Alitneti Kluis- Uitmuit- LnlMlil THEE GEESTELIJK LEVEN. UitgeversN.V. v.h. TRAPMAN Co, Schagen. KUNST. 3 X daaqó Nationalistische gisting in Albanië. Zaterdag 10 September 1932. SC1AEEI 75ste Jaargang No. 9139 COURANT. Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver- itentiën nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst. POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No 20. Prijs per 3 maanden fl.80. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN- TIëN van 1 tot 5 regels f0.85, iedere regel meer 15 cent (bewijsno, inbegrepen). Groote letters worden naar plaatsruimte berekencR EERSTE BLAD DIT NUMMER BESTAAT UIT VIJF BLADEN MET eenige aarzeling ga ik iets schrijven over kunst. Deze aarzeling is een gevolg van het feit, dat ik persoonlijk geen enkele ikunst beoefen. Ik schilder niet, ik ben geen beeld houwer, ik kan niet dichten, niet zingen en ik ben geen letterkundige en geen musicus. En, nietwaar, dan lijkt het op zijn minst toch wel wat gewaagd om over kunst iets te gaan zeggen. Waarom ik het doe? Omdat ik een bezoek heb gebracht aan de Rem- brandt-tentoonstclling in Amsterdam en omdat deze een grooten indruk op mij heeft gemaakt Vele jaren geleden was ik in de beroemde schil derijenverzameling van de National Gallery te Lon den. Daar is heel wat moois te bewonderen. Toen ik door een der zalen ging, werd mijn aandacht reeds van verre onmiddellijk geboeid door één stuk en ik zeide tot mijn metgezel: dat is stellig een Rembrandt! Naderbij gekomen, bleek dit inderdaad zoo te zijn. Bij mijn bezoek van de expositie in Amsterdam moest ik onwillekeurig hieraan terugdenken. Daar is in de schilderstukken van dezen grooten kunste naar iets, waardoor zij zich onderscheiden van ande ren. Ik acht. mijzelf in geenen deele bevoegd om pre cies aan te geven, waarin dit eigenlijk bestaat. Is het de wonderbare werking van het licht tegenover de schaduw op zijn doeken? Ik weet het niet. Maar •wel weet ik, dat zijn schilderijen een bijna magischen invloed op mij uitoofencn. Daar zijn portretten, waar van ik bijna niet weg kan komen. Het is of ze be ginnen te leven en uit den duisteren achtergrond naar voren willen komen. Zeer bijzonder trof me het beeld van R.'s tweede vrouw Hendrickje Stoffels. Half opgericht ligt' ze in bed, geleund tegen het hoofdkussen, terwijl zij het gordijn wegduwt. Het bovenlichaam is gedeeltelijk ontbloot. Met welk een liefde moet Rembrandt aan dit stuk hebben gewerkt Hendrickje was immers de vrouw, die, zonder zich ooit naar voren te dringen, zonder eenige pretentie, vol, opofferende toewijding zich wijdde aan den grooten meester, die ook in de moeilijkste en zorgenvolle tijden over hem waak te en naast hem stond. Dit portret is van het jaar 1647. Omstreeks 1655 maakt hij nog eens een por tret van haar. Hoe anders is dit. Met de handen ver- horgen in de wijde mouwen, ziet zij u aan met zacht- .verstandigen blik. Een gezicht om nooit te vergeten. Hier hebben de toeschouwers ook de beroemde Staalmeesters kunnen bewonderen. Jaren lang heeft £en afbeelding van deze groote schilderij in mijn ka mer gehangen. Nu zag ik het origineel en in stille eerbiedige aandacht heb ik lang daarvoor gestaan. En ik heb gevoeld welk een onuitsprekelijk voorrecht 't moet zijn: een waarachtig kunstenaar te wezen. Maar ik wil verder zwijgen over wat deze Rem- brandt-tentoonstelling mij te zien heeft gegeven. Ik hoop te mogen veronderstellen dat vele lezers haar hebben bezocht en er van hebben genoten. Genoten! Ik gebruik opzettelijk dit woord. Want óók wan neer men zelf geen kunstenaar is, kan de kunst van anderen een wonderbare stemming bij ons wekken. Zij kan ons opheffen, een gelukssensatie schenken zóó diep, dat