Aan de andere zijde van de Pyreneeën,
De nood
der Tuinbouwers en de
nieuwe koers!
Zaterdag 10 September 1932.
SCHAGER COURANT.
Vierde blad. No. 9139
INGEZONDEN.
Boycot ran Duitschland.
Brand in het klooster
op den Sint Bernard.
Mijnstaking in België
beëindigd.
Te reel duiven in Londen.
De stad der tegenstellingen.
Musica tlamenca,
Vlaamsche muziek, in Spanje,
Over revolutie en
stierengevechten.
(Van onzen reizenden corres
pondent.)
Madrid, September.
EEN wonderlijk schoone stad met heerlijke
plantsoen, breede boulevards, geweldige pa
leizen, bioscopen, banken, temidden van een
grauw, eentonig, door de zon verschroeid dor
landschap, zóó is Madrid. Een Europeesche stad zeer
zeker nog, maar met invloeden van den anderen
kant der Middellandsche Zee. Niets typeert de Spaan
sche hoofdstad beter dan het kleine plantsoen tegen
over het koninklijk paleis, waar men den koning uit
gejaagd heeft. Naast elkander staan in dit plant
soentje dennen en palmboomen en beiden schijnen
zich hier evengoed thuis te gevoelen.
De groote verkeersweg in het hart van de stad, de
„Gran Via", is breeder, grootscher van aanleg met
zijn enorme gebouwen dan de groote boulevards te
Parijs. De tallooze cafés zitten, behalve op de warm
ste uren van den dag, steeds vol menschen. zoodat
men den indruk krijgt, dat de Spanjaarden een weel
derig en zorgeloos leven leiden, maar in geen Euro
peesche hoofdstad ziet men zooveel bedelaars, blin
den, lammen, verminkten. Langs de straten venten
tallooze jongens onder luid geschreeuw couranten,
wat tot de conclusie zou kunnen leiden, dat het
Spaansche volk een volk is, dat zeer veel leest, maar
onrustbarend is nog het aantal analphabeten. Toen
verleden jaar de republiek werd uitgeroepen, waren
er, zoo berekende men, 25000 scholen te weinig. Se
dert dien zijn er 7000 nieuwe scholen geopend, maar
bij gebrek aan geld kan de regeering niet op de
zelfde wijze doorgaan. Het plan bestaat, om elk jaar
5000 nieuwe scholen te openen. De Spaansche regee
ring is anti-clericaal. maar overal ontmoet men gees
telijken en 's Zondags zijn de talrijke kerken dicht
bezet. Spanje is een republiek, maar telkens kan men
van Spanjaarden hooren: „In ons hart zijn we mo
narchisten. Bij gebrek aan een koning hebben we de
republiek moeten uitroepen." Wijst men erop, dat de
Spanjaarden toch zelf hun koning hebben wegge
jaagd. dan luidt het antwoord: „Jawel, maar dit be
wijst niets. Koning Alphons XIII miste alle eigen
schappen, welke men van een gekroond staatshoofd
moet eischen en zijn zoons zijn geestelijk of licha
melijk minderwaardig en kunnen voor troonsopvol
ging niet in aanmerking komen Daarom joegen we
den koning weg en niet omdat we in ons hart repu
blikeinen zijn."
Wanneer we schrijven van „de nood der tuinbouwers",
'dan is dat eigenlijk niet juist, of liever een eenzijdige
aanduiding van den slechten toestand ten plattelande,
want die slechte toestand doet zich niet alléén voor
i onder de tuinbouwer®, al worden deze dan ook wel het
meest getroffen, maar ook de landbouwers, zuivelboeren.
