lliuiii Nlius-
llititiitii- Luünillil
GEESTELIJK LEVEN
Kantongerecht te Schagen.
1
Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen.
FEESTELIJKE WERKERS EN HUNNE
BETEEKENIS VOOR DE WERELD.
BEGIN VAN DEN
ZOMERTIJD.
Een polderkwestie.
Zaterdag 21 Mei 1932.
SCHACEII
75ste Jaargang No. 9074
CTDRMT.
pit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder-
J fl-3g en Zaterdag. Bij inzending tot *s morgens 8 uur, worden Adver-
wMHPtiên nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst
POSTREKENING No. 23330 INT TELEF. No. 20.
Prijs per 3 maanden f 1.80. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN-
TïëN van 1 tot 5 regels f0.85, iedere regel meer 15 cent (bewijsno,
inbegrepen). Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
eerste blad
DIT NUMMER BESTAAT UIT ZES BLADEN.
„Laat u niet besmetten met een dorre en
verlagende twijfelmoedigheid, laat u niet
ontmoedigen door sombere tijden die voor
de natiën heengaan. Leef in den kalmcn
vrede van laboratoriën en boekerijen. Zeg
tot uzelf, eerst: „Wat heb ik gedaan om
mij te ontwikkelen? dan. naarmate gij
ouder wordt: „Wat heb ik gedaan voor
mijn land? totdat ten slotte de tijd
komt, waarin het onmetelijke geluk u te
beurt kan vallen tc beseffen dat gij, hoe
dan ook. iets hebt bijgedragen tot den
vooruitgang en het welvaren der mensch-
heid."
PASTEUR.
EEN goed vriend gaf mij, nadat 't vorige artikel
over geestelijke werkers reeds onder de pcr-
I scn van de Schager Courant lag, een boek
(r lezing, dat mij tot dusver onbekend was gcble-
jh. De titel daarvan is: Bacteriën jagers. In dit boek
rdt geschreven over het leven en het werk van
[ie groote mannen, wier onbhischbare hartstocht om
onderzoeken, hen heeft gedreven naar het opspo-
in van die eindeloos-kleine wezentjes welke als
iekteverwekkers voor de .mcnschheid een onmotc-
Bk groot gevaar opleveren en rlie wij kennen als
facillen of bacteriën. Als eerste wordt in dit bock
'ptony van Leeuwenhoek genoemd, over wien ik in
,genoemde artikel iets schreef. Daarna wordt, de
idacht der lezers gevestigd op anderen, van wie
echts de allerberoemdeten noem: Pasteur,
h en M e t s j n i k o f.
zal wel niemand zijn van eenige algeraeene ont-
léling, die tenminste de beide eorstgenoemden
onmiddellijk in hun groote bcteekenis voor de
ischheid kent. Voor 't volksbewustzijn is Pasteur
taers de ontdekker van dc bacterie der gevreesde
lke bi indsdolheid en Koch de vinder van den tuberculosc-
laccil.
[Toen ik het leven van Pasteur las werd ik getrof
n door dé taaie volharding, waarmede hij bijna
ig en nacht werkte. Het is bijna bovenmonsChclij'k
Ithij en de anderen, die in 't boek genoemd wor-
n deed en wc staan versteld, als wij denken,
fik een hartstochtelijke wil om hun doel te berci-
ii, zulke menschen moet hebben voortgedreven.
&ar naast dezen wil is er toch nog iets anders ook
hen geweest: liefde voor dc menschhcid, vcrlan-
,U 11 om haar te dienen. Als bewijs hiervoor heb ik
'en dit artikel aangehaald de woorden van Pas-
iir, welke, toen hij op zijn zeventigsten verjaardag
[Parijs door de geleerden van bijna heel dc be-
afdc wereld werd gehuldigd, door zijn zoon wer-
voorgelczen. Zelf kon hij niet meer. Zijn krachten
[ren opgebruikt Wel was hij aanwezig, binnen gc-
door den president der republiek (het was in
92), maar het woord kon hij niet meer voeren.
