A11 e r h a n de. Politiek met het geweer in de hand. De mededinger. Donderdag 22 September 1932. SCHAGER COURANT. Derde blad. No. 9146 Een ontmoeting met een Bulgaarschen „komitadsji". LV. per luxe-auto. In verschillende bladen wij herinneren ons bijv. berichten in Handelsblad, Telegraaf en Volk is er in afkeurenden zin over geschreven, dat sommige boeren zich niet. ontzagen om in hun luxe-auto naar het gemeentehuis te komen, teneinde daar den steun voor het melkvee in ontvangst te nemen, steun die een aantal hunner, aangeslagen in de vermo gensbelasting, enz.: zeker niet broodnoodig hebben, Voor die afkeuring is zeker wat te zeggen. Sober, heel sober getcekend staan wij er in Nederland aldus voor: „Aan den cenen kant een aantal boeren, die, on danks sloven van morgen tot avond, met den vol strekten ondergang worstelen; aan den anderen kant een publiek, dat gebukt gaat onder zware nooden waarvan werkloosheid, rentedel ving en verlies in za ken de voornaamste zijn en in de derde plaats ecu overheid, wier bronnen van inkomsten bij den dag meer opdrogen (belastbaar inkomen, enz.) En ten slotte ons geheele land, waarvan de uitvoer (zuivel, vleesch, groenten, aardappelen, enz.) in elkaar is gezakt: welks koloniale cultures, met alles wat daar aan vastzit, ginds en in het moederland, aan een af grond staan en ten slotte scheepvaart, industrie en handel, die eveneens om overheidssteun aankloppen in den vorm van credieten en contingentceringen." Wij knipten dit uit Het Volk uit een artikel van J. de Leek, die vervolgens tot deze vraag komt: Moet de steun aan de boeren zich niet beperken tot hen, die zich zonder die hulp niet kunnen redden? Zijn antwoord daarop is: „Het steungeld wordt thans met zóóveel moeite op gebracht. dat men ook zéér kieskeurig moet zijn met de besteding. De „uitdeeling" er van! Een eenvoudig criterium moet daarbij zeer zeker te vinden zijn, b.v. aanslag in de vermogensbelasting, e.d. Want het moet toch niet voorkomen, dat boeren in de Beemster in luxe-auto's den toeslag van f2.25 per koe van het ge meentehuis gaan halen, waarop zoo terecht werd ge wezen op een vergadering van Kennemcr tuinders, die daar wat een wonder! aanstoot aan had den genomen. De werklooze arbeider betaalt toch geen 20 cents belasting op zijn pondje margarine en eveneens 20 cents op zijn Zondagsche varkenslapjes (als hij aan die „luxe" toekomt), om zulke boeren te steunen? Zoo is het met de tarwe en de suikerbieten ook. Ik denk hierbij aan de „arme bocren-plocteraars" in Gro ningen, over wie de landarbeiders minder goed te spreken zijn dan de ambtenaren, die de vermogens belasting incassecren. En toch worden de twee a drie cents per brood óók voor d i e boeren geheven en ook zij deelen gelijkelijk in de bijna 20 millioen gul den, waarmede de suikerbieten worden gesteund! Ik wil maar zeggen, dat het lang niet allemaal slovers zijn, bij wie de laatstee cent is verdwenen en de muizen dood voor de kast liggen. En daaraan moest een einde worden gemaakt: daarvoor mag de accijns op de boterham met margarine en op de spaar zame carbonade van werklooze en werkende arbei ders niet gebruikt worden Wij meenen dat hiertegen niet veel is in te brengen. Steun aan hen, die het behoeven, spreekt van zelf, maar geen steun waar nog sprake is van weelde. Ambtenarij. Wat de overheid doet, zoo wordt nog dikwijls be weerd, is duur en slecht. Het is een en al ambtena rij en steekt heel ongunstig af bij het particuliere