ia VAN DIT EN VAN DAT (t ""F EN VAN ALLES WAT 1 Het vierde meisje. HUMOR. Het gestolen luchtballonnetje De geschiedenis van twee deugnieten WETENSWAARDIGHEDEN. WARE WOORDEN. De Eli llllllllllllli Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 18 Juni 1932. No. 9091. ZATERD AGA VONDSCHETS Boor SIROLF, vrij bewerkt naar het Amerikaanse!). (Nadruk verboden alle rechten voorbehouden) DIT is zoo een van die gevallen, zei de oude poll- tierot O'Malley, waaraan je geen snars houvast hebt, omdat er teveel dingen zijn, die plaats kunnen hebben gehad. Veel te veel mogelijkheden. En nu heb ik nog het voordeel, dat ik er dadelijk bij ben gehaald. Die jonge snuiter, die doodgeschoten is, was wat ze noemen een rijkeluis-zoontje van de vlakte. Kreeg telkens geld van zijn rijke familie en joeg dat er in New Tork door Maar. nou is het uit, want ze vonden hem vanmorgen in het Cortlandt park met een gaatje in zijn hoofd. Hammin heette hij. En zijn rijke familie wil notuurlljk weten, hoe en waarom hij aan zijn eindje ia gekomen. Heb je eenige verdenking? Een liefdesgeschiedenis, jaloezie, of dranksmokkelaars? Geen flauw idee. Ik heb bovendien nog niets gezien van hem. Ik ga nu juist naar de Brons. We gingen samen het lijkenhuisje binnen. Himmin was een jongeman van vijf en twintig. Hij had zijn rok- costume nog aan. Met een enkel schot door het hoofd was hij gedood. Van dit sinistere bezoek begaven we O'Malley en ik, een jong krantenverslaggever ons haar het park, waar ze Himmin gevonden hadden. De plek was door de politie afgezet. Het gras was vrij hoog en erg platgetrapt. Niet door de menschen, die Him min het levenslicht uitbliezen, maar door de politieman nen. O'Malley bromde ontevreden. Er was geen enkel spoor te zien. Even bukte hij zich nog, om een afge beten appel voorzichtig bij het steeltje op te rapen. Ik zag dat er rood op het witte vruchtenvleesoh van de vrucht zat, alsof iemand's tanden gebloed hadden, die erin gebeten had. Bloed? vroeg ik aan O'Malley. Deze zette een onver schillig gezicht, maar wikkelde toch den appel voorzich tig In een schoone zakdoek, stopte hem zorgvuldig weg en zei raadselachtig:. Weet ik het? Het is natuurlijk eer. ^poor van niks, maar als er niets anders is, moet ik toch wel iets meebrengen. Kom mee, we gaan nu een bezoek •brengen aan een beeldschoonen juffrouw in een deftige ibuurt De oude politierot liet me een lijst zien, waarop een aantal namen stonden van menschen, die Himmin blij kens informatie in de laatste dagen had opgebeld. De naam Paxon kwam er het meest op voor. We reden met «en taxi naar een deftig huis. Een beeldschoone jonge vrouw kwam zelf naar beneden om ons te woord te ^taan. Ze scheen al van den moord op de hoogte en ont ving ons met de woorden: Is het niet vreeselijk? Horace was gisteren juist zoo in zijn sas, hij was jarig! Heeft U hem gisteren gesproken? vroeg O'Malley. telijk bloosde. Ik ben den heelen dag en avond met hem uit geweest, 's Middags op de rennen won hij 8000. Daarom wilde hij 's avonds een groote fuif geven en hij belde al zijn vrienden en vriendinnen op. Hm, die... vriendinnen... daar waren wel een paar... wat zal ik zeggen, vreemde typen onder. Ging U nog laat naar een cabaret? Ja, naar de Gilden Chicken. Is daar herrie ontstaan? O nee, heelemaal niet. We gingen kalm naar huis. Ho- race bracht me thuis in een taxi. Toen heeft hij de taxi weggestuurd en is weggewandeld. Hij wilde de frissche lucht in, zei hij. Hm, zei O'Malley, toen we weer op straat waren. We hebben ten minste één ding ontdekt, namelijk dat Him min een rare snuiter was en zijn vriendinnetjes in alle rangen en standen zocht, om het zoo maar eens uit te drukken. Maar voor de rest zit er op het oogenblik niet veel anders op, dan met de armen over elkaar zitten en wachten, tot er iets nieuws opduikt. Dien avond ging ik met O'Malley naar het cabaret Gilded Chicken. Een doodgewoon cabaret, waar af en toe een viertal