Langendijker Groentencentrale.
Ontwikkeling van de rijpere jeugd en
die der volwassenen, mede in ver
band met de crisiswerkloosheid.
De beker van koningin
Elizabeth
Bestuursvergadering.
Dl
VI
In de Statenvergadering van 1 December 1931 dien
den de leden P. Voogd c.s. een motie in van den vol
genden inhoud:
De Staten der Provincie Noordholland,
van oordeel, dat niet slechts de materieele nood der
werkloozen, maar ook hun geestelijke depressie aan
dacht en voorziening vereischt;
gezien de pogingen, die van rijkswege zijn onderno
men om gemeentelijke maatregelen ter bestrijding van
geestelijke inzinking, speciaal bij de jonge werk
loozen te bevorderen;
overwegende, dat nog een groot aantal gemeenten
in ons gewest voor een deel waarschijnlijk om fi-
nancieele reden en de hoogmoedige ontwikkelings- en
ontspanningsa^beid voor werkloozen nog niet ter hand
hebben genomen;
Besluiten:
Gedeputeerde Staten uit te noodigen:
le. na te gaan, in welke Noordhollandsche gemeen
ten deze voorziening noodig is zonder dat zij nochtans
is geschied of voorbereid;
2e. de besturen van bedoelde gemeenten op te wekken,
aan deze taak aandacht te schenken en
3e. bijaldien na toekenning eener rijkssubsidie des
betreffende plannen dier gemeenten niet of onvoldoend
zouden kunnen komen tengevolge van den slechten
stand harer financieele middelen een aanvullende, op
grond van plaatselijke omstandigheden van geval tot
geval door Gedeputeerde Staten vast te stellen sub
sidie uit de provinciale kas te verleenen tot ten hoog
ste 50 van het na aftrek der rijkssubsidie voor de
uitvoering der plannen nog benoodigd bedrag
In de Statenvergadering van 4 December d.a.v. deed
Gedeputeerde Gerhard de toezegging, dat het College
bereid was een dergelijk onderzoek in te stellen en dat
dit onderzoek in de eerste plaats zou loopen over het
geen in het bijzonder geschiedt in verband met de
crisiswerkloosheid en voorts over hetgeen in het alge
meen te deze zake plaats vindt.
10 Februari '32 is toen een circulaire aan de ge
meentebesturen verzonden, waarin de gewenschte in
lichtingen werden gevraagd. Van alle is antwoord ont
vangen. Hierdoor, zeggen Ged. Staten, is zeer waarde
vol materiaal verkregen, en zij constateeren met vol
doening, dat het onderwerp in zeer vele gemeenten de
aandacht en de belangstelling harer besturen heeft en
in andere wellicht deze heeft opgewekt.
Een overzicht van bedoeld materiaal is thans in druk
verschenen, doch het toegezegde prae-advles op punt
3 van de motie, het toekennen van.^ een subsidie uit de
provinciale kas, komt eerst later, wjjl de tijd te kort
is geweest dan dat Ged. Staten reeds nu hun stand
punt te dezer zake konden bepalen.
Het is ons voornemen om van het gepubliceerde ma
teriaal een en ander mede te deelen, doch voor vandaag
volstaan wij met enkele aanhalingen uit de aan de
gemeentebesturen gerichte circulaire.
Wij vragen daarvoor de bijzondere aandacht van onze
lezers, want het geldt hier een zaak van de hoogste
orde. Men oordeele zelf.
Ged. Staten schreven:
„In de benarde tijden, die de maatschappij thans door
maakt, valt op het terrein der ontwikkeling de aan
dacht allereerst op de jonge menschen.
In het geheele land zijn er van 1318 jaar ongeveer
120.000, die beroepsopleiding ontvangen in een bepaald
vak en ruim 100.000, die zonder eene bepaalde vakop
leiding toch wel loonarbeid verrichten.
In verhouding tot de bevolking zijn voor ónze Provin
cie deze aantallen te schatten op respectievelijk 25.000
en 20.000.
Velen hunner zijn thans tot gedwongen leegloopen
genoemd, hetgeen ongetwijfeld een groot moreel gevaar
in zich bergt, terwijl zij ook in arbeidsvaardigheid en
goede werkgewoonten dreigen in sterke mate achteruit
te gaan.
