zijn er en breng het orgeltje mee". Ondertusschen werd zijn aandacht getrok ken door een paar rare menschen, zooals Heintje dacht, maar dat waren eigenlijk apen, want die had onze vriend nog nooit ontmoet. Daarom stapte hij naar de zwarte monsters toe en zei: „Goeie morgen, meneer" maar de beide apen grijnsden achterdochtig en zeiden niets. Zij verstaan me niet, dacht Heintje, ik zal eens wat voor ze gaan zingen, dat begrijpen zij beter en dan worden we misschien vel goede maatjes. Maar de beide apen schrokken zoo van Heintje's ijselijk ge schreeuw, dat zij luid: „help! help!" roe pend, op de vlucht sloegen. Hoe Billy ten slotte verlost werd, zullen wij den volgenden keer zien. Je kunt nu alvast weer het plaatje kleuren Van de meeste voorwerpen weten wij reeds welke kleur zij moeten hebben. Het anker en de ankerketting zijn rood (van de roest) het strand zelf lichtgeel en het land er ach ter iets bruiner. De palmboom heeft groene blaren en een bruine stam. De zee is in de zuidelijke landen donkerblauw met een paar witte golflij neen. (Wordt vervolgd). reidt het maal. Ze doet al haar best het eten zoo smakelijk mogelijk te maken, want vreeselijk is de straf, als het niet lekker is. Ze gaat er hoe langer hoe slechter uitzien. Overdag moet ze slapen, 's nachts werken. Nooit komt ze buiten, nooit ziet ze de zon. Geen vriendelijk woord hoort ze. Wat ze ook doet, nooit is het goed. Wat verlangt ze er naar weer bij haar ouders te mogen zijn en bij al die menschen, die zoo goed en lief voor haar waren. Zal ze haar leven lang bij die Booze Fee moeten blijven?" Het is een donkere winternacht. De wind giert door de takken. De regen doorweekt de grond. Achter sombere wolken houdt de maan zich verborgen. Het is prachtig weer voor de Booze Fee en de kaboutertjes met de platte mutsen. Zingend trekken ze het bosch in. Vannacht zullen de wind en de regen hen wel een handje helpen. Maar Knip eerst het geheele plaatje uit en plak het daarna op een dun stuk kar ton. Vervolgens de verschillende onderdeelen uitknippen, die op de zwarte puntjes met een naald worden doorboord. Al deze deelen moeten nu bewege- lijk worden gemaakt. Het beste is wel door de gaatjes 'n katoenen draadje te trekken en daarop aan beide kan ten een knoopje te leggen. De bovenste stukken van 't prentje maken tezamen een boer, het onder ste gedeelte bevat stukjes, die een vogelverschrikker moeten vormen. niet alleen de Booze Fee is op het pad. Ook het schrandere ventje Speurgraag dwaalt rond. Hij derüct wel dat de Booze Fee met dit weer er op uit zal zijn. Hij zal het eens wagen in de richting van haar woning te gaan. Voorzichtig sluipt hij van boom tot boom, en als hij een van zijn vijanden in het donker voorbij ziet schuiven, kruipt hij vlug weg, tusschen wat struikgewas of ach ter een dikken boom. Zoo weet hij ongehin derd te naderen tot het huis van de Booze Fee. En Ja, daar ziet hij binnen een helder lichtje branden. Nu opgepast. Behoedzaam kijkt hij rond. Niemand is te zien. De wind raast langs het huis. Scherp luistert Speur graag toe. Hoort hij daar iets? Het lijkt wel een stem. Het is moeilijk het geluid te her kennen. Maar telkens tusschen twee wind vlagen dringt een klagend huilen tot hem door. Angstig klopt zijn hart. Dat moet de Prinses zijn. Speurgraag balt zijn kleine vuistjes. Met een fijn beiteltje, dat hij on der zijn kieltje verborgen houdt, steekt hij het slot uit de detur, duwt die open en staat voor de Prinses. Wat een vreugde. Maar er is weinig tijd te verliezen. Nog is de Prinses in gevaar. Ze volgt het kereltje de deur uit naar buiten. Voorzichtig, scherp luisterend baant zij zich een weg door de struiken. Eindelijk komen zij na een lan gen, gevaarlijken tocht, oververmoeid bij den hollen boom aan. De goede Fee snelt naar buiten en de kaboutertjes dansen rond de weergevonden Prinses. Dadelijk wordt er een boodschap naar den Koning gezonden, en zoodra. deze het heerlijke nieuws verneemt, rjjdt hij met een groot gevolg uit, om zijn dochter te halen. Groot is de blijdschap nu de Prinses haar vader terugziet. Nu breekt er in liet bosch een tijd van vrede aan. Als de koning hoort van het slechte werk van de Booze Fee en van de kabouters, gelast hij zijn soldaten het heele woud af te zoeken om hen gevangen te ne men. Dit gebeurt, en nu woont de Goede Fee weer in haar prachtige palels en draagt weer haar mantel van blauwe zijde en haar kroon van de schoonste bloemen uit het woud. En nooit meer wordt er 's nachts vernield, wat de kaboutertjes met de aar dige puntmutsjes overdag gemaakt hebben. Kruip door sluip door. Er woonden heel wat kinderen in de straat. Na schooltijd speelden zij meestal bulten, de jongens hoepelden, voetbalden of tolden, de meisjes sprongen touwtje, butertje, of welk spelletje er ook dat oogen- blilc juist het meest gespeeld werd. Soms speelden de jongens en meisjes tezamen, b.v. „schipper mag ik overvaren", verstoppertje of zoo, maar de jongens wa ren zoo wild, dat de pret meestal