Aan de andere zijde van de Pyreneeën, De nood der Tuinbouwers en de nieuwe koers! Zaterdag 10 September 1932. SCHAGER COURANT. Vierde blad. No. 9139 INGEZONDEN. Boycot ran Duitschland. Brand in het klooster op den Sint Bernard. Mijnstaking in België beëindigd. Te reel duiven in Londen. De stad der tegenstellingen. Musica tlamenca, Vlaamsche muziek, in Spanje, Over revolutie en stierengevechten. (Van onzen reizenden corres pondent.) Madrid, September. EEN wonderlijk schoone stad met heerlijke plantsoen, breede boulevards, geweldige pa leizen, bioscopen, banken, temidden van een grauw, eentonig, door de zon verschroeid dor landschap, zóó is Madrid. Een Europeesche stad zeer zeker nog, maar met invloeden van den anderen kant der Middellandsche Zee. Niets typeert de Spaan sche hoofdstad beter dan het kleine plantsoen tegen over het koninklijk paleis, waar men den koning uit gejaagd heeft. Naast elkander staan in dit plant soentje dennen en palmboomen en beiden schijnen zich hier evengoed thuis te gevoelen. De groote verkeersweg in het hart van de stad, de „Gran Via", is breeder, grootscher van aanleg met zijn enorme gebouwen dan de groote boulevards te Parijs. De tallooze cafés zitten, behalve op de warm ste uren van den dag, steeds vol menschen. zoodat men den indruk krijgt, dat de Spanjaarden een weel derig en zorgeloos leven leiden, maar in geen Euro peesche hoofdstad ziet men zooveel bedelaars, blin den, lammen, verminkten. Langs de straten venten tallooze jongens onder luid geschreeuw couranten, wat tot de conclusie zou kunnen leiden, dat het Spaansche volk een volk is, dat zeer veel leest, maar onrustbarend is nog het aantal analphabeten. Toen verleden jaar de republiek werd uitgeroepen, waren er, zoo berekende men, 25000 scholen te weinig. Se dert dien zijn er 7000 nieuwe scholen geopend, maar bij gebrek aan geld kan de regeering niet op de zelfde wijze doorgaan. Het plan bestaat, om elk jaar 5000 nieuwe scholen te openen. De Spaansche regee ring is anti-clericaal. maar overal ontmoet men gees telijken en 's Zondags zijn de talrijke kerken dicht bezet. Spanje is een republiek, maar telkens kan men van Spanjaarden hooren: „In ons hart zijn we mo narchisten. Bij gebrek aan een koning hebben we de republiek moeten uitroepen." Wijst men erop, dat de Spanjaarden toch zelf hun koning hebben wegge jaagd. dan luidt het antwoord: „Jawel, maar dit be wijst niets. Koning Alphons XIII miste alle eigen schappen, welke men van een gekroond staatshoofd moet eischen en zijn zoons zijn geestelijk of licha melijk minderwaardig en kunnen voor troonsopvol ging niet in aanmerking komen Daarom joegen we den koning weg en niet omdat we in ons hart repu blikeinen zijn." Wanneer we schrijven van „de nood der tuinbouwers", 'dan is dat eigenlijk niet juist, of liever een eenzijdige aanduiding van den slechten toestand ten plattelande, want die slechte toestand doet zich niet alléén voor i onder de tuinbouwer®, al worden deze dan ook wel het meest getroffen, maar ook de landbouwers, zuivelboeren. pluimveehouders, kortom alle produceerende of voort brengende bedrijven verkeeren tegenwoordig, en de meesten reeds sedert langen tijd, in een toestand dat hun bedrijven noodlijdend zijn, d.w.z.. dat de finanti- eele opbrengst, het geld dat ze voor hunne producten maken, wat ze als 't ware voor hunne artikelen thuis krijgen, lang niet voldoende is, om de onkosten, de uit gaven te dekken, welke noodig zijn om hun bedrijf in stand te houden, huren en pachten te betalen en boven- fdien in hun eigen levensonderhoud en dat van hun gezin !te voorzien. De boer of de tuinbouwer, kortom de-Ne derlandsche producent in 't algemeen kan zicb zelve niet meer redden, verarmt bij den dag en gaat zonder 'hulp of steun van de Gemeenschap, van de Regeering. finantleel ten gronde. Eigenlijk is de toestand reeds zoo geworden, dat wanneer door de Regeering in welken vorm en hoe gering dan ook aan de boeren, land- en tuinbouwbedrijven geen steun was