BILLY DE BEER
HET AANKLEEDEN VAN EEN POP.
Boer Jacob was nu erg nieuwsgierig om
te zien, wat zich daar voor zijn oogen zou
afspelen. Hij stelde zich verdekt op, achter
een hoop takkenbossen, terwijl onze jonge
held zich gereed maakte tot den aanval.
Arie had grove slobkousen aangedaan en
leeren handschoenen, om zich te vrijwaren:
als eenig wapen had hij een langen stok in
de hand. Juist op het oogenblik, dat de
slang zich een eindje oprichtte om haar
smakelijk maal te gaan genieten, kwam
Arie met een geweldigen sprong uit zijn
schuilplaats te voorschijn en sloeg met zijn
stok zoo hard op den rug van het beest, dat
hij de ruggegraat verpletterde, zoodat het
op slag dood was.
Nu, je begrijpt hoe alles best in orde
kwam tusschen boer Jacob en Arie! Onze
jongen werd weer geheel in zijn eer her
steld, kreeg een goed loon als herder en de
baas kon voortaan geen kwaad meer van
hem hooren!
DE OVERGESLAGEN LETTER.
Oplossing
Kleine waterdroppels, kleine korrels
zand,
vormen saam de woeste zee en het
verre strand.
van zijn leven door het oerwoud
en gluurde of er niets voor hem
Maar hoe hij zocht en keek, het
geen enkel dier zich vandaag
verschalken. Zoo drong hij
brullend van boosheid door
struikgewas, toen hij opeens
schreeuw hoorde. Vlug sprong
doch zijn nieuwsgierigheid kreeg d
en voorzichtig voetje voor voetje
de richting vanwaar het geluid w
en daar vond hij een jonge
een vleugel verwond was. Zijn eer
was om het dier den kop af te
heerlijk op te peuzelen, maar toen
genoeg genaderd was om den spros
gen, keek de arend hem vlak in
De leeuw wist niet wat er eigenlijk
maar hij was van dien arendsblik
den indruk, dat hij er niet aan
het gewonde dier te dooden,
Hij ging naar hem toe, ging eens
liggen en de arend, die zag, dat
niets kwaads met hem voor had.
den leeuw aan het verstand te bre
hij gekwetst was. En het was alsoi
een klein beetje begrepen.
De arend probeerde zijn vleugel
lichaam aan te leggen, maar toen
ging, stond de leeuw op, en duwde
zijde tegen den vleugel aan, totdat d
het lichaam van den arend lag. F
vogel tenminste zich op zijn pooten
De leeuw, die steeds hongeriger
nu weer op een onderzoekingstod
nu had hij spoedig zün prooi
Inplaats van deze alleen op te ett
hij zijn bult mee naar den arend
steeds op dezelfde plaats heen en
en de leeuw beduidde den aren*
een stuk mee kon eten. Dat dn
eenlge dagen, en steeds werd de jJJJ
den arend weer beter tot hij ta
vele vergeefsche pogingen in staat
weer een eindje boven den grond
fen. En al dien tijd zorgde de leeui
eten van zijn nieuwen vriend.
Toen de vleugel totaal beter
arend zich weer hoog in den lucht
verdwijnen, bleef er tusschen de
ren een groote vriendschap
iederen avond kwam de arend ten
bracht hij nu eten mee, waaraan
te goed deden. ,uuu
Maar op zekeren dag had de,l en]i0
wat ver uit het bosch gewaagd en wijl
door een troep olifanten overvallei uitgï
zich nog Juist verschuilen tussd van
boschje cactussen maar had het oa Wi
zijn voorpoot in een groote doorn te *oe
HIJ wist- geen raad van den pijn a
ook zijn best deed de doorn uit zij
trekken, het lukte niet. Angstig
tusschen de cactussen in liggen,
heelemaal niet aan zijn vriend
De
dag
onze
was
en li
heid
De
ter c
huid
in d
sen
.wist
die
goed
Te
wacl
dien:
Oo
wege
die
raad
stral
toon
de h
zich
gewi
gel 1
nig.