Welk een ontroering moet ei' geweest zijn in de har-
0 der aanwezigen, toen de kleine, oude man ver-
I leen. Hoevelen zullen een brok in hun keel en tra-
ii in hunne oogen hebben gehad bij de gedachte,
il deze eenvoudige man gansch zijn leven had ge
ld aan het heil der menschen. Zoo iemand, dan
d hij het recht om de bovengenoemde woorden te
reken!
Een.? 't is reeds jaren geleden heb ik gestaan
zijn standbeeld in Parijs. Toen heb ik gevoeld,
'k een dank dc wereld aan zulke menschen vcr-
uldigd is.
j fc.moest ik vooraf laten gaan aan wat ik verder
gpestelijke werkers wensch le schrijven. Wat ik
stooft mij zbo sterk bewogen, dat ik er niet over
kón.
ïullen ons thans,bezig houden met de vraag:
jBezc werkers hebben getracht hun invloed uit
Tienen.
JMen hebben zich gericht tot de wereld. Maar dc
7erpld, d.i. de overgroote meerderheid der menschen
Ijuet in staat om dc groote geesten te volgen. Zij
r er nauwelijks eenig belang in. Zij is. helaas, nog
^jjwei gelijk aan het volk van Rome, dat immers
Men kon zijn als het slechts „brood en feesten"
rn toch ontkomt diezelfde meerderheid, die „mas-
V nooit geheel en al aan den invloed van de groote
p on. Dc reden hiervan is gelegen in het feit, dat
a%I deze werkelijke baanbrekers staan dc kleinere,
1 el Wei'k der grootcn populariseeren, d.w.z. op
Lk°nUVikkck'c menschen begrijpelijke wijze hun
611 hun streven weten bekend te maken,
nd W iei|0f feW°n0' Somiddelde mensch is onbekwaam om
k élük °S°0f' ecn natuul'°uderzoeker, een wctenschap-
60 and VOr^chcr tc v°lgcn. Wel echter kan hij aan dc
^an een Popularisator worden binnengeleid in
de wereld der gedachten, waarin die grooten hunne
ontdekkingen hebben gedaan.
Dc echte wetcnschapsmensch bekommert zicli niet
om dc vraag of dc menschhcid hem begrijpt;^ hij
schrijft het resultaat van» zijn studie neer voor vak-
genooten; hij weet daarbij dat. wat hij als waarheid
heeft gevonden, ten slotte zijn weg zal vinden ook in
die kringen, welke eindeloos verv an hein afstaan.
Als ik dit zeg, bedoel ik daarmede niet, dat zij, die
zich er op toeleggen de massa te bereiken geen aan
spraak zouden mogen maken op den naam „weten
schappelijk". Integendeel! Maar zij zijn als ik 't. zoo
een noemen mag niet anders dan priesters in den
wetonschapsternpol, terwijl die enkele bijzoniler-groo-
ten de hoogepricsiors genoemd kunnen worden.
Die priesters echter zijn van groote bcteekenis, om
dat zij be w u s t worden geleid door de gedachte de
massa le beïnvloeden, haar te bevrijden van waan
denkbeelden en tc voeren tot zuiver inzicht in het
leven en zijn raadselen.
En nu is het interessant om na te gaan op welke
wijze zij hun taak hebben opgevat en nog altijd blij
ven opvatten.
Daar is allereerst dc manier om zoo bevattelijk mo
gelijk de resultaten van het onderzoek der groote
geesten mede tc doelen. Ik denk hierbij b.v. aan
Bölschc, die op bijna romantische wijze ons inleidt
in het leven der natuur en ongemerkt ons brengt
in de gedachtenvvereld van een Haeckel en een Dar-
vvin. lloevelcn hebben niet hun inzichten voelen ver
ruimen, hun kennis voelen groeien wanneer zij lazen
boeken als „Van bacil tot aapmensch", „de mensch",
„uit den snecuwkuil", enz.?
'Zulke boeken zijn 'van vèrstrekkenden invloed; zij
ondergraven bij dc lezers oude, niet meer weten
schappelijk te rechtvaardigen opvattingen en wereld
en levensbeschouwingen.
Daarnaast moeten wij wijzen op een hoogst merk
waardige methode, welke speciaal in tijden van gees
telijk en economisch verval (deze beide gaan steeds
samen) wordt toegepast. Deze methode is dc sa tyrc.
