IN EEN SPAANSCHE ARENA.
De Brabantsche Brief
van
Zaterdag 24 September 1932.
SCHAGER COURANT.
Derde blad. No. 9147
Algemeene Vergadering van het Witte
Kruis, afd. Zijpe—Callantsoog.
EEN STIERENGEVECHT. BANDERILLO'S EN PI-
CADORES. HOE DE MATADOR DEN REEDS
VERMOEIDEN. VERZWAKTEN BLOE
DENDEN STIER BESTRIJDT. DE
EENIGE HELD IN HET
STRIJDPERK.
(Van onzen reizenden correspondent.)
MADRID. September.
Laat in den namiddag, vier uur. half vijf. als de felste
warmte voorbij is. b pinnen in dezen blakerenden zo-
mei-tijd de stierengevechten, welke gewoonlijk 's Zon
dags plaats hebben, maar reeds lang tevoren brengen
te Madrid de ondergrond-spoorweg, de tram. autobus
sen. taxi's de toeschouwers aan voor het enorme, aan
de grens der stad gelegen gebouw met het opschrift
Plaza de Toros."
Duizenden, tienduizenden stroomen toe. Indien er in
Noord-Euiopa evenveel belangstelling bestond voor het
tooneel als in Spanje voor de stierengevechten, zou er
bij ons geen schouwbuig-crisis heerschen.
De meeste bezoekers hebben hun entree-kaarten reeds
van te voren gekocht, maar zij gaan vroeg op weg om
zeker te zijn in de verschillende transportmiddelen een
plaats te vinden.
De kleine en grooto café's in de nabijheid van de
„Plaza de Toros" zrjn tot kort voor den aanvang van
het wreede spel levendig en kleurig druk. Tallooze vrou
wen ziet men hier. vrouwen uit het volk het meest,
waarvan de jongeren over het algemeen coquët en van
een min of meer barbaarsche schoonheid zijn. De groote
meerderheid is wonderlijk bont gekleed en draagt op
het donkere haar niet een hoed. maar een zwarte sluier
Buiten het gebouw schreeuwen straatventers en bie
den ijs. vruchten, zoetigheden te koop aan en ook pa
pieren waaiers. Zij, mannen, vrouwen en zelfs soldaten,
die zulke waaiers koopen. hebben geen geld genoeg ge
had om een beschaduwde plaats te betalen. De bescha
duwde plaatsen In het openlucht-amphitheater binnen
zijn namelijk aanmerkelijk duurder dan de plaatsen
aan de zonzijde. -
Als men het gebouw binnen gaat en door een sche
mer donkere gang komt'In het machtige openlucht-
amphitheater is de eerste indruk verbluffend. Hoog
rijen zich de verschillende, dicht bezette rangen met een
opgewonden bonte menigte. In het midden is de ronde,
met zand bestrooide vechtplaats met een doorsnede van
naar schatting ruim vijftig meter. Deze kampplaats
wordt omgrensd door een nog niet manshooge houten
schutting, waarachter ernstig bedreigde toreadors een
schuilplaats kunnen zoeken. Boven de kampplaats han
gen electrische booglampen voor het geval 's avonds
voorstelling wordt gegeven. Ik woonde echter een mid
dagvoorstelling bij en de overdadige Zuiderzon deed de
fellefkleuren van het geheel nog sterker leven.
Drie toegangen met dubbele deuren zijn er tot de
kampplaats. Door een, die zich onder de loge van den
president vroeger koninklijke loge, bevindt, komen de
twee bereden herauten, die een zeer ondergeschikte rol
spelen. Een toegang is er voor de stierenvechters, de
banderillo's, de picadores, door de derde wordt de stier
In het strijdperk gelaten. Het was juist vier uur toén
een opwindende fanfare weerklonk. Door den toegang
onder de loge van den president kwaïü twee op prach
tige pnaidcit gezeten 'heraXltéti in ltlb eeuwsctte"kleeding
het strijdperk binnenrijden, die zich begaven daar een
loge, waarin zich de leider van het spel bevond. Hem
overhandigden ze den sleutel van den toegang, waardoor
de stieren zouden worden binnengelaten. Niet minder
dan zes stieren zouden dien middag in het strijdperk
verschijnen.