Het is dus van groote sociale beteekenis, dat niets
worde verzuimd wat dienen kan om daarin te voorzien.
Om het gewicht van deze zaak nog eens in het licht
te stellen, behoeven wij U slechts in herinnering te bren
gen de corculaire van den Minister van Binnenlandsche
Zaken en Landbouw, d.d. 10 Maart 1931.
Wij vertrouwen, dat door U daaraan de vereischte
aandacht is gewijd en uit verspreide berichten is ons
wel gebleken, dat in verschillende gemeenten de hand
aan den ploeg is geslagen."
Ged. Staten geven echter uiting aan hun vrees, dat dit
nog niet overal gebeurd en gaan dan verder:
„Met niet minder klem werd in bovenbedoelde Sta-
tenzitting er op gewezen, dat de ontzettende omvang
der werkloosheid thans een stellig nog ernstiger gevaar
van geestelijke ontreddering oplevert voor volwassenen
en dat het daarom gewenscht is, dat ook te dien aan
zien alles worde beproefd wat uitvoerbaar blijkt om
FEUILLETON
OsOOsOOO
OOQOÖO
Naar het Engelsch
FERGUSHUME.
22.
Het was ook inderdaad Fanshaw's voornemen de
oude vrouw op te zoeken. Hij bracht dit ietwat-verne-
derende bezoek niet zonder tegenzin en het was ook
allerminst uit sympathie voor den losbandigen Ricky
met zijn onberaden avonturen, dat hij aan het dringend
verlangen van den jongeman voldeed. Hij had echter
het gevoel, dat hij aan de eer van zijn geslacht ver
plicht was den handschoen op 'te nemen voor zijn
neef, nu deze zijns inziens valsch beschuldigd werd.
Maar vóór hij naar Susan's huisje ging, wilde hij eerst
naar „Het Vergulde Hert" om juffrouw Maynard aan
den tand te voelen. De welgedane, spraakzame daijie,
hoogelijk vereerd door het zeldzame feit, dat de heer
van de Hall haar nederige woning met een bezoek ver
eerde, overlaadde hem met strijkages en dreigde hem
te verstikken in den bruisenden stroom van haar radde
mededeelzaamheid. Maar door een paar handig ge
stelde vragen slaagde de jonker er vrij spoedig in,
dien stroom af te dammen en gewaar te worden, wat
hij weten wilde, namelijk, dat juffrouw Baxter om
streeks kwart voor tienen de herberg had verlaten.
Ten overvloede vernam hij, dat zijn neef Gould was
heengegaan tusschen het oogenblik, dat de kolonel
de gelagkamer had verlaten voor het gesprek met zijn
dochter en het vertrek van het meisje uit „Het Ver
gulde Hert".
Zijn hoop, dat de mededeelingen van de waardin het
doen-en-laten van het meisje tusschen kwart voor tie
nen en half elf, bevredigend zou verklaren, was niet ver
wezenlijkt en terwijl hij langs de kronkelende dorps
weggetjes naar Susan Tollhurst's woning liep, liet geen
seconde de kwellende vraag hem los: „waar is Anita in
die fatale drie kwartier geweest? Wat heeft ze in dien
tijd uitgevoerd?"
Hij bereikte Susan's witgepleisterd huisje aan den
straatweg naar Inley. Hij wist, dat hem een stormach
tig halfuurtje te wachten stond; de geldzuchtige oude
vrouw, van nature een ongemakkelijk product, was tot
de menschen te behoeden tegen den neerdrukkenden
invloed van het nietsdoen.
Hoewel het aannemelijk is te achten, dat op dit ge
bied, inzonderheid voor het particulier initiatief een
mooi arbeidsterrein openligt, is het evenzeer duidelijk,
dat er voor steun en medewerking van Overheidswege
aanleiding kan sijn, zelfs om rechtstreeks particulie
ren van verschillende richting aan te sporen het initia
tief tot handelen te nemen.
Wij hebben den indruk dat hier en daar door gemeen
tebesturen reeds met vrucht in dezen zin is opgetreden."
