SEPTEMBERTIJD - VLIEGERTIJD!
j
Een dag: vol avonturenEen nat
pak en een ontmoeting op de heide
Up Dat was me een opwinding!San-
der zou een dagje gaan logeeren bij zijn Oom
en Tante in Bussum, in het GooiSander was
een Utrechtsch jongetje, een kereltje van 12 jaar,
maar al erg groot voor z'n leeftijd. Hij heette
eigenlijk Alexander Pronk, maar iedereen noem
de hem bij afkorting Sander. Hij zou dat jaar
juist overgaan naar de 1ste klasse van de Hoo-
gere Burgerschool en het laatste jaar op school
had hij hard gewerkt. Om hem de gelegenheid te
geven, zijn hersens nu wat te ontspannen, had
den Oom en Tante, die, veel met hun neefje
Sander ophadden, hem te logeeren gevraagd.
Jammer genoeg kon dat maar één dag en twee
nachten, want de ouders van Sander maakten een
reisje door Nederland en wilden hun zoontje
meenemen. Dat vond Sander dan ook geweldig
fijn. En Oom en Tante zorgden er wel voor, dat
de ééne dag van Sanderts bezoek zoo aange
naam mogelijk werd gevuld.
Een bezoek aan de Zuiderzee stond er op het
programma en 's middags zouden zij tezamen
naar de heide gaan om daar te spelen bij de
leemkuil. Want Oom en Tante Hapkins hadden
twee kinderen, Gert en Bobby. Gert was 10 jaar
oud en Bobby ook 12. Dus die pasten goed bij
Sander. Zij konden het dan ook altijd heel goed
vinden.
Moeder bracht Sander naar Bussum. Heerlijk
een treinreisje, al was het maar kort! .Maar,"
had moeder gezegd, ,je bent nog zoo weinig in
den trein geweest. Kijk maar eens goed om je
heen. Overmorgen gaan we met z'n allen op reis
door Nederland en dan zal je wel eens meer in
zoo'n coupé zitten." Toen waren ze in Bussum.
waar Oom, Tante, Gert en Bobby al klaar ston
den om hen op te vangen. Dien nacht (want het
was al om zeven uur 's avonds) zou Sander bij
hen logeeren, om den volgenden morgen al
vroeg naar zee te gaan. Moeder bleef nog eten
en ging toen weer met den trein naar huis. Even
-vond Sander het wel naar, maar hij troostte zich
met de gedachte haar gauw weer terug te zien.
Toen moesten ze naar bed om morgen goed
frisch te zijn.
Het was natuurlijk wel vreemd voor Sander
zoo'n nacht in een vreemd bed. Al die schoone
lakens, die nog stijf waren van de stijfsel, die de
wasscherij gebruikte. Thuis vond hij het al ellen
dig. al hij van die gestoven, gladde lakens kreeg.
Gelukkig sliepen ze het eerste uur nog niet,
want het bed van Gert en Bobby stond ook in de
kamer en ze hadden het grootste plcizier en hiel
den heele kussengevechten, totdat de stem van
Oom hen tot de orde riep. Maar Sander sliep
heerlijk.
Den volgenden morgen werd hij al vroeg ge
wektNog wankelend van den slaap gingen
zij naar de badkamer, waar zij zich bij de vaste
waschtafel waschten. Bobby stak zijn -heele
hoofd in het water en Gert en Sander deden
het hem na. Dat was koudMaar je knapte
er fijn van op! Geen spoor van slaap meer
Toen gingen ze naar beneden, waar een heerlijk
ontbijt klaar stond. Na het eten maakte men zich
gereed om op reis te gaan naar het Zuiderzee
strand. Eerst zouden ze een stuk loopen door de
uitloopers van het Gooi om daarna met de auto
bus te gaan. De schoppen en een tweetal klei
nere zandemmers namen ze mee. Oom zou
's morgens met hen naar het strand gaan.
