Raad Oude Niedorp. DE ERGSTE AANVAL OP HET VOLKSONDERWIJS. Vergadering van den Raad op Donderdag 18 Augustus 1932, des avonds ten 8 ure. Voorzitter: B. J. F. Meijer, burgemeester. Aanwezig zijn de leden J. Bakker, C. de Boer, W. Kolkman, D. Kriller, W. Slijkerman, J. Waiboer en J. van Zoonen. De Voorzitter opent de vergadering en deelt mede. dat hoewel nog kortgeleden de Raad bijeen is ge weest, n.1. 27 Juli j.1., opnieuw de Raad bijeen is ge roepen in hoofdzaak tot het verleenen van machti ging aan B. en W. tot het verstrekken van het tweede tuinderscrediet en om daartoe bij de Provincie een leening te sluiten. De notulen van de vergadering van 27 Juli worden onveranderd vastgesteld. Ingekomen stukken. Aan de orde is: 1. Ingekomen stukken: a. Van den Minister van Staat, Minister van Bin- nenlandsche Zaken is bij brief van 27 Juli j.1., no. 13020, afd. W en S de mededeeling ontvangen, dat in afwijking van eene eerder genomen beslissing, voor het geheelc jaar 1932 het subsidie ten behoeve van de werkverschaffing (waaronder begrepen de steunregeling voor zelfstandige alleenwerkende tuin ders gedurende de perioden, waarin de werkverschaf fing met machtiging van voornoemden Minister is opengesteld), 75 bedraagt. De Voorzitter zegt, dat dit een aangename mededee ling is. Zooals den leden bekend is, kregen B. en W. op alle brieven steeds nul op het request, terwijl nu plotseling bericht inkwam dat op 75 subsidie ge rekend mag worden en ook dc navordering inge zonden mag worden. Wanneer dus weer met de werk verschaffing begonnen moet worden en de Raad acht het noodig een steunregeling voor zelfstandige alleen- werkende tuinders in het leven te roepen, dat de ge meente op een rijkssubsidie tot een bedrag van 75 aanspraak kan 'maken. De heer Kolkman vraagt of de menschen die thans op het gemeenteland aan het zichten zijn, onder de werkverschaffing vallen. De Voorzitter antwoordt ontkennend. Het verpanden van effecten. b. Van Gedeputeerde Staten is op 29 Juli j.1. inge komen een uittreksel uit het register van besluiten van dat College d.d. 27 Juli. no. 40, waaruit blijkt, dat de beslissing omtrent het raadsbesluit tot het verpanden van schuldbrieven is verdaagd. Waar de Raad in zijne vergadering van 27 Juli j.1. besloot bij H. M. de Koningin voorziening te vragen van de be slissing van Gedeputeerde Staten vermeld in hunne missive van 20 Juli j.1., no. 5, waarbij het College weigerde het onderwerpelijke raadsbesluit goed te keuren, is na ontvangst van het uittreksel uit het register van besluiten vorengenoemd, een schrijven aan Gedeputeerde Staten gezonden, waarin nadere verklaring wordt gevraagd. Na een telefonisch onder houd met de betrokken afdeeling der Provinciale Griffie, is door Burgemeester en Wethouders beslo ten het beroepschrift aan de Kroon voorloopig niet te doen uitgaan. De Voorzitter herinnert er aan, dat Ged. Staten had den bericht, dat er voor hen geen aanleiding be stond om het bedoelde raadsbesluit goed te keuren en dat naar aanleiding van die mededeeling de Raad besloot bij de Kroon in beroep te gaan. Enkele dagen na die raadsvergadering kwam het uittreksel uit het register van besluiten en daaruit bleek dat de be slissing omtrent het raadsbesluit tot verpanden van schuldbrieven was verdaagd. B. en W. hebben zich toen afgevraagd of het College van Ged. Staten soms teruggekomen was op zijn eerste beslissing, doch