in een huilpartij eindigde. Dan bemoeide een van de moeders zich er mee en afgeloopen was het spel. Zoo kwam het dan ook, dat meest al dc jongens en de meisjes ieder apart speelden en zelfs iedere groep in een ander gedeelte van de straat. Dat leek wel een stilzwijgende overeenkomst te zijn gewor den en het voldeed zeer goed. Nu was er een jongen in de straat, die een echte plaaggeest was, een „flauwerik", zooals de jongens hem noemen, hij pro beerde altijd het spel van de meisjes ln de war te sturen, trok zc aan hun haren of deed iets anders, waardoor hij ze plaagde. De jongens, zoowel als de meisjes konden hem dan ook niet uitstaan, maar het scheen wel, alsof hij er zich niets van aan trok, alsof het hem niet kon schelen, dat de jongens niet wilden, dat hij met hen mee speelde. Op een mooien zomerschen middag wa ren de meisjes uit de buurt allemaal buiten cn na verschillende spelletjes te hebben gespeeld, besloten zij „kruip door sluip door" te gaan spelen. Dat ging een heelen tijd goed en zij probeerden er allerlei figu ren mee te maken, niet zoo alleen maar doorkruipen. Daarom vormden lederen koer twee meisjes weer een anderen boog, zoo dat het net een groote rups leek, die zoo de heele straat doorliep. Dat duurde zoo een half uurtje, toen Klaas, die nare jongen, aan kwam zetten. Hij was aan het spelen geweest op een stuk bouwgrond, maar hij had zóó gemeen met den voetbal van andere jongens gespeeld, dat hb niet meer mee mocht doen. Boos kwam hij nu terug, vast besloten om de heele straat op stelten te zetten. Toen hij de meisjes zoo gezellig aan het spelen zag, besloot hij dat spelletje eens uit te maken. Toen het laatste meisje net door den boog wilde gaan, kwam hij hard aanloopen om er ook nog door te kruipen, maar dat wil den de meisjes natuurlijk niet. Hij gaf daarop t laatste meisje zoo'n stomp in haar rug, dat zij voorover viel en doodstil op straat bleef liggen. Lachend en hoonend liep hij toen weg. De andere meisjes pro beerden Annie, het meisje dat zoo leelijk terecht gekomen was, op te beuren, maar zü scheen bewusteloos te zijn. Vlug haalde ccn der kinderen dc moeder van Annie er bij. Deze kwam aanhollen en knielde rade loos bij haar dochtertje neer, die taal noch teeken gaf en doodsbleek met gesloten oogen bleef liggen. De arme moeder wist niet wat zij moest doen en liet ten einde raad een dokter halen. Zij droegen Annie nu naar huis en wacnt- ten do komst van den dokter af. Deze kwam al heel spoedig, maar schudde heel bedenkelijk zijn hoofd en zei, dat Annie onmiddellijk naar het ziekenhuis moest worden vervoerd, daar zij ernstig letsel had bekomen. Klaas was eerst hard weggeloopen, omdat hij dacht, dat Annie eigenlijk zich maar wat aanstelde, maar toen hij eerst den dok ter en later de ziekenwagen voor zag ko men, begon zijn geweten toch wel wat te knagen. Van een van de jongens in de Een doolhof. Probeer den kortstcn weg te vltS punt A naar punt Z. buurt hoorde hij, dat Annie met eet senschudding naar het ziekenhuis r, bracht. Hij zat vreeselijk in de bei heid, dat zijn vader het zou hooren. die was werkelijk de eenige, waarra bang was. Maar de dag verliep nogal rustig begon al weer wat kalmer te worde er gebeld werd en een agent zijn w spreken vroeg. De agent werd binne; ten en het duurde niet zoo heel r® of ook Klaas moest binnen kornet, vader was heel bleek, hij was erg ga ken van het ongeval. Hij kon niet pen. dat zijn zoontje zooiets gedaa hebben. De agent vertelde, dat Annie in gevaar verkeerde en dat de vade Klaas natuurlijk aansprakelijk was alle ziekenhuis- en dokterskosten, nog van het feit, wat cr met Kla gebeuren, als Annie niet beter werd Toen de agent weg was, durfde K> vader haast niet aan te kijken. Hi; L vreeselijk pak slaag verwacht., maari daarvan zat zijn vader met zijn zijn handen en zei heelemaal vond Klaas eigenlijk nog vrees* wanneer hij een erg standje had want die bedroefdheid van-^Ijrr hem pas begrijpen, wat hij elg* een slechte jongen was geweest. Hij knielde voor zijn vader ni „Vader, ik was heel slecht, maar u, dat het van nu af beter zal w< vader antwoordde niet, maar legdt even zijn hand op Klaas zijn schoii En inderdaad hield Klaas woett ging 's avonds naar het huis van vertelde, dat hü dc oorzaak van tó luk was, maar dat hij alles wilde hij kon, om het dc ouders wat ker te maken. Twee weken zijn zakgeld en toen Annie weer wat menschen mocht Klaas een van de eersten, die raai toe kwam. In zijn hand had hij een heele mooie rozen, die hij van zijn spaarde zakgeld had gekocht. HIJ vroeg Annie of zij niet meer li hem wilde zijn, want dat hij nooit iemand zou plagen. Annie kon veel praten, maar zij glimlachte tegen hem, waar Klaas erg Door dit ongeval was cr groote ommekeer ln het leven van gekomen en eer er drie maanden was hij de aardigste en gen van de heele straat. Annie werd gelukkig heelemaal Klaas werd een van haar beste DE EIGENAARDIGE SLANG

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1932 | | pagina 22