Dit alles staat in verband met de crisis. Van niet
minder belang achten Ged. Staten echter, hetgeen er
duurzaam plaats vindt voor de ongeveer 500.000 jonge
menschen. us voor onze Provincie waarschijnlijk 100.000
personen van 1318 jaar, die van alle verdere onder
wijs verstoken zijn en blijven.
Een belangrijk deel daarvan heeft zelfs van de lagere
school niet alle klassen doorloopen, terwijl de meerder
heid zelfs niet in de gelegenheid is een regelmatig vak
te beoefenen, wat in elk geval hunne ontwikkeling ten
goede zou kunnen komen.
Het is dus blijkbaar een sociaal probleem van den
eersten rang. waarvan de Overheid zich op den duur
bezwaarlijk afzijdig kan houden, hoe die jeugd zooveel
ontwikkeling is bij te brengen, dat zij geestelijk en
moreel in staat is op deugdelijke wijze door het leven
te gaan.
Daarbij geldt ook nog de overweging, dat in toene
mende mate voor ieder burger en burgeres, waar allen
geroepen zijn deel te hebben aan den algemeenen gang
van zaken krachtens het algemeen kiesrecht en het
steeds verder ingrijpende vereenlgingsleven, de mogelijk
heid moet geboden worden om zich de daarvoor onmis
bare kennis en inzicht deelachtig te maken.
Dit geschiedt bijvoorbeeld door het veelzins voortref
felijke werk van velerlei jeugdvereenigingen; door de
vereenigingen met zedelijke doeleinden of ter versprei
ding van goede kunst en ter bevordering van den smaak
in goede kunst; door volksuniversiteiten, openbare lees
zalen en bibliotheken, ontwikkelingscursussen enz.
Te dien opzichte doet het particulier initiatief goed
en gelukkig werk, doch in velerlei vorm kan behoefte
aan steun gevoeld en ook geboden worden, inzonder
heid door de beschikbaarstelling van lokalen en van
onderwijsmiddelen. 9
Het zal toch niet worden ontkend, dat thans meer
dan ooit, de maatschappij er het grootste belang bij
heeft, dat al hare leden in voldoende mate ontwikke
ling erlangen."
Tot zoover Ged. Staten.
Wie ons gevolgd heeft, zal willen erkennen, dat wij
geen woord te veel zeiden, toen we beweerden, dat het
hier gaat om een zaak van de hoogste orde.
Brood, levensonderhoud is onmisbaar, maar b ij
brood alleen zal de mensch niet le
ven.
Vergadering van het bestuur der Langendijker Groen
ten Centrale, op Maandag 13 Juni 1932, des middags
3 uur in het Betaalkantoor.
Aanwezig 24 leden en 1 afgevaardigde der vereeniging
„De Koophandel".
Voorzitter, burgemeester Slot, opende met een wel
kom, waarna lezing en goedkeuring volgde der notulen.
Op de Keurlijst werden geen op- of aanmerkingen
gemaakt.
Uit het verslag van het kantoor bleek, dat de om
zet over het seizoen 19311932 heeft bedragen
f 1.526.209.54. Ovep de eerste 4 maanden van 1931 was
geveild voor een bedrag van f 993.837.76. terwijl dit
over hetzelfde tijdperk in 1932 bedroeg f 455.590.82.
Verder bleek dat in de maand Februari 1932 was
geveild voor een bedrag van f 103.152.45 en wel voor
Broek op Langendijk f30.899.64, Koedijk f 16.897.70, St.-
Pancras f 15074.93, idem R.K. f 3212.09 Heerhugo-
waard f 4248.20, idem R.K. f 8944.37, Zuidscharwoude
f 14170.94, idem R.K. f 2867.88. Schermer f 1650.29, Ur-
sem f 291.36, Hensbroek f 1271.15, Oterleek f 2375.23,
Diversen f 1248.67.
In de maand Maart voor een bedrag van f 126.904.51,
waarvan voor: Broek op Langendijk f 27.459.99, Koedijk
f 21451.75, Sint Pancras f 19845.65, idem R.K. f 2541.96.
Heerhugowaard f 10022.47, idem R.K. f 11916.59. Zuid
scharwoude f 18121.82, idem R.K. f 4351.13. Schermer
f 4896.69, Ursem f 1975.17, Hensbroek f 2810.63. Oter
leek f 1133.89, Diversen f 376.77.