be drijf. Overheidsbedrijf is menschenwerk en dus niet vlek keloos. Eén voorbeeld: welke gegronde aanmerking is bijv. te maken op het Provinciaal Waterleidingbedrijf Noord-Holland? Wij zien tusschen overheidsbedrijf en particulier bedrijf dit verschil: bij het eerste is het, lagere per soneel in het voordeel: bij het laatste het hooger per soneel en vooral de leiding. Onder elkaar zorgen de hecren wel, dat ze niet te kort komen. In Het Volk geeft de heer Oudegeest het volgende staatje waaruit blijkt hoe de leiders van banken en verzekeringsmaatschappijen zich zelf beloonen. Aantal Aantal Directeu- Commis- ren. sarissen. 79 Hypotheekbanken met 144 S Scheepshypotheekb. met 11 46 Brandverzekering Mijen 87 69 Levensverzekeringsmaatschap pijen -met 126 en 652 352 202 maatschappijen met 368 1283 Over hun „loon" zegt de heer Oudegeest: Laat ik de gemiddelde kosten per jaar (salaris, representatie, tantième, enz.) laag stellen voor ie- deren directeur op f7500.—, dan kost de directie f 2.760.000.— Hetzelfde voor icderen commissaris [(eveneens laag) op f 1000.— f 1.283.000.— Totaal f4.043.000.— Alzoo neemt het „goedkoope" particuliere bedrijf (nota bene 499 maatschappijen alleen op dit beperkt gebied) aan directiekosten (zeer laag bere- k e nd) zonder personeelsalarissen, ruim f4 millioen. Daarvoor kunnen heel wat van die gehate referen darissen, commiezen, klerken worden aangesteld. Ik stel hiertegenover als voorbeeld de uitstekende geleide Rijkspostspaarbank, die een kapitaal te be- heeren heeft, dat. aan zeer ve'el wisselingen onderhe vig is, van rond f 450 millioen gulden, behoorende aan rond 2*4 millioen klanten. Deze instelling heeft één directeur en één onderdirecteur en een a'aad van toezicht van 6 personen,(voorzitter en secretaris Inbegrepen). Neem nu de kosten der 1283 commissa rissen in het particuliere bedrijf en zie dan in het ver slag over 1931 der postspaarbank, dat de raad van toezicht in 't geheel f945.75 (nog geen f 1000.—ge kost heeft. En dat de geheele administratie, alles, maar dan ook volledig alles inbegrepen, niet meer gekost heeft dan ruim 2 millioen, d.i. de helft van wat in het particuliere bedrijf, hierboven geschetst, alleen aan directies en commissarissen is uitbetaald. Waar zit dus de verspilling? Het hekje wordt geen schutting. Dezen zomer waren wij in de gelegenheid kennis te maken met de gemeentelijke zweminrichting te Hil versum. Laten we het maar dadelijk zeggen: mooier hebben wij er zelden een gezien. Verleden jaar is zij ongeveer in het midden van het seizoen geopend. Niettemin leverde de exploitatie nog een overschot. Dit jaar werd zij een klinkend succes en bleek zonneklaar, dat het aantal kleedka mers uitbreiding behoeft. Daartoe is nu besloten en dit karweitje zal f21.000 kosten, geen onaanzienlijk bedrag, doch in elk geval goed besteed geld, waar van rente en aflossing bij voorbaat zijn gewaarborgd. Tusschen haakjes: een paar weken geleden hebben we het graven van bad- en zweminrichtingen aanbe volen als een zeer aanbevelenswaardige werkverrui ming. Wie daar iets voor voelt en welk gemeente bestuur in West-Friesland zou dat niet? moet eens in Hilversum gaan kiiken. Terwijl we dit schrijven. wordt er nog gezwommen, maar ook als de inrich ting aanstonds gesloten moet worden, loont de be zichtiging ongetwijfeld moeite en kosten! Dit is echter maar een opmerking terloops, omdat we het thans willen hebben over do zedelijk heid bij het baden. Daar in