Even later hielden de stierenvechters, de matadors, de
banderillo's, de picadores onder schetterende fanfares
van de muziek hun intocht. Dit was door het spel van
lijnen en kleuren in de gloeiende pracht der zon een der
schoonste oogenblikken van den middag. De toreadors
met hun gespannen bonte kleeding en driekant hoedjes,
enkelen te paard, leverden in het felle licht een schil-
derachtlgen aanblik.
Na een rondgang om het strijdperk verdwenen de
meeste toreadors en bleven slechts de „banderillo's",
zij, die den stier ophitsen met hun roode doeken en
met het dier spelen. Toen werd de eerste stier in het
6trijdperk gelaten, een jong, krachtig, vurig zwart
dier. Eenige dagen was het opgesloten geweest in een
donkeren stal en nu kwam het plotseling in de groote,
helle, door de zon beschenen, ruimte. Verwonderd keek
het rond zich, maar dan bespeurde het de verspreid
staande, ongewapende banderillo's, die met hun roode
doeken zwaaiden, en zonder aarzelen koos het er een
als doel uit. Het spel, dat zich nu ontwikkelde, was be
koorlijk door de behendigheid en elegantie der banderil
lo's en ook door hun koelbloedigheid. De stier stormde
woedend los op den rooden doek, dat de banderillo
vóór zich zwaaide, maar op het laatste oogenblik deed
de banderillo bijna dansend één, twee pasjes ter zyde,
terwijl hij den doek met ter zijde gestrekte handen op
dezelfde plaats hield, zoodat de stier met zijn horens
alleen den doek raakte en den banderillo voorbij storm
de. Schoon was dat, boeiend, fantastisch, maar dan
kwamen er andere toreadors, die, zeer zekere behen
dig, het op het aanstormende dier gekleurde stokken
met onderaan stalen punten van ongeveer twee centi
meters in den rug stootten, waar deze bleven zitten.
Het roode bloed gutste reeds over de zwartbehaarde
huid van het dier. Nu verschenen picadores gezeten op
armoedige, geblinddoekte, met leder gepantserde paar
den. De ruiters waren 'gewapend mét hquten lanseji,
weder met stalen punten van niet meer dan twee centi
meter. De stier storftide op het arme paard toe, smeet
het dier om met zijn hoorns, de picador stak en heftiger
nog stroomde het bloed. Het publiek klapte. óók die
schoone, zwart-oo^ige Spaanschen!
Toen verscheen, kleurig, elegant in zijn strak gespan
nen kleederen, welke het spel der spieren lieten zien,
de matador met degen en een rooden doek. Ik moet
erkennen, dat ik niet de minste sympathie voor den
kerel gevoelde. Mijn sympathie was aan de zijde van
den opgehitsten, reeds vermoeiden, door bloedverlies
verzwakten stier. Het spel met den rooden doek begon
weder, zooals bij de banderillo's, maar nu was er nog
de degen, die den dood moest brengen. Moedig weder
De stier ontwapent den matador. De degen vliegt
in dc lucht.
viel hij aan, de stier, de eenige held zonder vrees of
blaam in het strijdperk. Kwam de matador in ernstig
gevaar, dan snelden de banderillo's toe om den stier af
te leiden of wei de matador sprong over de houten om
heining. Éénmaal stootte de stier door een onverwacht-
sche wending van den kop den matador den degen uit
de hand, zoodat het wapen een paar meter hoog vloog.
De matador, lenig, vlug, wist zich te redden. De stier
had gewonnen, het spel was uit, zoo kwam het mij voor,
doch neen, de matador verscheen met een nieuwen da
gen. De stier heeft geen kans aan den dood te ontkomen-
Hij is vooruit ter dood veroordeeld en daarom kan men
eigenlijk van een „gevecht" niet spreken.
