A11 e r h a n de.
Politiek met het geweer in de hand.
De mededinger.
Donderdag 22 September 1932.
SCHAGER COURANT.
Derde blad. No. 9146
Een ontmoeting met een Bulgaarschen
„komitadsji".
LV.
per luxe-auto.
In verschillende bladen wij herinneren ons bijv.
berichten in Handelsblad, Telegraaf en Volk is
er in afkeurenden zin over geschreven, dat sommige
boeren zich niet. ontzagen om in hun luxe-auto naar
het gemeentehuis te komen, teneinde daar den steun
voor het melkvee in ontvangst te nemen, steun
die een aantal hunner, aangeslagen in de vermo
gensbelasting, enz.: zeker niet broodnoodig hebben,
Voor die afkeuring is zeker wat te zeggen. Sober,
heel sober getcekend staan wij er in Nederland aldus
voor:
„Aan den cenen kant een aantal boeren, die, on
danks sloven van morgen tot avond, met den vol
strekten ondergang worstelen; aan den anderen kant
een publiek, dat gebukt gaat onder zware nooden
waarvan werkloosheid, rentedel ving en verlies in za
ken de voornaamste zijn en in de derde plaats ecu
overheid, wier bronnen van inkomsten bij den dag
meer opdrogen (belastbaar inkomen, enz.) En ten
slotte ons geheele land, waarvan de uitvoer (zuivel,
vleesch, groenten, aardappelen, enz.) in elkaar is
gezakt: welks koloniale cultures, met alles wat daar
aan vastzit, ginds en in het moederland, aan een af
grond staan en ten slotte scheepvaart, industrie en
handel, die eveneens om overheidssteun aankloppen
in den vorm van credieten en contingentceringen."
Wij knipten dit uit Het Volk uit een artikel van
J. de Leek, die vervolgens tot deze vraag komt:
Moet de steun aan de boeren zich niet beperken
tot hen, die zich zonder die hulp niet kunnen redden?
Zijn antwoord daarop is:
„Het steungeld wordt thans met zóóveel moeite op
gebracht. dat men ook zéér kieskeurig moet zijn met
de besteding. De „uitdeeling" er van! Een eenvoudig
criterium moet daarbij zeer zeker te vinden zijn, b.v.
aanslag in de vermogensbelasting, e.d. Want het moet
toch niet voorkomen, dat boeren in de Beemster in
luxe-auto's den toeslag van f2.25 per koe van het ge
meentehuis gaan halen, waarop zoo terecht werd ge
wezen op een vergadering van Kennemcr tuinders,
die daar wat een wonder! aanstoot aan had
den genomen. De werklooze arbeider betaalt toch
geen 20 cents belasting op zijn pondje margarine en
eveneens 20 cents op zijn Zondagsche varkenslapjes
(als hij aan die „luxe" toekomt), om zulke boeren
te steunen?
Zoo is het met de tarwe en de suikerbieten ook. Ik
denk hierbij aan de „arme bocren-plocteraars" in Gro
ningen, over wie de landarbeiders minder goed te
spreken zijn dan de ambtenaren, die de vermogens
belasting incassecren. En toch worden de twee a drie
cents per brood óók voor d i e boeren geheven en
ook zij deelen gelijkelijk in de bijna 20 millioen gul
den, waarmede de suikerbieten worden gesteund!
Ik wil maar zeggen, dat het lang niet allemaal
slovers zijn, bij wie de laatstee cent is verdwenen
en de muizen dood voor de kast liggen. En daaraan
moest een einde worden gemaakt: daarvoor mag de
accijns op de boterham met margarine en op de spaar
zame carbonade van werklooze en werkende arbei
ders niet gebruikt worden
Wij meenen dat hiertegen niet veel is in te brengen.
Steun aan hen, die het behoeven, spreekt van zelf,
maar geen steun waar nog sprake is van weelde.
Ambtenarij.
Wat de overheid doet, zoo wordt nog dikwijls be
weerd, is duur en slecht. Het is een en al ambtena
rij en steekt heel ongunstig af bij het particuliere be
drijf.