Hilversum zijn behalve twee „pierenbaden", één voor jongens en één voor meisjes, twee groote zwembassins voor gcoefenden. In beide is de ooste lijke helft voor de vrouwen, de westelijke voor de mannen. En de afscheiding? Een dubbel touw, dat op kurkjes in het water drijft! Of u het gelooft of niet, die afscheiding is af doende gebleken: er is den hcelen zomer in het diepe geen enkele ongereentigheid voorgevallen! Evenmin in het ondiepe of op de zandvlakte daar voor. De bezoekers noemen dat zand met een weid- schen naam „strand" en zijn er naar sexe ge scheiden door een drieplanks hekje, ter hoogte van nauwelijks één meter 20. Tusschen de planken door als men ligt te „zonnen", en er over heen bij het rondwandelen, kur. ten mannetjes en vrouwtjes el kaar zien, met elkaar spreken en genieten van dezelfde zon en lucht, omdat die gelukkig geen onder scheid maken tusschen de geslachten. Hoe dit zij, bij het voorstel tot uitbreiding van het aantal kleedkamers was ook een voorstel om van het hekje een schutting te maken en de beplanting langs den kant van den weg zoo hoog en dicht te laten worden, dat de kijkers daar niets meer zouden zien. Bijna uit alle parti'en kwam verzet. Een der libe rale raadsleden merkte op, dat het voorstel om het zwembad onzichtbaar te maken, terecht bespottelijk is genoemd. Daverend gelach k'onk er door de raads zaal, toen hij zei, dat reeds het denkbeeld was ge opperd om de beplanting te doen bestaan uit maag- de p a 1 m e n. kruidjes-roe r-m ij-n iet en juffertjes-in- h e t-g r o e n! Een onverwacht frisch geluid kwam tut den ker kdijken hoek, toen de christelijke arbeider bepleitte om de geheele beplanting te doen vervallen en ook de schutting rond het gemeentelijk sportpark. Een ieder, zoo zei hij, moet van de sport kunnen genietan. Toen het tot stemmen kwam, verklaarde zich een groote meerderheid voor de uitbreiding en bleef het hekje behouden. De benepenheid had het verloren en er is niet meer noodig dan nog één mooie zomer om de zedelijkheidsmaniakken in Hilversum voor al tijd af te doen zien van schutting- en ander soort voorstellen in dien zin. Gelukkig maar! Jammer genoeg zijn we overal nog lang niet zoo ver; denk maar aan Zoutelande. Tegen het plafond. Dit is een nieuwe uitdrukking, voer zoover we we ten. Men bedoelt er mee, dat een gemeente de be lasting zoo hoog heeft opgevoerd als mogelijk is. Na tuurlijk is dat geen liefhebberijtje, doch harde nood zakelijkheid, waaraan zonderlinge consequenties vast zitten. 80 opcenten is liet gewone maximum zonder extra gevolgen. W ie gedwongen is, daarboven te gaan, ziet zich genoodzaakt zijn gemeente in ee andere klasse over te doen gaan, wat meebrengt, dat een grooter aantal gezinnen met kleine woningen ook belasting plichtig worden. Wat met de nieuwe regeling van de financieele ver houding tusschen Rijk en Gemeenten werd bedoeld, is lang niet bereikt. Ook nu nog is er een groot ver schil tusschen de belastingen in verschillende ge meenten. Plaatsen met voel industrne, wat nu be- teekent met veel werkloozen. weten zich niet of nau welijks te redden. Dikwijls zijn zulke gemeenten geen uitverkoren woonoorden, zoodat de kapitalisten ze mijden. Die klonten samen in de lustoorden en daar gaat de gemeentehuishouding nog vrij gemakkelijk. Dag aan dag sterker dringt zich de vraag op, of de nieuwe regeling niet reeds door een nog nieuwere en betere moet worden vervangen. Welter-rhapsodie. Door de radio kent u natuurlijk