pluimveehouders, kortom alle produceerende of voort
brengende bedrijven verkeeren tegenwoordig, en de
meesten reeds sedert langen tijd, in een toestand dat
hun bedrijven noodlijdend zijn, d.w.z.. dat de finanti-
eele opbrengst, het geld dat ze voor hunne producten
maken, wat ze als 't ware voor hunne artikelen thuis
krijgen, lang niet voldoende is, om de onkosten, de uit
gaven te dekken, welke noodig zijn om hun bedrijf in
stand te houden, huren en pachten te betalen en boven-
fdien in hun eigen levensonderhoud en dat van hun gezin
!te voorzien. De boer of de tuinbouwer, kortom de-Ne
derlandsche producent in 't algemeen kan zicb zelve
niet meer redden, verarmt bij den dag en gaat zonder
'hulp of steun van de Gemeenschap, van de Regeering.
finantleel ten gronde. Eigenlijk is de toestand reeds zoo
geworden, dat wanneer door de Regeering in welken
vorm en hoe gering dan ook aan de boeren, land- en
tuinbouwbedrijven geen steun was of werd verleend,
al onze produceerende bedrijven, vrijwel geheel voor de
vlakte zouden liggen, en het aantal dier bedrijven, dat
nog een loonende opbrengst weet te verkrijgen, wel zoo
gering zou zijn, dat men ze met een lantaarntje zou
moeten zoeken en deze absoluut geen invloed op den
algemeenen slechten toestand zouden kunnen uitoefenen
De meeste bedrijven teeren nog zoo lang mogelijk op
de in de goede en eenigszins winstgevende jaren ge
kweekte reserves; totdat ook deze geheel uitgeput zul
len zijn en een totale algeheele inzinking een algeheel
gemis aan geldmiddelen of finantieele draagkracht, een
algeheele financieele débacle ten plattelande zal zijn in
getreden; althans wanneer door de Regeering, door de
Gemeenschap geen voldoende en afdoende hulp zal wor
den verleend in den vorm van óf direkten finantieelen
steun óf gewaarborgde voldoende loonende minimum
prijzen voor de door de boeren voortgebrachte produk-
ten, óf door overname van bedrijven door de Staat en
het omzetten van den boer tot Staatsambtenaar, met
voldoende loonende positie en op 60-jarigen leeftijd een
Staatspensioen, evenals zulks op 't oogenblik in de Wie-
ringermeer plaats vindt, waar ook de verschillende land
bouwbedrijven in Staatsdienst werken en waarbij de
bedrijf», en prijzenrisico niet drukt op of voor rekening
komt van den bedrijfsleider, maar op den Staat, de Ge
meenschap is overgegaan.
We willen dezen laatsten vorm van finantieele lotsver
betering voor den boer of producent niet aanbevelen,
maar er slechts op wijzen, dat ook deze tot de mogelijk
heden behoort, en reeds in Nederland wordt toegepast,
al zal het wel noodgedwongen zijn, welke kunnen worden
aangegrepen om de bestaanszekerheid van den boer of
Het standbeeld van Koning Alphons XII, die
gelukkiger was dan zijn naamgenoot met het
ongeluksgetal. Dit monument staat ook nu
nog ongerept in het grootste park te Madrid.
Spanje heeft slechts één landgiens. met Frankrijk,
dat er geen oogenblik aan denkt oorlog te voeren
niet zijn zuidelijken nabuur. Bovendien ligt aan die
grens een natuurlijke hindernis, de Pyreneeën. Toch
heeft de democratische Spaansche republiek alge
meenen dienstplicht met een diensttijd van twee
jaar en dus steeds meer dan 100.000 man onder de
wapenen. Waarvoor? Mot het oog op mogelijke bin-
nenlandsche gebeurtenissen? Deze sterke krijgs
macht heeft den koning niet.kunnen helpen en zou
ook een republikeinsche regeering wel eens in den
steek kunnen laten.
Vanwaar komtn al deze tegenstellingen? Houden
ze verband met het klimaat? Met de bijna Afri
kaanse h warme zomers en de noordelijke gure win
ters?