Overheidsbedrijf is menschenwerk en dus niet vlek
keloos. Eén voorbeeld: welke gegronde aanmerking is
bijv. te maken op het Provinciaal Waterleidingbedrijf
Noord-Holland?
Wij zien tusschen overheidsbedrijf en particulier
bedrijf dit verschil: bij het eerste is het, lagere per
soneel in het voordeel: bij het laatste het hooger per
soneel en vooral de leiding. Onder elkaar zorgen de
hecren wel, dat ze niet te kort komen.
In Het Volk geeft de heer Oudegeest het volgende
staatje waaruit blijkt hoe de leiders van banken en
verzekeringsmaatschappijen zich zelf beloonen.
Aantal Aantal
Directeu- Commis-
ren. sarissen.
79 Hypotheekbanken met 144
S Scheepshypotheekb. met 11
46 Brandverzekering Mijen 87
69 Levensverzekeringsmaatschap
pijen -met 126
en
652
352
202 maatschappijen met 368 1283
Over hun „loon" zegt de heer Oudegeest:
Laat ik de gemiddelde kosten per jaar (salaris,
representatie, tantième, enz.) laag stellen voor ie-
deren directeur op f7500.—, dan kost de directie
f 2.760.000.—
Hetzelfde voor icderen commissaris
[(eveneens laag) op f 1000.— f 1.283.000.—
Totaal f4.043.000.—
Alzoo neemt het „goedkoope" particuliere bedrijf
(nota bene 499 maatschappijen alleen op dit beperkt
gebied) aan directiekosten (zeer laag bere-
k e nd) zonder personeelsalarissen, ruim f4 millioen.
Daarvoor kunnen heel wat van die gehate referen
darissen, commiezen, klerken worden aangesteld.
Ik stel hiertegenover als voorbeeld de uitstekende
geleide Rijkspostspaarbank, die een kapitaal te be-
heeren heeft, dat. aan zeer ve'el wisselingen onderhe
vig is, van rond f 450 millioen gulden, behoorende
aan rond 2*4 millioen klanten. Deze instelling heeft
één directeur en één onderdirecteur en een a'aad
van toezicht van 6 personen,(voorzitter en secretaris
Inbegrepen). Neem nu de kosten der 1283 commissa
rissen in het particuliere bedrijf en zie dan in het ver
slag over 1931 der postspaarbank, dat de raad van
toezicht in 't geheel f945.75 (nog geen f 1000.—ge
kost heeft. En dat de geheele administratie, alles,
maar dan ook volledig alles inbegrepen, niet meer
gekost heeft dan ruim 2 millioen, d.i. de helft van
wat in het particuliere bedrijf, hierboven geschetst,
alleen aan directies en commissarissen is uitbetaald.
Waar zit dus de verspilling?
Het hekje wordt
geen schutting.
Dezen zomer waren wij in de gelegenheid kennis te
maken met de gemeentelijke zweminrichting te Hil
versum. Laten we het maar dadelijk zeggen: mooier
hebben wij er zelden een gezien.
Verleden jaar is zij ongeveer in het midden van
het seizoen geopend. Niettemin leverde de exploitatie
nog een overschot. Dit jaar werd zij een klinkend
succes en bleek zonneklaar, dat het aantal kleedka
mers uitbreiding behoeft. Daartoe is nu besloten en
dit karweitje zal f21.000 kosten, geen onaanzienlijk
bedrag, doch in elk geval goed besteed geld, waar
van rente en aflossing bij voorbaat zijn gewaarborgd.
Tusschen haakjes: een paar weken geleden hebben
we het graven van bad- en zweminrichtingen aanbe
volen als een zeer aanbevelenswaardige werkverrui
ming. Wie daar iets voor voelt en welk gemeente
bestuur in West-Friesland zou dat niet? moet eens
in Hilversum gaan kiiken. Terwijl we dit schrijven.
wordt er nog gezwommen, maar ook als de inrich
ting aanstonds gesloten moet worden, loont de be
zichtiging ongetwijfeld moeite en kosten!