of werd verleend, al onze produceerende bedrijven, vrijwel geheel voor de vlakte zouden liggen, en het aantal dier bedrijven, dat nog een loonende opbrengst weet te verkrijgen, wel zoo gering zou zijn, dat men ze met een lantaarntje zou moeten zoeken en deze absoluut geen invloed op den algemeenen slechten toestand zouden kunnen uitoefenen De meeste bedrijven teeren nog zoo lang mogelijk op de in de goede en eenigszins winstgevende jaren ge kweekte reserves; totdat ook deze geheel uitgeput zul len zijn en een totale algeheele inzinking een algeheel gemis aan geldmiddelen of finantieele draagkracht, een algeheele financieele débacle ten plattelande zal zijn in getreden; althans wanneer door de Regeering, door de Gemeenschap geen voldoende en afdoende hulp zal wor den verleend in den vorm van óf direkten finantieelen steun óf gewaarborgde voldoende loonende minimum prijzen voor de door de boeren voortgebrachte produk- ten, óf door overname van bedrijven door de Staat en het omzetten van den boer tot Staatsambtenaar, met voldoende loonende positie en op 60-jarigen leeftijd een Staatspensioen, evenals zulks op 't oogenblik in de Wie- ringermeer plaats vindt, waar ook de verschillende land bouwbedrijven in Staatsdienst werken en waarbij de bedrijf», en prijzenrisico niet drukt op of voor rekening komt van den bedrijfsleider, maar op den Staat, de Ge meenschap is overgegaan. We willen dezen laatsten vorm van finantieele lotsver betering voor den boer of producent niet aanbevelen, maar er slechts op wijzen, dat ook deze tot de mogelijk heden behoort, en reeds in Nederland wordt toegepast, al zal het wel noodgedwongen zijn, welke kunnen worden aangegrepen om de bestaanszekerheid van den boer of Het standbeeld van Koning Alphons XII, die gelukkiger was dan zijn naamgenoot met het ongeluksgetal. Dit monument staat ook nu nog ongerept in het grootste park te Madrid. Spanje heeft slechts één landgiens. met Frankrijk, dat er geen oogenblik aan denkt oorlog te voeren niet zijn zuidelijken nabuur. Bovendien ligt aan die grens een natuurlijke hindernis, de Pyreneeën. Toch heeft de democratische Spaansche republiek alge meenen dienstplicht met een diensttijd van twee jaar en dus steeds meer dan 100.000 man onder de wapenen. Waarvoor? Mot het oog op mogelijke bin- nenlandsche gebeurtenissen? Deze sterke krijgs macht heeft den koning niet.kunnen helpen en zou ook een republikeinsche regeering wel eens in den steek kunnen laten. Vanwaar komtn al deze tegenstellingen? Houden ze verband met het klimaat? Met de bijna Afri kaanse h warme zomers en de noordelijke gure win ters? Goedkoop kan men te Madrid leven. In groote resaurants krijgt men uitvoerige maaltijden voor vier tot zes peset^t (f0.80 a f 1.20), een kamer met vol pension kan men reeds krijgen vanaf 6.50 pe seta (f 1.30), maar als men kijkt bij de vleeschhou- vvers, ontdekt men. dat het, vieesch veel duurder is dan in Frankrijk. België of Nederland. Honderden kilometers ligt Madrid van de kust, ruim zeshonderd meter boven den zeespiegel, rnaAr ik ken aan of nabij de Noordzeekust geen stad, waar zooveel zoevlsch wordt gegeten en waar deze zoo goedkoop is. Spanjaarden noemen wij de bewoners van het Ibe rische schiereiland, maar in hun eigen land noemen ze zich Basken, Catelanerf, Kastilianen en wat nog .neer? Tusschen dezen allen zwerven of wonen een», g© honderdduizenden Zigeuners, die voor een deel muzikanten zijn en een eigen muziek hebben. Toen ik deze muziek voor het eerst hoorde, meende ik, dat het Arabische muziek was. maar een Spanjaard, wien ik dit zeide, schudde het hoofd en vertelde, dat dit was ..musica flamenca", Vlaamsche muziek. De verklaring hiervoor schijnt te zijn, dat de Spaansche tuinbouwer, welke bestaanszekerheid nu geheel te loor is gegaan, beter vast te leggen. Want het is wel jammer het te moeten zeggen, maar eigenlijk werken de meeste producenten en voortbren gers in Nederland reeds gedeeltelijk in Staatsdienst, en wordt datgene wat