uit een telefonisch onderhoud bleek, dat er nog geen definitieve beslissing was genomen en opgemerkt werd, dat het beter was de beslissing van Ged. Sta ten af te wachten. Uit dit oogpunt hebben B. en W. het beroepschrift nog ingehouden. De heer Van Zoonen merkt op dat het intusschen lang duurt eer het genomen besluit in werking kan treden. Spr. wijst op de mogelijkheid, dat dan de gemeente niet zoo'n gebrek aan geld heeft en spr. zou het op prijs stellen als alleen in het uiterste geval de effecten werden verpand en vraagt zich af of de Raad nu wel in ^beroep behoeft te gaan. De Voorzitter acht dit wel gewenscht, al was het alleen maar om een principiëele uitspraak uit te lokken. Bovendien de gemeente kan plotseling weer gebrek aan geld krijgen en het verpanden van ef fecten noodig zijn. Wanneer het verpanden niet drin gend noodzakelijk is, zullen B. en W. het niet doeri. c. Bericht van den Minister van Binnenlandsche Zaken, dat hij bereid is de steunregeling voor de werkloozen alsnog te doen ingaan op 24 April 1.1. Door den Minister was eerst besloten dat de steun- veertieo dagen !had uitgesteld, dan had ik misschien gesproken maar nu is er tijd genoeg en ik wachtte liever tot ik gelegenheid had gehad om eerst met u te praten." „Weet je iets?" vroeg Marston. „Ik weet Iets! Dat wil zeggen, meneer, het kan wat zijn en het kan ook niets zijn!" verklaarde Garrett. „Dat ie niet mijn zaak om te zeggen of te beslissen, dat is het werk voor de politie en de rechters. Maar het is dit: Sir Gheville, die arme meneer, zou gaan trouwen met dat Fransche juffie, bij den kolonel, en gauw al!" „En?" zei Marston. „Nu meneer," ging Garrett door, instinctmatig zachter sprekend, „ik geloof, dat dat juffertje, wat wij zouden zeggen, een dubbel spel heeft gespeeld!" „Waarom? Wat weet je er van?" vroeg Marston. „Dit," antwoordde Garrett. „Al een heele tijd, tot twee of drie avonden geleden, heeft ze een zeker iemand op de heide ontmoet, heel laat in den avond, op een tijd, dat alle fatsoenlijke menschen, die 's nachts niet voor d'r werk uit moeten, in bed behooren te zijn! Dat is een feit, Sir Marston!" Marston wist al welk antwoord hij op zijn volgende vraag zou krijgen. „Wien ontmoette ze dan. Garrett?" De oude man boog zijn verweerd gezicht dichter naar zijn jongen meester toe. „Advocaat Birch!" antwoordde hij. „Advocaat Blrch!" Marston keek hem scherp aan. „Ben je daar zeker van?" vroeg hij. „Heb je het zelf gezien? Is het geen praatje?" Garrett maakte een verontwaardigd gebaar. „Praatjes!" riep hij vrijmoedig. „Ik ga niet op praatjes af, meneer. Ik heb het met mijn eigen oogen gezien!" „Wat heb je precies gezien?" vroeg Marston. Garrett hief de hand op en wees over de heide. „U kent dat boschje aan den kant van de heide, aan den anderen kant van uw huis? Het boschje van Swales, noemen wij het, omdat die dat bosch geplant heeft. Nou, meneer, uw oom wilde zien of we dit jaar niet wat met patrijzen zouden kunnen doen en we hadden een poosje geleden een paar jonge koppels en ik hield ze 's nachts zelf in de gaten. En toen op een keer, zag ik Birch en dat vreemde juffie bij mekaar komen, bij het boschje, en dikwijls ook laat in den nacht" „Hoe laat?" vroeg Marston. ,Van half elf tot twaalf meestal," zei Garrett. „Ik heb ze dikwijls gezien, en ze wisten heelemaal niet, dat er regeling zou ingaan 1 Mei, hoewel in de week van 24 April toch