ITet kenmerkende hiervan is, dat hij, die zich van
dezen vorm bedient, zoo scherp mogelijk doet uitko
men het verschil tusschen de werkelijkheid en het
na te streven ideaal. In die satyro is altijd iets van
smart over dc dwaling, de domheid, do onaandoen
lijkheid, dc idcaalloosheid der menschen. Daarom is
het begrijpelijk, dat dc satyre vooral in die tijden,
waarin oen oude levensbeschouwing verkwijnt en een
nieuwe zich aanmeldt, bij voorkeur gebezigd wordt.
Wc zien b.v. in 't oude Romeinsche rijk wanneer het,
schijnbaar nog machtig, toeh reeds bezig is te gronde
tc gaan, hoe dichtcr-denkers als Juvcnalis en Hora-,
tius dc bestaande gebruiken, gewoonten, instellingen
in hunne waardeloosheid cn dwaasheid hekelen.
Hetzelfde zien wij later, wanneer dc middeleeuw-
sehc beschaving heeft uitgediend. En ik kan hier
noemen den naam van een beroemd landgenoot: De-
siderius Erasmus. Hoe scherp trad hij op in zijn „lof
der zotheid".
En wie kent niet. bij name het hoek van den
Spannschcn schrijver Cervantes, „Don Quichotc",
waarin hij dc dwaze ridderromantiek op onnavolg
bare wijze aan de kaak stelde?
Nauw verwant aan de satyre is dc spot, die soms
worden kan tot bitteren hoon cn snijdend sarcasme.
En onwillekeurig denken we hierbij aan den Fransch-
man Voltaire, die op 't einde van de achttiende eeuw
een geweldigen invloed op het denken van Europa
heeft uitgeoefend cn daardoor mede een der geeste
lijke vaders van de groote revolutie is geworden.
Zelfs bekende wijsgeeren zooals Arthur Schopen-
haucr hebben zich niet ontzien om van satyre, spot
en sarcasme gebruik tc maken.
Ik kan niet nalaten te wijzen op iemand, die in ons
land ontzaglijk veel heeft gedaan om dc geesten te
verhelderen en misstanden tc bestrijden: Multatuli.
Hij is ongetwijfeld een geestelijk werker van zeld
zame bcteekenis geweest. Zijn „Max I-Iavelaar" heeft
duizenden de oogen geopend voor het lot van den
Javaan, zijn „Ideeën" hebben een omwenteling ge
bracht in talloozc hoofden. Het moge waar zijn, dat
terecht ook aanmerking kon worden gemaakt op zijn
arbeid, maar daarmede is de waarde daarvan niet
verkleind. Hij kon scherp, bitter zijn. Maar zat achter
die scherpte en bitterheid niet dc geweldige smart
van den mensch, die overal om zich heen de schijn
heiligheid en den leugen zag?
Welnu als ooit iemand sarcastisch is geweest dan
was het Multatuli.
Kent gij zijn „derde sprookje"?
Het is misschien het felste sarcasme, dat ooit is
geschreven.
Komt mee, komt mee, daar wordt 'n man gekruist,
Daar is wat schoons te zien op Golgotha!
Werpt beitel neer en spade, o burgerlui,
En roept uw dochters en uw knapen van hun spel,
En laat uw werk, uw werk maar, voor vandaag!
Werpt hamer, troffel, schaaf cn wcefspoel neer!
Komt allen mee daar is wat fraais te. zien!
Komt allen mee'. hocrah voor Golgotha!
Hoerah, hocrah voor Golgotha!
Dat zal, bij God, wat schoons zijn deze keer!
Hij schijnt nog jong cn heeft iets in zijn blik
Dat taaiheid aanduidt zie. daar zijgt hij neer:
Ilij schijnt toch zwak tc wezen! 't Kruis is zwaar
Ik hoor: het is van 't allerbeste liout! Men zegt,
(Maar Nathan, of het waar is, weet ik niet!)
Ze zeggen dat hijzelf het heeft geleverd,
Tijen hij als timmerman nog aan dc schaafbank
stond
Want, buurman, vóór hij, 'k weet niet wat, misdeed,
Ja, óf hij iets misdeed zelfs, Nathan, weet ik niet
Maar vóór hij deed wat men hem euvel nam,
M as hij een timmerman als wij.