ze nog aan finantieele resultaten weten te verkrijgen, hun gedeeltelijk door Staats- en gemeenschapshulp toegewezen. Als zelfstandig individu, die z'n artikelen op de we reldmarkt brengt, en door middel van een vrije prijzen- concurrentie, zooals dat voor eenige Jaren altijd plaats vond en waarbij de Nederlandsche voortbrenger gewoon lijk met de hoogste prijzen ging strijken, en daardoor een redelijk bestaan wist te verkrijgen, bestaat de Ne derlandsche boer, de Nederlandsche tuinbouwer, de Ne derlandsche producent niet meer. kan h\j zich niet meer handhaven, en ligt z'n lot op 't oogenblik geheel in handen van wat de Regeering. de gemeenschap en an dere categorieën der bevolking over hun wenechen te beslissen, tot zoolang hij zich nog niet krachtig en mach tig genoeg gevoelt om door eendrachtig optreden z'n eigen lot in handen te nemen. De Nederlandsche producent is van de wereldmarkt verdrongen, althans wordt van die wereldmarkt zooda nig teruggedrongen, dat het hem niet meer mogelijk Is, z'n geproduceerde en voortgebrachte produkten op dien wereldmarkt voor voldoend loonenden prijs te plaatsen. Ging de Nederlandsche boer en tuinbouwer er voor eenige jaren nog prat op en verkeerde hij in de mee ning, dat de overige wereldgemeenschap zijne produk ten niet zou kunnen ontberen, en werd Nederland eens tot den Groententuin van Europa bestempeld, deze toe- komstleuzen en vermeende onmisbaarheid zijn in korten tijd naar beneden behaald, en liggen verwaaid, ver scheurd en platgetrapt als vervlogen illusie. Er zijn meer landen, die zich tot den Groententuin van Europa hebben uitgeroepen en daardoor zijn er zoo veel groententuinen gekomen, dat men den Nederland- schen groententuin niet meer noodig heeft, of niet meer wil hebben. Niet meer noodig heeft, misschien, niet meer wil hebben in elk geval, want op alle mogelijke wijzen tracht men den Nederlandsche produkten in 't buitenland moeilijkheden in den weg te leggen. En door verbod van invoer en door hooge invoerrechten en door contingenteeren, worden in 't buitenland, dat voorheen altijd gewoon was in doorsnee onze produkten voor loo nenden prijs af te nemen, aan deze zulke groote bezwa ren en moeilijkheden in den weg gelegd, dat onze artike len aldaar, óf heeelmaal niet óf slechts gedeeltelijk te plaatsen zijn en dan tegen prijzen, die den voortbrenger, den producent bijna alles, althans een groot gedeelte op z'n uitgevoerde produkten doen verliezen. En deze toe stand wordt nog steeds erger en neemt nog steeds toe. want in weerwil van mooie leuzen en verzekeringen over vrijhandel en vrij ruilverkeer worden de belemmeringen en moeilijkheden, welke men elkander in den weg legt, troepen, die gedurende den opstand der Nederlanden in de zestiende eeuw naar het noorden werden gezon den, voor een groot deel bestonden uit Zigeuners, die toen reeds deze eigenaardige, in wezen Orientaalsche muziek hadden. De Spanjaarden hoorden deze mu ziek dus meestal van soldaten, die in Vlaanderen waren geweest en daarom noemde ze deze muziek „musica flamenca". Een der eerste avonden, dat ik te Madrid vertoefde, knetterde geweervuur. De mislukte staatsgreep, niet van monarchisten, maar van met de tegenwoordige regeering ontevreden republikeinsche militairen, waarbij zich enkele monarchisten hadden aangeslo ten. De hoofdfiguur in deze beweging was de repu blikeinsche generaal Sanjurjo (de j wordt in het Spaansche uitgesproken als de ch in ons woord „ka chel", de u als onze oe. deze naam klinkt dus als Sanchoerche). Den volgenden morgen was de stad vol zwaargewapende patrouilles en aan de pui van het monumentale postkantoor kleefde mcnschenbloed ^an de muren en vensters waren sporen van geweer kogels zichtbaar, waarnaar het publiek met Delang stelling keek. F.en beklemming drukte op de stad, alsof nog nieuw gevaar dreigde, maar 's avonds had een republikeinsche demonstratie plaats met vlag gen en doeken met opschriften. Dat reinigde de at- mospheer en 's avonds zaten in de