Raad
Oude Niedorp.
DE ERGSTE AANVAL OP
HET VOLKSONDERWIJS.
Vergadering van den Raad op Donderdag 18
Augustus 1932, des avonds ten 8 ure.
Voorzitter: B. J. F. Meijer, burgemeester.
Aanwezig zijn de leden J. Bakker, C. de Boer, W.
Kolkman, D. Kriller, W. Slijkerman, J. Waiboer en
J. van Zoonen.
De Voorzitter opent de vergadering en deelt mede.
dat hoewel nog kortgeleden de Raad bijeen is ge
weest, n.1. 27 Juli j.1., opnieuw de Raad bijeen is ge
roepen in hoofdzaak tot het verleenen van machti
ging aan B. en W. tot het verstrekken van het tweede
tuinderscrediet en om daartoe bij de Provincie een
leening te sluiten.
De notulen van de vergadering van 27 Juli worden
onveranderd vastgesteld.
Ingekomen stukken.
Aan de orde is:
1. Ingekomen stukken:
a. Van den Minister van Staat, Minister van Bin-
nenlandsche Zaken is bij brief van 27 Juli j.1., no.
13020, afd. W en S de mededeeling ontvangen, dat
in afwijking van eene eerder genomen beslissing,
voor het geheelc jaar 1932 het subsidie ten behoeve
van de werkverschaffing (waaronder begrepen de
steunregeling voor zelfstandige alleenwerkende tuin
ders gedurende de perioden, waarin de werkverschaf
fing met machtiging van voornoemden Minister is
opengesteld), 75 bedraagt.
De Voorzitter zegt, dat dit een aangename mededee
ling is. Zooals den leden bekend is, kregen B. en W.
op alle brieven steeds nul op het request, terwijl nu
plotseling bericht inkwam dat op 75 subsidie ge
rekend mag worden en ook dc navordering inge
zonden mag worden. Wanneer dus weer met de werk
verschaffing begonnen moet worden en de Raad acht
het noodig een steunregeling voor zelfstandige alleen-
werkende tuinders in het leven te roepen, dat de ge
meente op een rijkssubsidie tot een bedrag van 75
aanspraak kan 'maken.
De heer Kolkman vraagt of de menschen die thans
op het gemeenteland aan het zichten zijn, onder de
werkverschaffing vallen.
De Voorzitter antwoordt ontkennend.
Het verpanden van effecten.
b. Van Gedeputeerde Staten is op 29 Juli j.1. inge
komen een uittreksel uit het register van besluiten
van dat College d.d. 27 Juli. no. 40, waaruit blijkt,
dat de beslissing omtrent het raadsbesluit tot het
verpanden van schuldbrieven is verdaagd. Waar de
Raad in zijne vergadering van 27 Juli j.1. besloot bij
H. M. de Koningin voorziening te vragen van de be
slissing van Gedeputeerde Staten vermeld in hunne
missive van 20 Juli j.1., no. 5, waarbij het College
weigerde het onderwerpelijke raadsbesluit goed te
keuren, is na ontvangst van het uittreksel uit het
register van besluiten vorengenoemd, een schrijven
aan Gedeputeerde Staten gezonden, waarin nadere
verklaring wordt gevraagd. Na een telefonisch onder
houd met de betrokken afdeeling der Provinciale
Griffie, is door Burgemeester en Wethouders beslo
ten het beroepschrift aan de Kroon voorloopig niet te
doen uitgaan.
De Voorzitter herinnert er aan, dat Ged. Staten had
den bericht, dat er voor hen geen aanleiding be
stond om het bedoelde raadsbesluit goed te keuren
en dat naar aanleiding van die mededeeling de Raad
besloot bij de Kroon in beroep te gaan. Enkele dagen
na die raadsvergadering kwam het uittreksel uit het
register van besluiten en daaruit bleek dat de be
slissing omtrent het raadsbesluit tot verpanden van
schuldbrieven was verdaagd. B. en W. hebben zich
toen afgevraagd of het College van Ged. Staten soms
teruggekomen was op zijn eerste beslissing, doch
uit een telefonisch onderhoud bleek, dat er nog geen
definitieve beslissing was genomen en opgemerkt
werd, dat het beter was de beslissing van Ged. Sta
ten af te wachten. Uit dit oogpunt hebben B. en W.
het beroepschrift nog ingehouden.