Goedkoop kan men te Madrid leven. In groote
resaurants krijgt men uitvoerige maaltijden voor
vier tot zes peset^t (f0.80 a f 1.20), een kamer met
vol pension kan men reeds krijgen vanaf 6.50 pe
seta (f 1.30), maar als men kijkt bij de vleeschhou-
vvers, ontdekt men. dat het, vieesch veel duurder is
dan in Frankrijk. België of Nederland.
Honderden kilometers ligt Madrid van de kust,
ruim zeshonderd meter boven den zeespiegel, rnaAr
ik ken aan of nabij de Noordzeekust geen stad, waar
zooveel zoevlsch wordt gegeten en waar deze zoo
goedkoop is.
Spanjaarden noemen wij de bewoners van het Ibe
rische schiereiland, maar in hun eigen land noemen
ze zich Basken, Catelanerf, Kastilianen en wat nog
.neer? Tusschen dezen allen zwerven of wonen een»,
g© honderdduizenden Zigeuners, die voor een deel
muzikanten zijn en een eigen muziek hebben. Toen
ik deze muziek voor het eerst hoorde, meende ik,
dat het Arabische muziek was. maar een Spanjaard,
wien ik dit zeide, schudde het hoofd en vertelde, dat
dit was ..musica flamenca", Vlaamsche muziek. De
verklaring hiervoor schijnt te zijn, dat de Spaansche
tuinbouwer, welke bestaanszekerheid nu geheel te loor
is gegaan, beter vast te leggen.
Want het is wel jammer het te moeten zeggen, maar
eigenlijk werken de meeste producenten en voortbren
gers in Nederland reeds gedeeltelijk in Staatsdienst, en
wordt datgene wat ze nog aan finantieele resultaten
weten te verkrijgen, hun gedeeltelijk door Staats- en
gemeenschapshulp toegewezen.
Als zelfstandig individu, die z'n artikelen op de we
reldmarkt brengt, en door middel van een vrije prijzen-
concurrentie, zooals dat voor eenige Jaren altijd plaats
vond en waarbij de Nederlandsche voortbrenger gewoon
lijk met de hoogste prijzen ging strijken, en daardoor
een redelijk bestaan wist te verkrijgen, bestaat de Ne
derlandsche boer, de Nederlandsche tuinbouwer, de Ne
derlandsche producent niet meer. kan h\j zich niet
meer handhaven, en ligt z'n lot op 't oogenblik geheel in
handen van wat de Regeering. de gemeenschap en an
dere categorieën der bevolking over hun wenechen te
beslissen, tot zoolang hij zich nog niet krachtig en mach
tig genoeg gevoelt om door eendrachtig optreden z'n
eigen lot in handen te nemen.
De Nederlandsche producent is van de wereldmarkt
verdrongen, althans wordt van die wereldmarkt zooda
nig teruggedrongen, dat het hem niet meer mogelijk Is,
z'n geproduceerde en voortgebrachte produkten op dien
wereldmarkt voor voldoend loonenden prijs te plaatsen.
Ging de Nederlandsche boer en tuinbouwer er voor
eenige jaren nog prat op en verkeerde hij in de mee
ning, dat de overige wereldgemeenschap zijne produk
ten niet zou kunnen ontberen, en werd Nederland eens
tot den Groententuin van Europa bestempeld, deze toe-
komstleuzen en vermeende onmisbaarheid zijn in korten
tijd naar beneden behaald, en liggen verwaaid, ver
scheurd en platgetrapt als vervlogen illusie.
Er zijn meer landen, die zich tot den Groententuin
van Europa hebben uitgeroepen en daardoor zijn er zoo
veel groententuinen gekomen, dat men den Nederland-
schen groententuin niet meer noodig heeft, of niet meer
wil hebben. Niet meer noodig heeft, misschien, niet
meer wil hebben in elk geval, want op alle mogelijke
wijzen tracht men den Nederlandsche produkten in 't
buitenland moeilijkheden in den weg te leggen. En door
verbod van invoer en door hooge invoerrechten en door
contingenteeren, worden in 't buitenland, dat voorheen
altijd gewoon was in doorsnee onze produkten voor loo
nenden prijs af te nemen, aan deze zulke groote bezwa
ren en moeilijkheden in den weg gelegd, dat onze artike
len aldaar, óf heeelmaal niet óf slechts gedeeltelijk te
plaatsen zijn en dan tegen prijzen, die den voortbrenger,
den producent bijna alles, althans een groot gedeelte op
z'n uitgevoerde produkten doen verliezen. En deze toe
stand wordt nog steeds erger en neemt nog steeds toe.