dan
en fi
En
helai
nis 2
De
leg,
b icnj
raad
nomi
W<
voud
W(
wij t
deze
zond
Toen deze dan ook 's avonds zijn het
op de gewone plaats vond,, steeg
den omtrek af te zoeken en had all
de leeuw ontdekt. Hij streek vlak
neer en vroeg wat er aan de hand
leeuw en de arend konden elkai
goed verstaan door de lange omg
leeuw vertelde dat zijn poot hem
deed, omdat er een doorn in zat.;
keek er eens naar en maakte de
iets achter hem attent. Terwijl
even omkeek, groep de arend
scherpe snavel vlug de doorn ec
er met een ruk uit. De leeuw had
gauw weer voor zich kunnen kijta
hielpen zij elkaar hun heele leven
gezworen kameraden.
met
Hier zie je in de boomen verward de letters van 5 bloemen gespeld, ieder met
5 letters. Links zie je de eerste letters, rechts de laatste en in het midden de
overige letters van iederen naam. Kun je de namen der 5 bloemen uitvinden?
Er was eens een boer, Jacob Kapper ge'
heeten, en die woonde in een heel mooie
streek. Arie Hoe vers, een jongmensch van
een jaar of twaalf, vervulde hier het ge
wichtige ambt van herder en daar moet je
niet gering over denken, want hij had het
liefste geitje onder zijn hoede, dat er maar
op vier pootjes rondloopt. Omdat het zoo
sneeuwwit was, had het den naam Bianca
gekregen. Bianca is Italiaansch en wil
zooveel zeggen als: „Witje". Bianca's kin
dertjes waren alleraardigste Spring- ïn-
het-Velden en onze herder had soms dolle
pret, als het viertal aan het rollebollen was
over de heide. Jammer, dat er voor Arie zoo
gauw weer een eind kwam aan dien geluk
kigen tijd. Hij had al lang gezien, dat de
baas echt zwart keek, maar onze jongen
kon zich niets bedenken, waarin hij boer
Kapper aanstoot zou hebben gegeven. Toch
lag de oorzaak voor de hand: Bianca gaf al
eenige dagen geen melk meer. Geen wonder
dus, dat Jacob zijn herdertje al ging ver
denken. Of Arie verkocht, heimelijk, de
melk onderweg, of hij bracht ze misschien
naar zijn ouders, die heel arme luldjes
waren en ze dus best gebruiken konden.
Op een dag brak de bom los en beschul
digde Kapper den kleinen jongen, openlijk,
van genoemde oneerlijkheden, terwijl- het
eind van de zaak was, dat hij hem de hoeve
afjoeg, waarna Arie dus vrijwel wanhopend
thuis kwam en nu nog een standje kreeg
op den koop toe, omdat zijn ouders zich
toch maar niet konden voorstellen, dat hij
geheel zonder schuld zou zijn.
Nu had boer Kapper vast en zeker ge
dacht, dat het geitje weer overvloedig melk
zou geven: maar er kwam totaal geen ver
andering in den staat van zaken en boer
Kapper besloot de geitenfokkerij dan maar
aan kant te doen. Ongelukkig voor hem'
was het overal bekend geworden, wat er
aan haperde bij het lieve „Witje" en zoo
deed zich dan ook geen gelegenheid voor
het geitje te kunnen verkoopen. Tenslotte
besloot boer Jacob het beestje met de
kleintjes naar den slager te zenden.
Toen Arie dit hoorde, huilde hij tranen
met tuiten. Nog één uitweg was er: hij zou
eens in zijn spaarpot kijken.
Nu zat er anderhalve gulden in aan cen
ten en dubbeltjes en dit bood hij zijn moe
der aan, in de hoop, dat die er misschien
nog wat bij zou leggen, om Bianca van boer
Jacob te koopen. Toen was het nog te ge
vaarlijk, dat vrouw Hoevers dat zelf zou
doen, en daarom nam ze een welwillende
buurvrouw in den arm, die voor hem den
koop zou sluiten. Dank zij deze list, kon
Arie zich dienzelfden avond nog in het
vr ooi ijk bezit van zijn viervoetig „Witte-
kind" verheugen, en was het weerzien dan
ook treffend: Bianca had zelfs tranen In
de oogen; je kunt het gelooven of niet!
