GEESTELIJK LEVEN.
Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co, Schagen.
GEESTELIJKE WERKERS EN HUNNE
BETEEKENIS VOOR DE WERELD.
HET SPOOKSCHIP VAN
POINT BARROW.
Zaterdag 4 Juni 1932.
SCHAEEK
11(11111 NillIS-
75ste Jaargang No. 9083
COURANT.
Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder
dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver-
tentiën nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst
POSTREKENING No. 23330. INT TELEF. No 20.
Prijs per 8 maanden f 1.80. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN-
TIëN van 1 tot 5 regels f0.85, iedere regel meer 15 cent (bewijsno,
inbegrepen). Groote letters worden naar plaatsruimte berekend*
EERSTE BLAO
DIT NUMMER BESTAAT UIT VIJF BLADEN
(Slot.)
WIJ zijn gekomen tot de bespreking van de
beteekenis der geestelijke werkers, tot de
vraag derhalve welken invloed hebben deze
menschen in den loop der tijden uitgeoefend en oefe
nen zij nóg uit
Het is goed ons met deze vraag bezig te houden
vooral nu, in het tijdperk, dat we thans doorleven.
Immers de bijna verbijsterende ontwikkeling van de
techniek, de mechaniseering van de voortbrenging
brengt met zich mede, dat het materieele, dat de stof
felijke kant van het leven steeds meer de overheer-
schende wordt en dat het geestelijk leven gedurig
Kerker bedreigd wordt met verkwijning en ver
schrompeling.
Welnu: met alle bewondering, die ik heb voor de
technische ontwikkeling; met allen eerbied, die ik
koester voor het menschelijk vernuft; met alle ver
eering, welke ik bezit voor de menschen die werken
in de fabrieken en de laboratoriums, ben ik toch van
oordeel dat de waarde van hen, die zich richten tot
den geest hunner medemenschen nooit te hoog kan
worden aangeslagen.
Want er is een eeuwige waarheid uitgesproken in
het oude woord: de mensch leeft niet bij brood al
leen.
Maar: niet alle geestelijke werkers hebben dezelfde
beteekenis.
Er zijn er zelfs, die een zeer verderfelijken invloed
op hunne medemenschen uitoefenen.
Hier komt alles aan op de maatstaf, waarnaar wij
hen beoordeelen.
Daarom is het mogelijk, dat over de geestelijke wer
kers zeer uiteenloopend wordt geoordeeld. Het is zeer
goed denkbaar, dat van bepaalde geestelijke werkers
de één zegt dat zij zegenrijken arbeid verrichten en
dat de ander hun arbeid beschouwt als noodlottig.
Het hangt dus af van de persoon van den beoor-
deelaar, van diens opvatting omtrent wat goed en
kwaad is voor de menschheid.
Om een voorbeeld te noemen: in het tijdvak der
renaissance (einde van de vijftiende en begin van
de zestiende eeuw) treden op de bekende menschen,
die de hervormingsbeweging veroorzaken. Een Luther
b.v. om den meest bekende te noemen. Ik, als pro
testant, ben van meening dat de wereld aan hem ont
zaglijk veel te danken heeft. Maar hoe oordeelt de
roomsche kerk over hem? Gij kunt er van verzekerd
zijn dat zij diens optreden beschouwt als een ramp
en het is waarlijk niet haar wensch geweest, dat deze
Augustijner monnik rustig op zijn bed is gestorven.
Of een ander voorbeeld: wanneer Charles Darwin
de uitkomsten van zijn wetenschappelijk onderzoek
heeft neergelegd in zijn beroemde boek over de af
stamming van den mensch, dan zijn er duizenden
heftig verontwaardigd en zij vloeken zijn arbeid.
Waarom? Omdat hij den doodsteek gaf aan de bij-
belsche opvatting, welke leerde, dat de mensch kant
en klaar door de scheppingsdaad van God op de aar
de was geplaatst. Omdat hij hierdoor ondermijnde
wat de kerken tot dusver als onaantastbare waar
heid hadden verkondigd. Maar tegenover deze duizen
den staan andere duizenden, die hem om zijn arbeid
eeren en in hem zien den man, die een machtigen
stoot heeft gegeven aan den groei van het geestelijk
leven over heel de wereld.
Nog een voorbeeld: In Amsterdam staat sedert kor
ten tijd het standbeeld van F. Domela Nieuwenhuis.
Wat gaat er om in de ziel van hen, die het zien?
Daar zullen er zijn, die met verontwaardiging den
ken aan wat hij tijdens zijn leven deed en zij voelen
een bittere verwensching tegen hem in zich opkomen.
Maar daar zullen er ook zijn, die hem in gedachten
prijzen, omdat zij hem beschouwen als den grooten
weldoener, die in tallooze hoofden verheldering en
in tallooze harten idealisme heeft gebracht.