reeds betalingen waren geschied. Deze mededeelingen worden voor notificatie aange nomen. Het tweede tuinderscrediet 2. Voorstel om, naar aanleiding van een ingeko men schrijven d.d. 28 Juli j.1., no. 924 van de Cen trale Commissie van Advies inzake het verleenen van rentelooze voorschotten ten behoeve van den groven tuinbouw in West-Friesland, Burgemeester en Wethouders te machtigen om overeenkomstig het plan van uitvoering betreffende het verleenen van een 2e Regeeringscrediet van f700.000.voor den groven tuinbouw in Westfriesland een renteloos cre diet van ten hoogste f 6000.te verleenen ten be hoeve van de noodlijdende tuinders. De Voorzitter wijst er op dat opnieuw een raadsbe sluit noodig is, waarbij B. en W. gemachtigd wor den de credieten te verleenen en dit raadsbesluit is onderworpen aan de goedkeuring van Ged. Staten. Eén der credietnemers is vertrokken, 3 nagekomen aanvragen zijn ingezonden en de te verleenen cre dieten zullen dan ongeveer f20.000 beloopen, waarvan de gemeente 30 f 6000 zal hebben bij te passen. De heer Van Zoonen vraagt of menschen die geen uitkeering hebben ontvangen van het eerste regee ringscrediet, nu ook niet in de termen vallen voor het" tweede regeeringscrediet. Spr. wijst op de mo gelijkheid dat de aanvragen voor het eerste crediet werden afgewezen, omdat men het verleenen van crediet nog niet noodig achtte, doch dat met het oog op den veranderden toestand nu hulp wel noodza kelijk is. De Voorzitter deelt mede, dat het de bedoeling is, om dit tweede crediet te bestemmen voor de men schen, die een eerste crediet toegewezen hebben ge kregen. Dat is de algemeene regeling. De heer Van Zoonen zou het op prijs stellen als aan de Centrale Commissie werd gevraagd, afgewe zen aanvragen uit hoofde van nog niet noodig zijn, nu nog eens in behandeling te willen nemen. Door de eerste afwijzing zou het nu onmogelijk zijn voor deze menschen om voor een credietverleening in aanmerking te komen. De Voorzitter zegt, dat er over enkele nagekomen aanvragen bereids aan de Centrale Commissie is ge schreven. zoodat reeds aan het verzoek van den heer Van Zoonen is voldaan. De heer Kriller merkt op, dat er feitelijk nog maar van een eerste crediet kan worden gesproken, omdat het aangevraagde bedrag slechts voor de helft be schikbaar kon worden gesteld. Ook spr. wijst er op, dat menschen, die vorig maal getracht hebben zich te redden, nu uitgesloten zijn van deze credietver leening. De Voorzitter zegt, dat er veel meer crediet aange vraagd was, dan beschikbaar werd gesteld. Spr. geeft toe, dat de omstandighedeen voor verschillen de menschen gewijzigd zijn en dat men zeer eigenaar dig precedent schept. Maar het is nu eenmaal wet. We zullen hopen, dat er van de regeering een nadere steunregeling komt, waarbij de gemeente dan niet betrokken wordt. De heer Bakker wijst er op. dat hier geen aanvra gen zijn afgewezen, zooals door den heer Van Zoo nen wordt bedoeld. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van B. en W. besloten. Geld van de provincie. 