want in weerwil van mooie leuzen en verzekeringen over
vrijhandel en vrij ruilverkeer worden de belemmeringen
en moeilijkheden, welke men elkander in den weg legt,
troepen, die gedurende den opstand der Nederlanden
in de zestiende eeuw naar het noorden werden gezon
den, voor een groot deel bestonden uit Zigeuners, die
toen reeds deze eigenaardige, in wezen Orientaalsche
muziek hadden. De Spanjaarden hoorden deze mu
ziek dus meestal van soldaten, die in Vlaanderen
waren geweest en daarom noemde ze deze muziek
„musica flamenca".
Een der eerste avonden, dat ik te Madrid vertoefde,
knetterde geweervuur. De mislukte staatsgreep, niet
van monarchisten, maar van met de tegenwoordige
regeering ontevreden republikeinsche militairen,
waarbij zich enkele monarchisten hadden aangeslo
ten. De hoofdfiguur in deze beweging was de repu
blikeinsche generaal Sanjurjo (de j wordt in het
Spaansche uitgesproken als de ch in ons woord „ka
chel", de u als onze oe. deze naam klinkt dus als
Sanchoerche). Den volgenden morgen was de stad
vol zwaargewapende patrouilles en aan de pui van
het monumentale postkantoor kleefde mcnschenbloed
^an de muren en vensters waren sporen van geweer
kogels zichtbaar, waarnaar het publiek met Delang
stelling keek. F.en beklemming drukte op de stad,
alsof nog nieuw gevaar dreigde, maar 's avonds had
een republikeinsche demonstratie plaats met vlag
gen en doeken met opschriften. Dat reinigde de at-
mospheer en 's avonds zaten in de parken de men
schen weder rustig te genieten van de koelte en le
pelden vruchtenijs, slurpten limonade. Dan volgde
het proces tegen de aanvoerders der opstandelingen
en weder patrouilleerden zwaar gewapende gardes
civils (maréchaussees) en militairen door de stad,
doch daarom scheen zich niemand te bekommeren
en ongestoord bleef het vroolijke leven der luchtige
Spaansche hoofdstad. Nu is alles voorbij en schijn
baar reeds vergeten.
Nog eens kreeg ik een republikeinsche betooging
tc zien. Voor het front der troepen werden de ver
dedigers der republiek gehuldigd. De president reed
uit, omgeven door zijn garde te paard, groote kerels
met witte broeken, hooge laarzen, blauwe tunieken,
vergulde helmen met wapperende paardestaarten.
Het volk juichte, maar er waren er ook, die zuur ke
ken en geen „viva" schreeuwden.
De geestdrift bij deze republikeinsche betoogingen
was evenwel, een kleinigheid, vergeleken bij het
enthousiasme, dat ik gedurende een stierengevecht te
aanschouwen kreeg. Ook waren er toen meer men
schen, tienduizenden, allen even opgewonden en ver
hit.
Laat ik echter eerst, ter eer van het Spaansche
volk. vaststellen, dat de stierengevechten er niet zoo
algemeen populair zijn. als men in het buitenland
gewoonlijk aanneemt. Menigmaal hoorde ik Span
jaarden de stierengevechten vcroordeelen als bru
taal, barbaarsch. en onmenschelijk, maar als buiten
lander moet men zich"liever niet aan zro'n oordeel
wagen. Toen ik dat eenmaal deed, voegde me een
Spanjaard, tegenstander van de. stierengevechten,
toe; „Ja. maar bokswedstrijden, waarbij menschen el
kander neus en oogen bloedig stompen en het pu
blick dan nog juioht, zijn nog veel walgelijker en
weerzinwekkender- Zulks vertooningen zouden voor
een Spaanéch publiek onmogelijk zijn".