In de maand April voor een bedrag van f 132.029.38,
waarvan voor: Broek op Langendijk f 21857.46, Koedijk
f 22324.41, Sint Pancras f 23049.22, Idem R.K. f 1974.95,
Heerhugowaardf 9811.88, idem R.K. f 10635.67, Zuid
scharwoude f 22623.97, idem R.K. f 4839.87, Schermer
f 4170.77, Ursem f 2003.74, Hensbroek f 2571.62, Oter
leek f 2799.32. Diversen f 3266.50.
Ingekomen was een schrijven van de Correspondenten
van den Plantenziektenkundigen Dienst met verzoek
om subsidie. Het Dag. Bestuur stelt voor om in plaats
van f 40, zooals andere jaren, nu f 30 toe te staan.
Aldus besloten.
Van de vereeniging „De Koophandel" een schrijven
met verzoek het verstrekken van bonnen wederom te
bevorderen, in verband met het onregelmatig veilen der
producten; ten 2e. vreemde kooplieden niet op de vei
ling toe te laten als koopers; ten 3e. te willen bevor
deren dat de struiken der kool goed afgesneden en niet
zwart ter markt aangevoerd werden en ten 4e. den
weg naar de telefooncellen in de veiling zooveel moge
lijk vrij te laten van publiek.
Voorzitter zegt, dat betreffende de bonnen, dit nu
juist geen zaak van het bestuur is. daar de algemeene
vergadering hierover beslist, maar acht het toch van
belang het in bespreking te brengen.
De heer Muller zegt dat we als afgevaardigden hier
wel geen besluit kunnen nemen, maar vraagt zich per
soonlijk af of het de juiste weg is zooals verleden jaar:
doorvoering zonder bonnen. Spr. vindt het een belem
mering voor den afzet. Daar het niet mogelijk is in
zulk een korten tijd al die producten weg te werken,
terwijl we toch aan de vraag van den handel zullen
moeten voldoen.
het uiterste gebracht, doordat de spaarpenningen van
den ouden Tollhurst, waarop ze haar leven lang ge
vlast had, haar ontgingen. Op hetzelfde oogenblik, dat
Bij voor de deur stond, ging deze al open, nog vóór
hij gelegenheid had gehad te kloppen. De bewoonster
had blijkbaar op den uitkijk gestaan, maar ze had
toch niets van zijn voorgenomen bezoek kunnen weten,
dacht de jonker.
De reden van haar aanwezigheid achter de straat
deur zou hem evenwel direct duidelijk worden.
„Bent u het, meneer?" riep de oude vrouw, die met
haar forsche gestalte den ingang blokkeerde, onthutst.
„Ik dacht, dat het die kleine heks was. Ze is naar de
post om een antwoord te versturen op een brief uit
Londen, waarvan ze me niet wilde vertellen wie hem
geschreven had."
Fanshawnam geen notitie van deze mededeeling. Hij
was niet hier gekomen om confidenties over Rose Carris
particuliere correspondentie te vernemen.
„Ja, ik wil u graag even spreken, juffrouw Toll
hurst," zei hij koel.
Susan schudde bedenkelijk het hoofd, maar liet hem
toch binnen in de kleine, alleen bij plechtige gelegen
heden gebruikte „goede kamer", die haar trots en haar
glorie was.
„O, ik begrijp het al." stak ze van wal, „meneer komt
zeker eens praten over dien neef van hem, die dien
moord
„Dien heeft hij niet gedaan," viel de jonker haar op
een autoritairen toon, dien hij zelden aansloeg, in de
rede. „Dat weet u net zoo goed als ik."
„Dat weet ik heelemaal niet," hernam Susan plomp
verloren, haar dik, grof gezicht paars van woede. „En
u evenmin, meneer. Meneer Gould wilde met die ellen
dige meid. met Rose, trouwen en het geld hebben,
dat de oude Tollhurst haar had vermaakt. Het was
stom van hem. om te vertellen, dat hij een testament
ten gunste van haar gemaakt had. Meneer Gould hoor
de het, meneer, en heeft zijn kans waargenomen om
hem te worgen en zoo aan het geld te komen."
