Alpiltl NillfS-
GEESTELIJK LEVEN.
1730
Uitgevers: N.V. v.h, TRAPMAN Co, Schagen.
Arpad Moldovan
Zaterdag 27 Augustus 1932.
SC1AGE1
75ste Jaargang No. 9131
COURANT.
Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder
dag en Zaterdag. Bij inzending tot *8 morgens 8 uur, worden Adver-
jtentiën nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst
POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No 20.
Prijs per 3 maanden fl.80. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN4
TIëN van 1 tot 5 regels f0.85, iedere regel meer 15 cent (bewijsno,:
inbegrepen). Groote letters worden naar plaatsruimte berekend!
EERSTE BLAD
DIT NUMMER BESTAAT UIT VIJF BLADEN.
Rijk en toch arm
Veel verstand en toch onwijs
EEN bericht in do Nieuwe Rotterdamsche Cou
rant van eenige dagen geleden, heeft me
sterk getroffen. En dadelijk bij het lezen
kwam de gedachte bij me op om naar aanleiding
van dit bericht iets te schrijven. Het was de mede-
deeling, dat de tarweoogst in Canada bijzonder
goed beloofde te worden en dat daarom de Cana-
deesche regecring zich ernstig ongerust maakte.
Ik heb al eens meer gedachten neergeschreven in
verband met de huidige economische crisis Toch
kan ik het niet nalaten nog eens weer op het on
zinnige van deze maatschappij te wijzen. Een oogen-
iblik is de gedachte door mij heen geflitst of ik daar
mede niet ging buiten den sfeer van de „geestelijke
levens". Een oogenblik slechts. Want onmiddellijk
daarna werd ik mij er volkomen van bewust, dat
juist nü de geest van den mensch bij voorkeur ge
neigd is zich bezig te houden met het maatschappe
lijk vraagstuk. En is niet in zijn diepste wezen het
maatschappelijk vraagstuk een zedelijk probleem?
Gaat het. daarbij niet om de regeling der mensch-
verhoudingen?
Ik meen te mogen veronderstellen dat zoo niet
alle, dan toch de meeste lezers het met mij eens
zullen zijn wanneer ik beweer, dat eerst dan zuiver
der menschvcrhoudingen zullen komen, wanneer de
denkïnfla geest, van het onzuivere, van het on
redelijke der bestaande is overtuigd.
En zou er iets kunnen wezen dat treffender dit
onredelijke aantoont dan het bovengenoemde be
richt?
Het is uiterst pijnlijk te moeten constateeren, dat
het meerendeel der menschen dit niet schijnt te be
seffen. Immers zij klagen wel als 't hun persoonlijk
niet goed gaat cn zij trachten zich, liefst door de
hulp der regeering, zooveel mogelijk op de been te
houden. Maar zij denken niet na over de vraag of
hun ellende niet een gevolg is van de structuur der
samenleving en van de door hen verdedigde levens
opvatting, welke daarmede samenhangt. Er is in
hen geen waarachtig besef van algemeen-mensche-
lijke solidariteit. Er is slechts persoonlijk, groeps en
nationaal egoïsme, hetwelk hen kan doen zeggen:
als ik, als wij, als ons volk het maar goed heeft!
Dit verdoemlijk egoisme heb ik leeren kennen als
tien ondergrond van de niet noodzakelijke ellende,
welke de wereld van hedén teistert.
Ik kom terug op het bericht uit de courant
De tarweoogst belooft dus zeer goed te worden in
Canada. Ieder redelijk denkend mensch is direct ge
neigd zich daarover te verheugen. Hij redeneert
aldus: Wanneer men zijn akkers bezaait, dan doet
men dat in de hoop, dat het zaad zooveel mogelijk
vrucht zal voortbrengen. Hoe meer vrucht, hoe groo-
ter de voldoening, hoe ruimer daardoor in de men-
schelijke behoeften kan worden voorzien. Want tarwe
is het hoofdvoedsel der menschheid.
Welk een vreugde moet het dan zijn te denken,
dat de natuur in haar overvloedige mildheid den
arbeid van den bcbouwer van het land zoo uitermate
zegent. En wij hegrijpen, dat de menschen in vroe
gere eeuwen hun oogstfeesten hadden en hun dank
offers brachten aan de goden, aan wier hulp zij de
opbrengst hunner landerijen toeschreven. Want daar
was dank in hunne harten en zij hadden er behoef
te aan dien te uiten.