Ik zou lust hebben verder te gaan, ik zou het gan-
schc dichtwerk willen neerschrijven. Maar dit gaat
niet. Ik moet volstaan met het begin. Ik veronderstel
echter, dat dit reeds voldoende is om te voelen hoe
hier uiting gegeven wordt aan ecn diep leed, bij den
schrijver opgeroepen, wanneer hij denkt aan de
zucht naar het scnsationeele, aan de banale nieuws
gierigheid, welke gepaard gaat met gebrek aan waar
achtige, diepgevoelde deernis met hen, die martelaar
worden voor een heilige overtuiging. Men moet dit
sprookje van begin tot einde lezen om geheel te be
seffen hoe hier het sarcasme vlijmend scherp
wordt tot het uiterste middel om ecn geweldige smart,
misschien wel de allerzwaarste te vertolken.
Verzwegen mag ook niet worden, hoe in den hu-
m o r dikwijls een middel gevonden wordt om dc
menschen tc wijzen op de dwaasheden des levens,
Want in den humor schuilt vaak groote ernst. Het
levenslied geeft er dc bewijzen van.
Ook dc tooneelschrijvers kunnen genoemd worden
onder de geestelijke werkers. En het is niet moeilijk
hun invloed na te gaan, wanneer wij letten op de
ontroering, welke ecn goede weergave van hunne
stukken door waarlijk echte toonèelkunstenaars kan
geven aan de hoorders.
Ik weet wel, dat er honderden tooneelstukken zijn,
die weinig opvoedende waarde hebben, maar ik weet
eveneens dat wat geschreven is door genieën als
Shakcspeare, Molière, Ibscn, Strindberg, bij goede
vertolking diepen indruk moet maken cn de men
schen moet dwingen tc denken over de problemen,
welke in dramatisclien cn daardoor juist pakkenden
vorm ten gchoorc worden gebracht. Het zou ondank
baar wezen, als ik hier niet in 't bijzonder den naam
van Herman Heijermans noemde. Wie van hem heeft
zien spelen liet prachtige „Allerzielen" of „Het ze
vende gebod" of „Eva Bonheur" of „Schakels", om
maai enkele zijner werken te noemen, die weet met
absolute zekerheid, dat het tooneel mede kan wer
ken om de menschen geestelijk verder te brengen, om
hun inzichten te verruimen. Wie zulke stukken bij
dc aanschouwing heeft meegeleefd, zal vaak de er
varing hebben dat ecn schouwburggang een kerkgang
kan zijn.
Ten laatste noem ik als de meest populaire ma
nier om op den geest der menschhcid in tc werken;
dc preek en redevoering.
Wij kunnen gerust zeggen, dat dit de meest beoefen
de manier ook is. Tienduizenden achten zich geroe
pen in kerk cn vergaderzaal het woord te richten tot
hunne medemenscheu. Het is niet overdreven, wan
neer ik zeg, dat ideren Zondagmorgen over de heele
wereld ocnigc millioenen menschen luisteren naar
hunne geestelijke voorgangers cn leidslieden! Men
onderschatte de bcteekenis hiervan niet!
Welk ecn invloed wordt daardoor geoefend op liet
geestelijk leven der gansclie menschheid.
Stel naast deze voorgangers in de diverse kerken
nu eens allen, die in vergaderzalen dc menschen om
zich héén verzamelen dan kan men eenigszins be
naderen den invloed, die van het gesproken woord
moet uitgaan.
Welke is die invloed? En welke bcteekenis hebben
de geestelijke werkers voor de wereld'?
Op deze vragen hoop ik in liet eerstvolgende artikel
mijn antwoord te geven.
ASTOR.
DE KLOKKEN EEN UUR VOORUIT.
WIJ HERINNEREN ERAAN, DAT IN DEN NACHT
VAN HEDEN, ZATERDAG OP ZONDAG, OM 2 UUR
DE ZOMERTIJD AANVANGT. DE KLOKKEN MOE
TEN DUS DAN EEN UUR WORDEN VOOR
UITGEZET VAN 2 OP 3 UUR.
ZITTING VAN DONDERDAG 19 MEI.