„Juist, ik heb gehoord, dat u dit praatje verspreidt,"
zei Lionel rustig, „en ik ben hier gekomen om u te
zeggen, dat, als u niet tegenspreekt, wat u rondverteld
hebt. en verder uw mond houdt, meneer Gould een
klacht bij de justitie tegen u zal indienen en daar
heeft hij naar mijn meening gelijk in."
„Waarom komt hij dan zelf niet hier om me dat te
vertellen?" schreeuwde de woedende vrouw. „Maar u
kunt zeggen, wat u wilt, ik verklaar u, dat hij een laf
aard en een moordenaar is."
„Luister nu eens," hernam Fanshaw, die zijn kalmte
bewaarde, daar dit de eenige manier was om met dit
doldriftige vrouwmensch land te bezeilen, „de oude
Tollhurst werd volgens de verklaring, die de dokter
bij het inquest aflegde, om elf uur vermoord. Meneer
We werken het zelf in de hand, dat er zoo weinig
goed aan de markt komt en dan is er nog een om
standigheid welke belemmerend werkt, wanneer het
soms gebeurt, dat de prijzen met sprongen omhoog
gaan en de producten dan vastgehouden worden,
moeten we dan tegen de kooplieden zeggen: we hebben
geen goed, heeren! Dat is alles bij elkaar een groote
belemmering voor den afzet onzer producten.
Voorzitter zegt. ook van meening te zijn dat de
bonnen niet gemist kunnen worden, maar het onder
werp kan moeilijk hier ter plaatse verder gebracht
worden.
Een minder gelukkige passage in het verzoek acht
spr., dat er geen misbruik gemaakt wordt van de in
stelling der bonnen. Want juist dat is het grootste be
zwaar. We behoeven elkaar niet met steenen te gooien,
maar er zijn in de categorie tuinders en kooplieden
menschen welke zulks wel doen en daar misbruik van
maken. Voorzitter acht het 't beste deze zaak voor te
bereiden en te bespreken op den Vierbond.
Wat betreft het niet-toelaten van vreemde kooplie
den als koopers op de markt is spr. de meening toege
daan, van wei-toelating.
De heer W. Visser merkt nog op, wat betreft het
afsnijden der struiken, door de bouwers de meeste zorg
aan wordt besteed en daarvoor zooveel mogelijk hun
best doen, maar laten de heeren kooplieden in deze
dan zelf ook medewerken en geen kool in den wagen
doen met zwarte struiken.
De heer C. Wagenaar (Koophandel) zegt dat wat
betreft het verzoek om bonnen is voortgevloeid uit den
onregelmatigen aanvoer. Wanneer een koopman 's Za
terdags een bestelling krijgt, moet hij noodgedwongen
meedeelen, dat deze Dinsdags pas uitgevoerd kan wor
den, daar de Maandag als het ware is uitgeschakeld.
De aanvoer concentreert zich om 3 dagen, waarop dan
2/3 en de overige 3 dagen 1/3 wordt aangevoerd. Zulks
is verkeerd, in verband met de uitvoering van bestel
lingen.
Wat betreft de vreemde kooplieden, deze koopen
zelf en laden of zelf het product of laten her door de
tuinders doen. En daar komt de kleinhandel tegen op.
daar ze dan geen loonen hebben te betalen voor inladen
en zulks wordt hier door den kleinhandel wel gedaan.
Voorzitter zegt, dat wat de zaak aanvoer betreft, dit
zal onder de oogen worden gezien bij den Vierbond. We
moeten ons inrichten naar de behoeften der koopers.
Ten opzichte der vreemde koopers hebben wij een
contract met de gemeente Broek, hetwelk ons zulks
verbiedt. Wanneer er vreemde kooplieden komen, moe
ten we zulks toejuichen, daar het een belang is voor
de tuinden.
De heer*Wagenaar merkt nog op, betreffende de
bonnen, dat in Noordscharwoude al eens een regeling
toegepast is om een zeker deel der aanvoerders den
volgenden 'morgen terug te laten komen. Dit is niet
goed, want er kan zoo'n dag groote vraag wezen, zoo
dat dit ook geen oplossing is.
De heer Schaap is geen voorstander om vreemde
kooplieden te weren. Maar wat betreft het laden, zou
het gewensch zijn, dit te laten verrichten door de
transportarbeiders, in verband met de concurrentie.