En nu?
Ach, waar is nu de dankbare vreugde? Waar is
de blijdschap om den overvloed?
Nu klaagt men omdat de oogst zoo groot is!! Nu
maakt, men zich daarover bezorgd!!
Waarom?
Is het omdat men met teveel verlegen zit? Omdat
er geen menschen genoeg zijn, om de tarwe, tot
voedzaam brood bereid, te gebruiken? En.... er zijn
duizenden, tienduizenden menschen, die gebrek lij
den, die zich niet of hoogst onvoldoende kunnen
voeden.
Waarom dan klaagt men toch?
Omdat in deze verdwaasde wereld niet wordt
voortgebracht voor de behoeften der menschheid,
maar om winst te maken, om zich persoonlijk zoo
veel mogelijk te verrijken!
Daaronl zien we tegenwoordig het verbijsterende
schouwspel, dat de wereld rijk is en toch arm.
Want wij zijn rijk, ontzaglijk rijk! Er is van alles
wat wij noodig hebben om te leven in overvloed.
De natuur, geholpen door den menschheid met
zijn kennis, met zijn technische hulpmiddelen,
schenkt haar gaven met kwistige hand.
En tóch is er afzichtelijke armoede, gebrek, hon
ger. Toch liooren we uit den treure spreken over
algemeene verarming. En ministers houden redevoe
ringen, waarin zij wijzeir op, de noodzakelijkheid
van versobering.
Een man als dc oud-minister Colijn b.v. heeft op
deze verarming gewezen in een vergadering van
noodlijdende christelijke boeren.
Hoe zit dat toch in elkaar?
Ik kan me zoo goed voorstellen, dat zeer velen,
die niet gewoon zijn zich bezig te houden met andere
vragen dan die, welke betrekking hebben op de ver
overing van hun eigen dagelijsch brood er niets van
begrijpen.
Waarom wordt de voortbrenging beperkt, zooals
b.v. van de suiker, waarom worden balen koffie
verbrand of in zee gestort enz.
Wij zitten met onze rijkdommen verlegen, omdat
zij niet in goud kunnen omgezet en daarom heet
het dat wij verarmen.
Stellen wij ons eens voor, dat op een gegeven
oogenblik alle geld, alle waardepapier (effecten,
obligaties enz.) verdween. Zouden wij d.w.z. zou
de menschheid dan aan armoede en ellende zijn over
geleverd?
Welk een dwaasheid! Dan waren wij nog rijk
niet aan het op zich zelf volkomen waardeloos geld
maar omdat wij dan nog hadden alles, wat de
natuur ons schenkt, wat de fabrieken ons verschaf
fen. Het zou er slechts op aan komen de rijkdommen
door de samenwerking van allen, die met hoofd
of handen arbeiden, voortgebracht rechtvaardig
to verdeden.
En dan zou het niet meer denkbaar wezen, dat
men met bezorgdheid vervuld was, omdat de oogst
overvloedig en de voortbrenging groot was.
Ik sta er altijd over verbaasd, dat niet ieder dit
inziet..
Ik breek er mijn hoofd vooral tegenwoordig!
mee en zit altijd maar weer te piekeren over
de vraag hoe het mogelijk is, dat niet duizenden
komen tot 't besef, dat. we zóó toch niet door kunnen
blijven leven, dat wij moeten zoeken naar andere
levensverhoudingen.
En dan stuit ik geregeld op hetzelfde bezwaar:
onze conventioneele opvattingen, onze zedelijke tra
dities staan ons in den weg: zij zijn het, welke ons
belemmeren in ons onbevangen, breed-menschelijk
denken. Zelfs onze officieele godsdienst veroordeelt
het verdoemelijk egoïsme, waarop ik zooeven wees,
niet!
En zij, die zegt te waken over het volk, te dienen
het algemeen belang, de Overheid (zetter, vergeet
niet een hoofdletter te gebruiken!) schrijft de bur
gemeesters aan, dat zij toch vooral voorzichtig en
beleidvol moeten wezen, dat zij geen optochten
moeten dulden en desnoods daar krachtig tegen
moeten optreden!