Een zestal ingelanden van den Zijpe- en
Hazepolder staan terecht ter zake vaui liet
niet voldoen aan de keur.
Hedenmorgen wordt aangevangen met de voortzet
ting der zaak tegen een zestal ingelanden van den
Zijpe- en Hazepolder, die niet op het daarvoor vast
gestelde tijdstip hadden voldaan aan de verplichtingen
hun door het polderbestuur opgelegd. Bij de laatst
gehouden schouw door den heemraad Corn. Tiel,
bleek het dezen n.1., dat daaraan niet door verdach
ten, van wie dezen morgen Joch. Kr., Jn Kr., en Corn.
H. A. zijn verschenen, was voldaan.
Zooals we reeds de vorige maal hebben vernomen,
voerden de heeren ter hunner verdediging aan, dat zij
in het poldertje, waarin hun landerijen zijn gelegen,
zelf zorgen voor bemaling enz. en dat uit hoofde daar
van deze landerijen volgens hen niet behooren tot het
gebied, waarover de keur van den Zijpe en Haze
polder zich uitstrekt. Voorheen zou het polderbestuur
zich ook in geen enkel opzicht gelegen hebben laten
liggen aan de verschillende dingen, die het onderhoud
van het bewuste poldertje met zich meebrengt.
Ook nu weer, bij de voortzetting der zaak beroepen
verdachten zich op deze feiten.
Den dijkgraaf, den heer C. Hooij, wordt daarom
verzocht, het een en ander te verklaren.
Getuige begint met er op te wijzen, dat de bewuste
landerijen wel degelijk behooren tot gebied van den
Zijpe en Hazepolder, waarover keur wordt gedreven.
Tot goed begrip diene echter, dat de Zijpe en Haze
polder is verdeeld in 22 kleine polders, met elk zijn
eigen bemaling. De molenmeester van iedere afdeeling
is verplicht schouw te houden. Nu is er echter een
1000 a 1200 H.A., die niet tot een bepaalde afdeeling
behooren cn die de onbemalen landen genoemd
worden. Juist omdat deze landen niet tot een bepaalde
afdeeling behoorden, hebben de molenmeesters zich er
nooit mee bemoeid. Later is echter de keur gewijzigd,
en is bij art. 49 bepaald, dat dezelfde verplichtingen
die de molenmeester hebben in de afdeelingen. Dijk
graaf en Heemraden hebben in de onbemalen lande
rijen. Door aanplakken werd bekend gemaakt, dat er
schouw zou worden gehouden. Dat de gebruikers der
onbemalen landen daar niet aan voldeden, was niet zoo
zeer uit onwil dan wel uit onwetendheid. Daarom
werd niet nakomen van den keur dan ook herhaalde
lijk door de vingers gezien, maar tenslotte moet er
toch een einde aan komen, met het gevolg, dat de
laatste maal strenger is opgetreden. Door verschil
lende %der betrokken ingelanden is toen aan den keur
voldaan, anderen hebben na een bekeuring de boeten
voldaan en weer anderen hebben geweigerd hun ver
plichtingen na te komen.
Hier zegt de kantonrechter, dat art. 49 van den
keur dus van heel veel belang is, waarbij bepaald
wordt, dat onbemalen landen zijn onderworpen aan
den schouw van Dijkgraaf cn Heemraden. De wijzi
ging van den keur is goedgekeurd door Gei. Staten,
dus is zij wet geworden.
Getuige Hooij wijst er nog op, dat het een en ander
is gedaan, om aan dikwijls voorkomende oneenigheid
onder de ingelanden een einde te maken. Immers, de
onbemalen landen liggen in den westhoek van den
polder, dus tegen de duinen. Door nu of de duikers
hoog te plaatsen of door de slooten niet schoon -te
houden, wordt de waterloop belemmerd en blijven de
achtergelegen landerijen daarvan in droge perioden
verstoken. Op die wijze ontstaat er een janboel, en
Dijkgraaf en Heemraden zijn er voor om daaraan een
einde te maken.
Kantonrechter: Zeer juist!
Verdachte Joh. Kr.: Er staat niet in mijn proces
verbaal voor welk gedeelte ik niet aan den keur heb
yoldaan.