Dan eindelijk, wist de matador den doodenden stoot
toe te brengen. Tot aan het gevest verdween de degen
In den nek van het dier, dat wankelde. Het warme,
roode bloed gutste bij stroomen. De stier zonk op de
achterpooten neder. Nog eenmaal, in wanhoop, richtte
hij zich op voor een nieuwen aanval, maar na enkele
seconden lag het groote, sterke dier, machteloos in het
zand. Een bediende kwam den genade9toot toebrengen.
Met paarden werd de stier, zoo even nog levend, krach
tig, schoon, vol moed, als een dood, zwart, met bloed
bevlekt ding weggesleept. Als een eerbetuiging voor
het gedoode 'dier stond toen het publik op en klapte
in de handen
Is dit niet altijd zoo? kwam het bitter in me op. De
fcroote massa kijkt werkeloos toe, wanneer een held
strijdt en eerst als hij gevallen is. juicht ze hem toe.
omdat dan dit juichen geen verplichtingen meer oplegt.
Na den eersten stier, dien ik had zien nedervellen,
zouden er nog vijf volgen. Ik had er evenwel genoeg van
en wilde weg. maar het was me onmogelijk den uitgang
te bereiken. Eerst na den dood van den derden stier
gelukte me dit.
Toen ik eindelijk, herademend, buiten stond, vroeg
ik me af: „Is een volk. voor hetwelk dergelijke wreede,
weerzinwekkende vertooning het schoonste schouwspel
vormt, eigenlijk wel rijp voor de democratie, zooals wij
die begrijpen?" J. K. BREDERODE.
Algemeene vergadering van de afdeeling „Zijpe-Cal-
lantsoog" van .het Witte Kruis op Woensdag. 21 Scpt.
3932. des avonds te 7.SC uur, ten huize van Mevr. wed.
J. Broer te Schagerhx'ug.
Tegenwoordig 10 leden.
Waarnemend voorzitter de heer Mr. D. Breebaari:
secretaris de heer J. A* dc Boer.
De Voorzitter opent de veragdering en heet den aan
wezigen hartelijk welkom. Spr. deelt mede, dut de heer
De Moor wegens ambtsbezigheden verhinderd is het pre
sidium dezer vergadering waar te nemen, waarom spr.
thans als Voorzitter fungeert.
De notulen van het verhandelde in de vorige vergade
ring worden hierna gelezen en onder dankzegging aan
den secretaris voor de juiste en uitgebreide weergave,
goedgekeurd.
Mededeelingen en ingekomen stukken.
Medegedeeld wordt, dat slechts één stuk is ingekomen,
dat bij punt 6 der agenda Beschrijvingsbrief algemeene
vergadering ter tafel zal worden gebracht.
Bestuursverkiezing.
De op 31 December 1932 aan de beurt van aftreding
zijnde bestuursleden, de heeren W. Elaauw en A. F.
Meijer, wox-den herkozen.
Op de vraag van den Voorzitter verklaart de heer
Blcauw deze benoeming aan te nemen.
De Voorzitter feliciteert den heer Blaauw met zijne
hei benoeming en hoopt, dat deze de belangen der ver
eeniging weder met denzelfden ijver zal behartigen.
Den heer Meijer, die niet ter vergadering aanwezig is,
zal van zyne benoeming worden kennisgegeven.
Rekeningscoiuznissie.
Tot leden der commissie, belast met het nazien van
de rekening der afdeeling over 1932 worden bencer.,d
Mej. Kuilman en de heeren G. Veuger Gz. Jr„ en D. de
Leeuw, allen te St. Maartensbrug.
BeschrUvingsbrief Algem. vergadering.
Vervolgens wordt gelezen de beschrijvingsbrief der
75ste algemeene vergadering der Hoofdvereeniging, wel
ke op 4 October 1932 zal worden gehouden te Am
sterdam.