Ik zou uit de geschiedenis en uit het heden deze
voorbeelden tot in het oneindige kunnen vermeerde
ren.
Wat blijkt hieruit? Dat het oordeel hetwelk men
velt over de geestelijke werkers zeer ver uiteenloopt.
Wanneer wij dus over hunne beteekenis willen spre
ken, is het dringend noodzakelijk dat wij beginnen
met vast te stellen naar welke maatstaf wij
hen beoordeelen.
Voor mij bestaat maar één enkele, die gelden mag.
De beteekenis van den geestelijken werker hangt naar
toijne meening enkel en alleen hiervan af, of hij den
geest der menschen verruimt, bevrijdt, verrijkt. Met
andere woorden gezegd: of hij de menschen verder
en8t ea dit verder-brengen is slechts mogelijk, wan
neer hij niet zijn levens- en wereldbeschouwing op
legt, inprent door middel van zijn geestelijke over
macht of door vreesaanjaging (vooral in de vroege
jeugd!), maar wanneer hij door zijn arbeid prikkelt
tot denken en daardoor zuiverder denkbeelden, die
per inzichten, nobeler strevingen wekt.
Hieruit volgt, dat voor mij de echte d.i. voor de
gemeenschap nuttige geestelijke werker altijd iets
in zich moet hebben van den profeet; van den pro
feet, die den hoorder doet opschrikken, omdat hij
plotseling zich bewust wordt van een nieuwe waar
heid, welke hem kan verontrusten, omdat hij, meenen-
de te staan op vasten bodem, ineens den grond on
der zich voelt wegzinken.
Soms zelfs zal hij kunnen zijn de sombere boetpredi
ker, die striemende woorden spreekt, omdat hij de
menschen wil doen beseffen hun zedelijk tekort, hun
innerlijke armoede, hun zondige levenshouding. En
talloozen zullen zich ontroerd en gebroken gevoelen
en de wil tot beter, voller leven zal in hen ontwaken
en ze zullen opstaan uit het graf der onverschillig
heid, en zich bevrijden uit den kerker van dogma's,
waarin zij waren ingesloten.
De profeet wil altijd de menschen wekken tot
geestelijke activiteit, welke in werkelijk
heid niet anders is dan drang naar zelfverwezenlij
king.
Lijnrecht tegenover den profeet staat de priester.
Hij is de geboren heerscher. Hij wil z ij n meening,
z ij n inzicht opleggen aan anderen. De profeet legt
niets óp; hij getuigt slechts voor de menschen, die
hij wil bevrijden van waan en leugen Iang6 den weg
van het eigen kritisch denken.
Is het niet teekenend, dat de priester zoo gaarne ge
bruik maakt van da beeldspraak, die gewaagt van
herder en kudde? Hij is de herder en zij dat zijn
de menschen tot wie hij zich richt en onder wie hij
arbeidt zijn de schapen.
En die arme schapen moeten denken wat hij denkt,
gelooven wat hij gelooft. En hij weet het drommels
goed, dat hij daarom reeds.bij de lammeren moet be
ginnen. Daarom zal hij er zich altijd op toeleggen
reeds vroeg bij het kind zijn voor dit kind absoluut
onbegrijpelijke dogma's in te prenten en in de kinder
ziel de vrees en angst oproepen voor eeuwige straf
fen indien het deze dogma's prijsgeeft.
Zeker, ook de priester is een geestelijk werker, ook
hij bewerkt den geest der menschen. Indien wij hem
echter beoordeelen naar de zooeven vastgestelde maat
staf, -kunnen wij hem moeilijk een zegen voor de
menschheid noemen. Wel het tegendeel. Hij is de
verklaarde tegenstander van het vrije, onafhankelijke
denken.
Gewoonlijk denkt men, dat de priester alleen een
plaats inneemt in de kerk. Dit is een dwaling. Wij
treffen hem overal aan, op het gansche terrein van
het geestelijk leven.
Wij ontmoeten hem als wetenschapsman, die is
vastgeroest in traditioneele opvattingen, in weten
schappelijke dogma's, in oude methoden en die daar
om vijandig staat tegenover 't nieuwe. De geschiedenis
van iedere wetenschap geeft ons te zien den strijd
tusschen den profeet en den priester, d.i. van den
eeuwigen zoeker en den conservatief. Wij ontmoeten
hem als den maatsrhappij-mensch, die zweert bij het
bestaande, die de eenmaal gevestigde grondslagen
der samenleving beschouwt als heilig en onaantast
baai- en hij kan het niet dulden, dat b.v. twijfel wordt
uitgesproken aan de geldigheid van den privaateigen
dom.
Wij ontmoeten hem als paedagoog, d.i. als opvoed
kundige, die het oude systeem wil handhaven en
daarom met leedc oogen aanziet hoe aan dit systeem
getornd wordt.