De meer ontwikkelde Spanjaarden bezoeken over
het algemeen de stierengevechten niet, al moeten een
minister, een burgemeester er wel eens heen, willen
zij niet impopulair worden.
Toen mijn reismakker en ik naar een stierenge
vecht gingen, lachten enkele van onze Spaansche
kennissen ons uit. Zulk een stierengevecht verdient,
wat men ook over zulk een vertooning denken moge,
wel een apart artikel.
J. K. BREDERODE.
steeds grooter, worden tariefmuren steeds hooger opge
trokken, invoer al minder toegelaten, en tracht elk land
zooveel mogelijk in z'n eigen voedselvoorziening te voor
zien, tracht elk land daarbij nog zooveel mogelijk uit
te voeren, en de invoer van anderen zooveel mogelijk te
gen te gaan-
En van dezen toestand is de Nederlandsche produ
cent, de Nederlandsche voortbrenger, ln de eerste
plaats de dupe, daar hem niet alleen door al die bui-
tenlandsche verboden en invoerbelemmeringen belet
wordt aldaar z'n voortgebrachte produkten te plaatsen,
maar Nederland als vrijhandelsland is voor die anderen
nog het toevluchtsoord, waar zij hun overtollige arti
kelen trachten kwijt te raken, desnoods met subsidies
en uitvoerpremiën hunner regeeringen, zoodat de Neder-
landsohe producent niet alleen te kampen heeft met z'n
eigen overvloed, maar ook nog den concurrentiestrijd
moet aanbieden tegen wat anderen van hun overvloed
hier vrijwel onbeperkt en zonder kosten trachten in te
voeren.
Voegen we daar nog bij, dat een zeker deel der Ne
derlanders zoo weinig besef heeft van de nooden hun
ner eigen produceerende bevolking, en ook, om dat het
gebruik van buitenlandsche artikelen een zeker cachet,
een air van voornaamheid geeft, dat ze bij voorkeur
buitenlandsche produkten, b.v. Malta- of Spaansche
aardappelen of andere artikelen gebruiken; en men zal
moeten Inzien, dat de strijd voor zelfbehoud voor den
Nederlandschen producent vrijwel hopeloos geworden ls;
en waar vrijhandel en een vrij ruilverkeer onder de
volken voorloopig wel niet te verwachten zijn, de toe
stand er voor den Nederlandschen producent tamelijk
duister uitziet en er zich onder de gegeven omstandig
heden geen enkel lichtpuntje voordoet.
De lichtpunten die sommigen ons tot nog toe meen
den te kunnen aanwijzen, zijn tot heden niet anders
dan dwaallichtjes gebleken, die ons nog verder uit den
koers brachten.
Laten we ons dus voorloopig niet blij maken met een
dooie muscb, want behoudens enkele plaatselijke ople
vingen of tijdelijke verbeteringen, door onvoorziene om
standigheden, wijzen de economische verhoudingen
voorloopig geen enkele financieele verbetering aan.
Er zal dus een nieuwe koers moeten worden gevolgd.
Wij kunnen niet meer tegen den stroom inroeien. Onze
boot is lek, onze zeilen zijn verscheurd, onze riemen ge
broken en onze krachten uitgeput, de welvaart ten
plattenlande bij de produceerende bevolking gedéci-
meerd en tot het nulpunt terug gebracht. Ziedaar het
eindresultaat van onzen strijd, van den door boeren en
arbeiders verrichten zwaren en voor 't behoud onzer
gemeenschap noodzakelijken produktieven arbeid. Er is
op 't oogenblik geen kans meer, dat we ons op de
wereldmarkt met voordeel kunnen handhaven. Wat wij
omzetten in vieesch, in eieren, in zuivelprodukten, in
groenten, het levert in tegenstelling met enkele jaren
geleden, toen een belangrijk deel onzer bevolking van
de daaruit voortvloeide winsten, z'n bestaan kon zoe
ken, nu voortdurend een groot verlies op en dat ver
lies ls niet meer vol te houden, niet meer te dragen,
loopt op onzen volledigen financieelen ondergang uit,
voor zoover deze zich niet reeds heeft voltrokken.