Dit is echter maar een opmerking terloops, omdat
we het thans willen hebben over do zedelijk
heid bij het baden.
Daar in Hilversum zijn behalve twee „pierenbaden",
één voor jongens en één voor meisjes, twee groote
zwembassins voor gcoefenden. In beide is de ooste
lijke helft voor de vrouwen, de westelijke voor de
mannen. En de afscheiding? Een dubbel touw, dat
op kurkjes in het water drijft!
Of u het gelooft of niet, die afscheiding is af
doende gebleken: er is den hcelen zomer in het diepe
geen enkele ongereentigheid voorgevallen!
Evenmin in het ondiepe of op de zandvlakte daar
voor. De bezoekers noemen dat zand met een weid-
schen naam „strand" en zijn er naar sexe ge
scheiden door een drieplanks hekje, ter hoogte van
nauwelijks één meter 20. Tusschen de planken door
als men ligt te „zonnen", en er over heen bij het
rondwandelen, kur. ten mannetjes en vrouwtjes el
kaar zien, met elkaar spreken en genieten van
dezelfde zon en lucht, omdat die gelukkig geen onder
scheid maken tusschen de geslachten.
Hoe dit zij, bij het voorstel tot uitbreiding van het
aantal kleedkamers was ook een voorstel om van het
hekje een schutting te maken en de beplanting langs
den kant van den weg zoo hoog en dicht te laten
worden, dat de kijkers daar niets meer zouden zien.
Bijna uit alle parti'en kwam verzet. Een der libe
rale raadsleden merkte op, dat het voorstel om het
zwembad onzichtbaar te maken, terecht bespottelijk
is genoemd. Daverend gelach k'onk er door de raads
zaal, toen hij zei, dat reeds het denkbeeld was ge
opperd om de beplanting te doen bestaan uit maag-
de p a 1 m e n. kruidjes-roe r-m ij-n iet en
juffertjes-in- h e t-g r o e n!
Een onverwacht frisch geluid kwam tut den ker
kdijken hoek, toen de christelijke arbeider bepleitte
om de geheele beplanting te doen vervallen en ook de
schutting rond het gemeentelijk sportpark. Een ieder,
zoo zei hij, moet van de sport kunnen genietan.
Toen het tot stemmen kwam, verklaarde zich een
groote meerderheid voor de uitbreiding en bleef het
hekje behouden. De benepenheid had het verloren en
er is niet meer noodig dan nog één mooie zomer
om de zedelijkheidsmaniakken in Hilversum voor al
tijd af te doen zien van schutting- en ander soort
voorstellen in dien zin.
Gelukkig maar! Jammer genoeg zijn we overal nog
lang niet zoo ver; denk maar aan Zoutelande.
Tegen het plafond.
Dit is een nieuwe uitdrukking, voer zoover we we
ten. Men bedoelt er mee, dat een gemeente de be
lasting zoo hoog heeft opgevoerd als mogelijk is. Na
tuurlijk is dat geen liefhebberijtje, doch harde nood
zakelijkheid, waaraan zonderlinge consequenties vast
zitten.
80 opcenten is liet gewone maximum zonder extra
gevolgen. W ie gedwongen is, daarboven te gaan, ziet
zich genoodzaakt zijn gemeente in ee andere klasse
over te doen gaan, wat meebrengt, dat een grooter
aantal gezinnen met kleine woningen ook belasting
plichtig worden.
Wat met de nieuwe regeling van de financieele ver
houding tusschen Rijk en Gemeenten werd bedoeld,
is lang niet bereikt. Ook nu nog is er een groot ver
schil tusschen de belastingen in verschillende ge
meenten. Plaatsen met voel industrne, wat nu be-
teekent met veel werkloozen. weten zich niet of nau
welijks te redden. Dikwijls zijn zulke gemeenten geen
uitverkoren woonoorden, zoodat de kapitalisten ze
mijden. Die klonten samen in de lustoorden en daar
gaat de gemeentehuishouding nog vrij gemakkelijk.
Dag aan dag sterker dringt zich de vraag op, of
de nieuwe regeling niet reeds door een nog nieuwere
en betere moet worden vervangen.