Den volgenden morgen liet hij het beestje
op ae gemeenschappelijke welde grazen. Ze
ging er flink te gast en hij zag haar dan
ook steeds in omvang toenemen. Zoo ging
het nu iederen dag, zoodat Arie nog een
aardig duitje maakte met den melkafzet.
Dit kwam natuurlijk boer Jacob ter oore
en die ging nu ook weer aan het geiten-
houden. Maar het gekke van het geval was
nu, dat met deze opvolgster van Bianca
weer hetzelfde spelletje begon; ook zij
keerde 's avonds zonder melk terug. Maar
dat ging nu toch alle paal en perk te bui
ten! Boer Jacob dacht dat Arie daar de
hand in had, en vertelde daarom druk
kwaad van den jongen, en, al werd daar
over het algemeen nu niet zoo heel veel
geloof aan geslagen, op den duur kwam
het Arie voor, dat men zijn omgang ging
vermijden. Dit stemde hem dus heel droe
vig, en, dan ook al heel weinig opgewekt,
zat hij op een goeden dag aan den kant van
den weg. Daar kwam opeens een heele
kudde schapen voorbij. De herder liep er
achter, een pijpje rookende. En dien ouden
Govert, die al tachtig zomers achter den
rug had, durfde Arie toch wel deelgenoot
maken van zijn droeve ervaring. Hoofd
schuddend hoorde de goede man het ver
haal aan.
„Troost je maar, mijn jongen. Ik zou
mij al erg vergissen, als ik de oorzaak niet
wist van die ziekte van de geiten van
Jacob."
„O, zeg U het dan, alstublieft!"
„Kijk eens, ik geloof dat het een adder
is, die hebben zoo de eigenaardige gewoon
te zich onder het gras te verschuilen om
dan ongemerkt bij de geitjes de melk af te
zuigen."
Nu had Arie eenmaal vertrouwen in den
goeden Govert en hoe vreemd het hem ook
altijd leek, toch kwam het geen oogenblik
bij hem op, dat die een loopje met hem had
genomen. Liever wilde hijzelve de zaak on
derzoeken.
En daartoe vleide hij zich, den volgenden
dag, in het gras neer, dicht bij het plekje,
waar Jacob's geitje rustig lag uitgestrekt,
na haar ruimen maaltijd. HIJ verloor het
beestje niet uit het oog, en ziet's mid
dags om een uur of vier, kwam daar zoo'n
BLOEMENRAADSEL.
EEN GESCHIEDENIS IN KLEURPLAAT JES
vin.
De woestynreis.
Och, och, wat was het warm in de
woestijn, vond Heintje Knor en wischte
zich iedere tien pas het zweet van zijn
rose gezicht.
„Trek jij daarvoor liever een beetje
harder", bromde Billy, die al zijn best deed
het zware orgel door het mulle zand te
duwen en het daardoor zelf danig warm
had.
Den heelen dag hadden ze al in de hitte
geloopen en nergens een boom met een
schaduwrijk plekje gezien, om uit te
rusten of een beek om uit te drinken.
De zon ging eindelijk onder. Cornelis
Dom, kameel van beroep, had den heelen
dag nog niets uitgevoerd, maar was toch
erg moe en begon slaap te krijgen. Lang
zaam knielde hij dus neer, peuzelde een
cactusblad, dat toevallig voor zijn neus
groeide, op, en was weldra in diepen slaap
verzonken
De twee reizigers met het orgel kwamen
dichter bij„Stop!" riep Heintje, „ik
heb er voor vandaag genoeg van. Hier heb
je een mooie bank in t zand om wat uit
te rusten: twee zitplaatsen, voor ons ieder
een!" Tegelijk liet hij het touw, waaraan
hij het orgel trok, los en liep naar Cornelis
Dom, die hij voor een zandbank aanzag,
doordat hij zoo stil lag en zijn haar bijna
de kleur van het woestijnzand had.