een of meer rhap- sodieën van Lizt en zeker ook de parodie, welke een waar succes-nummer is. Van het Welter-K.pport kan dit niet gezegd worden. Dit blijkt hoe langer hoe duidelijker, doch kan niet genoeg worden herhaald. Voor dezen keer doen wij het niet in eigen woor den, doch geven u het oordeel van Mr. Marchant, die verleden week o.m. schreef: Door KARRIS W. CROFT. SOFIA, September 19S2. De aartsbisschoppelijke residentie Newrokop ligt een uur autorijden achter ons en wij bevinden ons thans op een hobebligen weg vol kuilen in het Bulgaarsche district Petric, tusschen tarwevelden met zware aren en licht geboomte. Plotseling komt er uit een dicht begroeid boschje een reusachtige kerel te voorschijn, die zwijgend den arm opheft met een Winchesterge- weer in de hand. De chauffeur stopt, kijkt met een wit gezicht achterom en fluistert: „Komitadsji"! Het is vreemd stil in de omgeving. Men hoort het sjilpen der vogels en hoog in de blauwe lucht zweeft geluidloos een havik. De man. die een linnen broek en hooge schoenen draagt en behalve een proviandtasch ook een goed gevulden patronengordel heeft omgehan gen, nadert langzaam. Hij neemt zijn kozakkenmuts af en vraagt iets. De chauffeur vertaalt: hij wil meerij den. een klein eindje maar. Ik knik toestemmend en de man stapt in. Hij gaat gemakkelijk achterover zitten met het geweer tus schen de beenen. De motor snort en wij rijden weer door. De komitadsji kijkt met zijn harde donkere oogen voor zich uit en voelt soms onrustig met zijn linkerhand aan zijn patronengordel. Nadat wij een uitgedroogde rivierbedding zijn gepasseerd, komt links van den weg een eenzaam gehucht in het gezicht. Voor een van wilgetakken gevlochten omheining zijn twee gezadelde paarden vastgebonden, die zich te goed doen aan het welig groeiende gras. Als hij ze ziet, schokt het lichaam van den reus. Met den loop van zijn geweer stoot hij den chauffeur tfcgen den schou der. gromt een bevel en dadelijk springt de wagen vooruit. In enkele seconden loopt de snelheidsmeter op tot 60 70 80 Kilometer. De auto slingert aller verschrikkelijkst op den slechten weg en dat is maar goed ook, want plotseling wordt de slaperige stilte verscheurd door schoten. Het doodende lood schiet dicht over onze onwille- keukeurig gebogen hoofden heen. De voorruit wordt vernield. Doch dan komt er gelukkig een kromming in den weg; in een oogwenk zijn wij uit het gezicht verdwenen en de auto snelt weer verder in duizeling wekkende vaart over den hobbeligen weg vol karre- sporen. Dikwijls komt hij beangstigend dicht bij de zwaar beleden pruimeboomen aan den kant. Hij springt op en slingert als een motorboot In de open zee, een verontrustend gekraak is in den vergasser te hooren en dan staan wij stil. Panne! Toen ik na den wilden tocht weer vasten grond on der de voeten voelde, was het alsof ik bevrijd was van een nachtmerrie. Op een weide graasden vette koeien, die ons dom aanstaarden en dan weer onverstoorbaar doorgingen met grazen. Ik bood mijn reisgenoot een sigaret aan; hij dankte met een glimlach, waarbij een verblindend wit wolvengebit te zien kwam. De chauf feur morrelde wat en trachtte kennelijk tijd te win nen. Waarschijnlijk hoopt hij, dat tijdens dit opont houd de gendarmes zu''«ui komen. Om de troepen komitadsjl's onschadelijk te maken, tracht de Bulgaarsche regeering hen in te lijven bij een gedeelte van het leger, dat voor diverse niet-militaire werkzaamheden wordt gebruikt. In het