De heer Van Zoonen merkt op dat het intusschen
lang duurt eer het genomen besluit in werking kan
treden. Spr. wijst op de mogelijkheid, dat dan de
gemeente niet zoo'n gebrek aan geld heeft en spr. zou
het op prijs stellen als alleen in het uiterste geval
de effecten werden verpand en vraagt zich af of
de Raad nu wel in ^beroep behoeft te gaan.
De Voorzitter acht dit wel gewenscht, al was het
alleen maar om een principiëele uitspraak uit te
lokken. Bovendien de gemeente kan plotseling weer
gebrek aan geld krijgen en het verpanden van ef
fecten noodig zijn. Wanneer het verpanden niet drin
gend noodzakelijk is, zullen B. en W. het niet doeri.
c. Bericht van den Minister van Binnenlandsche
Zaken, dat hij bereid is de steunregeling voor de
werkloozen alsnog te doen ingaan op 24 April 1.1.
Door den Minister was eerst besloten dat de steun-
veertieo dagen !had uitgesteld, dan had ik misschien
gesproken maar nu is er tijd genoeg en ik wachtte
liever tot ik gelegenheid had gehad om eerst met u
te praten."
„Weet je iets?" vroeg Marston.
„Ik weet Iets! Dat wil zeggen, meneer, het kan wat
zijn en het kan ook niets zijn!" verklaarde Garrett.
„Dat ie niet mijn zaak om te zeggen of te beslissen,
dat is het werk voor de politie en de rechters. Maar
het is dit: Sir Gheville, die arme meneer, zou gaan
trouwen met dat Fransche juffie, bij den kolonel, en
gauw al!"
„En?" zei Marston.
„Nu meneer," ging Garrett door, instinctmatig zachter
sprekend, „ik geloof, dat dat juffertje, wat wij zouden
zeggen, een dubbel spel heeft gespeeld!"
„Waarom? Wat weet je er van?" vroeg Marston.
„Dit," antwoordde Garrett. „Al een heele tijd, tot twee
of drie avonden geleden, heeft ze een zeker iemand op
de heide ontmoet, heel laat in den avond, op een
tijd, dat alle fatsoenlijke menschen, die 's nachts niet
voor d'r werk uit moeten, in bed behooren te zijn! Dat
is een feit, Sir Marston!"
Marston wist al welk antwoord hij op zijn volgende
vraag zou krijgen.
„Wien ontmoette ze dan. Garrett?"
De oude man boog zijn verweerd gezicht dichter naar
zijn jongen meester toe.
„Advocaat Birch!" antwoordde hij. „Advocaat Blrch!"
Marston keek hem scherp aan.
„Ben je daar zeker van?" vroeg hij. „Heb je het zelf
gezien? Is het geen praatje?"
Garrett maakte een verontwaardigd gebaar.
„Praatjes!" riep hij vrijmoedig. „Ik ga niet op praatjes
af, meneer. Ik heb het met mijn eigen oogen gezien!"
„Wat heb je precies gezien?" vroeg Marston.
Garrett hief de hand op en wees over de heide.
„U kent dat boschje aan den kant van de heide, aan
den anderen kant van uw huis? Het boschje van
Swales, noemen wij het, omdat die dat bosch geplant
heeft. Nou, meneer, uw oom wilde zien of we dit jaar
niet wat met patrijzen zouden kunnen doen en we
hadden een poosje geleden een paar jonge koppels en
ik hield ze 's nachts zelf in de gaten. En toen op een
keer, zag ik Birch en dat vreemde juffie bij mekaar
komen, bij het boschje, en dikwijls ook laat in den
nacht"
„Hoe laat?" vroeg Marston.