Naar aanleiding van punt 3 van den beschrijvingsbrief
betreffende verkiezing van leden van het Hoofdbestuur
der vereeniging, wordt mededeeling gedaan van de ge
voerde correspondentie en de genomen besluiten inzake
de candidaatstelling van een lid van 't Hoofdbestuur
ter voorziening in de vacature, welke zal ontstaan door
het zich niet meer herkiesbaar stellen van den heer H.
W. Frese te Alkmaar.
Bij deze brieven is een schrijven va,n het bestuur der
afd. Winkel, waarbij was gevoegd het ontwerp ..ener
circulaire tot aanbeveling der candidatuur van den heer
G. J. van Leersum te Winkel, met verzoek om mede
deeling of verzending der circultaire aan alle afdeelin-
:jen in Noordholland de goedkeuring van het bestuur
der afd. „Zijpe-Callantsoog" zou kunnen wegdragen.
De Secretaris zegt. dat deze brief om advies in handen
werd gesteld van den heer Breebaart, die als afgevaar
digde der afdeeling een te Schagen gehouden vergade
ring, waar de candidaatstelling werd besproken, heeft
bijgewoond.
In een uitvoerig schrijven, hetwelk wordt voorgele
zen. adviseerde de heer Breebaart niet met de circu
laire accoord te gaan.
De Secretaris deelt mede. dat het schryven van Win
kel dan ook voor kennisgeving is aangenomen.
De Voorzitter zegt, dat uit de stukken wel zonneklaar
blijkt, dat de houding van de afdeeling Winkel" verre
van schitterend en zelfs beneden peil is. De in de cir
culaire dezer afdeeling aangevoerde motleven zijn niet
in overeenstemming met de werkelijkheid en raken
kant noch wal. Spreker zou den afgevaardigde der af
deeling „Zijpe-Callantsoog" wel willen opdragen, er op
de algemeene vergadering mededeeling van te willen
doen, dat de door de afd. Winkel verzonden circulaire
onwaar is.
Ulvenhout. 20 September 1932.
Menier,
„As guille d'r alvast maar op
rekenen wilt", vroeg d'n
Fielp Zondagmiddag com-
mandeerend: „da ge Woens
dagavond allegaar present
zijt, op de vergadering van
ons propclub, waant 'k heb
dan belaangrijk nuuws."
„Stuur me dan maar 'n
konvancasie", zee d'n Joep:
„aanders vergeet ik 't vast".
„Gy altij mee oew kon-
vlekasiebriefkes'zee d'n
bakker lastig: „Wittewa; as
ik mergen m'n brood breng
bij oew wijf. zal 'k 't mee
hcur wel in orde maken! En..."
Verder kon d'n bakker nie komen, waant.'Ineens moest
ik heel erg naar d'n erft van dc „Gouwe Koei" ge
begrept da me daar zaten en d'n Tiest scheen 'n ge
wichtige en haastige bodschap aan 't buffet te hebben,
die toch wel plazierig was. waant hij hong dwars over
de toonbank en stond staampende, as 'n kwaai pèèrd,
te gieren van den lach.
Ons kaartclubke bestaat uit drie lejen en 't bestuur,
't Bestuur uit: Veurzitter, Sikkeertaris, Penningmeester
en Commissarissen.
Veurzitter is d'n Fielp;
Sikkertaris ls d'n Fielp;
Penningmeester is d'n Fielp en
Commessarissen d'n Fielp.
Uit vier man dus, heel de vereeniging.
Dc conterbusie is 'n kwartje per week. terwijl k ver
lies ok in 't potje gaat. Deurmekaar genomen, gaat er
•dus twee gulden elke week. d'n pot in, die opgeborgen
is onder 'nen plavuis in de bakkerij.
Afijn, da zijn allegaar „bezonderhedens van inwen
digen aard," zouw d'n Fielp zoggen: „die de baker nie
aangaan, zoov.laank as 't kind goed gezond is!"