De secretaris merkt op, dat het zoo geweest is. dat
vreemde kooplieden het dubbele laadloon moesten be
talen, hetwelk hier trouwens haast niet voorkomt,
maar de kleine kooplieden kunnen ook hun producten
zelf in laden, dus staat het aan hen, om zulks te doen
of niet.
Gould was om tien uur thuis en in bed, wat ik per
soonlijk getuigen kan. Dus u ziet, dat hij onschuldig
is."
„Het is nogal duidelijk, dat u dit zegt," spotte Susan
op bitteren toon, „de rijkelui helpen elkaar altijd."
„Mijn huishoudster kan ook getuigen, dat het waar
ia, wat ik verklaar, juffrouw Tollhurst; ze zag meneer
Gould om tien uur naar boven gaan."
„Ik geloof er niets van." krijschte Susan. Ze wond
zich hoe langer hoe heviger op, nu ze zag, dat.de kans
groot was, dat haar prooi haar zou ontsnappen. „Hij
heeft mijn neef gedood en den beker «gestolen."
„Nu, als u na al wat ik u verteld heb, die lasterlijke
bewering wilt blijven volhouden, moet het recht maar
zijn loop hebben," waarschuwde Fanshaw.
„Het recht!" schimpte de vrouw. „Ik heb mijn buik
vol van alles, wat recht en wet heet, meneer. Dat mor
mel van een nicht van mij en die neef van u, zijn naar
advocaat Trill in Tarhaven gegaan en die zal zorgen,
dat ze de duizend pond krijgen. Ik kan het testament
helaas niet verscheuren en verbranden," schreeuwde
Susan, terwijl ze haar groote, ruwe handen tot vuisten
balde. „Maar ik kan maken, dat van meneer Gould's
naam geen stuk heel blijft en dat zal ik doen ook. Wat
Rose betreft, ze geeft niets om hem, en ik geloof er
niets van, dat ze ooit met hem zal trouwen. Hij zal,
als puntje bij paaltje komt, geen stuiver van het geld
krijgen".
„Dat is een leugen." klonk een brutale, doordringende
stem en Rose Carr, knap als altijd, maar toch met een
verdrietige zorgelijke uitdrukking op het bleeke gezicht,
stapte de kamer in. „Ricky en ik trouwen, zoodra het
geld uitbetaald is. en dat zal niet lang meer duren, tante
Susan. Hebt u gehoord, wat voor gemeene dingen ze
over Ricky gezegd heeft, meneer Fanshaw?" wendde
Rose zich daarop plotseling tot den jonker.
„Ja," antwoordde hij kortaf, zich afvragend, waarom
het meisje er zoo bleek en betrokken uitzag.
„Voel je je wel goed. Rose?" vroeg hij.
„Neen meneer. Susan treitert me het bloed uit mijn
nagels, dag en nacht. Ik heb hier gewoonweg geen le
ven, meneer Fanshaw."
„Waarom ga je dan niet weg, Rose? Je hebt nu toch
geld. niet?"
„Omdat ik het oog op haar houden wil", barstte Su
san uit. „Ze heeft het geld nog niet en ze kan nergens
naar toe."
„Ik kan naar mijn tante in Derbyshire gaan", ver
weerde Rose zich. „Daar ben ik immers al eerder ge
weest"
„Neen, dat kun je niet." hield de oude vrouw scham
per vol. „Je blijft hier, zoolang als ik het begeer, omdat
ik wil. dat je. als je dan met alle geweld met Gould
wilt trouwen, je fatsoenlijk gedraagt, tot het zoover is."
Voorzitter merkt op. dat dit geen terrein is oa.
ons te worden betreden.
De heer H. Glas markt op dat hij accoord kan
met de toelating van de vreemde kooplieden, zuil
een voorrecht voor onze markt.
Wat betreft de openstelling tot het verleenen
bonnen, kan spr. zich niet mee vereenigen. Het ij
gebleken in de praktijk dat er voordeelen aan
bonden zijn. Spr. geeft de schuld aan den ongeregj
aanvoer en de prijs in het afgeloopen seizoen Tt
is het ook de schuld van de kooplieden. Spr. heeft
langen tijd geregeld 's Maandags aangevoerd en dg
is gebleken, dat er dien dag in doorsnee minder
het product gegeven wordt als op andere dagen.