Welter-rhapsodie.
Door de radio kent u natuurlijk een of meer rhap-
sodieën van Lizt en zeker ook de parodie, welke een
waar succes-nummer is.
Van het Welter-K.pport kan dit niet gezegd worden.
Dit blijkt hoe langer hoe duidelijker, doch kan niet
genoeg worden herhaald.
Voor dezen keer doen wij het niet in eigen woor
den, doch geven u het oordeel van Mr. Marchant, die
verleden week o.m. schreef:
Door
KARRIS W. CROFT.
SOFIA, September 19S2.
De aartsbisschoppelijke residentie Newrokop ligt een
uur autorijden achter ons en wij bevinden ons thans
op een hobebligen weg vol kuilen in het Bulgaarsche
district Petric, tusschen tarwevelden met zware aren
en licht geboomte. Plotseling komt er uit een dicht
begroeid boschje een reusachtige kerel te voorschijn,
die zwijgend den arm opheft met een Winchesterge-
weer in de hand. De chauffeur stopt, kijkt met een wit
gezicht achterom en fluistert: „Komitadsji"!
Het is vreemd stil in de omgeving. Men hoort het
sjilpen der vogels en hoog in de blauwe lucht zweeft
geluidloos een havik. De man. die een linnen broek en
hooge schoenen draagt en behalve een proviandtasch
ook een goed gevulden patronengordel heeft omgehan
gen, nadert langzaam. Hij neemt zijn kozakkenmuts af
en vraagt iets. De chauffeur vertaalt: hij wil meerij
den. een klein eindje maar.
Ik knik toestemmend en de man stapt in. Hij gaat
gemakkelijk achterover zitten met het geweer tus
schen de beenen. De motor snort en wij rijden weer
door. De komitadsji kijkt met zijn harde donkere
oogen voor zich uit en voelt soms onrustig met zijn
linkerhand aan zijn patronengordel. Nadat wij een
uitgedroogde rivierbedding zijn gepasseerd, komt links
van den weg een eenzaam gehucht in het gezicht.
Voor een van wilgetakken gevlochten omheining zijn
twee gezadelde paarden vastgebonden, die zich te goed
doen aan het welig groeiende gras. Als hij ze ziet,
schokt het lichaam van den reus. Met den loop van
zijn geweer stoot hij den chauffeur tfcgen den schou
der. gromt een bevel en dadelijk springt de wagen
vooruit. In enkele seconden loopt de snelheidsmeter op
tot 60 70 80 Kilometer. De auto slingert aller
verschrikkelijkst op den slechten weg en dat is maar
goed ook, want plotseling wordt de slaperige stilte
verscheurd door schoten.
Het doodende lood schiet dicht over onze onwille-
keukeurig gebogen hoofden heen. De voorruit wordt
vernield. Doch dan komt er gelukkig een kromming
in den weg; in een oogwenk zijn wij uit het gezicht
verdwenen en de auto snelt weer verder in duizeling
wekkende vaart over den hobbeligen weg vol karre-
sporen. Dikwijls komt hij beangstigend dicht bij de
zwaar beleden pruimeboomen aan den kant. Hij
springt op en slingert als een motorboot In de open
zee, een verontrustend gekraak is in den vergasser te
hooren en dan staan wij stil. Panne!
Toen ik na den wilden tocht weer vasten grond on
der de voeten voelde, was het alsof ik bevrijd was van
een nachtmerrie. Op een weide graasden vette koeien,
die ons dom aanstaarden en dan weer onverstoorbaar
doorgingen met grazen. Ik bood mijn reisgenoot een
sigaret aan; hij dankte met een glimlach, waarbij een
verblindend wit wolvengebit te zien kwam. De chauf
feur morrelde wat en trachtte kennelijk tijd te win
nen. Waarschijnlijk hoopt hij, dat tijdens dit opont
houd de gendarmes zu''«ui komen.
Om de troepen komitadsjl's onschadelijk te maken,
tracht de Bulgaarsche regeering hen in te lijven
bij een gedeelte van het leger, dat voor diverse
niet-militaire werkzaamheden wordt gebruikt.