Toen me trugkwrmen. d'n Blrauwe-n-cn-ikhe, teen
zee d'n Fielp, die al gegeven had: „as gr'.lie nouw alti.
legs=n weg te loopen, a- ik va te xrggm heb Jirmt
'r nooit 'n enct aan. Pa's dus •afgesproken"; Woensdag
avond om acht uren hier aan dit t'-.fcllje? Kunde
Dré"-'
„Ja, 1aja!"
„Ci ok. El--uwe?"
«Ikke wel," zee dn Tiest bedenkelijk: „maare..." en
toen krabde-n-ie's luidruchtig in z'n rosse „prikkel
draad.
„Nouw. watte .wa-d-is-t-er nouw mee oew gemaar. 'k
wil eindelijk wel 's 'n potje gaan speulen."
„Nouw, eh zee d'n Tiest, „as, as Aa.ntje-n-'t goed
vindt, ee!"
Eigenlijk ha'k weer wel naar d'n erft kunnen gaan.
maar ik docht zoow: kus m'n klompen en 'k lachte
ronduit. Oewen lach zoowlaank ophouwen tot ge aan
d'n erft bent. valt ok nie mee!
Maar d'n Fielp tippeide-n-er vierkaant in.
„Vrek", riep ie. z'n kaarten neersmijtende: „ben ik
nouw veurzitter van 'n kaartclub, of ben 'k kinderjuf
frouw, die de jong bij d'r moeder weg mot komen ha
len om ze gezellig bezig te houwen?"
,,'t Is broerd veur jouw. Fielp", zee d'n Tiest bedrukt,
„maar ge zij veurzitter of ge zij gin veurzitter en as ge
nouw eenmaal veurzitter zijt, dan..."
Toen begon d'n bakker 'n lichtje-n-op te gaan.
Hij nam z'n kaarten weer op, zuchte-n-as 'nen ouwen
stoomtram en zee: „borst."
D'n Joep zee: „prop", d'n Tiest: „pas", d'n Fielp: ,,'k
gaai mee" en ik riep „piek."
„D'r valt veur jouw niks te pieken," mokte d'n Fielp
uit: „d'n Joep en ik proppen, dus gij blijft thuis mee
oewen piek; leerde 't dan nooK sufferd."
„Neeë bakker." kwekte d'n. Joep: „.die leeren 't nooit!
Ollee, troefaas veur. me zullen ze 's laten betalen, die
prullemannen!"
Ze moesten negen slagen halen en ze haalden er zeu-
ven. Nouw. da's veur d'n Fielp 'n soort van schaande,
waar ie nie overhenen kan komen.
'n Bietje wit. ingehouwen kalm en zachtjes, vroeg ie
venijnig aap d'n Joep: „zeg konvlekasicridder, waar
propte gij op? Op misèèrkaarten soms?"
„Op misèèrkaarten, misèèrkaarten?" viel d'n Joep uit.
„Troefaas vierdes en stuk van Ruiters? En zo'n schoone
hartckaart? Misèèrkaarten-? Twaalf slagen hadden me
motten halen me? znkke kaarter."
En foen zee d'n Fielp, d'e z'n eigen wezenlijk vergal-
loppecrd had: „ventje. gij zr.'ncr» groeten mond teugen
mijn opzet, daai korm 'k gin smoesje maken bij oew wyf,
horre!"
D'n Blaauwe mcltte-n-'t toen nog wa-d-erger en zee:
•.hcur 's h'cr. z ttcn rrc hier nouw veur ons plezier te
proppen f veur ons *sijn? Gij. Joep gij mot hier 't
wa mir.J'.r e e-\ da pist uw nie en d'n Fielp.
gij m~t er.rst «peulen veur gc 't teugen mij"
en d'n Dré
En bij vr*-.r n manieflek spreèkhke. vroege
d'n Fielp en d'n Joep prcc'rs tegelijk aar d'n Blrauwe*
"aarcm lp--te gij r. c naar de..," afijn, 'n heel "lr,cl wee.