3. Voorstel tot het aangaan eener geldleening met de provincie Noordholland ter verkrijging van de gelden benoodigd voor de rentelooze credieten voor den groven tuinbouw (2e regeeringscrediet), waarvan de gemeente volgens de bestaande regeling 30 pet. moet bijpassen. De Voorzitter deelt mede, dat nog voordat van de regeer ing. bericht inkwam, dat het tweede tuinders crediet zou worden verleend, B. en W. zich tót Ged. Staten hebben gewend met het verzoek of de pro vincie bereid zou zijn, de gemeente de middelen tot uitbetaling van dat tuinderscrediet te verschaffen. Ged. Staten hebben geantwoord dat zij bereid zijn het benoodigde bedrag te verstrekken, onder voorwaar de, dat de rente zal bedragen en het te leenen bedrag in uiterlijk 20 jaren zal worden afgelost, te beginnen met 1933 tot 1938 tot dezelfde bedragen als door de tuinders van de credieten zal worden afge lost. een na 1938 1/15 gedeelte p. jaar van 't resteerende bedrag. Mocht door de tuinders meer dan 1/15 van het resteerende bedrag afgelost worden, dan dient ook dat meerdere aan de provincie te worden afgelost. In de derde plaats wordt de voorwaarde gesteld dat B. en W. aan den raad zullen voorstellen tot vervroegde aflossing over te gaan. als gebleken is, dat de verleende credieten oninbaar zijn. De Voorzitter zegt. dat dit de uitweg is, want dat het anders vrijwel onmogelijk is om geld te leenen. Ook zal het zeer moeilijk vallen een kasgeldleening te sluiten. Op grond van het raadsbesluit van 11 April hebben B. en W. ook een adres aan Ged. Staten klaar, waarin gvraagd wordt, de gelden benoodigd voor de verstrekking van het eerste tuindersvoor schot. aan de gemeente te verstrekken. De gemeente Alkmaar moet op 1 September d kasgeldleening ad f5000 terug hebben, het eerste tuinderscrediet beliep f5100.— en als de provincie dit bedrag wil leenen, behalve zijzelf, nog iemand anders in de buurt was. Ik zag hem naar de heide toekomen, uit de richting van het dorp, en zij kwam van het huis van den kolonel, u weet, Sir Marston, dat ligt bij het dal, niet zoo ver van het boschje van Swales. Nou, ik zag natuurlijk gauw wat d'r aan de hand was. als de anderen naar bed waren kwam zij hierheen om d'r vrijer te ont moeten, stiekum! En dat is, zoo ik zeg, al een heele poos aan den gang!" „Wanneer zag je ze voor het laatst?" Garrett schudde het hoofd. „Tja!" zei hij veelbeteekenend. „Wanneer heb ik ze 't laatst gezien? Ik geloof Maandagnacht, dezelfde nacht, dat mijn arme meester vermoord werd!" Marston keek rond. of hij vreeede dat de oude iepen ooren hadden. „Ben je er absoluut zeker van, Garrett?" vroeg hij. „Absoluut, zeker?" „Jawel meneer, zoo zeker alsdat ik leef!" verklaarde de helde-opzichter. „Ik zag ze, dienzelfden nacht, allebei, advocaat Birch en de gouvernante van den kolonel, daar, waar ik ze zoo dikwijls heb zien samenkomen!" „Hoe laat was dat?" „Effies na elven," antwoordde Garrett prompt. „Hij was d'r eerst, zij kwam vlak daarop. Marston trachtte zich te herinneren wat Birch bij het onderzoek verklaard had. En plotseling herinnerde hij het zich: Birch had gezegd, dat hij om tien uur van de club was gegaan. Marston wist dat Birch goed kon fietsen, hij zou dus tijd genoeg, en zelfs tijd over, gehad hebben, voor zijn afspraakje om elf uur met mademoiselle de Coulanges." „Wat deden ze zoo, als ze elkaar ontmoetten?" vroeg hij. „Liepen de heide op. "t Schijnt dat ze nou van mekaar af zijn, weet u, Sir Marston." „Gingen ze Maandagnacht de heide op?" informeerde Marston. „Zeker net zoo," zei Garrett. „Ze gingen over den heuvel in de richting van de Zwarte Klip." „Zag je ze terug komen?" „Neen, meneer, dien nacht niet." antwoordde Garrett. „Soms zag ik ze wel van de hei terug komen, een uur ongeveer nadat ze mekaar