In het land der komitadsji's. De oude kerk van de
H. Sofia te Sofia.
„Neemt U mij niet kwalk, dat ik U aanhield', begon
de komitadsji in vrij goed Fransch. doch zooals U ziet
bevind ik mij in een noodtoestand. Wij patriotten laten,
als het eenigszins mogelijk is, buitenlanders onge
moeid. Doch als men achtervolgd wordt
Een ontwikkelde bandiet dus! Hij heeft ook een in
telligent. moedig gezicht. In dezen merkwaardigen uit
hoek der wereld is het trouwens best mogelijk, dat
hij vroeger eens minister is geweest Het is, alsof hij
mijn gedachten raadt, want hij voegt eraan toe: „U
moet mij niet voor een struikroover houden, al zou
mijn kleeding dat doen vermoeden. In dit land wordt
de politiek gevoerd met het geweer in de hand. Ik heb
langen tijd als emigrant in het buitenland gewoond,
in Parijs, maar ook in Berlijn, Weenen en Praag. Op
het oogenblik heb ik in opdracht van het comité een
appeltje te schillen met de regeering. die een campag
ne voert tegen ons. emigranten. Gisteren heeft een van
hun mannen in het zand moeten bijten en daarom
zitten nu de gendarmes achter mij aan."
Terwijl hij nog spreekt, springt hij op den chauffeur
toe, grijpt hem bij den kraag en snauwt hem toe. Dat
helpt verrassend snel en de auto rijdt weer. ..Die schurk
van een chauffeur weet. dat hij kans heeft om de op
mijn hoofd gestelde premie te verdienen!" zegt mijn
reisgenoot glimlachend. „Maar dan zal hij toch nog veel
eerder zelf naar de hel loopen. U kunt zich haast niet
voorstellen, hoezeer wij patriotten te lijden hebben door
de hebzucht van de onderste lagen der bevolking. Wij
bestrijden de tegenwoordige regeering. die zich afhan
kelijk van het buitenland heeft gemaakt. Om onzen
strijd te voeren, hebben wij natuurlijk geld noodig: het
spreekt, dan toch vanzelf, dat wij de burgers en boeren
een kleine belasting opleggen, welke door onze ver
trouwensmannen op bepaalde tijden wordt geind. In
plaats van gaarne hun steentje bij te dragen voor het
doel. waarvoor wij voortdurend ons leven op het spel
zetten, traohten velenzich op de laagste wijze te ont
trekken aan hun patriottische plicht. Aangeverijen wa
ren aan de orde van den dag. totdat wij enkele voor
beelden stelden, kunt zich niet voorstellen, wat voor
gierige en zelfzuchtige menschen er zijn. Daar zou ik
»U boekdeelen van kunnen vertellen. Zoo was er b.v. in
Dubnitza een rijke bakker..."
Een schel gefluit. De reus schokt overeind met den
vinger aan den trekker. Vanaf de berm van den weg
zwaaien twee boeren. Zij schreeuwen aldoor hetzelfde
woord. „Vaarwel", zegt de patriot, terwijl hij uit den
langzaam voortrijdenden wagen springt. „En dank U
wel".
De takken der wilgen sluiten zich weer achter den
vluohteling. De chauffeur ziet lijkwit; het angstzweet
staat hem op het - voorhoofd en stotterend zegt hij:
„Gendarmes".
In het kreupelhout begint een verwoede schietpartij.
Soms hoort men het ratelen van een geweer, dan weer
de doffe knallen van de legerpistolen. Vervolgens een
diepe stilte. Alleen de wind ruischt in de takken. Mi
nuten gaan voorbij, een kwartier... Niemand laat zich
zien. Een lijster zingt. Vlinders dwarrelen op zoek naar
honing om de bonte veldbloemen heen. Zou er een
doode man in het kreupelhout liggen? Zou hij zijn ver
volgers ontsnapt zijn? De hemel staat zwijgend boven de
weiden, bosschen en ravijnen. En onze met stof bedekte
auto rijdt snorrend verder in de richting van Melnik.