,Van half elf tot twaalf meestal," zei Garrett. „Ik heb
ze dikwijls gezien, en ze wisten heelemaal niet, dat er
regeling zou ingaan 1 Mei, hoewel in de week van
24 April toch reeds betalingen waren geschied.
Deze mededeelingen worden voor notificatie aange
nomen.
Het tweede tuinderscrediet
2. Voorstel om, naar aanleiding van een ingeko
men schrijven d.d. 28 Juli j.1., no. 924 van de Cen
trale Commissie van Advies inzake het verleenen
van rentelooze voorschotten ten behoeve van den
groven tuinbouw in West-Friesland, Burgemeester en
Wethouders te machtigen om overeenkomstig het
plan van uitvoering betreffende het verleenen van
een 2e Regeeringscrediet van f700.000.voor den
groven tuinbouw in Westfriesland een renteloos cre
diet van ten hoogste f 6000.te verleenen ten be
hoeve van de noodlijdende tuinders.
De Voorzitter wijst er op dat opnieuw een raadsbe
sluit noodig is, waarbij B. en W. gemachtigd wor
den de credieten te verleenen en dit raadsbesluit is
onderworpen aan de goedkeuring van Ged. Staten.
Eén der credietnemers is vertrokken, 3 nagekomen
aanvragen zijn ingezonden en de te verleenen cre
dieten zullen dan ongeveer f20.000 beloopen, waarvan
de gemeente 30 f 6000 zal hebben bij te passen.
De heer Van Zoonen vraagt of menschen die geen
uitkeering hebben ontvangen van het eerste regee
ringscrediet, nu ook niet in de termen vallen voor
het" tweede regeeringscrediet. Spr. wijst op de mo
gelijkheid dat de aanvragen voor het eerste crediet
werden afgewezen, omdat men het verleenen van
crediet nog niet noodig achtte, doch dat met het oog
op den veranderden toestand nu hulp wel noodza
kelijk is.
De Voorzitter deelt mede, dat het de bedoeling is,
om dit tweede crediet te bestemmen voor de men
schen, die een eerste crediet toegewezen hebben ge
kregen. Dat is de algemeene regeling.
De heer Van Zoonen zou het op prijs stellen als
aan de Centrale Commissie werd gevraagd, afgewe
zen aanvragen uit hoofde van nog niet noodig zijn,
nu nog eens in behandeling te willen nemen. Door
de eerste afwijzing zou het nu onmogelijk zijn voor
deze menschen om voor een credietverleening in
aanmerking te komen.
De Voorzitter zegt, dat er over enkele nagekomen
aanvragen bereids aan de Centrale Commissie is ge
schreven. zoodat reeds aan het verzoek van den heer
Van Zoonen is voldaan.
De heer Kriller merkt op, dat er feitelijk nog maar
van een eerste crediet kan worden gesproken, omdat
het aangevraagde bedrag slechts voor de helft be
schikbaar kon worden gesteld. Ook spr. wijst er op,
dat menschen, die vorig maal getracht hebben zich
te redden, nu uitgesloten zijn van deze credietver
leening.
De Voorzitter zegt, dat er veel meer crediet aange
vraagd was, dan beschikbaar werd gesteld. Spr.
geeft toe, dat de omstandighedeen voor verschillen
de menschen gewijzigd zijn en dat men zeer eigenaar
dig precedent schept. Maar het is nu eenmaal wet.
We zullen hopen, dat er van de regeering een nadere
steunregeling komt, waarbij de gemeente dan niet
betrokken wordt.
De heer Bakker wijst er op. dat hier geen aanvra
gen zijn afgewezen, zooals door den heer Van Zoo
nen wordt bedoeld.
Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het
voorstel van B. en W. besloten.
Geld van de provincie.
3. Voorstel tot het aangaan eener geldleening
met de provincie Noordholland ter verkrijging van
de gelden benoodigd voor de rentelooze credieten
voor den groven tuinbouw (2e regeeringscrediet),
waarvan de gemeente volgens de bestaande regeling
30 pet. moet bijpassen.
De Voorzitter deelt mede, dat nog voordat van de
regeer ing. bericht inkwam, dat het tweede tuinders
crediet zou worden verleend, B. en W. zich tót Ged.