parken de men schen weder rustig te genieten van de koelte en le pelden vruchtenijs, slurpten limonade. Dan volgde het proces tegen de aanvoerders der opstandelingen en weder patrouilleerden zwaar gewapende gardes civils (maréchaussees) en militairen door de stad, doch daarom scheen zich niemand te bekommeren en ongestoord bleef het vroolijke leven der luchtige Spaansche hoofdstad. Nu is alles voorbij en schijn baar reeds vergeten. Nog eens kreeg ik een republikeinsche betooging tc zien. Voor het front der troepen werden de ver dedigers der republiek gehuldigd. De president reed uit, omgeven door zijn garde te paard, groote kerels met witte broeken, hooge laarzen, blauwe tunieken, vergulde helmen met wapperende paardestaarten. Het volk juichte, maar er waren er ook, die zuur ke ken en geen „viva" schreeuwden. De geestdrift bij deze republikeinsche betoogingen was evenwel, een kleinigheid, vergeleken bij het enthousiasme, dat ik gedurende een stierengevecht te aanschouwen kreeg. Ook waren er toen meer men schen, tienduizenden, allen even opgewonden en ver hit. Laat ik echter eerst, ter eer van het Spaansche volk. vaststellen, dat de stierengevechten er niet zoo algemeen populair zijn. als men in het buitenland gewoonlijk aanneemt. Menigmaal hoorde ik Span jaarden de stierengevechten vcroordeelen als bru taal, barbaarsch. en onmenschelijk, maar als buiten lander moet men zich"liever niet aan zro'n oordeel wagen. Toen ik dat eenmaal deed, voegde me een Spanjaard, tegenstander van de. stierengevechten, toe; „Ja. maar bokswedstrijden, waarbij menschen el kander neus en oogen bloedig stompen en het pu blick dan nog juioht, zijn nog veel walgelijker en weerzinwekkender- Zulks vertooningen zouden voor een Spaanéch publiek onmogelijk zijn". De meer ontwikkelde Spanjaarden bezoeken over het algemeen de stierengevechten niet, al moeten een minister, een burgemeester er wel eens heen, willen zij niet impopulair worden. Toen mijn reismakker en ik naar een stierenge vecht gingen, lachten enkele van onze Spaansche kennissen ons uit. Zulk een stierengevecht verdient, wat men ook over zulk een vertooning denken moge, wel een apart artikel. J. K. BREDERODE. steeds grooter, worden tariefmuren steeds hooger opge trokken, invoer al minder toegelaten, en tracht elk land zooveel mogelijk in z'n eigen voedselvoorziening te voor zien, tracht elk land daarbij nog zooveel mogelijk uit te voeren, en de invoer van anderen zooveel mogelijk te gen te gaan- En van dezen toestand is de Nederlandsche produ cent, de Nederlandsche voortbrenger, ln de eerste plaats de dupe, daar hem niet alleen door al die bui- tenlandsche verboden en invoerbelemmeringen belet wordt aldaar z'n voortgebrachte produkten te plaatsen, maar Nederland als vrijhandelsland is voor die anderen nog het toevluchtsoord, waar zij hun overtollige arti kelen trachten kwijt te raken, desnoods met subsidies en uitvoerpremiën hunner regeeringen, zoodat de Neder- landsohe producent niet alleen te kampen heeft met z'n eigen overvloed, maar ook nog den concurrentiestrijd moet aanbieden tegen wat anderen van hun overvloed hier vrijwel onbeperkt en zonder kosten trachten in te voeren. Voegen we daar nog bij, dat een zeker deel der Ne derlanders zoo weinig besef heeft van de nooden hun ner eigen produceerende bevolking, en ook, om dat het gebruik van buitenlandsche artikelen een zeker cachet, een air van voornaamheid geeft, dat ze bij voorkeur buitenlandsche produkten, b.v. Malta- of Spaansche aardappelen of andere artikelen gebruiken; en men zal moeten Inzien, dat de strijd voor zelfbehoud voor den Nederlandschen producent vrijwel hopeloos geworden ls; en waar vrijhandel en een vrij ruilverkeer onder de volken voorloopig wel niet te verwachten zijn, de toe stand er voor den Nederlandschen producent tamelijk duister uitziet en er zich onder de gegeven omstandig heden geen enkel lichtpuntje voordoet. De lichtpunten die sommigen ons tot nog toe meen den te kunnen aanwijzen, zijn