getroffen hadden. soms ook niet. Ik heb ze dien nacht ook niet gezien." „Nu," erkende Marston, „ik ben blij dat je 't me ver teld hebt. Zeg er niets over, Garrett, geen woord tegen wien ook, tot ik weet wat we het beste doen kunnen. Zwijgen als het graf. hé?" De oude man knikte stil en ging terug naar de kuil. Een onderwijzer schrijft ons U heeft er zelf ook reeds over geschreven, maar het is zóó erg, dat ik U gelegenheid vraag, om mijn hart te luchten. Toegestaan? Daar gaat ie dan: Nu wou ik, dat ik nog 20 was en beschikte over de krachttermen van dien leeftijd om mijn verontwaardi ging lucht te geven over dat domste van alle bezuini gingsvoorstellen van de commlssie-Welter. Ik bedoel dit monstrum: „Vervanging der leerkrachten in de laagste twee klas- „sen der Lagere School door lager bezoldigde, voorna- „melijk vrouwelijke krachten met speciaal diploma. Be- „zuiniging op den duur 4 millioen." Stel u voor,' dat ge in Amsterdam of elders waar de bodem even onsolide is, een huis laat zetten. Als de plannen uitgewerkt zijn, blijkt het dat de totaal- kosten zullen bedragen f 50.000. Ge hebt echter maar f 45.000 en redt u op deze manier: het ontworpen plan laat ge uitvoeren met deze speciale opdracht, dat de f 5000 die ge tekort komt, moeten uitgespaard worden op de fundeering. U protesteert natuurlijk. Zóó gek zal u niet z(jn. Maar zóó gek is de commissie-Welter inderdaad. Ik wil haar de volle maat geven en erkennen, dat de toestand van 's lands kas zóó miserabel kan worden, dat zelfs het volksonderwijs tijdelijk versoberd moet worden. Laat het dan echter zoo geschieden, dat zijn grondslagen niet worden ondergraven, en we straks bij de puinhoopen staan. De Commlssie-Welter redeneert aldus: De eerste en tweede klas, kinderen van zes, zeven jaar. och waarom zou men op hen geen jongmaatjes loslaten, die nog minder voor hun taak berekend zijn dan de achttien-, negentien-jarigen, welke men in strijd met het meest elementaire paedagogisch inzicht nog kan de kasgeldleening aan Alkmaar terugbetaald worden. De heer Van Zoonen vindt een rente van 5H een zeer hooge rente. De Voorzitter kan dit, gezien den huidigen rente stand niet toegeven. De provincie kan er niet op toe leggen, de Staten hebben besloten de gemeenten zoo noodig aan deze gelden te helpen, echter tegen de zelfde rente als de provincie moet betalen. Spr. wijst er op, dat er verschillende gemeenten geldleeningen sluiten tegen 5% en ook tegen 5Vt doch dan beneden pari. Bovendien, als de gemeente goedkoo- per kan leenen, kan zij overgaan tot vervroegde af lossing. Het voorstel van B. en W. wordt zonder hoofde lijke stemming aangenomen. Een strijdkas voor de gemeenten. 4. Voorstel om aan de Crisiscommissie uit de Westfriesche gemeenten ter uitvoering van haar program van actie een subsidie te verleenen zooals door die Commissie is gevraagd. De Voorzitter licht toe. dat op 23 Juli te Hoorn een vergadering heeft plaats gehad van Westfriesche ge meentebesturen en besloten is een crisiscomité te benoemen. Dat comité doet reeds zooveel mogelijk, om voor de noodlijdende gemeenten hulp te vorkrij gen. Voor die actie is evenwel geld noodig en de Com missie vraagt nu ter vorming van een onvermijde lijke strijdkas een subsidie van 1 cent per week. De kosten bedragen dus voor onze gemeente f 13.45. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van B. en W. besloten. De Voorzitter deelt mede. dat aan Ged. Staten is gevraagd de f6000 de volgende week beschikbaar te willen stellen, opdat, als het geld van het rijk zal zijn ontvangen, zoo spoedig mogelijk de voorschotten aan de betrokken tuinders uftbetaald zullen kunnen worden. De rondvraag. 5. Rondvraag. De heer Kolkman vraagt, voor wiens rekening de kosten verbonden aan den brand bij Vlaming, zijn. Komen de kosten voor het uitspitten van het hooi voor rekening van de gemeente? De Voorzitter zegt, dat het uitspitten van het hooi als voorzorgsmaatregel dient te worden beschouwd en de kosten, daaraan verbonden, niet voor rekening van de gemeente dienen te komen. De verzekerings maatschappij is in dezen de belanghebbende Als er brand is, heeft de gemeente de plicht die te blus- schen. Voor de hier bedoelde kosten dienen de men schen zich met de verzekeringsmaatschappij te ver staan. De heer Van Zoonen vraagt namens de vereenigmg „Plaatselijk Belang", of deze vereeniging voor de twee kermisdagen het terrein voor lichamelijke oefe ning tegen dezelfde voorwaarden als verleden jaar mag gebruiken. die hij bezig was te graven en nadat Marston even in gedachten verzonken was blijven staan, ging hij naar Winterfold, steeg te paard en reed naar Hallithwaite, naar de club. In een hoek zag hij Sindal en Weathershaw samen lunchen; ln een andere hoek zat Holwortto Birch rustig in z'n eentje 'n karbonade te eten. HOOFDSTUK XV. De Theorie van den Rechtsgeleerde. Den geheel en weg van Lithersdale af was Marston's geest vervuld geweest met allerlei gedachten en ver moedens omtrent Birch, en het maakte een vreemde indruk op hem, dat de man, daar kalmweg een ge bakken karbonade met aardappelen zat te eten. Birch keek van zijn bord op, toen de jonge baronet door de eetzaal liep naar de tafel, waaraan Sindal en Weathers haw zaten, en hun oogen ontmoetten elkaar. Marston knikte even, en kon er met geen mogelijkheid iets te gen doen, jong als hij nog was dat hij een kleur kreeg. Maar Birch's blik was koel en rustig: zijn kalm knikje was haast brutaal van onverschilligheid, en onder wijl nam hij het glas bier op dat voor hem stond en bracht het naar zijn mond. Meer dan één lid van de club, dat daar in de buurt lunohte, zag deze scène en trok er één conclusie uit. de relatie tusschen de familie Stanbury en hun ouden rechtskundige adviseur had op gehouden te bestaan. Marston liep recht op Sindal en zijn gast toe, terwijl hij naar hun borden keek. Ze hadden zoo vroeg mogelijk geluncht en waren aan de beschuitjes met kaas. Marston liet zich in een leege stoel aan hun tafeltje vallen en boog zich naar Sindal. „Ik ben expres naar u toegekomen," fluisterde hij. „Ik heb zoo juist iets heel ernstigs gehoord. Laten we naar uw kantoor gaan, Sindal, dan zal ik alles ver tellen, hier kan ik niet spreken." „Hebt u geluncht," vroeg Sindal. „Zoudt u dat maar niet eerst doen?" Marston sneed een dikke snede brood en een flink stuk kaas. Hij wenkte den kellner, bestelde een glas bier, en vlug verorberde hij zijn eenvoudige lunch. En onder het kauwen keek hij schuin naar Biroh en dacht aan wat Garrett hem verteld had. „Vooruit!" zei hij ongeduldig, toen hij klaar was met eten, „ik heb iets op mijn hart en ben zoo gauw ik kon hierheen gekomen. We zijn in het kantoor alleen, niet waar?" steeds waardig keurt om op kosten van de leerlingen hun vakbekwaamheid te veroveren? Het gaat maar om de