Waarom houdt de tuinder aan de veiling vast?
dat hij weet wat voor gevaren er aan verbonden
wat betreft het misbruik van het verstrekken
bonnen. Terwijl dit jaar is gebleken, dat het nietj
geven heeft.
De heer Muller zegt zoo te hebben aangevoeld
we niet op den goeden weg zijn. En in het bijzet
geldt zulks voor het voorjaar. Dan is het handel
één dag. En temeer daar de eene plaats wel bos
verstrekt en de andere niet. Spr. acht dit niet goa.
wenscht dat in den Vierbond een ieder ruimscb
gelegenheid krijgt zich in deze uit te spreken.
Voorzitter zegt dat we nu tweeërlei meêning hei
of we de zaak aanpakken of laten rusten,
De heer Hoogland is van meening, zich homo
te verklaren met den heer Glas. Wanneer de bot
normaal gebruikt werden, dan is het het niet zoo
maar het misbruik dat er van gemaakt wordt, djjde
ht hoofdmotief.
De secretaris zegt dat het een moeilijk punt is.
nu te doen? De winter-campagne deugt niet. We he
12 jaar lang een regelmatigen aanvoer gepropag
maar het is van jaar tot jaar slechter geworden,
wat moet er nu komen om een regelmatigen au
te bevorderen? We hebben al eens gezegd: de
onder de lanbouw-oiitvoerwet, daar veel slechte
verladen, schade is voor de tuinbouwers. Gezien
omstandigheden van dezen winter, zou het een t
zijn, wanneer het uitvoer-verbod van slechte koe
was.
Voorzitter zegt: we hebben een besluit achter
van de alg. vergadering, doch kunnen het ter ip
brengen op den Vierbond. Maar nu er een tege: jjet
ting komt In deze zaak, gezien de besluiten en hoa jj,
van sommigen onzer, kunnen we geen oordeel n
Besloten werd in dezen geest aan Koophandel
berichten.
Wat betreft het verzoek tot wering van vree
kooplieden, werd besloten in afwijzenden zin te he
ten.
Van de Prov. Commissie een schrijven aangaand
fondsvorming van producten welke den minimus de({
niet opbrengen, hoe dit het beste uit te voeren i&
vinciaal of gewestelijk en voor de producten in
geheel of apart.
Voorzitter voegt er aan toe, dat in beginsel ba
is het bestuur machtiging te verleenen tot het maat
van hoogsens 1 ft, wat een vermeerdering met
mede brengt van het vellings-percentage. G"4 i-
wordt nu: wat Is de juiste weg?
Secretaris zegt dat de bedoeling van onze vereea
is, dat wat we zelf doen, we zelf uitkeeren.
De heer Hoogland zegt dat wat betreft het afzo
lijk vormen, hiervan moeilijk wat te zeggen valt
Voorzitter zegt, wanneer we zeggenwe willen I
vorming voor onze eigen veiling, dan ondervi
de andere vragen.
De heer H. Glas vraagt of het al zoover op
vergadering is aangenomen, of is het niet zoo,
middelen gezochtmoeten worden. Spr. vindt he ï00>
gevaarlijken maatregel, zulks mede in verband d
andere plaatsen het product per kist gaat. We n
onze velling als veiling in de gaten houden.
De heer W. Visser was van meening, dat het
bedoeling lag om te probeeren steun van Provia
Rijk te krijgen, en dan is de weg een provinciaal
Wanneer wij het moeten doen en 1 betalen. d|
het geld spoedig op zijn.
De heer J. Glas zegt dat het veel schelen zal
maximum-prijs loonend bepaald wordt of niet
De heer Koning is van meening, dat het
cilaal niet bevallen zal in verband met de vereenden,
de producten en acht streeksgewijze het beste.
Den Voorzitter lijkt het moeilijk om nu een i
tieve beslissing te nemen, daar we niet goed
hoe het loopt.
De heer Visser zegt dat we er veilingsgewijzs
gemakkelijk over denken moeten. Want Noordh
is nog zoo groot buiten ons om.