„aaNrmate het rapport-Weiter nader werd bestu
deerd, bleek duidelijker, dat men, de daarin verwerk
te gegevens niet zonder meer kan aanvaarden. Als
vooibeeld mogen wij noemen ae cijfers der werkloo-
zenzenuitkeering en die van de gemeenteschulden.
Bovendien bleek bij nadere bestudeering, dat de
gronden, waarop de verschillende conclusies tot de
aanbevolen reorganisaties berusten, veelal allesbe
halve sterk en juist zijn. De commissie heeft kenlijk,
zonder deskundige studie, op elk onderdeel denkbeel
den van onbekende adviseurs overgenomen, die een
gretig onthaal vonden, wanneer van de toepassing
slechts vermindering van uitgaven was te verwach
ten. Aldus werd het rapport een raohsodie van min
of meer doordachte - denkbeelden zonder onderling
verband
Wij vreezen dat een parodie niet mogelijk zal zijn.
Wat geproduceerd werd, is in zich zelf een parodie.
Kort verhaal
Door PEDER SKRAM.
De oude schipper Niels Fischer zat in de kleine haven
van het eiland op zijn schip en naaide een zeil. De bee
nen liet hij naar beneden hangen door het open luik, in
het ruim. Een grooten bril had hij op; op het achter
hoofd zat die met een eindje touw vast. Hij zat diep
voorovergebogen, als een kleermaker aan zijn werk. Het
treft slecht als een kleermaker geen goede oog«n heeft;
maar Niels Fischer hinderde het niet. Zoo'n slimme vos
in zaken zooals hij was en zoo'n berekenend verstand
als hij had! Hij had altoos geluk! Als handelaar in zijn
zaak en als zeeman liep het hem altijd mee. wat wind
en weer betrof. Wanneer het weer twijfelachtig was,
zou geen kapitein eerder durven uitvaren dan Niels
Fischer. Als een kleine vloot voeren zij dan uit. Vooraan
het admiraalsschip van Niels Fischer.
Soms keek hij over zijn bril naar de punt van een
dicht bij het schip oprijzenden hoogen staak, waaraan,
naar oud gebruik, een oude versleten mand hing; een
teeken voor alle eilandbewoners dat Niels Fischer van
de stad terug was met zijn vracht bestelde goederen.
Bij troepen kwamen de lui aanzetten om hun kruide
nierswaren, kolen, hout, gereedschappen en wat niet al,
af te halen. Dan moest hij van zijn werk opstaan, om
de goederen beneden uit het ruim te halen. Hij sprak
er weinig bij. nam het geld zonder bedanken aan en
maakte wonderlijke krabbels in zijn aanteekenboek.
Schrijven en lezen had hii niet geleerd.
Van het eiland bracht hij naar de stad koren, aard
appelen, en boter aan den eenen klant, dien hij daar
bezat, den koopman Pedersen. Met dien Iistigen, ouden
heer zat hij urenlang in diens kantoor, beiden steeds
op den loer om elkaar een vlieg af te vangen, beiden
aan elkaar gewaagd, maar de kronen hoopten zich bij
Niels Fischer.
Op het eiland liepen wonderlijke verhalen over zijn
huwelijk. Hij moest zijn vrouw zóó geplaagd hebben met
zijn gierigheid en zijn gezanik over kleinigheden, terwijl
hij overigens bijna geen mond opendeed, dat zij krank
zinnig geworden was. Sommigen hielden vol. dat hij
haar gewurgd had. Eén ding was zeker; de arme ver
sufte, ziekelijke vrouw was op een winternacht plotseling
gestorven en in strijd met de gebruiken van het eiland
reeds den tweeden dag begraven. Maar dat was al lang
geleden.
Uit dat huwelijk had hij één kind, zijn zoon Olfert.