Want deze orde deze krankzinnige orde
mag geen gevaar loopen!
Veel verstand.... en toch onwijs!
Dat ik ook deze woorden boven dit artikel heb
geplaatst, is niet zonder bedoeling geweest.
Wij hebben talloos vele knappe koppen en zelfs
de gemiddelde mensch toont in vele opzichten niet
van verstand ontbloot te zijn.
Die knappe koppen hebben ons geleverd de won
deren der .techniek. Waar vroeger de boer zwoegde
op zijn grond, daar is nu de ijzeren knecht geko
men, die het werk van hem overneemt en in enkele
uren verricht, waar hij dagen voor noodig had.
Waar de handwerkman voorheen zich boog over
zijn arbeid, daar staat nu de machine, product van
het scheppend vernuft, om in razend tempo af te
leveren, wat eertijds moeizaam werd voortgebracht.
Die knappe koppen hebben uitgedacht de moderne
oorlogsmonsters, mitrailleurs, kanonnen, onderzee
ërs. Zij spannen thans hun hersenen in om gifgassen
te maken, zóó vernietigend, zóó helsch in hun uit
werking, dat gansclie bevolkingscentra in korten tijd
volkomen kunnen worden uitgemoord.
Ja, wij hebben veel verstand. En wij kunnen zoo
goed rekenen. Wij weten precies op welke wijze wij
de grootste winst kunnen maken. Wij zijn pienter
en slim en wij kunnen elkaar op geraffineerde ma
nier afzetten en beduvelen.
Maar met al dat verstand zitten we in de ellende.
Want: dit verstand wordt niet gesteld in den
dienst der menschheid, maar gebruikt om het ego
ïsme te dienen, maar misbruikt om goud, goud, al-
meer goud zich te veroveren. Want goud beteekent
macht, heerschappij, beteekent het vermogen om
beslag te leggen op wat anderen voortbrengen.
Begrijpt gij nu, mijn waarde lezers, waarom ik
op die woorden „veel verstand" liet volgen „en toch
onwijs!
Het verstand zetelt in de hersenen maar de
wijsheid in het hart.
Een wijs mensch is hij, die het redelijke zoekt en
lief heeft; die zich bezint op de ware verhouding,
welke moet zijn tusschen mensch en mensch; die
weet dat levensschoonheid bestaat in onderlinge har
monie; die er zich van bewust is, dat recht en liefde
alléén de wereld mooi kunnen maken; die niet
streeft naar macht, maar naar invloed door de in
werking van den geest op andere geesten.
De oude bijbelsche spreukendichter wist dit reeds.
Schreef hij niet: (Spr. VIII11) want wijsheid is
beter dan robijnen?
En wilt gij ook een getuigenis hooren uit het
Nieuwe Testament? Welnu de evangelist Lucas
(II 52) vertelt van Jezus, dat hij „toenam in wijs
heid". Waarbij die wijsheid als iets zeer begeerlijks
wordt bedoeld!
Gij kunt er evenwel op rekenen, dat diezelfde
Jezus heelemaal geen verstandig mensch was. In
tegendeel; hij was naar de maatstaf onzer burger
lijke moraal geoordeeld buitengewoon onverstandig!
Die domme Jezus! Wat een prachtkansen heeft hij
gehad om een schitterende positie te krijgen. Een
Mussolini had hij kunnen worden, als hij gewild
had. Snakte niet zijn volk naar bevrijding? Riep
het niet om een Messias, een dictator, een sterke
man?
Het had hem één woord te kosten en het volk
zou zich achter hem hebben geschaard.
Hij sprak dit woord niet uit; hij wilde geen macht.
Want hij wist en dit is zijn sublieme wijsheid!
dat er iets anders noodig was: een nieuwe gezind
heid en hij uitte een ander woord: Bekeering!
En ditzelfde woord is het wat wij willen uitspreken
nu ook.
Bekeert U!
Dit is noodig, dat de menschheid leert inzien dat
het zóó niet langer kan en mag gaan, dat zij moet
gaan leven uit een ander beginsel, dat een einde
moet komen aan het stoffelijke en zedelijke ellende
veroorzakend egoïstisch streven naar goud, om plaats
te maken voor het streven: te arbeiden voor de
gemeenschap.