wij een oogenblik „weg" zijn, verzonken in aanschouwing. En wij weten geen woorden te vin den om onze aandoening te vertolken wij weten alleen maar dat een zuiver geluk onze ziel geheel vervult. Ik herinner mij, hoe ik eens dit ook doorleefd heb in de Lorenzo-kerk te Florence, toen ik daar, in de Lorenzo-kapel, stond voor het machtige beeldhouw werk van Michel-Angelo. Dan zien we niet meer de stof, waarmede gewerkt ïs geen verf, geen marmer dan voelen wij de tegenwoordigheid van de scheppende ziel, die het kunstwerk wrochtte en wij beleven iets van wat deze ziel vervulde. Toen ik na mijn bezoek aan de Rembrandt-tentoon- istelling weer thuis was, groeide in mij op het voor nemen om naar aanleiding daarvan een „geestelijk leven" te schrijven, niet over wat ik gezien had, noch in 't bijzonder over enkele van de meest treffende werken van den zeven-tiende-eeuschen grootmeester, maar j'n 't algemeen over kunst en haar beteekenis .voor de menschheid, voor zooverre zij in staat is 'daa/van te genieten. Want laten wij maar terstond er'/ >nnen, dat een belangrijk deel der menschen voor e/,ite kunst, helaas, nog ongevoelig is. Daar zijn er /.iog bij duizenden, die smakeloos prulwerk verre ver kiezen boven het nobele, hetwelk door een toegewijd kunstenaar is gemaakt. Als wij eens rondzien in de huizen, staan we soms verstomd over de gruwe lijke smakeloosheid .van wat er .voor .versiering is aangebracht. Gelukkig kunnen wij daartegenover ook opmerken, dat wij hier en daar iets werkelijk heel moois ontdekken: een vaas, die schoon van lijn is, een gebruiksvoorwerp, dat uitmunt door inner lijke harmonie, een kussen, dat 't oog boeit door prachtige kleurencombinatie. En wij begrijpen onmiddellijk wat deze dingen voor de bezitters beteekenen. Een bron van genot! In mijn studeerkamer heb ik een plaat hangen van den kunstenaar Chris Lebeau die o.a. de wand schildering in een der groote zalen van het Amster- damschè stadhuis maakte waarop niets anders te zien is, dan een groot stuk duinlandschap. Deze plaat hangt daar reeds drie jaren lang. En nog sta ik er vaak naar te kijken met stille vreugde. Omdat het echte wezen van het blonde, bcgfteide duin, zóó als de teekenaar dit heeft doorleefd, daarvan tot mij doordringt. Maar wat is eigenlijk kunst? Het woord is afgeleid van „kunnen" en hierin schuilt ook de verklaring van het woord. Kunst is het vermogen hot „kunnen" om schoon heid te scheppen. En hierin ligt haar groote waarde voor de menschheid. Ik kom hier straks riader op terug. Vooraf wil ik echter iots zeggen over de ont wikkeling der kunst. Wanneer wij kennis nemen van de kunstgeschiedenis, komen wij al spoedyj tot de overtuiging, dat de kunst in haar oorsprong'ontstaat uit de behoefte óm het in de werkelijkheid aan schouwde weer te geven. Maar reeds spoedig daarna gaat men een stap verder. Men wil niet de werke lijkheid copiëeren, maar men wil in het weergege vens iets leggen van wat deze werkelijkheid in de ziel heeft wakker geroepen. Als een Grieksch beeldhouwer uit Hellas' grooten bloeitijd een prachtige Venus schept uit 't heerlijk witte marmer, dan geeft hij daarmede de schoonheid van het naakte vrouwenlichaam niet zóó als het is, maar zóó als hij het in opperste volkomenheid zich denkt. Wanneer Rafaël zijn Madonna schildert in'de Six- tijnsche Kapel te Rome, dan is hij bezield door de gedachte in haar te geven het ideaal der moeder liefde. En wie ooit een goede reproductie van deze Madonna heeft gezien, zal hebben ervaren, hoe hij daarin het hoogste heeft bereikt. Het gezicht van deze jonge vrouw, haar kind in de arm vol teedere liefde omvattend, is van zoo zuivere, innige schoonheid, dat we er langen tijd naar blijven kijken. En wij