eerste begin selen: een beetje lezen, schrijven en rekenen en de peuters merken het immers niet, als ze verfomfaaid worden. Geestelijk en moreel worden ze gebruikt als proefkonijnen of proefratten, want de wetenschap eischt I nu eenmaal dat er slaohtofers vallen ter wille van de menschheid Ook het Hooger Onderwijs moet veeren laten, doch we lazen niet, dat er een soort derde- of vierde-rangs doktoren gecreëerd zal worden om de lijdende mensch heid gezond te maken en te houden. Voor het geestelijk en zedelijk heil van het opgroeiend geslacht komt het er echter minder op aan en de Commissie-Welter be cijfert een geldelijk voordeel van 4 millioen op den duur! Jawel, op den duur, want de krullejongens en de daghitjes, die voor een habbekrats de moeilijkste klas sen onveilig zullen maken, zijn er nog niet. Van dat I opgeschoten goed loopen er genoeg werkloos rond, doch voor het verwerven van de „speciaal te introduceren I onderwijsbevoegdheid" zal toch nog wel eenlge studie noodig zijn. Hoe men het aandurft om hier nog van „onderwijs"- bevoegdheid te spreken, mag een raadsel heeten. Het is geen loopjongenswerk, dat noodig is, want met name de eerste klas ia de moeilijkste en belangrijkste van alle. Om daarop vier millioen te bezuinigen en dus de grondslagen van het eenige onderwijs dat de meeste kinderen zullen ontvangen, moedwillig ondeugdelijk te maken, dat mag heldenmoed heeten! Geloof gerust, dat straks, als de halfwasjes hun joyeuse entree ln de volksschol maken, de deftige scholen voor kinderen uit den stand van de leden der Commissie-Welter hun deurer voor de nieuwe „bevoeg den" gesloten zullen houden, hermetisch gesloten. Tenzij, natuurlijk, de wet ln dit opzicht dwingend zou optreden. Wat voor reden zou daar echter voor zijn. als slechts gezorgd wordt, dat de extra-kosten niet op de publieke kas worden verhaald? Want de 4 millioen moeten taboe blijven. niet waar? De eeuw van het kind heeft al lang genoeg geduurd. Wij herdoopen haar en verder zal zij heeten: De eeuw der bezuiniging. Met het domme potlood. De Voorzitter deelt mede, dat verleden jaar een vergoeding van f5 per dag wgrd bedongen, benevens I de voorwaarde, dat als het terrein na het gebruik i herstelling behoefde, de vereeniging daarvoor zou zorgen. Spr. stelt voor onder dezelfde voorwaarden het terrein weer aan „Plaatselijk Belang" beschik baar te stellen. Wordt algemeen goedgevonden. Niet voldoende geletterd. De heer Waiboer zegt. dat hij in de vorige ver gadering inlichtingen heeft gevraagd over het Prov. Electrisch Bedrijf en hpm tone in overweging werd gegeven het verslag eerst te bestudeeren en in de volgende vergadering dan met cijfers te komen. Spr. heeft dat nog niet gedaan, doch is op onderzoek uit- gegaan, waarbij hem werd gezegd dat wij niet vol- I doende geletterd zijn om het verslag te kunnen be- j oordeelen. Doch een persoon in de gemeente was 1 daartoe wel in staat. nl. de Voorzitter en spr. ver zoekt daarom den Voorzitter het rapport te willen bestudeeren en als er posten in voorkomen die aan vechtbaar zijn, dan daarover advies te willen uit brengen. De Voorzitter zegt, het vertrouwen dat de heer Waiboer in hem stelt, te moeien beschamen, want ook spr. is zelfs niet geletterd genoeg om uit het rapport een voldoend inzicht te kunnen verkrijgen. I Wel staat in het verslag balans en winst- en.verlies-i rekening, maar men dient meer met de