land der komitadsji's. De oude kerk van de H. Sofia te Sofia. „Neemt U mij niet kwalk, dat ik U aanhield', begon de komitadsji in vrij goed Fransch. doch zooals U ziet bevind ik mij in een noodtoestand. Wij patriotten laten, als het eenigszins mogelijk is, buitenlanders onge moeid. Doch als men achtervolgd wordt Een ontwikkelde bandiet dus! Hij heeft ook een in telligent. moedig gezicht. In dezen merkwaardigen uit hoek der wereld is het trouwens best mogelijk, dat hij vroeger eens minister is geweest Het is, alsof hij mijn gedachten raadt, want hij voegt eraan toe: „U moet mij niet voor een struikroover houden, al zou mijn kleeding dat doen vermoeden. In dit land wordt de politiek gevoerd met het geweer in de hand. Ik heb langen tijd als emigrant in het buitenland gewoond, in Parijs, maar ook in Berlijn, Weenen en Praag. Op het oogenblik heb ik in opdracht van het comité een appeltje te schillen met de regeering. die een campag ne voert tegen ons. emigranten. Gisteren heeft een van hun mannen in het zand moeten bijten en daarom zitten nu de gendarmes achter mij aan." Terwijl hij nog spreekt, springt hij op den chauffeur toe, grijpt hem bij den kraag en snauwt hem toe. Dat helpt verrassend snel en de auto rijdt weer. ..Die schurk van een chauffeur weet. dat hij kans heeft om de op mijn hoofd gestelde premie te verdienen!" zegt mijn reisgenoot glimlachend. „Maar dan zal hij toch nog veel eerder zelf naar de hel loopen. U kunt zich haast niet voorstellen, hoezeer wij patriotten te lijden hebben door de hebzucht van de onderste lagen der bevolking. Wij bestrijden de tegenwoordige regeering. die zich afhan kelijk van het buitenland heeft gemaakt. Om onzen strijd te voeren, hebben wij natuurlijk geld noodig: het spreekt, dan toch vanzelf, dat wij de burgers en boeren een kleine belasting opleggen, welke door onze ver trouwensmannen op bepaalde tijden wordt geind. In plaats van gaarne hun steentje bij te dragen voor het doel. waarvoor wij voortdurend ons leven op het spel zetten, traohten velenzich op de laagste wijze te ont trekken aan hun patriottische plicht. Aangeverijen wa ren aan de orde van den dag. totdat wij enkele voor beelden stelden, kunt zich niet voorstellen, wat voor gierige en zelfzuchtige menschen er zijn. Daar zou ik »U boekdeelen van kunnen vertellen. Zoo was er b.v. in Dubnitza een rijke bakker..." Een schel gefluit. De reus schokt overeind met den vinger aan den trekker. Vanaf de berm van den weg zwaaien twee boeren. Zij schreeuwen aldoor hetzelfde woord. „Vaarwel", zegt de patriot, terwijl hij uit den langzaam voortrijdenden wagen springt. „En dank U wel". De takken der wilgen sluiten zich weer achter den vluohteling. De chauffeur ziet lijkwit; het angstzweet staat hem op het - voorhoofd en stotterend zegt hij: „Gendarmes". In het kreupelhout begint een verwoede schietpartij. Soms hoort men het ratelen van een geweer, dan weer de doffe knallen van de legerpistolen. Vervolgens een diepe stilte. Alleen de wind ruischt in de takken. Mi nuten gaan voorbij, een kwartier... Niemand laat zich zien. Een lijster zingt. Vlinders dwarrelen op zoek naar honing om de bonte veldbloemen heen. Zou er een doode man in het kreupelhout liggen? Zou hij zijn ver volgers ontsnapt zijn? De hemel staat zwijgend boven de weiden, bosschen en ravijnen. En onze met stof bedekte auto rijdt snorrend verder in de richting van Melnik. „aaNrmate het rapport-Weiter nader werd bestu deerd, bleek