Staten hebben gewend met het verzoek of de pro
vincie bereid zou zijn, de gemeente de middelen tot
uitbetaling van dat tuinderscrediet te verschaffen.
Ged. Staten hebben geantwoord dat zij bereid zijn het
benoodigde bedrag te verstrekken, onder voorwaar
de, dat de rente zal bedragen en het te leenen
bedrag in uiterlijk 20 jaren zal worden afgelost, te
beginnen met 1933 tot 1938 tot dezelfde bedragen als
door de tuinders van de credieten zal worden afge
lost. een na 1938 1/15 gedeelte p. jaar van 't resteerende
bedrag. Mocht door de tuinders meer dan 1/15 van het
resteerende bedrag afgelost worden, dan dient ook
dat meerdere aan de provincie te worden afgelost.
In de derde plaats wordt de voorwaarde gesteld
dat B. en W. aan den raad zullen voorstellen tot
vervroegde aflossing over te gaan. als gebleken is,
dat de verleende credieten oninbaar zijn.
De Voorzitter zegt. dat dit de uitweg is, want dat
het anders vrijwel onmogelijk is om geld te leenen.
Ook zal het zeer moeilijk vallen een kasgeldleening
te sluiten. Op grond van het raadsbesluit van 11
April hebben B. en W. ook een adres aan Ged. Staten
klaar, waarin gvraagd wordt, de gelden benoodigd
voor de verstrekking van het eerste tuindersvoor
schot. aan de gemeente te verstrekken. De gemeente
Alkmaar moet op 1 September d kasgeldleening ad
f5000 terug hebben, het eerste tuinderscrediet beliep
f5100.— en als de provincie dit bedrag wil leenen,
behalve zijzelf, nog iemand anders in de buurt was. Ik
zag hem naar de heide toekomen, uit de richting van
het dorp, en zij kwam van het huis van den kolonel,
u weet, Sir Marston, dat ligt bij het dal, niet zoo ver
van het boschje van Swales. Nou, ik zag natuurlijk
gauw wat d'r aan de hand was. als de anderen naar
bed waren kwam zij hierheen om d'r vrijer te ont
moeten, stiekum! En dat is, zoo ik zeg, al een heele
poos aan den gang!"
„Wanneer zag je ze voor het laatst?"
Garrett schudde het hoofd.
„Tja!" zei hij veelbeteekenend. „Wanneer heb ik ze
't laatst gezien? Ik geloof Maandagnacht, dezelfde
nacht, dat mijn arme meester vermoord werd!"
Marston keek rond. of hij vreeede dat de oude iepen
ooren hadden.
„Ben je er absoluut zeker van, Garrett?" vroeg hij.
„Absoluut, zeker?"
„Jawel meneer, zoo zeker alsdat ik leef!" verklaarde
de helde-opzichter. „Ik zag ze, dienzelfden nacht, allebei,
advocaat Birch en de gouvernante van den kolonel, daar,
waar ik ze zoo dikwijls heb zien samenkomen!"
„Hoe laat was dat?"
„Effies na elven," antwoordde Garrett prompt. „Hij
was d'r eerst, zij kwam vlak daarop.
Marston trachtte zich te herinneren wat Birch bij het
onderzoek verklaard had. En plotseling herinnerde hij
het zich: Birch had gezegd, dat hij om tien uur van
de club was gegaan. Marston wist dat Birch goed kon
fietsen, hij zou dus tijd genoeg, en zelfs tijd over,
gehad hebben, voor zijn afspraakje om elf uur met
mademoiselle de Coulanges."
„Wat deden ze zoo, als ze elkaar ontmoetten?" vroeg
hij.
„Liepen de heide op. "t Schijnt dat ze nou van mekaar
af zijn, weet u, Sir Marston."
„Gingen ze Maandagnacht de heide op?" informeerde
Marston.
„Zeker net zoo," zei Garrett. „Ze gingen over den
heuvel in de richting van de Zwarte Klip."
„Zag je ze terug komen?"
„Neen, meneer, dien nacht niet." antwoordde Garrett.
