HUTTEEN TUT EEN LUCIFERPROBLEEM en aan één dadeldoosje zul je ook wel niet genoeg hebben. Maar dadels eten is gezond en als ze thuis allemaal meehelpen om dadels te eten, dan zullen er spoedig wel twee dadel doosjes zijn. afgebrande koppen moeten zijn, of met af gebroken koppen! De oplossing staat er onder, je ziet dus dat het kan. Leer de oplossing uit je hoofd, zoodat je in staat bent het woord Hottentot dadelijk, zonder er bij na te denken, te vormen met de 13 losse lucifers. UIT DE GESCHIEDENIS DER INDIANEN. DE LEGENDE VAN EEN BEROEMD KRIJGSMAN. Tecumsch. de beroemde Indiaansche krijgs man. die het gebracht heeft tot brigadier-gene raal bU het Engelsche leger, dat in 1812 tegen de Vereenigde Staten optrok, was een der meest gevaarlijke vijanden, die de Amerikanen ooit onder de Indianen hebben gehad en werd, na dat hij in 1813 in den slag van de Thames ge sneuveld was. door zijn rasgenooten vereerd als een legendarische figuur. Een reiziger kwam kort geleden in aanraking met een zeer oude Indiaansche vrouw, die veel over den grooten Indiaan wist te vertellen. Haar yerhaal luidde als volgt „Tecumsch was een van die jonge Indianen, die alle in dien tijd gebruikelijke ceremoniën moest doormaken, veel moest vasten en zich veel moest ontzeggen, wat andere jongelui van zijn leeftijd genoegen verschafte, óm beter geschikt te worden voor de groote toekomst, die hem wachtte. Zijn,ouders wisten, dat er iets in hem zat en dat zij. door hem te laten vasten, te weten konden komen, of hij in eenig opzicht zijn volk van dienst zou zijn. Zij lieten hem eerst tien dagen vasten en. omdat hij toen niets droomde, nog eens tien dagen. Weer droomde hij niets en toen gaven zij hem nogmaals tien dagen lang de kans, doch midden op den dag kreeg hij nu een klein beetje eten. In den laat- sten nacht van zijn dertigdaagsche vasten droomde hij. Hij droomde, dat zijn lichaam als van ijzer zou zijn in den veldslag, dien hij aanvoerde. Hij werd met ijzer gezegend, dat beteekent, dat geen kogels of andere wapens zijn lichaam zouden kwetsen en dat hij slechts bij uitzondering man schappen zou verliezen. Alleen het feit, dat hij hen aanvoerde, zou hen beschermen. Tecumsch moest bovendien een bepaalde soort gordel van buffelleer dragen en een kleine kano hebben waarmee hij altijd te weten kon komen of de veldslag van dien dag hevig of kalm zou zijn. Dezen droom vertelde hij ook aan zijn ouders, waarop zijn vader dadelijk aan het werk ging om een gordel en een miniatuur-kano voor hem te maken. Toen hij later de troepen aanvoerde, ging hij altijd voor zonsopgang naar het rivier tje of meertje, waarbij zij overnacht hadden en zette het bootje in het water. Dit dreef dan weg en verdween uit het gezicht, doch kwam wat vroeger of wat later altijd bij hem terug. Als het lang wegbleef zou de veldslag van dien dag hevig zijn en kon hij met die omstandigheid tijdig rekening houden; keerde het bootje spoe dig terug, dan wist hij dat de veldslag kalm zou verloopen. Doordat hem deze zegen verleend was, kon hij vele overwinningen behalen. Op den laatsten morgen van zijn leven keerde de kleine kano in het geheel niet terug. Toen wist hij, dat hij dien dag zou sterven. Zonder verzet ging hij zijn einde tegemoet. Als Tecumsch van een veldslag terugkeerde, maakte hij altijd zijn gor del los en dikwijls viel er dan een kogel op den grond, die hem ongetwijfeld zou hebben getrof fen, wanneer de zegen hem niet beschermd had. Terwijl zijn mannen dit met verbazing aan zagen, smeekte Tecumsch op zachten toon, dat de zegen ook hen zou beschermen." Deze legende, welke uit den mond van de oude vrouw werd opgeteekend, kan in den loop der jaren bij het vertellen en oververtellen natuur lijk sterk gewijzigd zijn, doch alle hoofdmotieven er van zijn historisch bevestigd. Zoo moest elke Indiaansche aanvoerder vasten, wilde hij ooit het vertrouwen van zijn mannen kunnen win nen. Tecumsch zelf moet vast hebben geloofd aan den bovennatuurlijken zegen, dien hem in zijn droom gegeven was. Het feit, dat de eer- luchtige jongen zich zoo lang aan het vasten onderwierp, inplaats van zelf een droom te ver zinnen, is een bewijs te meer van zijn oprecht heid, waardoor hij later niet alleen de Indianen voor zich