Nagewuifd door tante, vertrokken ze. Een half
uur liepen ze door heerlijke lanen en mooie land
schappen. Toen waren ze erg warm geworden en
Oom stelde voor even uit te blazen in het kleine
cafétje in de verte en een glas limonade te drin
ken. Hetgeen zij met gejuich begroetten! Er was
een schommel bij het cafétje en een wip. Ze ver
maakten zich kostelijk, want lang stil zitten, dé,t
konden ze niet. Maar al gauw deed Bobby, die
nogal vindingrijk was, andere voorstellen. „Oo^"
zei hij, „laten wc gaan slootjespringen. Hier
dichtbij is een fijne sloot
Zoo gezegd, zoo gedaan. Het was een nogal
vrij brecde sloot. Maar Bobby nam een flinken
aanloop, sprongen kwam er glansrijk over
heen! Toen lieten Sander en Gert zich natuurlijk
niet kennen. Sander vond het wel een beetje
ijzig, maar hij haalde den sprong eveneens goed
en lokte een applausje uit van de beide gebroe
ders Hapkins. waar hij heel trotsch op was. Toen
zou Gert springenHij nam een grooten aan
loop, toen kwam de afzethij struikelde,
sprongen viel pardoes op zijn rug in het wa
ter, dat hoog opspatte om de ooren van zijn
beide kameraden. Die stonden zoo te lachen, dat
ze vergaten hulp te bieden, maar weldra was de
drenkelipg, die alleen maar een natten en mod-
dcrigen rug had, weer op het droge. Oom keek
een beetje sip. Natuurlijk het was ook geen
grapje. Maande hotelhouder nam een spons en
waschte de modder af. Toen was de rug van Gert
alleen nog maar nat en schoon water hinderde
niet. Dat droogde wel op het strand, zei Oom.
Zoo gingen ze op zoek naar de bushalte. En wel
dra waren ze op weg naar het strand. Heerlijk
was het daar!Pootje-baden en zandkastee-
!cn bouwen, met echt water in de grachten, een
vlag er boven oporanje-blanje-bleu! En
dan maar erom heen dansen, ravotten en hard-
loopen. Bij die bocht daar kon je zelfs krabben
vangen. Maar dat waren griezelige beesten, met
oogen net als speldeknoppen en scharen, die
steeds trachtten je vinger te grijpen en erin te
knauwen! Zoo verliep de morgen. Toen gingen
ze met de bus weer huiswaarts, heerlijk bruin ge
brand, met zand in hun kousen, schoenen, haren
en ooren en brachten tante tot wanhoop met de
heuvels, die zij thuis overal achterlieten. Dien
middag zouden zij naar de heide gaan.
Het was een heele wandeling geweest
naar de leemkuil. De leemkuil was een diepe
put, met roodachtige klei, die bij warme dagen
geheel uitgedroogd was en als zandsteen eruit
zag. Daar speelden de jongens heerlijk verstop
pertje. De put was een buutpaal en degeen, die
moest zoeken, moest heelemaal in de put krui
pen, om niet om zich heen te kunnen zien. De
boschjes op de heide waren prachtige plaatsen
om je te verstoppen en eens had Bobby zich vlak
naast de kuil verstopt en toen Sander uit de kuil
klauterde, liet hij er zich aan den anderen kant
inrollen en was vrij. Maar bij zijn rolpartij had
hij op den harden bodem zijn pols een beetje
verstuikt en die deed nogal pijn. Eindelijk waren
de jongens vermoeid en na een halfuurtje rust
ging men huiswaarts....