duidelijker, dat men, de daarin verwerk te gegevens niet zonder meer kan aanvaarden. Als vooibeeld mogen wij noemen ae cijfers der werkloo- zenzenuitkeering en die van de gemeenteschulden. Bovendien bleek bij nadere bestudeering, dat de gronden, waarop de verschillende conclusies tot de aanbevolen reorganisaties berusten, veelal allesbe halve sterk en juist zijn. De commissie heeft kenlijk, zonder deskundige studie, op elk onderdeel denkbeel den van onbekende adviseurs overgenomen, die een gretig onthaal vonden, wanneer van de toepassing slechts vermindering van uitgaven was te verwach ten. Aldus werd het rapport een raohsodie van min of meer doordachte - denkbeelden zonder onderling verband Wij vreezen dat een parodie niet mogelijk zal zijn. Wat geproduceerd werd, is in zich zelf een parodie. Kort verhaal Door PEDER SKRAM. De oude schipper Niels Fischer zat in de kleine haven van het eiland op zijn schip en naaide een zeil. De bee nen liet hij naar beneden hangen door het open luik, in het ruim. Een grooten bril had hij op; op het achter hoofd zat die met een eindje touw vast. Hij zat diep voorovergebogen, als een kleermaker aan zijn werk. Het treft slecht als een kleermaker geen goede oog«n heeft; maar Niels Fischer hinderde het niet. Zoo'n slimme vos in zaken zooals hij was en zoo'n berekenend verstand als hij had! Hij had altoos geluk! Als handelaar in zijn zaak en als zeeman liep het hem altijd mee. wat wind en weer betrof. Wanneer het weer twijfelachtig was, zou geen kapitein eerder durven uitvaren dan Niels Fischer. Als een kleine vloot voeren zij dan uit. Vooraan het admiraalsschip van Niels Fischer. Soms keek hij over zijn bril naar de punt van een dicht bij het schip oprijzenden hoogen staak, waaraan, naar oud gebruik, een oude versleten mand hing; een teeken voor alle eilandbewoners dat Niels Fischer van de stad terug was met zijn vracht bestelde goederen. Bij troepen kwamen de lui aanzetten om hun kruide nierswaren, kolen, hout, gereedschappen en wat niet al, af te halen. Dan moest hij van zijn werk opstaan, om de goederen beneden uit het ruim te halen. Hij sprak er weinig bij. nam het geld zonder bedanken aan en maakte wonderlijke krabbels in zijn aanteekenboek. Schrijven en lezen had hii niet geleerd. Van het eiland bracht hij naar de stad koren, aard appelen, en boter aan den eenen klant, dien hij daar bezat, den koopman Pedersen. Met dien Iistigen, ouden heer zat hij urenlang in diens kantoor, beiden steeds op den loer om elkaar een vlieg af te vangen, beiden aan elkaar gewaagd, maar de kronen hoopten zich bij Niels Fischer. Op het eiland liepen wonderlijke verhalen over zijn huwelijk. Hij moest zijn vrouw zóó geplaagd hebben met zijn gierigheid en zijn gezanik over kleinigheden, terwijl hij overigens bijna geen mond opendeed, dat zij krank zinnig geworden was. Sommigen hielden vol. dat hij haar gewurgd had. Eén ding was zeker; de arme ver sufte, ziekelijke vrouw was op een winternacht plotseling gestorven en in strijd met de gebruiken van het eiland reeds den tweeden dag begraven. Maar dat was al lang geleden. Uit dat huwelijk had hij één kind, zijn zoon Olfert. Vader en zoon waren, zooals dat zoo dikwijls het geval is, volkomen tegenstellingen. De vader koud. bere kenend. gesloten en gierig, met een scherp besneden, karaktervollen kop. De zoon lichtzinnig, verkwistend, zonder begrip van de waarde van het geld. met een niet onknap, maar ruw gezicht. Blikken vol haat en