„Soms zag ik ze wel van de hei terug komen, een uur
ongeveer nadat ze mekaar getroffen hadden. soms
ook niet. Ik heb ze dien nacht ook niet gezien."
„Nu," erkende Marston, „ik ben blij dat je 't me ver
teld hebt. Zeg er niets over, Garrett, geen woord
tegen wien ook, tot ik weet wat we het beste doen
kunnen. Zwijgen als het graf. hé?"
De oude man knikte stil en ging terug naar de kuil.
Een onderwijzer schrijft ons
U heeft er zelf ook reeds over geschreven, maar het
is zóó erg, dat ik U gelegenheid vraag, om mijn hart
te luchten. Toegestaan?
Daar gaat ie dan:
Nu wou ik, dat ik nog 20 was en beschikte over de
krachttermen van dien leeftijd om mijn verontwaardi
ging lucht te geven over dat domste van alle bezuini
gingsvoorstellen van de commlssie-Welter.
Ik bedoel dit monstrum:
„Vervanging der leerkrachten in de laagste twee klas-
„sen der Lagere School door lager bezoldigde, voorna-
„melijk vrouwelijke krachten met speciaal diploma. Be-
„zuiniging op den duur 4 millioen."
Stel u voor,' dat ge in Amsterdam of elders waar
de bodem even onsolide is, een huis laat zetten. Als
de plannen uitgewerkt zijn, blijkt het dat de totaal-
kosten zullen bedragen f 50.000.
Ge hebt echter maar f 45.000 en redt u op deze
manier: het ontworpen plan laat ge uitvoeren met deze
speciale opdracht, dat de f 5000 die ge tekort komt,
moeten uitgespaard worden op de fundeering.
U protesteert natuurlijk. Zóó gek zal u niet z(jn.
Maar zóó gek is de commissie-Welter inderdaad. Ik
wil haar de volle maat geven en erkennen, dat de
toestand van 's lands kas zóó miserabel kan worden,
dat zelfs het volksonderwijs tijdelijk versoberd moet
worden. Laat het dan echter zoo geschieden, dat zijn
grondslagen niet worden ondergraven, en we straks
bij de puinhoopen staan.
De Commlssie-Welter redeneert aldus:
De eerste en tweede klas, kinderen van zes, zeven
jaar. och waarom zou men op hen geen jongmaatjes
loslaten, die nog minder voor hun taak berekend zijn
dan de achttien-, negentien-jarigen, welke men in strijd
met het meest elementaire paedagogisch inzicht nog
kan de kasgeldleening aan Alkmaar terugbetaald
worden.
De heer Van Zoonen vindt een rente van 5H
een zeer hooge rente.
De Voorzitter kan dit, gezien den huidigen rente
stand niet toegeven. De provincie kan er niet op toe
leggen, de Staten hebben besloten de gemeenten zoo
noodig aan deze gelden te helpen, echter tegen de
zelfde rente als de provincie moet betalen. Spr. wijst
er op, dat er verschillende gemeenten geldleeningen
sluiten tegen 5% en ook tegen 5Vt doch dan
beneden pari. Bovendien, als de gemeente goedkoo-
per kan leenen, kan zij overgaan tot vervroegde af
lossing.
Het voorstel van B. en W. wordt zonder hoofde
lijke stemming aangenomen.
Een strijdkas voor de gemeenten.
4. Voorstel om aan de Crisiscommissie uit de
Westfriesche gemeenten ter uitvoering van haar
program van actie een subsidie te verleenen zooals
door die Commissie is gevraagd.
De Voorzitter licht toe. dat op 23 Juli te Hoorn een
vergadering heeft plaats gehad van Westfriesche ge
meentebesturen en besloten is een crisiscomité te
benoemen. Dat comité doet reeds zooveel mogelijk,
om voor de noodlijdende gemeenten hulp te vorkrij
gen. Voor die actie is evenwel geld noodig en de Com
missie vraagt nu ter vorming van een onvermijde
lijke strijdkas een subsidie van 1 cent per week. De
kosten bedragen dus voor onze gemeente f 13.45.
Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het
voorstel van B. en W. besloten.