Er zal dus een nieuwe koers moeten worden gevolgd;
maar welke? Och, eigenlijk de koers, die op 't oogen
blik door elk ander land wordt gevolgd, n.1. te zorgen
voor onze eigen produktie, zooals tegenwoordig elk land
voor z'n eigen produktie, z'n eigen producenten, z'n
eigen voortbrengers zorgt. En daarbij verkeert de Ne
derlandsche producent in een zeer gunstige conditie.
Hoewel men met uitspraken van economen over 't
algemeen zeer voorzichtig kan zijn, want ook zij hebben
tot heden de wereld nog niet gered, wil ik toch even
afgaan op wat door den heer H. Colijn, één onzer
vooraanstaanden economen, naar ik meen in een land-
bouwvergadering te Alkmaar is gezegd, nJ. dat de Ne
derlandsche bodem slechts ln staat zou zijn 5 millioen
onzer bevolking, welke 8 millioen zielen bedraagt, te
voeden. Nu zijn statistieken en berekeningen niet altijd
even soliede dingen: maar ook al zouden deze cijfers
niet .precies juist zijn en de productie van Nederland
door technische hulpmiddelen en uitbreiding van cul
tuur, nog wel zoodanig kunnen worden opgevoerd, dat
onze bodem de geheele Nederlandsche bevolking kon
voeden; ligt het dan niet op den weg onzer Regeering,
van den Nederlandschen Staat, dat daar met uitschake
ling van tijdelijken buitenlandschen invoer, de voedsel
voorziening, met alles wat daar verder bij behoort, van
den Nederlandschen burger, in de eerste plaats wordt
opgedragen aan de Nederlandsche producenten, de Ne
derlandsche boeren? Waarom zou onze Nederlandsche
Regeering, nu onze afzet tegen loonenden prijs in 't
buitenland vastloopt, en waarschijnlijk voorloopig is af
gesloten, er niet voor zorg dragen, dat eerst de in Ne
derland door Nederlandsche burgers geproduceerde ar
tikelen, waarvan de Regeering alsdan bij benadering da
verschillende soorten en hoeveelheden zou moeten
vaststellen, eerst door de Nederalndsche gemeenschap, de
Nederlandsche burgers werden of moesten worden op
gebruikt tegen voor de producenten en voortbrengers
loonenden productieprijs, alvorens de invoer van buiten
landsche produkten. die onze voortbrengers mede op 't
oogenblik den grond indrukken, zou worden toegestaan.
Eerst moet het Nederlandsche produkt door alle Ne
derlanders voor loonenden produktieprljs worden opge
bruikt. eerst dan wordt het buitenlandsche produkt
toegelaten l
Eigen burgers gaan vóór, niet vastgelegd ln 'n be
krompen dorpsidée, maar als een plicht van saamhoorig©
burgers in één en denzelfden staat, die allen direkt of
indlrekt belang hebben bij de instandhouding van dien
staat, bij de welvaart van alle burgers, welke in dien
staat als staatsburgers verkeeren.
Voor volgend jaar zou dan door de Regeering zoo
spoedig mogelijk een voorloopig bouwplan moeten wor
den opgemaakt, waarbij de voor binnenlandsch gebruik
te telen produkten voor verschillende streken nader
werden uitgewerkt en aangewezen en loonende produk-
tieprijzen vastbesteld. waarbij ieder producent in de
gelegenheid kwam. bij deelname, van den afzet zijner
produkten tegen loonenden prijs verzekerd te zijn, ter
wijl tevens de deur op een kier kon worden gehouden
om paraat te zijn, wanneer de omstandigheden zich
wijzigen, de winst ln 't buitenland mocht keeren, en men
onze produkten of een deel er van aldaar wel weer
voor loonenden prijs zou kunnen of willen afnemen, of
in ruil zou willen nemen voor andere artikelen.