Voorzitter zegt dat we het doen met de bed
doelingen. We zijn arme kweekers en wanneer
andere zijde het fonds niet gesteund wordt, dan
een druppel aan een emmer. Wanneer we met
op onze wieken kunnen drijven, dan was het nof'
maar we moeten voorzichtig zijn.
De heer Hoogland zegt dat we toch Prort
kunnen besluiten. Laat eerst alle veilingen
dan komt later de vraag: kunnen we het gewa
doen?
Voorzitter zegt nog, dat de vraag in de Prov.
missie naar voren kwam, laten we eerst een
schrijven aan de verschillende besturen en daarin
boi
de
zas
len
XI
I
reg
dei
sor
r
stel
len
BI
te 1
E
Stu
te
C
ged
éon
dat
E
was
niet
bèta
tan
shi
V.
lenl
groi
w
dan
-van
geve
han<
maa
Pi genü
De
ttand,
gla, scher
even
heers
irapa p
j5 Bleef
en d<
•er -«r- dt
gen
dwen
jewei
„A 'and
'f P
Iblijve
5root<
nog
der r
bok
„O!' riep Rose met gebalde vuisten en felle,
oogen uit. „Hoe durft u?'
„Ha!" kraaide Susan terug, terwijl Fanshaw
len ver van deze twee krakeelende vrouwi
wenschte. „Nou ben je beleedigd, hè? Maar het
meneer", betrok ze den bezoeker weer in de rudy1"0^
krijgt brieven uit Londen ze heeft er al
had en ze allebei beantwoord. Ze wil me niet
van wie ze komen, maar het adres was geschrevei
een man. Zooveel heb ik wel gezien."
„Bemoeit u zich liever met uw eigen zaken," was
vinnig wederwoord, terwijl ze hevig kleurde,
ga ik meteen weg. Ik kan doen, wat ik wil. Ik
leen hier, omdat me dat het beste uitkomt en -
me in uw huis alleen en uitsluitend, omdat ik
heb, dat ik mijn kost en inwoning zal betalen, zoo
de duizend pond krijg, leelijke geldwolf, die
Geld is het eenige waar ze om denkt, meneer'",
het meisje zich tot den jonker, „het is haar afga
dat zc het geld van den ouden Tollhurst niet
is ze zoo duivelsch en vertelt ze die lasterpraatje _r
Richard. En daarop weer tot haar tante:
hebben, iederen stuiver. Ik wil u nog voor geen
brood dankje zeggen, nooit van mijn leven, nooit,
slechte vrouw, die u bent!"
Susan zou het meisje een klap in het gezich?
hebben als Fanshaw niet tusschenbeide was
Toen scheen Rose haar hart voldoende gelucht
ben; ze liep met een minachtend lachje om de
naar de achterkamer, blijkbaar met de bedoelinl
hoed af te zetten.
„Wat ik u te zeggen heb, komt in het kort
neer," vervolgde de jonker tot Susan. „Met de
die Rose ontvangt, heb ik niets te maken, evens
met de kwestie van het huwelijk, want mijn ne*-'
heel zijn eigen baas. Maar ik eisch, dat u met
terpraatjes ophoudt. Meneer Gould is volkoi
schuldig, zooals mijn huishoudster en ik allebei
getuigen. Als er nog .één woord van dien aard
lippen komt, juffrouw Tollhurst, zijn de gevolgd
uw rekening. Goedenmiddag!"
En met een kort knikje liep Fanshaw het hul
Toen hij Bij het hekje was. riep Susan, die
deuropening gekomen was, hem na, terwijl
armen strijdlustig over de borst kruiste: „ik
dat ik mijn mond niet wil houden, maar ik weet
het gedaan heeft, en ik zal ook ontdekken, hoe
gedaan heeft. Die heks en hij zullen niet trou»
mijn geld!"
Daarop smakte ze de deur dicht, waarscl
het begevecht met Rose voort te zetten.
Wordt ven
talin
Ai
is
ran d
iie te
vorde
lat b
giï let
t e treine
Wen -v
Men
zijn f
arbeid
tijd v
den o
den z
krach)
ratei
toogw
forokki
plaats,
gebied
in dei
hen h.
Uit
hoogt*
bouwd
de sto
onderg
Wat
niet a:
bewan
Noord:
der m<