Mijn beste lezers, ik voel, terwijl ik dit neerschrijf,
dat er van de zijde van velen uwer een bedenking
oprijst.
Zij zeggen dat al zoovele eeuwen lang de bekee
ring door de kerken gepredikt is en.... wat is het
resultaat?
Ik wensch daartegen op te merken, dat de kerken
GEBRUIKTE AUTOMOBIELEN
verkoopen wij onder GARANTIE en op PROEF.
Garage C. NIEUWLAND BERGEN.
Fotografisch Atelier
NIEUWE NIEDORP.
Speciaal adres voor
artistieke foto's, kunstdruk
ken en vergrootingen -
van buitengewone kwaliteit.
Ook 'sZondag's GEOPEND.
daarbij echter steeds - één ding hebben verzuimd,
één ding niet hebben aangedurfd en dit ééne waa
het voornaamste: n.1. de consequentie der bekeering
te aanvaarden.
Als de kerken dit wèl hadden gedurfd, dan zouden,
zij hebben gestaan tegenover het egoïstisch streven.
En zij hebben het tegendeel gedaan. Zij hebben de
universeele liefde, welke de vrucht der bekeering
moest zijn vernederd en verlaagd tot liefdadig
heid.
En daarom is het nu meer dan noodig, dat wij,
sprekende over bekeering, den vollen nadruk er op
leggen dat dit voor ons heeft te beduiden: het op*
roepen van een gansch nieuwe gezindheid onder de
menschen, het wekken van een nieuw levensbeginsel.
En dit nieuwe beginsel zal zijn de universeele
menschenliefde, welke vijandig staat, onverzoenlijk
tegenover het heerschende egoïsme, omdat zij wil
brood en vrijheid voor allen.
Ik maak hiermede geen propaganda voor een
bepaalde richting, ik gebruig geen etiket om er de
wordende maatschappij, zoo als ik me die denk te
beplakken.
Ik vraag alleen in vollen ernst: dwingt onze
tijd waar.armoede is temidden van overvloed,
waar onwijsheid is bij ontzaglijk veel verstand
ons niet om ons bezig te houden met de vraag:
moeten wij menschen als redelijke wezens niet zoe-'
ken naar een manier van samenleven, welke door'
onze diepste verlangens en onze zuiverste gevoelens
niet meer veroordeeld wordt?
En dan zal de waarlijk wijze mensch zijn ver-*;
stand vóór alles willen gebruiken om te overpeinn
zen, hoe wij de onwijsheid van het heden te boven
komen, hoe wij samen zullen kunnen opbouwen de
nieuwe menschelijke huishouding, waarin beëindigd
zal zijn de uitbuiting der werkers, de armoede en
de ontbering omdat gaven der natuur en de vrucht
ten van den arbeid zullen zijn voor allen.
ASTOR.
Ze schoten op mekaar.
Anders niets.
Wie de schrijfster van dit gevoelige schetsje is,
weten we niet. Ook niet, voor welke van onze groote
kranten zij het schreef. Wij vonden het in een klein
blaadje, dat de herkomst niet vermeldde.
Voor de onbekende schrijfster en voor onze groote
collega spijt het ons, dat wij nu ook geen namen
kunnen noemen.
Hier is het schetsje:
„1730
Waarom? 1730Hoe kom ik daaraan, nu, terwijl
ik wandel door Boedapest?En wat is het?.... Een
jaartal?
1730Wat gebeurde er toen?.... Mijn hemel wat
ben ik toch altijd een slecht geschiedenis-leerlinge
geweest.... 1500.... dat weet ik: Karei V geboren, in
'55 ging hij in een klooster klokken maken, geloof
ik. We zijn aan dien Karei veel verschuldigd. Maar
wat, dat weet ik niet meer. De klokken blijkbaar
niet, want die zijn nooit naar hem geonemd.
Karei de Vijfde Klok.
Nooit van gehoord...., 1600.... weet ik ook: Slag bij
Nieuwpoort.