De Voorzitter deelt mede. dat aan Ged. Staten is
gevraagd de f6000 de volgende week beschikbaar te
willen stellen, opdat, als het geld van het rijk zal zijn
ontvangen, zoo spoedig mogelijk de voorschotten aan
de betrokken tuinders uftbetaald zullen kunnen
worden.
De rondvraag.
5. Rondvraag.
De heer Kolkman vraagt, voor wiens rekening de
kosten verbonden aan den brand bij Vlaming, zijn.
Komen de kosten voor het uitspitten van het hooi
voor rekening van de gemeente?
De Voorzitter zegt, dat het uitspitten van het hooi
als voorzorgsmaatregel dient te worden beschouwd
en de kosten, daaraan verbonden, niet voor rekening
van de gemeente dienen te komen. De verzekerings
maatschappij is in dezen de belanghebbende Als er
brand is, heeft de gemeente de plicht die te blus-
schen. Voor de hier bedoelde kosten dienen de men
schen zich met de verzekeringsmaatschappij te ver
staan.
De heer Van Zoonen vraagt namens de vereenigmg
„Plaatselijk Belang", of deze vereeniging voor de
twee kermisdagen het terrein voor lichamelijke oefe
ning tegen dezelfde voorwaarden als verleden jaar
mag gebruiken.
die hij bezig was te graven en nadat Marston even in
gedachten verzonken was blijven staan, ging hij naar
Winterfold, steeg te paard en reed naar Hallithwaite,
naar de club.
In een hoek zag hij Sindal en Weathershaw samen
lunchen; ln een andere hoek zat Holwortto Birch rustig
in z'n eentje 'n karbonade te eten.
HOOFDSTUK XV.
De Theorie van den Rechtsgeleerde.
Den geheel en weg van Lithersdale af was Marston's
geest vervuld geweest met allerlei gedachten en ver
moedens omtrent Birch, en het maakte een vreemde
indruk op hem, dat de man, daar kalmweg een ge
bakken karbonade met aardappelen zat te eten. Birch
keek van zijn bord op, toen de jonge baronet door de
eetzaal liep naar de tafel, waaraan Sindal en Weathers
haw zaten, en hun oogen ontmoetten elkaar. Marston
knikte even, en kon er met geen mogelijkheid iets te
gen doen, jong als hij nog was dat hij een kleur
kreeg. Maar Birch's blik was koel en rustig: zijn kalm
knikje was haast brutaal van onverschilligheid, en onder
wijl nam hij het glas bier op dat voor hem stond en
bracht het naar zijn mond. Meer dan één lid van de
club, dat daar in de buurt lunohte, zag deze scène en
trok er één conclusie uit. de relatie tusschen de familie
Stanbury en hun ouden rechtskundige adviseur had op
gehouden te bestaan.
Marston liep recht op Sindal en zijn gast toe, terwijl
hij naar hun borden keek. Ze hadden zoo vroeg mogelijk
geluncht en waren aan de beschuitjes met kaas. Marston
liet zich in een leege stoel aan hun tafeltje vallen en
boog zich naar Sindal.
„Ik ben expres naar u toegekomen," fluisterde hij.
„Ik heb zoo juist iets heel ernstigs gehoord. Laten we
naar uw kantoor gaan, Sindal, dan zal ik alles ver
tellen, hier kan ik niet spreken."
„Hebt u geluncht," vroeg Sindal. „Zoudt u dat maar
niet eerst doen?"
Marston sneed een dikke snede brood en een flink
stuk kaas. Hij wenkte den kellner, bestelde een glas
bier, en vlug verorberde hij zijn eenvoudige lunch. En
onder het kauwen keek hij schuin naar Biroh en dacht
aan wat Garrett hem verteld had.
„Vooruit!" zei hij ongeduldig, toen hij klaar was met
eten, „ik heb iets op mijn hart en ben zoo gauw ik kon
hierheen gekomen. We zijn in het kantoor alleen, niet
waar?"
steeds waardig keurt om op kosten van de leerlingen
hun vakbekwaamheid te veroveren?