Het was nog een lange wandeling, over de
heide en het begon al eenigszins donker te wor
den. „Hoe laat zou het zijn?" vroeg Gert aan
z'n beide kameraden. Maar niemand wist het,
want allen hadden hun horloge thuis gelaten,
opdat er geen zand of leem in het uurwerk zou
komen
„Laten wij het vragen aan dien man daar in
de verte!" zei Gert. „Twee zijn het er!" riep
Sander uit. En ja in de verte naderden twee
mannen. Tante Hapkins bleef staan. „Ik wacht
hier wel even, want het is mij te ver. Vragen
jullie den tijd maar even" zei ze. Zoo gezegd,
zoo gedaan. Vlug liepen de jongens in de rich
ting van de beide mannen. Maar nauwelijks
waren zij genaderd, of de mannen sprongen ver
schrikt terzijde, keerden zich om en sloegen op
de vlucht. „Vooruit jongens!" riep Sander, wiens
avontuurlijke geest begon te ontwaken, „die voe
ren wat in hun schild; Gert, ga jij tante hier
heen halen!" De beide mannen renden verder
en sloegen de Rozenlaan inZe liepen als
bezetenen.
Gert was intusschen eenigszins teleurgesteld,
dat hij aan de achtervolging geen werkzaam
aandeel mocht nemen, maar daar hij inzag,
dat zij tante Hapkins maar niet zoo aan haar
lot konden overlaten, rende hij naar zijn moeder
terug. „Boem!", daar viel hij op den grond. „Wat
was dat? klonk daar niet een menschelijke
stem?" Warempel daar lag een netgekT"^e
heer op den grond. Gert bukte zich over hem
heen. „Hebt U wat?" vroeg hij. Geen antwoord.
Gert werd bang. Hij stond op en haalde zijn
moeder erbij. Die draaide den man op den rug
en nu zag Gert, dat diens gchecle gezicht ge
zwollen was, waarschijnlijk door vuistslagen.
Toen moeder een beetje eau-dc-colognc op haar
zakdoek had gedaan en hem dit onder den neus
hield, kwam hij bij. En onder horten en stootcn
vertelde hij, dat hij door de beide mannen, die
waren weggeloopen, was overvallen, gebonden
en beroofd. Gert had intusschen met zijn zak
mes de touwen doorgesneden, die zijn polsen en
voeten tezamen hielden. En Sander en Bobby
lieten zich niet meer zien. Zoo wachtte het drie
tal af wat er gebeuren ging. Het was al haast
heelemaal donker, toen Bobby terugkeerde.
„Sander is weg," zei hij, „hij is naar den grooten
weg gegaan, heeft daar een auto tegengehouden
en is naar de politiepost gereden, om te waar
schuwen. Als hij wist. wat er hier gebeurd was,
zou hij opkijken!"
Nauwelijks was Bobby uitgesproken of op de
Rozenlaan vertoonde zich een auto met politie
agenten. In hun midden troondeSander. Al
spoedig waren de heeren der politie ingelicht en
dank zij Bobby, die verklaarde, dat de roovers
onmogelijk zouden kunnen ontvluchten, daar de
Rozenlaan tusschen twee breede grachten door
liep, zoodat men precies wist, in welke richting
men zoeken moest, kon men vrij nauwkeurig uit
maken, waar de daders zich moesten bevinden.
Van het door de jongens opgegeven signalement
maakte men een goed gebruik en nog dienzelfden
avond waren de dieven gevangen genomen. San
der en Bobby kregen van den beroofden heer
ieder een schitterend gouden horloge met
inscriptie als aandenken en Gert kreeg van hem
een complete serie Van de boeken van Jules
Verne, zijn hartewensch. Dank zij de tegenwoor
digheid van geest van Sander had men hier goed
werk verrichtOnnoodig te zeggen, dat de
drie jongens dien nacht niet heel erg veel slie
pen. Den volgenden morgen kwamen moeder en
vader Pronk hun spruit halen en Sander nam
maar noode afscheid van deze avontuurlijke
landstreek. De eenige troost voor hem was het
feit. dat hij later als getuige voor den rechtbank
zou mogen verschijnen, teneinde te helpen, de
beide roovers te ontmaskeren.