innam, maar ook de Engelschen, die hem tot brigadier-generaal benoemden in den TEEKENVOORBEELD. De piccolo uit een groot warenhuis was jen echten grappenmaker en hij was dol op Limonade. De juffrouw uit de lunchroom wist dat en iederen keer als hij nu een bood schap in de lunchroom te doen had, kreeg hij een glas limonade van haar. Je begrijpt, dat de slimmerd nu ieder oogenblik een boodschap verzint om een glas limonade te kunnen veroveren. Op dit plaatje kun je zien hoe je hem kunt uitteekenen. oorlog, welken zij in 1812 tegen de Amerikanen begonnen. Weinig Indiaansche figuren zijn zoo dikwijls in de verhalen beschreven, al moet ge zegd worden, dat die beschrijvingen over het algemeen getuigden van weinig begrip voor de typisch-Indiaansche denkwijze, welke tot uiting komt in de overleveringen, die onder zijn volk over hem in omloop zijn. In de geschiedenis heeft Tecumsch zijn naam vereeuwigd, doordat hij niet slechts een zeer bekwaam krijgs- en staatsman was, doch bovendien een uiterst loyale vijand, die zich nimmer schuldig maakte aan de wreedheden jegens do- krijgsgevangenen, waarmee andere succesvolle Indiaansche krijgs lieden hun staat van dienst hebben bezoedeld. DE SCHIM. Heel lang geleden leefde er ergens in een land heel ver hier vandaan een prinses, die alles wat zij maar wenschte van haar vader, den koning, kon krijgen. Maar des ondanks was het prinsesje heelemaal niet gelukkig. Dat kwam omdat er heelemaal geen andere kinderen aan het hof waren en omdat de prinses veel onderwijzers en on derwijzeressen had, die haar het eene uur na het andere kwamen leeren. Zoo bleef er eigenlijk heelemaal geen tijd over om te spelen, want de koning wilde, dat zijn doch ter, die later Koningin zou worden, zeer knap zou zijn. Zoo groeide onze prinses op tot zij vijf tien jaar was 'en al haar wenschen, behalve te mogen spelen met andere kinderen, wer den terstond ingewilligd. In den koninklij ken stal stond een mooi Arabisch paard, waarop zij iederen morgen door het park reed, maar ach, zooals ik al zei, de prinses voelde zich heelemaal niet gelukkig. Zoo had zij weer eens den heelen dag ge leerd en thema's gemaakt en even voor het eten was zij in een gemakkelijken stoel gaan zitten om wat uit te rusten. Zij voelde zich zoo eenzaam, dat zij bijna kon huilen. Maar daar opeens was het haar alsof er nog iemand in de kamer bij haar was, maar hoe zij ook rond zich keek, zij zag niemand. Toen opeens hoorde zij een stem, die heel zacht klonk en tegen haar zei„Prinses, waarom bent U zoo bedroefd De prinses, die de richting uitkeek, van waar de stem kwam, zag opeens de schim van een Arabier voor zich staan. Eerst schrok zij wel even van die vreemde ge stalte, maar de Arabier zei „U hoeft niet bang voor me te te zijn, want ik heb ge hoord, dat U verdrietig bent en nu kwam ik eens zien, of ik niet wat voor U kan doen". De prinses schudde haar hoofd. „Neen", zei ze. „U zult mij ook niet kunnen helpen. Mijn goede vader vervult al mijn wenschen, maar een ding kan hij niet begrijpen en dat is, dat ik zoo alleen ben." De Arabier keek haar eens aan en zei toen „Als U zich aan mij durft toe te ver- trouwen, dan zal ik bij eenige jonge meisjes brengen, die een dans aan het in- KLEURPRENT. studeeren zijn." De prinses aarzelde, maar haar nieuwsgierigheid werd zoo groot, dat zij het besloot te wagen. De Arabier sprak toen eenige tooverwoorden uit en opeens voelde de Prinses dat zij opgenomen werd en door het luchtruim zweefde. Zij kwam neer in een zaal waar werkelijk eenige meisjes aan het dansen waren. De meisjes waren erg blij met haar nieuwe vriendin netje en vroegen, of zij ook eens wilde dan sen. Nadat de Prinses het eens geprobeerd had, gingen zij allerlei spelletjes spelen, waarvan de prinses zelfs nooit had gehoord en tenslotte kwam er een bediende binnen met een groot blad vol gebakjes en limo nade. De prinses was zoo uitgelaten, dat zij wel altijd bij de meisjes had willen blijven, maar dat ging nu eenmaal niet. Na een half uurtje kwam de schim van den Arabier weer en zei tegen de Prinses, dat het tijd werd om naar huis terug te gaan. En hoe zij ook smeekte om nog even te mogen blijven de Arabier was onverbiddelijk en even later vloog de prinses opnieuw in