Het gaat maar om de eerste begin
selen: een beetje lezen, schrijven en rekenen en de
peuters merken het immers niet, als ze verfomfaaid
worden. Geestelijk en moreel worden ze gebruikt als
proefkonijnen of proefratten, want de wetenschap eischt I
nu eenmaal dat er slaohtofers vallen ter wille van
de menschheid
Ook het Hooger Onderwijs moet veeren laten, doch
we lazen niet, dat er een soort derde- of vierde-rangs
doktoren gecreëerd zal worden om de lijdende mensch
heid gezond te maken en te houden. Voor het geestelijk
en zedelijk heil van het opgroeiend geslacht komt het
er echter minder op aan en de Commissie-Welter be
cijfert een geldelijk voordeel van 4 millioen op den
duur!
Jawel, op den duur, want de krullejongens en de
daghitjes, die voor een habbekrats de moeilijkste klas
sen onveilig zullen maken, zijn er nog niet. Van dat I
opgeschoten goed loopen er genoeg werkloos rond, doch
voor het verwerven van de „speciaal te introduceren I
onderwijsbevoegdheid" zal toch nog wel eenlge studie
noodig zijn.
Hoe men het aandurft om hier nog van „onderwijs"-
bevoegdheid te spreken, mag een raadsel heeten. Het
is geen loopjongenswerk, dat noodig is, want met name
de eerste klas ia de moeilijkste en belangrijkste van
alle.
Om daarop vier millioen te bezuinigen en dus de
grondslagen van het eenige onderwijs dat de meeste
kinderen zullen ontvangen, moedwillig ondeugdelijk te
maken, dat mag heldenmoed heeten!
Geloof gerust, dat straks, als de halfwasjes hun
joyeuse entree ln de volksschol maken, de deftige
scholen voor kinderen uit den stand van de leden der
Commissie-Welter hun deurer voor de nieuwe „bevoeg
den" gesloten zullen houden, hermetisch gesloten.
Tenzij, natuurlijk, de wet ln dit opzicht dwingend
zou optreden. Wat voor reden zou daar echter voor zijn.
als slechts gezorgd wordt, dat de extra-kosten niet op
de publieke kas worden verhaald?
Want de 4 millioen moeten taboe blijven. niet waar?
De eeuw van het kind heeft al lang genoeg geduurd.
Wij herdoopen haar en verder zal zij heeten:
De eeuw der bezuiniging.
Met het domme potlood.
De Voorzitter deelt mede, dat verleden jaar een
vergoeding van f5 per dag wgrd bedongen, benevens I
de voorwaarde, dat als het terrein na het gebruik i
herstelling behoefde, de vereeniging daarvoor zou
zorgen. Spr. stelt voor onder dezelfde voorwaarden
het terrein weer aan „Plaatselijk Belang" beschik
baar te stellen.
Wordt algemeen goedgevonden.
Niet voldoende geletterd.
De heer Waiboer zegt. dat hij in de vorige ver
gadering inlichtingen heeft gevraagd over het Prov.
Electrisch Bedrijf en hpm tone in overweging werd
gegeven het verslag eerst te bestudeeren en in de
volgende vergadering dan met cijfers te komen. Spr.
heeft dat nog niet gedaan, doch is op onderzoek uit-
gegaan, waarbij hem werd gezegd dat wij niet vol- I
doende geletterd zijn om het verslag te kunnen be- j
oordeelen. Doch een persoon in de gemeente was 1
daartoe wel in staat. nl. de Voorzitter en spr. ver
zoekt daarom den Voorzitter het rapport te willen
bestudeeren en als er posten in voorkomen die aan
vechtbaar zijn, dan daarover advies te willen uit
brengen.