voelen, hoe hier is de verheerlijking, de idealiseering van het moederschap, waarin immers de liefde haar opperste uiting vindt. Dit is dus het eigenlijke van de kunst, dat daarin gestreefd wordt niet naar een getrouwe naboot sing dér werkelijkheid, maar naar wat de geniale kunstenaar, daarin heeft gezien. Hij schept de wer kelijkheid om tot de idee, welke hij er in heeft ge voeld. En aan deze idee geeft hij dan vorm. Dit geldt niet alleen van de beeldende kunst. Wij zien hetzelfde bij die andere kunst, welke niet zóó direct tot ons spreekt, n.1. bij muziek, zang, poëzie. Wat bedoelen een Bach en een Beethoven, wan neer zij hun werken componeeren? Wat is 't waardoor de zanger bezield wordt en de dichter gedreven? Waarom spannen zij zich in tot het uiterste, offe ren zij hun nachtrust, zoo noodig, om te bereiken wat hun als ideaal voor oogen staat, n.1. het vol komen „kunnen"? Men spreekt bij kunstenaars wel eens van bezeten heid. Daarmede wil men zeggen, dat zij door één groot, machtig, onweerstaanbaar verlangen in bezit zijn genomen, in die mate dat zij er geen weerstand tegen kunnen bieden. Zij worden gedreven. Daaruit is ook alleen te verklaren, hoe het mogelijk is dat deze begenadigden soms de grootste ellende doormaken en tóch hun kunst trouw blijven. Hun gansche ziel hunkert naar schoonheid zij wil deze schoonheid in klanken, in woorden uitbeelden; daarom aan vaardt zij elke moeilijkheid en worstelt om te over winnen. De doorsnee-mensch geeft zich gewoonlijk geen rekenschap van de geweldige inspanning, die noodig is om in kunst iets te bereiken. Hij zit behagelijk in een zaal en luistert naar een groot toonkunstenaar of een zangeres. Hij heeft misschien zijn kritiek. Maar hij geniet, ook dan, als hij niet precies kan omschrij ven, waarin eigenlijk dit genieten bestaat Maar dringt het ooit tot hem door, hoe er geploeterd, ge werkt, gezwoegd is vóór deze artisten tot het hoog ste „kunnen" zich hebben opgéwerkt. Voor zij in staat waren kunst te geven, d.w.z. in den allerschoon- sten vorm hun diepste gevoelens te vertolken? Wij, gewone menschen, die niet begenadigd zijn met kunstenaarsgaven, kunnen toch kunstgenot sma ken en door de kunst beïnvloed worden. En mis- da "tJuee <Üe tadefcefca éa*iqeaaarn, vHrtclli deihee die u>afe*WdenJ de yich- Iru Iedet een. bon keviruii ooot e&t plaatje tKuihet .iPLAATJES ALBUM" k— in Ledue/i huLJJ schien is er niemand, die geheel door haar onbe- invloed blijft. Onze schoonheids waardeering stijgt daardoor. En hier kom ik op wat ik zooeven reeds aanduidde. Hoe meer de kunst onze liefde voor waarachtige schoonheid aanwakkert en veredelt, hoe meer wij er ook naar zullen streven de schoonheid te benaderen in eigen leven en te brengen in het leven der menschheid. Whnt schoonheid en zedelijkheid zijn ten nauwste aan elkaar verbonden. Dit wordt onbewust en onberedeneerd ook gevoeld door de groote massa. Komt het niet op treffende wijze tot uiting in het algemeene feit, dat „men" ze delijke waardeeringsoordeelen uit in woorden, die thuis behooren op het terrein schoonheidswaardee- ring? Noemt „men" het slechte niet 1 e e 1 ij k? Spreekt „men" niet van mooi, als men op iets goeds wil wijzen? Als ik van iemand zeg: hij of zij is een mooi mensch, dan voelt iedereen terstond dat ik daar mede bedoel: hij of zij is iemand, die goede eigen schappen bezit, die rechtvaardig, waarachtig, liefde vol is. Is het niet heel gewoon, dat „men", met het oog op verkeerde, zelfzuchtige, gemeene gedragingen van een medemensch, zich aldus uit: dat is 1 e e 1 ij k van hem of haar? Wie hierover dóórdenkt, moet m.i. komen tot de conclusie, dat het moreele (d.i. het zedelijke, waar goed en kwaad tegenover elkaar staat) en het aesthetische (d.i. het mooie of leelijke) samengaan. Maar dan is het óók uitgemaakt, dat de zoeker naar schoonheid nooit zal kunnen ontkomen aan de noodzakelijkheid om tevens te worden een zoeker naar d i e schoonheid, welke tot uiting komt in de verhoudingen, waarin de menschen tot elkaar staan. Dit beseffend, zullen wij de kunst en de kunste naars op ieder gebied, leeren beschouwen als een ze gen voor de menschheid. Zij zijn het die, wanneer zij liefde voor schoonheid wekken, tegelijkertijd het ze delijk bewustzijn versterken. Want alleen wat goed is, is mooi. Alleen wat slecht is, is leelijk. ASTOR. Tegen Italië gericht. Jaag.t alle vreem delingen ernitl Ofschoon zij van officieele Albaneesche en Italiaan- sche zijden worden tegengesproken, worden de ver ontrustende berichten uit Albanië steeds talrijker. Alle reizigers vertellen van teeltenen van ernstige gisting, die vallen waar te nemen. De gevangenissen zijn zoo vol mot politieke arrestanten, dat in eenige steden particuliere gebouwen zijn ontruimd, om er huizen van bewaring van te maken. De Albaneesche politie heeft het vooral voorzien op de Albaneesche nationalisten, wier beweging met den dag wast. Zij is zoowel tegen de huidige regeering als tegen de Ita- liaansche overheersching gericht. Vóór deze beweging werkelijk georganiseerd werd, is er een vergadering gehouden van de voormannen uit alle plaatsen van beteekenis, waarin gesproken werd over het optreden van de Italiaansche ambte naren en officieren tegenover de inheemsche bevol king. Men stelde een nota op, welke een delegatie naar Tirana bracht. Zij werd door koning Zogoe ont vangen, wien zij de eischen van de nationalisten ken baar maakte: verbreking van de betrekkingen met de fascisten en Italië, schrapping van de schulden aan Italië, en absolute zelfstandigheid en onafhankelijk heid van Albanië. De betrekkingen met Italië, zoo zegt de nota. druischen in tegen den geest van natio nale onafhankelijkheid en vrijheidszin, en de schul den brengen het land tot bedelstaf en slavernij. GEBRUIKTE AUTOMOBIELEN verkoopen wij onder GARANTIE en op PROEF. Garage C. NIEUWLAND. BERGEN. Koning Zogoe nam de nota in ontvangst en ver klaarde, dat hij ze door zou geven aan de regeering. Uit dit antwoord maakten de vertegenwoordigers van de nationalisten op, dat het onmogelijk zou zijn, langs vreedzamen weg met het regime tot overeen stemming te geraken; zij besloten toen, met vergade ringen en betoogingen uitdrukking te geven aan hun ontevredenheid met de heerschende toestanden. In verschillende plaatsen gaven deze betoogingen aan leiding tot botsingen met de politie. Een bijzonder ernstig karakter namen deze te Skoetari aan, waar een groote menigte samenschoolde voor het Italiaan sche consulaat, waarvan alle ruiten werden stukge slagen. De Italiaansche consul werd kort hierop overgeplaatst. Te Kur-Veles werden eenige Italianen, welke de bevolking als fascistische spionnen be schouwde, half gelyncht. Te Himara werden vier Italiaansche officieren vermoord. Te Skoetari zijn tot dusverre 300, in Tirana 180, te Berat 50 en in Argyrocastro 35 menschen in hech tenis genomen. Te Valona, Santa Quaranta en Du- razzo achtten de Italiaansche officieren het veiliger zich op de oorlogsschepen terug te trekken. In Tirana vond men plotseling affiches aangeplakt, waarop: Albaneezen, doet als in 1912 (toen alle vreem delingen uit het land werden verdreven)! De regeering tracht te vergeefs deze beweging den kop in te drukken. De aanstichters vindt men vooral onder de uit het buitenland teruggekeerde studenten, die van plaats tot plaats trekken en een onafhanke lijk Albanië prediken. N.R.Crt.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1932 | | pagina 1