J. VLUG.
Noordscharwoude, September 1932.
Door de Baltlsche landen. Een „boter-
front".
Uit Letland komen berichten, dat de Baltische sta
ten overeengekomen zijn. in de quaestie van het
Duitsche botertarief gemeenschappelijk front tegen
Duitschland te maken.
Het. initiatief hiertoe is van Estland uitgegaan, dat
aan de andere Baltische staten heeft voorgesteld een
gemeenschappelijk „boterfront" te vormen. De sta
ten willen, evenals dit in Denemarken reeds ge
schiedt. zooveel mogelijk aankoop van Duitsche in
dustrieproducten vermijden, zoolang het Duitscha
botertarief in werking is.
De beroemde honden in gevaar.
Het beroemde klooster van de monniken van den
Sint Bernard dreigde Dinsdag door brand vernield
te worden. Dank zij de waakzaamheid van den broe
der-portier kon het vuur. dat in de bijgebouwen was
ontstaan, onmiddellijk met een flinken waterstraal
worden aangetast.
De eerste maatregelen, die de monniken namen,
waren er op gericht, om de beroemde en waardevolle
honden, die reeds zooveel menschenlevens hebben ge
red, in veiligheid te brengen.
Na enkele uren van ingespannen arbeid was men
echter het vuur meester en behoefde men geen ver
dere uitbreiding van den brand meer te vreezen.
De schade is echter zeer aanzienlijk.
De voorstellen van den minister aan
vaard.
Uit Brussel wordt gemeld;
De werkgevers en de afgevaardigden der werkne
mers in de mijnindustrie hebben de voorstellen van
den minister aangenomen.
De noodige stappen zijn gedaan om morgen het
werk in alle mijnen te doen hervatten.
Op last van het gemeentebestuur van Westmin
ster zal William Dalton op de duivenjacht gaan op
Tragalgar Square. Hij zal daar zijn slagnet spannen,
om te trachten de beesten daarin te krijgen. Hij doet.
dit zoo, dat hij de vogels eerst met zich vertrouwd
maakt, door ze eenige dagen achtereen te voeren. Als
hij er zoo in geslaagd is een honderdtal vogels of
meer onder zijn net te lokken, slaat het op een goeden
dag dicht en zijn de beestjes gevangen. Soms gooit
het publiek roet in het eten; het is wel gebeurd, dat
hij dagen lang bezig geweest was om duiven tot
zich te lokken en dat dan al zijn werk weer te niet
werd gedaan, doordat een kwajongen achter zijn rug
een papieren zak opblies en met een harden slag
liet stuk springen. Mislukt het zoo om de beesten in
het net te vangen, dan moet hij ze stuk voor stuk
met de hand grijpen. Dan duurt het echter eenige
weken inplaats van eenige dagen, voor er een hon
derd vogels of meer gevangen zijn.
Het is wel gebeurd dat teerhartige oude dames den
duivenvanger lastig vielen en meer dan eens is er
een parasol of paraplu op zijn hoofd stuk geslagen.
Toch is het noodig. dat de duiven op het plein af en
toe gedund worden. Vroeger had het gemeentebe
stuur een vasten duivenvanger. die per jaar ver
scheiden honderden duiven wegving. Verleden jaar
is hij gestorven en sindsdien hebben de duiven zoo
gebroed, dat er thans veel te veel zijn. De bedoeling
is niet ze allemaal weg te vangen, daarvoor is het
publiek te veel op de diertjes gesteld, die in het ver
zonken deel van het plein rustig rondtippelcn en zich
niet storen aan het geweldige verkeer, dat met don
derend geraas daaromheen cirkelt.