Ik vertrouw dat het voor den kring der lezers van
de geestelijke levens overbodig is om aan te toonen
dat waar de geestelijke werker het karakter van
priester openbaart, zijn beteekenis voor de mensch
heid negatief moet worden genoemd.
Hij brengt de menschheid nooit vooruit, hij kan
het niet en hij wil het niet. Hij zweert bij 't bestaan
de.
Het ligt niet in mijn bedoeling hem daarom te be
schuldigen van berekende opzettelijkheid. Ik wil zelfs
gaarne aannemen dat bij de meesten, die het priester-
ijk karakter bezitten, de overtuiging leeft dat zij door
hun conservatisme aan de menschheid een dienst be
wijzen. Niettemin zie ik in hen een gevaar, omdat
zij in de gemeenschap trachten te dooden wat vóór
alles noodig is: den drang naar zelfontplooiing, die
immers niet andere is dan het streven om af te leg
gen alles wat den vrijen groei van den geest belem
mert.
In het evangelie kunnen wij lezen de bekende uit
drukking „gij hebt gehoerd dat tot de ouden is ge
zegd maar ik zeg u
Dat is een prachtig gezegde. Want het beteekent.
dat er altijd door een tijd komt, waarin het oude
moet worden overwonnen om voor het nieuwere
plaats te maken. Want het wil zeggen dat er is, ook
in het leven van den geest, eeuwige beweging, ver
andering, stijging.
Waar de geest het verder-zoeken staakt, daar is
de dood ingetreden. Want leven is activiteit, beweging
en nooit stilstand.
Daarom zal ieder, die het leven liefheeft eerbied
hebben voor die geestelijke werkers, welke het pro
fetisch element in zich hebben en hij zal ze begroe
ten als de werkelijke heilbrengers aan de wereld. En
hij zal het begrijpen dat deze heilbrengers nimmer be
oogen een kerk, een partij, een secte te stichten.
GEBRUIKTE AUTOMOBIELEN
verkoopen wij onder GARANTIE en op PROEF.
Garage C. NIEUWLAND. BERGEN.
Want de echte geestelijke werker vraagt niet om vol
gelingen en jubelt niet als hij kan roemen op veel
aanhang, omdat hij maar al te goed weet dat het be-
hooren tot een kerk, een partij, een secte nog lang
niet altijd beteekent dat men gedragen wordt door
de idéé, welke daarin belichaamd is. Buitendien is hij
er diep van doordrongen, hoe groot het gevaar is dat
kerk, partij en secte weer voert tot geestelijken stil
stand.
Om deze reden zal de geestelijke werker slechts stre
ven naar het vrijmaken van den geest.
En als allen, die letten op groote partijen, die ver
eerders zijn van het getal, hem toeroepen: waar is
de vrucht van uw arbeid, waar zijn de legioenen, die
u volgen, dan lacht hij met een stillen glimlach, om
dat hij zich niet door uiterlijken schijn laat mislei
den, maar^er van doordrongen is, dat alle vooruit
gang der menschheid slechts gebaat is bij de verande
ring, welke er plaats grijpt in den geest der men
schen.
En zoo zien wij dat de echte geestelijke werkers zijn
de motoren, de drijvende krachten in het ontwikke
lingsproces der menschheid.
Hun loon is nooit groot geweest Het heeft meestal
bestaan in verguizing en vervolging. Maar om loon
hebben zij ook nimmer gevraagd. Zij hebben hun
werk gedaan en zij doen altijd hun werk uit inner
lijke drang.
Ten slotte nog dit:
Onwillekeurig hebben wij, sprekend over geestelijke
werkers, bij voorkeur gedacht aan de groote pionieren,
aan die zeldzamen, die op hun terrein haanbrekers
zijn geweest.. Hierin is echter iets onbillijks. Daar
om wil ik er dit aan toevoegen.
Daar zijn geweldige electrische lampen, die een
zee van hel licht kunnen uitstralen. Maar daar zijn
ook nietige kaarsen, die branden met een kleine, stille
vlam.
Maar ook die kaarsen geven licht, zij 't dan be
scheiden en in kleinen kring!
Waarmede ik wil zeggen: wij kunnen niet allen
groote geestelijke werkers zijn van bijzondere beteeke
nis, maar iets kunnen wij allen zijn, als wij maar
willen.
Wat wij winnen aan verheldering van den geest
doordat de groote baanbrekers ons de oogen openen,
dat kunnen wij verder dragen in ieder in den kring,
waarin hij leeft.
ASTOR.
Drama in het hooge Noorden. Twintig
lange maanden van eenzaamheid,
koude en ingespannen arbeid.
Fcn vergeeische strijd tegen
het ijs.