haar stoel, waar een der hofdames haar aan haar mouw stond te trekken en riep: „Hoogheid wordt U wakker, het diner is klaar". De prinses opende haar oogen en kon niet be grijpen, dat zij alles maar had gedroomd. Zij was echter veel opgewekter toen zij dien middag aan tafel kwam, maar zij had niet gedroomd, want zie, den volgenden dag kwam de schim van den Arabier weer terug en zoo ging het vele dagen achtereen, net zoolang totdat ons Prinsesje heelemaal ge lukkig was geworden. VAN LEEGE DADELDOOSJES. Van leege, spanen dadeldoosjes kun je met wat handigheid en met gebruik van een schaar, lijm en een paar stukjes karton nog wel aardige dingen maken. Daar heb je b.v. een auto en een rijdend woonhuis, met ra men en deuren er in, die je er met kleur krijt of waterverf op moet aanbrengen. Voor de wielen neem je oude knoopen of schijfjes, die met een scherp mes van een kurk wor den gesneden. Maar het mooiste is toch zeker wel als je die vliegmachine zoudt kunnen maken, die we hebben afgebeeld. Dat is niet zoo eenvoudig klaargespeeld. Daar komt heel wat knutseltalent bij kijken WITJE EN ZWARTJE. Witje was een vlinder en Zwartje ook. Maar ze kenden elkaar heelemaal niet. Want Witje woonde in een moestuin en Zwartje in een bloementuin. Witje had het druk dien dag, want zij had iets heel gewichtigs te doen. Zij moest overal op de bladeren kleine, ronde eitjes leggen, nog kleiner dan spelde- knoppen. Later zouden daar dan kleine rupsjes uit komen en die zouden eten van de koolbladen en andere planten totdat ze groot en dik waren geworden. Dan zouden ze in een stil hoekje gaan zitten en zich in spinnen in een coconnetje. Nog veel later zou er uit elke cocon weer een vlinder te voorschijn komen, net zoo mooi en aardig als Witje. En daarom was het een heel ge wichtige taak, dat leggen van die eitjes. Maar de tuinman, die de groenten kweekte, zou het heelemaal niet prettig heb ben gevonden, als hij geweten had, wat Witje daar bezig was te doen. En waarom niet, denken jullie Kijk, als straks de rup sen uit de eitjes kruipen en gaan knabbelen aan de planten, en eten van de bladeren, ach, ach, wat gaan de planten er dan uit zien. De tuinman wil natuurlijk graag zijn groenten verkoopen, maar de menschen zou den al heel gauw zeggen „Neen hoor, zulke kool willen wij niet hebben." Zie je, en daar om deed Witje iets, wat de tuinman heele maal niet goed vond. En kijk, daar kwam hij aangeklotst op zijn klompen, een pijp in zijn mond. Hij gluurde en tuurde tusschen de planten en keek of hij ook rupsen zag. Juist ontmoette Witje een heel oude vlin der met beschadigde vleugels. Dit woonde al langer in den moestuin en was heel ver standig. Zij kende iedere koolsoort en iedere andere plant en zij kende ook den tuinman. „Gauw Gauw fluisterde de oude vlin der tegen Witje. „Vlucht, anders krijgt de tuinman Je te pakken Witje schrok vreeselijk en vloog hoog in de lucht van angst. „Ha", riep de tuinman haar na, daar heb je weer zoo'n akelige vlinder Maar hij kon Witje lekker niet meer krijgen. Witje vloog en vloog, maar zij was erg verdrietig, omdat zij nog lang niet klaar was met haar eitjes leggen. .Goeden morgen Waar gaat de reis naar toe vroeg een vreemde vlinder, die boven een bloementuin zweefde. „Ook goeden morgen," zei Witje en ver telde de vreemde vlinder van haar avon tuur. „Mijn naam is Zwartje", zei de andere vlinder, „kom maar in mijn tuin, daar zal je niet gestoord worden. Want de dame, die dikwijls in den tuin loopt, tusschen de bloe men, is dol op vlinders. Witje was nog nooit in een bloementuin geweest. Ze was verrukt over al die mooie bloemen, en wat geurden ze heerlijk. De twee vlindertjes vlogen van de eene bloem naar de andere en bewonderden ze. Toen zei Zwartje „Je bent hier mijn gast, Witje, en je zult wel moe zijn van den verren tocht heelemaal van die moestuin hierheen. Mag ik je een frissche druppel honing aanbie den .O ja, heel graag, dank je welzei Witje. Zwartje bood haar toen een bloemenbekertje aan, en Witje stak haar lange tongetje er in. Dat zij zoo de nette manieren bij de vlinder, begrijpen jullie O, wat smaakte die honing zalig Witje was er heelemaal door opgefrischt en vergat haar verdriet, dat ze nog niet klaar was met eitjes