Vader en zoon waren, zooals dat zoo dikwijls het
geval is, volkomen tegenstellingen. De vader koud. bere
kenend. gesloten en gierig, met een scherp besneden,
karaktervollen kop. De zoon lichtzinnig, verkwistend,
zonder begrip van de waarde van het geld. met een niet
onknap, maar ruw gezicht. Blikken vol haat en afkeer
wierpen zij soms op elkaar. En toch waren die twee op
elkaar aangewezen. Niels had maar één schippersknecht
en dat was zijn zoon. Dat moest ieder den jongen na
geven, zijn werk verstond hij; de oude had op zee geen
beteren knecht kunnen vinden.
Op zekeren dag liep op het eiland het gerucht: Niels
Fischer wou weer trouwen. En zoo was het. Op zijn drie
en zestigste jaar wilde hij een arm meisje van twintig
tot vrouw nemen, dat bij hen het huishouden deed. P6
trine Trolle had zeker wel overlegd, toen ze „ja" zei,
dat het niet lang zou duren, eer zij een jonge, rijke en
dan allicht veel begeerde weduwe zou worden.
Maar nu wilde het geval, dat Olfert, de zoon, dol ver
liefd op haar was en zij hem ook wel mocht.
Zij weifelde nog. En op een avond had de jongen haar
bepraat en zij had toegestemd. Zij zou haar woord te
rugnemen en zijn vrouw worden.
Dat gesprek had de oude Niels beluisterd.
Hij verging van jaloezie. En den volgenden morgen
riep hij zijn zoon bij zich en zei hem kortaf, dat deze
naar Amerika moest. Duizend kronen kreeg hij mee.
Als hij meer noodig had, kon hij schrijven, het geld zou
gezonden worden.
Olfert, die begreep wat de oude man voor had, bleef
bedaard en ging op zijn vaders plannen in.
Drie dagen later was het schip, de Margaretha Fischer.
gereed tot vertrek. Vader en zoon waren aan boord.
Zij wilden naar Hamburg, waar Olfert scheep zou gaan
naar Amerika.
Er woei een storm. Tot groote verwondering van het
geheele eiland lichtte de boot toen het anker en met
veel moeite en handig manoeuvreeren verdween de Mar
garetha aan den horizon.
De storm werd steeds heftiger. Wilde het schip niet
stranden, dan moest het de open zee in. Nog altijd ge
hoorzaamde het aan het roer.
Maar de storm raasde te fel. Het ging niet meer. De
oude draaide bij en vloog het schip met den vollen wind
in het sterk gereefde zeil, als een vogel over de woeste
zee.
Over het gezicht van den ouden man gleed een zege
vierende trek. Als z'n zoon maar aan boord was. De
storm bedaard" wel en z'n boot kendt hij. Ze hadden
proviand voor eenige weken aan boord. En als een uit
daging bond hij het roer vast. Toen hij dit gedaan had,
trad zijn zoon op hem toe.
„Vader," zei hij, „Petrine wil met mij trouwen. Niet
met U.
Een felle straal van haat lichtte in de oogen van den
ouden man.
Wat moet dat?" vreg hij heesch.
„Petrine gaat met mij mee naar Amerika."
Uit het luik kwam het meisje te voorschijn. Zij zag
doodsbleek en hield met de linkerhand den fladderenden
hoofddoek vast.
Toen werd de oude man razend.
Hij viel zijn zoon aan en er ontstond een strijd op le
ven en dood. Met geweldige inspanning van al z'n krach
ten greep de sohipper zyn knecht aan en slingerde hem
in zee. Petrine Trolle lag op de knieën, de haren flad
derend in den wind. En de oude? Hij had met zijn mes
de touwen rechts en links van het roer doorgesneden,
zoodat het krakend heen en weer sloeg en het schip
aan de willekeur van wind en golven was overgeleverd.
Niels Fischer had den rechterarm om den mast ge
slagen. En de linkerhand voortdurend heen en weer be
wegend, wees hij in de woedende zee. Soms lachte hij
luid en vreeselijk en dan was het, of de storm stil hield
met zijn gieren door het want.
In December vermeldde de havenmeester in zijn ver
slag: De boot „Margareta Fischer" sedert den dertigsten
Maart van dit jaar vermist met zijn beide opvarenden*
(Nadruk verboden).