danseresjes een nummertje ten beste ga ven. Toen we binnenkwamen, zag ik, dat er een paar rechercheurs in burger aan een tafeltje zaten, die elk aan een groote roode appel zaten te bijten. Rare kerels, dacht ik, om in een deftig cabaret op een appel te zitten kluiven. Nadat we er een poosje gezeten hadden, zei die dwaze O'Malley tegen me: Hier, daar heb je wat te eten. En hij gaf me... een groote appel, en begon zelf ook in een te bijten. We bleven een uur. Toen we weggingen, zag ik nog twee rechercheurs binnenkomen, die aan een tafeltje gingen zitten en warempel ook ieder een appel uit hun zak haalden en rustig begonnen te knagen. Drie dagen achtereen gingen we naar dat cabaret en aten appels. Toen kwam de directeur aan ons tafel tje zitten en grauwde: Zeg eens, meneer O'Malley. duurt dat geknauw op die appels van al die polltleapeurders hier nog lang? Mijn gasten worden er beroerd van en mijn danseresjes krijgen het er gewoon van op hun ze nuwen. Dat is waar ook, zei OMalley, Had U niet vier van die meisjes? Ik zag er daarstraks maar drie dansen. Ja, zei de directeur, Rlta Rand heeft me net laten wéten, dat ze te" ziek is om op te treden. Zoo, zei O'Malley, geeft U me even haar adres, als U wilt. De directeur gaf ons het adres en we reden er da delijk heen. Terwijl we bij den conciërge naar haar in formeerden, kwam ze haastig naar beneden, een wer kelijk beeldschoon meisje, heel jong nog. Die Himmin had blijkbaar zijn oogen niet in zijn zak gehad. Ze be taalde snel haar rekening, sprong in een taxi en reed weg. We volgden haar onopgemerkt in onzen wagen. Een paar blokken verder stapte ze uit en wipte een klein restaurant binnen op den voet gevolgd door drie jonge kerels. Hm, zei OMalley, die hebben elkaar heel wat te ver cel op en wandelde daarna met me naar het bureau. Toen we daar aankwamen, had de vliegende brigade Rita Rand en de drie jonge mannen al opgepikt en ge fouilleerd. Ze brachten Rita alleen bij ons binnen. Rita deed erg verontwaardigd en begon dadelijk:Ik weet niet wat jelui van me willen. Jullie hebben het verkeerde meisje uitgepikt. We hebben nieta uitgepikt, jonge dame, je hebt jezelf uitgepikt, toen Je er zoo naar van werd. dat Je ons al door maar appels zag eten en er toen van door ging. Nou, wees nu maar een braaf kind en vertel me maar eens alles, wat je van den moord op Himmin weet. Rita Rand werd doodsbleek en haar lippen begonnen te trillen. Ze keek schuw naar de deur die naar de an dere kamer leidde, waar de drie jonge mannen gevan gen gehouden werden. Maar ze sprak geen woord. „Kom", sprak O'Malley zacht en vaderlijk, „wees maar niet bang voor die drie schoffies. Die hebben je natuur lijk bedreigd, met je van kant te zullen maken, als Je een woord zei, niet? Maar je hoeft niet bang te zijn, die veelbelovende Jongelingen gaan voor een flink poos je achter slot en grendel. Kom, spreek maar op, meid!" Rita Rand begon te snikken en vertelde hortend en stootend „Mr. Himmin vroeg me om met hem ergens te gaan soupeeren, terwijl hij met zijn vrienden en vriendinnen in het cabaret was.Hij bracht juffrouw Paxon naar huis en ik zou hem later in een klein restaurant treffen, als mijn werk afgeloopen was. Maar ik had al eerder een afspraak gemaakt met Charly, een van de drie daar binnen; die liet ik echter loopen, omdat ik het leuker vond met Mr. Himmin uit te gaan. Hij is me met twee van zijn kameraden gevolgd en toen ik met Mr. Him min in het restaurant zat, kwamen ze vlak in de buurt zitten. Himmin zag, dat ze mij kenden en noodigde ze aan onze tafel. Himmin had een dikke rol bankpapier in zijn zak, die hij op de rennen gewonnen had. Na een poosje stelden Charley en zijn vrienden voor, ergens te gaan dansen. We gingen met zijn allen in hun auto. Mr. Himmin zat ln de achterbank, met links van hem Charley en rechts zat ik. Toen we door het Cortlandt park reden, at ik juist een appel en toen schoot Charley Himmin door zijn hoofd. Ze