tot heden niet anders dan dwaallichtjes gebleken, die ons nog verder uit den koers brachten. Laten we ons dus voorloopig niet blij maken met een dooie muscb, want behoudens enkele plaatselijke ople vingen of tijdelijke verbeteringen, door onvoorziene om standigheden, wijzen de economische verhoudingen voorloopig geen enkele financieele verbetering aan. Er zal dus een nieuwe koers moeten worden gevolgd. Wij kunnen niet meer tegen den stroom inroeien. Onze boot is lek, onze zeilen zijn verscheurd, onze riemen ge broken en onze krachten uitgeput, de welvaart ten plattenlande bij de produceerende bevolking gedéci- meerd en tot het nulpunt terug gebracht. Ziedaar het eindresultaat van onzen strijd, van den door boeren en arbeiders verrichten zwaren en voor 't behoud onzer gemeenschap noodzakelijken produktieven arbeid. Er is op 't oogenblik geen kans meer, dat we ons op de wereldmarkt met voordeel kunnen handhaven. Wat wij omzetten in vieesch, in eieren, in zuivelprodukten, in groenten, het levert in tegenstelling met enkele jaren geleden, toen een belangrijk deel onzer bevolking van de daaruit voortvloeide winsten, z'n bestaan kon zoe ken, nu voortdurend een groot verlies op en dat ver lies ls niet meer vol te houden, niet meer te dragen, loopt op onzen volledigen financieelen ondergang uit, voor zoover deze zich niet reeds heeft voltrokken. Er zal dus een nieuwe koers moeten worden gevolgd; maar welke? Och, eigenlijk de koers, die op 't oogen blik door elk ander land wordt gevolgd, n.1. te zorgen voor onze eigen produktie, zooals tegenwoordig elk land voor z'n eigen produktie, z'n eigen producenten, z'n eigen voortbrengers zorgt. En daarbij verkeert de Ne derlandsche producent in een zeer gunstige conditie. Hoewel men met uitspraken van economen over 't algemeen zeer voorzichtig kan zijn, want ook zij hebben tot heden de wereld nog niet gered, wil ik toch even afgaan op wat door den heer H. Colijn, één onzer vooraanstaanden economen, naar ik meen in een land- bouwvergadering te Alkmaar is gezegd, nJ. dat de Ne derlandsche bodem slechts ln staat zou zijn 5 millioen onzer bevolking, welke 8 millioen zielen bedraagt, te voeden. Nu zijn statistieken en berekeningen niet altijd even soliede dingen: maar ook al zouden deze cijfers niet .precies juist zijn en de productie van Nederland door technische hulpmiddelen en uitbreiding van cul tuur, nog wel zoodanig kunnen worden opgevoerd, dat onze bodem de geheele Nederlandsche bevolking kon voeden; ligt het dan niet op den weg onzer Regeering, van den Nederlandschen Staat, dat daar met uitschake ling van tijdelijken buitenlandschen invoer, de voedsel voorziening, met alles wat daar verder bij behoort, van den Nederlandschen burger, in de eerste plaats wordt opgedragen aan de Nederlandsche producenten, de Ne derlandsche boeren? Waarom zou onze Nederlandsche Regeering, nu onze afzet tegen loonenden prijs in 't buitenland vastloopt, en waarschijnlijk voorloopig is af gesloten, er niet voor zorg dragen, dat eerst de in Ne derland door Nederlandsche burgers geproduceerde ar tikelen, waarvan de Regeering alsdan bij benadering da verschillende soorten en hoeveelheden zou moeten vaststellen, eerst door de Nederalndsche gemeenschap, de Nederlandsche burgers werden of moesten worden op gebruikt tegen voor de producenten en voortbrengers loonenden productieprijs, alvorens de invoer van buiten landsche produkten. die onze voortbrengers mede op 't oogenblik den grond indrukken, zou worden toegestaan. Eerst moet het Nederlandsche produkt door alle Ne derlanders voor loonenden produktieprljs worden opge bruikt. eerst dan wordt het buitenlandsche produkt toegelaten l Eigen burgers gaan vóór, niet vastgelegd ln 'n be krompen dorpsidée, maar als een plicht van saamhoorig© burgers in één en denzelfden staat, die allen direkt of indlrekt belang hebben bij de instandhouding van dien staat, bij de welvaart van alle burgers, welke in dien staat als staatsburgers verkeeren. Voor