„Oef, wat is het nog warm". HIJ nam zijn
hoed af, zette hem op den kop van Corne
lis Dom en klauterde met veel moeite op
een van de bulten. Oojc Bllly kwam nu
langzaam aangewaggeld met een flesch
water en een beker onder zijn arm. Als
hij niet zoo moe was geweest, zou hij wel
gezien hebben, dat hij voor een kameel
stond, want die kende hij van vroeger van
kermissen. Maar nu klom hij op Cornelis
Dom. Samen begonnen ze de flesch water
leeg te drinken en aten er een stuk oud
bakken brood bij, dat Heintje, die altijd
om zijn maag dacht, uit zijn broekzak op
diepte
Langzaam begon het donker te worden.
Heintje begon weldra te knikkebollen en
Bllly, die niet erg gemakkelijk zat, liet zich
naar beneden glijden en legde zich te sla
pen tegen de zijde van Cornelis Dom, die
zoo vast sliep, dat hij van alles wat ge
beurde, niets merkte.
Kleur de zon rood en de lucht oranje,
dat naar boven blauw uitvloeit. Het zand
is beige en de kameel iets donkerder. De
flesch is groen. Heintje's hoed donkerpaars
De rest weten we nog.
(Wordt vervolgd).
lange kronkelslang aangeslopen, wond
zich om de zachte pooten van het diertje
heen, en begon van de melk te genieten,
dat het een aard had!
Op dat oogenblik zelf was Arie te zeer
ontsteld, om te weten, wat hij ze doen zou.
Dien nacht kon hij er zelfs niet van slapen.
Het beste was nog maar, dacht hij dan ook,
den volgenden dag naar de hoeve te gaan,
om zijn vroegeren baas op de hoogte te
brengen. Dit deed hij dan ook den volgen
den dag en al van verre riep hij„Baas, nu
weet ik hoe het komt, dat uw gelten geen
melk meer geven
„Jawel, dat verwondert mij niets, dat jij
zoo spreekt!"
„Vanmiddag om vier uur zult gij voorgoed
bevrijd zijn van de plaag!"
„Als jij kans ziet, om dat gedaan te krij
gen, dan kan je er van op aan, dat wij
goede vrienden worden. Hoe denk je dat
aan te leggen?"
„Dat is mijn zaak," sprak Arie geheim
zinnig. „Tot vanavond dus, baas!"
DE LEEUW EN DE AREND.
In het dichte oerwoud van Afrika woon
den twee vrienden die zeer op elkaar gesteld
waren. Het was een vriendschap die niet zoo
heel gewoon was als b.y. kan voorkomen
tusschen twee dieren van dezelfde soort,
maar tusschen een leeuw en een arend, neen,
dat was heusch iets bijzonders. De geschie
denis die tot die levenslange trouwe vriend
schap leidde is wel de moeite waard om eens
te vertellen. Op zekeren dag liep de leeuw,
toen nog een dier van nauwelijks een Jaar
oud, maar toch al volwassen en in de kracht
Hierboven zien jullie een pop afgebeeld
in haar onderjurkje. Als Je de pop eerst
mooi kleurt met kleurpotlood of waterverf,
nadat Je de heele teekening op karton hebt
geplakt en liet drogen, knip al de figuren
dan voorzichtig precies langs den omtrek
lijn uit. Als je nu de jurk voor het meisje
houdt, en je buigt de drie lipjes om haar
schouders en arm heen, dan blijft de jurk
zitten en is de pop ineens keurig
kleed. Ook het hoedje kun je haj
ten. Je ziet in het midden een M
pellijntje. Daar maak je een
steekt het hoofd van de pop erdj
lipjes worden nu om haar krullen
vouwen en ook de hoed blijft netji
Hoe moooier alles gekleurd is hoe
je pop er natuurlijk uitziet.
ER SCHUILT EEN ADDERTJE ONDER HET GRAS