(Nadruk verboden).
DE GEWONDE.
H.
,.0, daar ben ik op voorbereid; hier, neemt
u dezen band eens aan, sla hem om zijn bek, nu
flink aantrekken, stevig vasthouden! Zoo, dat is
goed, nu kan hij den bek niet open doen; de
achterpooten binden wij ook vast, goed zoo! Nu
beestje, op je zij liggen en nu begin ik".
Het werd een langdurige geschiedenis, eerst
het haar van het gestolten bloed gereinigd, toen
alles kortgeknipt, de wond ultgewasschen, terwijl
Cora lag te brullen en te jammeren! De vrouw
zat er bij te schreien. ,,Och meneer, doe hem
toch geen pijn!" riep ze.
„Mevrouwtje-lief, zachte heelmeesters maken
stinkende wonden, we moeten een beetje door
tasten. Zie zoo, nu snel het verband er om, en
heeft u soms wat vleeschnat, geef hem dat dan
maar met wat wittebrood. Een extra-tje na zoo
veel bloedverlies kan geen kwaad".
.Meneer, komt u morgen nog naar hem
kijken?"
,,Nu, mevrouw, ik denk dat het beter is, dat
u morgen met hem op de kliniek komt, dan
kijken we het nog eens na. Goeien dag me
vrouw, morgen meneer" en weg was hij.
Cora heeft het dien dag opperbest gehad,
kreeg zooveel van de vrouw, zulke lekkere hap
jes, dat de baas eindelijk zei: „Nu is het mooi
geweest hoor, straks wordt hij nog ziek van
maagoverlading. Laten wy hem nu rustig laten
slapen, dan is hij morgen weer zoo goed uitge
rust, dat ik hem mee kan nemen naar de
kliniek".
Maandagochtend kwam de baas in de keuken.
.,Wel Cora, hoe is het, ouwe jongen?" en Cora
krabbelde uit den mand, wreef met zijn neus
tegen den baas zijn hand en kwispelde met zijn
staart.
„Dat is een goed teeken. Ga je straks mee
uit?"
Maar Cora, anders zoo verheugd bij het
woordje „uit", sloop stilletjes weer in den
mand terug.
Wat zullen we nu hebben? dacht de baas, zou
hij bang zijn om buiten te komen?
„Wacht nog wat", zei mevrouw. „Maar wat is
dat? Er ligt bloed op den grond. O, kijk eens, de
poot is zonder verband en de wond is open. Ach
Cora, wat heb je gedaan! O, wat vreeselijk, kijk
het eens bloeden".
En jawel, Cora was op hondenmanier ook
eens aan het genezen gegaan. Je weet wel, dat
„Handle with care", dat wil zeggen „voor
zichtig behandelen". Je begrijpt, dat die
directeur heel erg nieuwsgierig was naar den
inhoud. Hij raadde eerst een paar dieren
namen, doch geen van alle waren goed AU
je ook nieuwsgierig bent geworden, verbind
dan de cijfers van 1-39 en ik weet zeker, dat
jij het ook nooit geraden zou hebben.
SANDER
GAAT LOGEEREN.
Het is weer SeptemberReeds dwarrelen de
bladeren, vergeeld en verdord, gedreven door het op
komende herfstbriesje door de lucht en bedekken de
straten en pleinen met een goudgeel tapijt. Mooi zijn
die dagendat wijken van den zomer voor Vader
Winter, die zorg van de Natuur om de boomen zoo weinig
mogelijk oppervlak en omvang te geven, zoodat koude
en stormvlagen gemakkelijker getrotseerd kunnen worden.
Want hoe minder bladeren een boom heeft, hoe minder
wind deze vangt, dat zullen jullie wel met mij eens zijn...
En het herfstbriesje, dat de bladeren zoo omlaag blies,
komt ook ons, Hollandsche jongens, uitstekend te pas.