wilden mij ook van het geld dat ze hem afnamen geven, maar dat. wou ik niet. En toen zelden ze, dat als ik een woord kikte, ze me net als Himmin mee uit rijden zouden nemen... En nou tranavond, toen ik U met den directeur zag praten en nadat U en die andere mannen aldoor appels hadden zitten eten... aldoor appels... waardoor ik steeds aan dat vreeselljke schot moest denken... toen wist ik, dat het einde nabij was... en ben ik gevlucht..." Juist, zei O'Malley, net wat ik dacht. Zoo is het ge noeg kind, kom huil maar niet, er gebeurt jou niks. Hoe ben je daar achtergekomen? vroeg ik later aan O'Malley. Ooh, zei hij. Het was een kleine speculatie van me. Dat rood op die appel bleek van Rita's lippenstift te zijn. En ik dacht, als zij een appel at, toen hij werd doodgeschoten, zal ze voorloopig wel geen appels kun nen zien. En dat was ook zoo Is het U bekend: dat de gemiddelde waarde van een walvisch f bedraagt vanwege de traan? dat men eens in den maag van een walvisch gele klomp van een bepaald goedje vond. welke i dan 100 pond woog? Dat deze klomp echter het z.g. bergris was. dat door parfumfabrikanten gebruikt m en een van de kostbaarste stoffen ter wereld? d a t de Australische schapen per jaar 2 mlllioen bi wol leveren? dat het de Amerikaansche regeering 2H cent 1 om een dollarbUlet te maken? dat 't 27 glnzenwasschers meer dan 2 weken kost de 2900 ruiten van den nieuwen Amerikaanschen i kenkrabber, The Empire State Building te wasset In de geschiedenis begroeten wij het rijk der d»i van de grooten der menschheid. o „Doe dit eens, dam krijgt ge wat lekkers." Das het kind niet naar u luisteren uit plichtsbesef, maar eigenbelang; zoo leert ge zichzelf verkoopen. o Ons lager ik kan zich sleohts verheffen, als het b gere daarin daalt o Dienstbaarheid aan God is de voorwaarde voor t beid. o Zelfzucht benevelt ons brein en verduistert oogen. o Verdeel en heersch! Neen: Vereenig en dien! o De mensch is als een bloem. Hij moet bloeien en vni géven. D* Po8 nen zette De Ld5 en O] den zy De n Jansen was op een vacantlereis en vroeg dorp aan een boer: Zeg eens, beste man, enkele bezienswaardigheid? Werd hier nu groot man geboren? Waarop de boer antwoordde: Een groot man gr ren Neen! Voor zoover ik me herinneren kan, wora hier alleen maar kleine kinderen geboren! £>a '°i>g in 33 ei is hier p u nooit t En was Uw verjaarsdagsgesohenk een bijzonó verrassing? O Ja, ik heb van Pletersen een boek gekrip dat Ik een poosje terug aan Jansen had ultgele» On ordei als 1 Viern Eigenwijze stedeling: Uw manier om fruit te k* ken is absoluut verouderd. Ik zou stom verbaasd t als U meer dan tien pond appels van die boom kre Boer: Ik ook! Het is een pereboom! 361. De kellner was razend op den jongen, Die opnieuw de beenen nam, Omdat hij zag dat de kwade kerel, Hem bedenkelijk nader kwam. De kellner was overeind gekomen, Dreigde Wim met veel kabaal, Maar de jongen, die zijn bekomst had, Ging nog veel sneller aan den haal. 362. Dagenlang liepen Pim en zijn makker, Levend van wat men eetbaars vond. Op zoo'n manier, zei de piloot lachend, Loopen wij de wereld rond. Zij kwamen aan ©en mooi riviertje, Met goed water naar het scheen, Hier zullen wij onze dorst lesschen, Zei de piloot, en wij gaan weer heen. OÏ snede deelt* vlerk •ingei teeke: knipt Bot 363. De directeur zag niet den kellner. Die daar schreeuwend, dreigend stond. Deze zag niet de baas van het circus, Die woedend trappelde in het rond. Een botsing was niet te vermijden, Geen van beiden zag het gevaar, Daar beiden naar den jongen keken, En zij botsten tegen elkaar. 364. Eindelijk kwamen zij aan een klooster. Aan den rand van den woestijn. Hier zal, zei de piloot tot zijn makker. Wel een» rustplaats voor ons zijn. En ze vonden een rustplaats in het klooster, Dat ln een oase lag, En waar men, op het platte dak gezeten, Ver weg den Libanon zag.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1932 | | pagina 22