De Voorzitter zegt, het vertrouwen dat de heer
Waiboer in hem stelt, te moeien beschamen, want
ook spr. is zelfs niet geletterd genoeg om uit het
rapport een voldoend inzicht te kunnen verkrijgen. I
Wel staat in het verslag balans en winst- en.verlies-i
rekening, maar men dient meer met de gestes van"
dit geweldige bedrijf op de hoogte te zijn, om- er een
oordeel over te kunnen vellen. Het 2*1 meer op den
weg liggen van den heer Waiboer' om zich te ver
staan met de Commissie van Bijstand voor de Pro
vinciale bedrijven, omdat deze commissie voortdu
rend met de cijfers en de gestes van het bedrijf op
de hoogte wordt gesteld. En als lid van die commis
sie noemt spr. dan den heer Dekker, burgemeester
van Obdam.
De heer Waiboer heeft in een courantenverslagje
gelezen, dat de Commissie uit den Vleeschkeurings-i
dient, kring Barsingerhorn, de begrooting heeft vast
gesteld. Zijn rekening en begroot ing reeds aan de
gemeenteraden toegezonden.
De Voorzitter verzoekt den heer Kriller, die deze
vergadering heeft bijgewoond, de door den heer Wai
boer gestelde vraag te willen beantwoorden.
De heer Kriller deelt mede, dat de begrooting van
1933 door de commissie is behandeld, doch dat deze
begrooting vervolgens nog in de gemeenteraden
komt
De heer Waiboer zal dan op deze zaak terugko
men.
Hierna niemand meer het woord verlangende, sluit
de Voorzitter de vergadering.
„Ja zeker," antwoordde Sindal, opstaande. „We zullen
er dadelijk heengaan."
Sindal's kantoren waren in een gebouw juist tegen
over de club; hij nam zijn bezoek dadelijk mee naar
zijn privé-kantoor enwees nadrukkelijk op de dubbele
deur.
„Zoo stil als het graf!" zei hij en nam sigaren en
sigaretten van de schoorsteen, die hij zijn bezoekers
aanbood. „U kunt hier absoluut veilig spreken, Sir Mar
ston. Ik ben .benieuwd wat u hebt te vertellen?"
Marston deed dadelijk het relaas van zijn onderhoud
met Garrett; hij herhaalde woordelijk wat de oude man
hem gezegd had. Hij keek beurtelings naar zijn belde
toehoorders: Sindal luisterde nieuwsgierig, zelfs opge
wonden; Weathershaw rookte kalm zijn sigaar en was
flegmatisch als steeds.
„Goeie genade!" riep Sindal, toen Marston uitgespro
ken was. „Klopt dat niet geheel met wat Ik vertelde?
Dat bewijst natuurlijk duidelijk, dat Mademoiselle een...
nou, op een aardige manier een dubbel rolletje heeft
gespeeld, hé? Bleef de relatie met Birch aanhouden,
terwijl ze verloofd was met Sir Ohevllle! En Birch
had apartjes met de verloofde van zijn cliënt, bijna
onder den neus van Sir Cheville! En die samenkomst
Maandagnacht verdorie, dat is ernstig! Had die oude
baas gisteren maar gesproken! Maar natuurlijk komt
hij op de verdaagde zitting, over veertien dagen! Wat
zeg jij van dit alles, Weathershaw?"
„Dat er in veertien dagen een heeleboel kan gebeu
ren!" antwoordde de detective.
„Voorzichtige kerel!" prees Sindal. „Laat zich niet
vangen! Je bedoelt, dat je in die veertien dagen flink
wat hoopt te doen, niet?"
„Zoo is het," stemde Weathershaw toe.
„Toe nou!" protesteerde de rechtsgeleerde. „Je kunt
toch wel zeggen, wat je vindt van het verhaal, dat Sir
Marston ons juist vertelde."
„Ik vind er heelemaal niets van!" antwoordde Wea-
tershaw. „Het feit op ziohzelf, dat een man en een vrouw
elkaar om middernacht op de heide ontmoeten, is niet
zoo vreemd. Vóórdat ik daar grooter waarde aan hecht,
zou ik verschillende dingen willen weten."
„Wat, bijvoorbeeld?" vroeg Sindal.
„O," antwoorde Weathershaw, met een van z'n on
schuldige glimlachjes, „om te beginnen, wat meer van
Mademoiselle de Coulanges, antecedenten, en dan iets
omtrent het karakter van meneer Birch."
Wordt vervolgd.