Fluks den vlieger gehaald of een nieuwen geplakt en
dan de lucht in In alle vormen, alle kleuren ziet
men ze dit jaar weer, als draken, vliegtuigen, in den
ouden beproefden boogvorm. Wie maakt den mooisten
En welke gaat het hoogst
Het is weer Septemberen dan moet je genie
ten van de vliegersport
Het postpakket.
De directeur van een dierentuin ontt
op een goeden dag uit Amerika een p!
pakket, waar in het Engelsch op stol
a *5»
1<5lb
s*
,3u
1 l
honden zich net zoolang likken tot de
is of het wondje dicht is en nu had c
veel moeite het verband, dat heel stevig
poot. zat, er af weten te halen en had
weer heelemaal open gelikt. Meneer legtff
noodverband om, want zoo kon hij b
meenemen. Het verband moest dus dk
zij bij den veearts kwamen.
„Gauw wat. man", zei mevrouw.
Is de kliniek gesloten en de veearts na»
naar de boerderijen".
.Ja, ja. gauw wat, jij hebt mooi pn
haast me al, wat ik kan. Geef mijn jas i
Zie zoo. nu Cora, ga je mee?"
Maar neen, Cora bedankte. Cora keek
baas. keek naar de vrouw, maai- verroe
niet.
„Wat zullen we doen?" vroeg mevi
ochtend is bijna om en je weet niet. hoe
meekrijgt. Weet je wat. rijd even voor
wagen, dan chauffeeren we Cora naar
arts".
Daar moest de baas toch om lachen
voor een hond! Maar och Ja, waarom
Het was tenminste een oplossing. De
naar de garage, haalde den wagen en
er flink op los.
„Wil je zeggen aan mevrouw Cora,
wagen voor is en dat de chauffeur aan h
tier staat?" vroeg hij lachend aan het
meisje.
.Mevrouw laat vragen, of u even blnnet
want u zult Cora in de auto moeten dragi
wil geen poot verzetten".
Dat vrachtje viel niet mee voor det
Jongens wat is zoo'n log beest zwaar, voa
hij tegenstribbelt! Maar eindelijk dan tod
hulp van de vrouw en het meisje, werd Q
den wagen getild. Mevrouw reed mee oir
vast te houden en ook om te helpen, als
den veearts weer uit moest.
,.Ja", zei de dokter, „nu beginnen wt)
weer van voren af aan. Helpt u nog evet;
slaan wij den band om zijn bek".
En weer lag Cora te klagen en te jams
weer moest de wond gezuiverd, weer kr«
een nieuw verband om.
„Weet u wat we doen? Hij krijgt een
aan".
„Wat is dat nu weer?" vroep mevrouw.
„Dat is een breede. bordpapieren kraa
hangen we om zijn kop. Als hij nu die krai
den hals heeft, kan hU niet bijten, met zijt
is hij dan weerloos. Wel kan hij met zijn and
poot schuiven en wroeten, maar dan mo
's nachts zijn pooten maar vast binden. dan|
hij heusch geen ongelukken meer makend
Och. wat zag Cora er allermalst uit!
met den gezwachtelden poot als een uil
teeken in de lucht en dan dien witten
om! Het was maar goed, dat hij in zijn
auto weer naar huis reed. de straatjongens
den hem misschien met stecnen hebben gep
Als hij at of dronk, werd de kraag afged
de vrouw zat er stil by en waakte, dat hij
begon te likken. Zoo zijn er heel wat dai
verloopen, eer de veearts toestemming gal
het verband er af te nemen. Het lidteeken
ook nog lang zichtbaar, want zoo gauw
hondenhaar niet aangroeien Maar lam
hand scheen Cora het heele geval vergeld
zijn, althans, toen meneer op een moolen
riep: „Cora. ga je mee uit?" sprong Corai
blij tegen hem op en kwam met meneer's
delstok in zijn bek aandragen.