Het hooglied over de robbenvangers is Jack London's
onvergetelijke „Zeewolf", die op zoo krachtig en treffen
de wijze het bestaan schildert van mannen, die maan
denlang voor slechts een paar dollars hun leven op het
spel zetten. Dagen, weken, maanden van ingespannen
arbeid en harde ontberingen: ieder uur in strijd met de
elementen, temidden van de grootste eenzaamheid van
het barre Noorden.
Eenigen tijd geleden bereikten de bewoonde wereld
berichten over de spannende avonturen van den robben-
vaarder „Baychimo" bijgenaamd „Het Spookschip van
Point Barrow".
Met een bemanning, bestaande uit drie officieren,
acht jagers en vier-en-twintig matrozen verliet de
„Baychimo" twee jaar geleden de Georgia-zee. Voorzich
tig laveerde het schip tusschen de klippen door van de
San Juan de Fuca-straat, die het Canadeesche vaste
land van het eiland Vancouver scheidt. In de richting
„Noord-Oost-Noord" koersten de 35 mannen naar Alaska.
het jachtterrein. Twintig lange maanden bleef de Point
Barrow in het hooge Noorden in de Berlngzee en de
BeaUfortzee; twintig maanden bracht men door in de
barsohe snijdende winterkoude...
De buit was overweldigend. Nagenoeg dagelijks, in
dien de weersomstandigheden het maar eenigszins toe
lieten, knalden de buksen der jagers, werden pelzen en
vellen aan boord gebracht, de kadavers stond men af
aan de steeds volgende meeuwen.
Twintig maanden van eenzaamheid, koude en inge
spannen arbeid stijgen de mannen naar het hoofd; de
hartstochten breken los en avond aan avond zijn er
twisten, revolvers van kapitein en stuurlieden kunnen
slechts met moeite orde en discipline handhaven.
Dan komt het ijs: de „Point Barrow" bevindt zich
B e r 1 ij n: Om eerlijk te zeggen: men was blij toen
de „DO X" dien avond na tallooze aankondigingen
veilig en wel landde. De „DO X", die men veel te
vaak en te hard „Duitschlands trots" genoemd had,
de groctste vliegboot ter wereld, is door zooveel pech
achtervolgd, dat men nu iedere vlucht met angst
volgt. Eerst toen het glinsterende monster werd vast
gelegd, toen een jubel uit honderden booten het om
gaf, zoodat zelfs de vertegenwoordiger van de stad
op een afstand moest blijven, kon men zich eerst
recht over den prachtigen reuzen vogel verheugen.
Terwijl de dappere kapitein, de twaalf officieren en
de bemanning van eenige welverdiende rustdagen
genieten ze hebben gedurende de reis zonder rust
poos gewerkt kan men de reusachtige vliegboot
bezichtigen.
Het is geen wonder, dat heel Berlijn leegloopt, om
den reuzenvogel te i, aan bezichtigen, die op zijn eigen
wateren te gast is
in de Noordelijke IJszee slechts 15 mijl van Kaap Bar
row verwijderd. Met man en macht wordt er nu gewerkt,
maar het geeft alles niets: de „Baychimo" zit vast...
Twee maanden wordt er gezwoegd om den trawler vrij
te maken. Honger heersoht aan boord, uitgeput ligt de
halve bemanning in de kooien om daarna met den
moed der wanhoop opnieuw den strijd tegen het ijs aan
te binden. 1.8 Millioen doller aan vellen en pelzen her
bergt de schoener: 200.000 dollar bedraagt het loon der
bemanning, geld genoeg om tot het uiterste den wanho-
plgen kamp voort te zetten.
Op zekeren dag staan de officieren met de pistolen in
de hand op de brug: „Alle man van boord".
Algemeen getier! Hoe kan men zoo maar 1.8 millioen
dollar ln den steek laten! Dan liever verhongeren! De
geest van verzet maakt zich onmiddellijk van de be
manning meester. Een handgemeen volgt: de eerste
stuurman stort neer. Een schot valt. Een muiter grijpt
naar zijn schedel, waggelt naar de reeling en zakt in
elkaar. „Van boord" klinkt het weer. „Ik tel langzaam
tot tien. Dan..."
Zwijgend verlaten de mannen het schip, hun armzalig
„hébben en houden" op den sohouder. Het laatste de
schipper, het wapen „vuurklaar" in de hand...
De bemanning is reeds lang behouden in Vancouver
aangekomen. Maar nog steeds speelt het ijs met de
„Baychimo". Reeds tweemaal vertoonde het schip zich
als een „vliegende Hollander" aan den kust. Maar in
den zomer zullen de 35 mannen terugkeeren, opnieuw
trachten het ijs zijn millioenenschat te ontfutselen.
Ergens in de Vereenlgde Staten betreuren vier vrou
wen hun zoo noodlottig om het leven gekomen echtge-
tiooten.