volgend jaar zou dan door de Regeering zoo spoedig mogelijk een voorloopig bouwplan moeten wor den opgemaakt, waarbij de voor binnenlandsch gebruik te telen produkten voor verschillende streken nader werden uitgewerkt en aangewezen en loonende produk- tieprijzen vastbesteld. waarbij ieder producent in de gelegenheid kwam. bij deelname, van den afzet zijner produkten tegen loonenden prijs verzekerd te zijn, ter wijl tevens de deur op een kier kon worden gehouden om paraat te zijn, wanneer de omstandigheden zich wijzigen, de winst ln 't buitenland mocht keeren, en men onze produkten of een deel er van aldaar wel weer voor loonenden prijs zou kunnen of willen afnemen, of in ruil zou willen nemen voor andere artikelen. J. VLUG. Noordscharwoude, September 1932. Door de Baltlsche landen. Een „boter- front". Uit Letland komen berichten, dat de Baltische sta ten overeengekomen zijn. in de quaestie van het Duitsche botertarief gemeenschappelijk front tegen Duitschland te maken. Het. initiatief hiertoe is van Estland uitgegaan, dat aan de andere Baltische staten heeft voorgesteld een gemeenschappelijk „boterfront" te vormen. De sta ten willen, evenals dit in Denemarken reeds ge schiedt. zooveel mogelijk aankoop van Duitsche in dustrieproducten vermijden, zoolang het Duitscha botertarief in werking is. De beroemde honden in gevaar. Het beroemde klooster van de monniken van den Sint Bernard dreigde Dinsdag door brand vernield te worden. Dank zij de waakzaamheid van den broe der-portier kon het vuur. dat in de bijgebouwen was ontstaan, onmiddellijk met een flinken waterstraal worden aangetast. De eerste maatregelen, die de monniken namen, waren er op gericht, om de beroemde en waardevolle honden, die reeds zooveel menschenlevens hebben ge red, in veiligheid te brengen. Na enkele uren van ingespannen arbeid was men echter het vuur meester en behoefde men geen ver dere uitbreiding van den brand meer te vreezen. De schade is echter zeer aanzienlijk. De voorstellen van den minister aan vaard. Uit Brussel wordt gemeld; De werkgevers en de afgevaardigden der werkne mers in de mijnindustrie hebben de voorstellen van den minister aangenomen. De noodige stappen zijn gedaan om morgen het werk in alle mijnen te doen hervatten. Op last van het gemeentebestuur van Westmin ster zal William Dalton op de duivenjacht gaan op Tragalgar Square. Hij zal daar zijn slagnet spannen, om te trachten de beesten daarin te krijgen. Hij doet. dit zoo, dat hij de vogels eerst met zich vertrouwd maakt, door ze eenige dagen achtereen te voeren. Als hij er zoo in geslaagd is een honderdtal vogels of meer onder zijn net te lokken, slaat het op een goeden dag dicht en zijn de beestjes gevangen. Soms gooit het publiek roet in het eten; het is wel gebeurd, dat hij dagen lang bezig geweest was om duiven tot zich te lokken en dat dan al zijn werk weer te niet werd gedaan, doordat een kwajongen achter zijn rug een papieren zak opblies en met een harden slag liet stuk springen. Mislukt het zoo om de beesten in het net te vangen, dan moet hij ze stuk voor stuk met de hand grijpen. Dan duurt het echter eenige weken inplaats van eenige dagen, voor er een hon derd vogels of meer gevangen zijn. Het is wel gebeurd dat teerhartige oude dames den duivenvanger lastig vielen en meer dan eens is er een parasol of paraplu op zijn hoofd stuk geslagen. Toch is het noodig. dat de duiven op het plein af en toe gedund worden. Vroeger had het gemeentebe stuur een vasten duivenvanger. die per jaar ver scheiden honderden duiven wegving. Verleden jaar is hij gestorven en sindsdien hebben de duiven zoo gebroed, dat er thans veel te veel zijn. De bedoeling is niet ze allemaal weg te vangen, daarvoor is het publiek te veel op de diertjes gesteld, die in het ver zonken deel van het plein rustig rondtippelcn en zich niet storen aan het geweldige verkeer, dat met don derend geraas daaromheen cirkelt.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1932 | | pagina 13