afkeer wierpen zij soms op elkaar. En toch waren die twee op elkaar aangewezen. Niels had maar één schippersknecht en dat was zijn zoon. Dat moest ieder den jongen na geven, zijn werk verstond hij; de oude had op zee geen beteren knecht kunnen vinden. Op zekeren dag liep op het eiland het gerucht: Niels Fischer wou weer trouwen. En zoo was het. Op zijn drie en zestigste jaar wilde hij een arm meisje van twintig tot vrouw nemen, dat bij hen het huishouden deed. P6 trine Trolle had zeker wel overlegd, toen ze „ja" zei, dat het niet lang zou duren, eer zij een jonge, rijke en dan allicht veel begeerde weduwe zou worden. Maar nu wilde het geval, dat Olfert, de zoon, dol ver liefd op haar was en zij hem ook wel mocht. Zij weifelde nog. En op een avond had de jongen haar bepraat en zij had toegestemd. Zij zou haar woord te rugnemen en zijn vrouw worden. Dat gesprek had de oude Niels beluisterd. Hij verging van jaloezie. En den volgenden morgen riep hij zijn zoon bij zich en zei hem kortaf, dat deze naar Amerika moest. Duizend kronen kreeg hij mee. Als hij meer noodig had, kon hij schrijven, het geld zou gezonden worden. Olfert, die begreep wat de oude man voor had, bleef bedaard en ging op zijn vaders plannen in. Drie dagen later was het schip, de Margaretha Fischer. gereed tot vertrek. Vader en zoon waren aan boord. Zij wilden naar Hamburg, waar Olfert scheep zou gaan naar Amerika. Er woei een storm. Tot groote verwondering van het geheele eiland lichtte de boot toen het anker en met veel moeite en handig manoeuvreeren verdween de Mar garetha aan den horizon. De storm werd steeds heftiger. Wilde het schip niet stranden, dan moest het de open zee in. Nog altijd ge hoorzaamde het aan het roer. Maar de storm raasde te fel. Het ging niet meer. De oude draaide bij en vloog het schip met den vollen wind in het sterk gereefde zeil, als een vogel over de woeste zee. Over het gezicht van den ouden man gleed een zege vierende trek. Als z'n zoon maar aan boord was. De storm bedaard" wel en z'n boot kendt hij. Ze hadden proviand voor eenige weken aan boord. En als een uit daging bond hij het roer vast. Toen hij dit gedaan had, trad zijn zoon op hem toe. „Vader," zei hij, „Petrine wil met mij trouwen. Niet met U. Een felle straal van haat lichtte in de oogen van den ouden man. Wat moet dat?" vreg hij heesch. „Petrine gaat met mij mee naar Amerika." Uit het luik kwam het meisje te voorschijn. Zij zag doodsbleek en hield met de linkerhand den fladderenden hoofddoek vast. Toen werd de oude man razend. Hij viel zijn zoon aan en er ontstond een strijd op le ven en dood. Met geweldige inspanning van al z'n krach ten greep de sohipper zyn knecht aan en slingerde hem in zee. Petrine Trolle lag op de knieën, de haren flad derend in den wind. En de oude? Hij had met zijn mes de touwen rechts en links van het roer doorgesneden, zoodat het krakend heen en weer sloeg en het schip aan de willekeur van wind en golven was overgeleverd. Niels Fischer had den rechterarm om den mast ge slagen. En de linkerhand voortdurend heen en weer be wegend, wees hij in de woedende zee. Soms lachte hij luid en vreeselijk en dan was het, of de storm stil hield met zijn gieren door het want. In December vermeldde de havenmeester in zijn ver slag: De boot „Margareta Fischer" sedert den dertigsten Maart van dit jaar vermist met zijn beide opvarenden* (Nadruk verboden).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1932 | | pagina 9