Dat weet iedereen. Die schijnt speciaal, geleverd te
zijn voor slechte geschiedenis-memories. Maar wat
gebeurde er bij dien slag van Nieuwpoort?
Geen Ahnung? Nou ja, ze schoten op mekaar.
Maar wie? Ze vermoorden elkaar.
Verminkten mekaar. Maar wie? En waarom? Mag
do hemel weten! 1730?.... Al sla je me dood, ik
weet het niet
Maar hoe komt het de in mijn hoofd? Ik heb het
toch ergens zien staan.
Hop. Ik heb het, 1730.... nummer 1730 op de
Rackózistraat.
Voor een van de groote portieken. Een man van
40 jaar blind. Een beetje shell-chock verband om zijn
oogen.
Hij houdt zijn hoofd altijd wat gebogen, met zijn
gezicht naar beneden. Waarom zou hij zijn hoofd
ook opheffen? Hij ziet toch niets.
Altijd houdt hij het zoo en het rilt een beetje op
zijn nek. Zijn handen trillen ook. Vooral die hand,
waarmee hij het mandje tijdschriften vasthoudt.
Dat zie je duidelijk aan het blikken plaatje, dat aan
zijn mouw hangt en meetrilt. Daarop staat 1730. Dat
beteekent, dat hij de 1730ste geregistreerde oorlogs-
gewonde is, die zoo onherstelbaar verminkt werd,
dat hij broodeloos bleef voor de rest van zijn leven.
Nu mag hij daar staan en tijdschriften verkoopen.
Het vaderland is hem toch wat verschuldigd!
Hij draagt vijf medailles op zijn gescheurde, ver
kleurde uniformjas.... Zijn broeic is geen uniform-»
broek. Die is zeker versleten.
Maar zijn soldatenkepi heeft hij nog wel!
Als hij in 1918 naar huis is gekomen, was hij
ongeveer zes en twintig toen hij daar ging staan en
dan staat hij daar nu al 14 jaar. Veertien maal 365
dagen. Veertien jaar van het Boedapestcr leven
zijn langs hem heen gegaan. Gezien heeft hij ze
niet. Hij heeft ze alleen beluisterd. De voetstappen.
Al de duizenden en duizenden stappen en stemmen,
die aan hem voorbij gegaan zijn.
Van ver weet hij al of die velen bij hem zullen
ophouden. Al lang vooruit weet hij, wanneer in zijn
bevende, trillende hand twee, drie koperen munten
worden geduwd. In veertien jaren van duisternis
leer je dat heel goed zoo op den kop af taxeeren....
Dan zegt hij heel zacht: „God zal het U terug
betalen!"
Wie zal hem iets terug betalen?"
Hij is daar net de verkeersagent op de kruising
naar de Museumring.
Of als de „dienstman" voor het Emke café.
Of misschien zelfs als de brievenbus op den hoek
en de automatische weegschaal een eindje verder.
Voor de kinderen van Boedapest, die geboren werden
toen hij zijn oogen kwijtraakte, is hij niets bijzon
ders. Hij beteekent voor hen alleen maar: het leven.
Hun leven, waarin zij opgegroeid zijn. In dat leven
staat om de twintig stappen zoo'n geschonden
mensch in uniformflarden.
Blind. Doof. Kreupel. Kapotgeschoten en weer
bij elkaargelapte groteske misvormingen.... Rillende,
schokkende brokken met gebroken zenuwen.... Wie
kijkt daar nog naar?
De kinderen zeker niet.... Alleen wij misschien....
Wij die in 1914 bijna of heelemaal volwassen
waren.
1730.
Een jaartal is het niet. Leeren uit eën geschiede
nisboekje zal niemand het. Het is geen datum, geen
feit. Het is alleen maar een genummerde menschen-
tragedie. En nummers, en menschentragedies gel
den niet in de historie. De geschiedenis geldt niet
in de geschiedenis.
Later zullen dozijnen kinderen strafregels moeten
schrijven, omdat ze in plaats van te leeren, dat in
1914 de Groote Europeesche Oorlog uitbrak, zullen
knikkeren.... En als ze het misschien toch leeren,
wat zal hun dat jaartal dan zeggen?
Dat wat 1600 mij te zeggen heeft: Ze hebben op
mekaar geschoten*..." Anders niets.