leggen. Peter en zijn vriendje. Peter heeft op zijn verjaardag een dl gekregen, dat al heel gauw zijn vriendje geworden en hem overal achterna loopt, i je weten wilt. wat voor een dier het is, ?i bindt dan maar de cijfers van 140. De betooverde kikvorsch. lederen morgen en iederen middag als Ellie naar school ging en weer naar huls terugkeerde, moest zij voorbij een vijver. Haar hond Fanny liep dan meestal tot daar met haar mee, waarna zij hem naar huis terug stuurde en alleen verder ging. De school was daar niet zoo heel ver meer van daan. Als zij 's middags naar huis ging, kon zij er op rekenen, dat Fanny al weer trouw op haar zat te wachten. En heel dikwijls hadden zij samen in het water van den vijver staan kijken en het gebeurde wel eens een enkele maal, dat een groote kikvorsch dan naar de oppervlakte kwam zwemmen en op het blad van een waterlelie ging zit ten en haar kant uitkeek. Ellie vond dat natuurlijk heel grappig en dan probeerde zij den kikvorsch met lieve woordjes te lokken en riep hem, bij haar aan den kant te springen. Maar kikvorschen zijn een klein beet bang voor menschen en heel erg bang v< honden, zoodat hij veilig op zijn waterli blad bleef zitten en niet verder durfde men. Steeds vaker kwam de kikvorsch aar zwemmen als Ellie zoo bij den vijver ston en het was net alsof het dier haar h«« kende. Toen op zekeren dag, het ging zoo vlug dat zij later heelemaal niet wist hoe hl' eigenlijk allemaal gebeurd was, stond weer tegen den kikvorsch te praten gooide een stukje brood, dat zij van ha; twaalf uurtje had overgelaten, in het wat naar hem toe. Fanny, die erg jaloersch vond dat nu toch een beetje al te bar nam een grooten sprong in het water, het brood na te springen. Maar de vorsch, die door dien sprong erg geschri ken was, nam ook een duik van het blad en kwam precies in den bek van Fai terecht. Ellie zag dat en riep Fanny, dat hij dai lijk bij haar moest komen en den kikvori loslaten. Maar Fanny was een stoute h< en hield den kikvorsch stevig vast en toe: hij eenmaal weer- bij zijn vrouwtje terui was, liet hij den kikvorsch in het gras val len. Ellie was vol medelijden voor het arm! dier, dat wel dood scheen te zijn. Voorzich- tig nam zij hem op en bekeek hem eem goed. Maar de kikvorsch was bewusteloos er Ellie, die het niet over haar hart kon ver krijgen om het arme dier zoo maar achter te laten, ging op het gras zitten en hield hem in haar handen, terwijl zij hem zacht jes streelde. Na een poosje was het net, alsof hij weer een beetje bij kwam en zij was zoo blij, dat zij hem voorzichtig een zoen gaf. Maar wat er toen gebeurde was zoo gewel dig, dat Ellie nu dacht dat zij bijna flauw zou vallen. Want daar stond opeens een aardige jongen voor haar, die een buiging maakte ent haar hartelijk bedankte, dat zij hem had gered. Hij vertelde haar, toen weer wat op streek was gekomen, dat hij door een toovenaar in een kikvorsch was veranderd en niet eerder weer mensch zou worden, voor een meisje uit eigen vrijen wil hem een zoen had gegeven. Daarom had hij steeds naar Ellie uitgekeken, omdat hij be greep, dat zij een goed hart had, maar hij had haar niet nader durven komen, omdat de meeste meisjes bang en griezelig van kik vorschen zijn. Ach, wat was de arme jongen blij. Hij liep nu vlug naar zijn huis terug ei bleef zijn heele verdere leven de beste maat jes met Ellie, die hem van zoo'n akeli* lavi had gered. ÖCU ia6" H I Er kwam een fotograaf door het bosch, die zoo graag de dieren in de natuur wiide fotogxafeeren. Met veel moeite gelukte het den fotograaf een portret van eenige dieren te maken, zooals je hierboven ziet. Probeer deze teekening eens te kleuren, je mag je eigen fantasie laten werken. Voor de schroef neem je een stukje kar ton of celluloid, waar de vorm van de schroef eerst met potlood op is afgeteekend. Leg 13 lucifers naast elkaar op tafel, zoo als op het plaatje is aangegeven en leg er daarna nog 13 lucifers naast. Nu vraag je een van je vriendjes of hij eens wil probee- ren de 13 losse lucifers zoo te leggen, dat ze tezamen met de 13 lucifers op tafel den naam vormen van iemand van een Zuidelijk ras. Denk er vooral om, dat de lucifers met

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1932 | | pagina 20