gestes van" dit geweldige bedrijf op de hoogte te zijn, om- er een oordeel over te kunnen vellen. Het 2*1 meer op den weg liggen van den heer Waiboer' om zich te ver staan met de Commissie van Bijstand voor de Pro vinciale bedrijven, omdat deze commissie voortdu rend met de cijfers en de gestes van het bedrijf op de hoogte wordt gesteld. En als lid van die commis sie noemt spr. dan den heer Dekker, burgemeester van Obdam. De heer Waiboer heeft in een courantenverslagje gelezen, dat de Commissie uit den Vleeschkeurings-i dient, kring Barsingerhorn, de begrooting heeft vast gesteld. Zijn rekening en begroot ing reeds aan de gemeenteraden toegezonden. De Voorzitter verzoekt den heer Kriller, die deze vergadering heeft bijgewoond, de door den heer Wai boer gestelde vraag te willen beantwoorden. De heer Kriller deelt mede, dat de begrooting van 1933 door de commissie is behandeld, doch dat deze begrooting vervolgens nog in de gemeenteraden komt De heer Waiboer zal dan op deze zaak terugko men. Hierna niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter de vergadering. „Ja zeker," antwoordde Sindal, opstaande. „We zullen er dadelijk heengaan." Sindal's kantoren waren in een gebouw juist tegen over de club; hij nam zijn bezoek dadelijk mee naar zijn privé-kantoor enwees nadrukkelijk op de dubbele deur. „Zoo stil als het graf!" zei hij en nam sigaren en sigaretten van de schoorsteen, die hij zijn bezoekers aanbood. „U kunt hier absoluut veilig spreken, Sir Mar ston. Ik ben .benieuwd wat u hebt te vertellen?" Marston deed dadelijk het relaas van zijn onderhoud met Garrett; hij herhaalde woordelijk wat de oude man hem gezegd had. Hij keek beurtelings naar zijn belde toehoorders: Sindal luisterde nieuwsgierig, zelfs opge wonden; Weathershaw rookte kalm zijn sigaar en was flegmatisch als steeds. „Goeie genade!" riep Sindal, toen Marston uitgespro ken was. „Klopt dat niet geheel met wat Ik vertelde? Dat bewijst natuurlijk duidelijk, dat Mademoiselle een... nou, op een aardige manier een dubbel rolletje heeft gespeeld, hé? Bleef de relatie met Birch aanhouden, terwijl ze verloofd was met Sir Ohevllle! En Birch had apartjes met de verloofde van zijn cliënt, bijna onder den neus van Sir Cheville! En die samenkomst Maandagnacht verdorie, dat is ernstig! Had die oude baas gisteren maar gesproken! Maar natuurlijk komt hij op de verdaagde zitting, over veertien dagen! Wat zeg jij van dit alles, Weathershaw?" „Dat er in veertien dagen een heeleboel kan gebeu ren!" antwoordde de detective. „Voorzichtige kerel!" prees Sindal. „Laat zich niet vangen! Je bedoelt, dat je in die veertien dagen flink wat hoopt te doen, niet?" „Zoo is het," stemde Weathershaw toe. „Toe nou!" protesteerde de rechtsgeleerde. „Je kunt toch wel zeggen, wat je vindt van het verhaal, dat Sir Marston ons juist vertelde." „Ik vind er heelemaal niets van!" antwoordde Wea- tershaw. „Het feit op ziohzelf, dat een man en een vrouw elkaar om middernacht op de heide ontmoeten, is niet zoo vreemd. Vóórdat ik daar grooter waarde aan hecht, zou ik verschillende dingen willen weten." „Wat, bijvoorbeeld?" vroeg Sindal. „O," antwoorde Weathershaw, met een van z'n on schuldige glimlachjes, „om te beginnen, wat meer van Mademoiselle de Coulanges, antecedenten, en dan iets omtrent het karakter van meneer Birch." Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1932 | | pagina 14