"''oen zee d'n Tie k-l.m teue-n rnjn. re de aan
tfere er nie bij 'vn .."t zijn I -ge ••dr,
Dr<"maar /.t m -ter. vt d'r v~-.r - kinnen!
't V lgend potje !'n Fi 1. pc:, ri'i. i
mee. Ze haalden elf slagen.
„Hedde nouw gezien hoe ge kaart mot speulen. bak
ker?" vroeg d'n Tiest mee z'n stalen smoel.
Eerlyk is eerlijk: d'n Blaauwe had twee slagen gehaald
van die elf en d'n bakker de rest.
Toen d'n Fielp da-d's haarfijn uit wouw leggen aan
ons we speulen al 'n jaar of twintig, maar 't is altij
't zelfde mee d'n bakker: omdat ie veurzitter is, wit hij
plles 't beste toen zee d'n Tiest: „drinkt eerst 't uit
bakker en lot nog maar 's voldoen."
„Aannemen!" riep ie.
En as de vrouw aan kwam loopen, hiew ie z'n gloske
omhoog en zee: „mijn 'n citroentje veur d'n Tiest, Kee"
„Veur mijn?" vroeg d'n Blaauwe.
„Ge zeg 't tooh zeivers! Ge zeg toch: lot maar 's vol
doen: wa zullen me nouw emmen?"
„Zekers," zee d'n Tiest: „lot maar 's voldoen, gerust
horre, maar nie van mijn centen, zijde bela-aaitafeld."
D'n bakker zat veur lillekerd veur heel „de Gouwe",
da begrepte en 't was zóów erg, dat ie maar begon te
lachen om z'n figuur te redden.
„Maar hij méént er niks van, Dré," zee d'n Tiest.
terwijl ie de kaarten opnam.
„Wie meent er niks van?" vroeg d'n bakker nijdig.
„Gij."
„Waarom?"
„Van oewen grooten bek telkens," mokte d'n Blaauwe
er gaauw van. waant 't wier zuutjesaan te bar. amico.
„Ik geleuf da-d-ik vandaag aan de beurt ben, is nie,
blaauw merakel?" vroeg d'n Fielp vuil: „gc mot
mijn emmen, geleuf ik!"
„Jouw emmen?" zee d'n Tiest: „jouw? Ik mot
oew nog nie mee geld toe, papzak!'
Toen wenschte-n-ie 'm nog iets, waar d'n Blaauwe
aan de helft al meer as genogt zou wemmen veur 'n
ordentelijke begrafenis en toen propten me tot '3
avonds negen uren aan één stuk, zonder dat re nog 'n
vuiltje aan de locht was.
Mee z'n drieën emmen toen nog 'n bietje gestompt.
gebiljert, as ge da beter verstaat), waant d'n Joep
moest naar huis
Afijn. Woensdagavond was de vergadering. Toen 'k in
de „Gouwe Koei" kwam, zat er d'n Fielp al.
„Is er nog ginmensch. Fielp?' vroeg ik.
„En ikke dan?" zee-t-ie.
„Nouja. 't bestuur" lachte-n-ik: „maar ik wil zeggen,
waar zijn dh lejen?"
Toen kwam d'n Tiest binnen.
„Navond samen," zee d'n Tiert: ..d'n Joep er nog nie?''
„Die kon welverklaarde d'n bakker, mee 'n prach
tige zekerheid,
„Hedde z'n wijf gesproken?"
„Tuurl ijk!"
..En '"a-cl-hee ze gezeed?"
.,'t Ztlfste van altij: eerst, dat-ie er niet uitkwam.
't is tflkenR va-dr ander? tearne: 'k zal nog wel
"'en en eindelijk: ,rurar ''n'= veur 't lest!"
"aar was d'n Joro mee d'r 'r.an tegelijk.
r«r^rr -If'de." 'V Tiest.
vb-"P'' •"•een ze traelb'k.
O- ,-pn bakker veur.
-daring?" vroeg d'n Jaan.
t i
„'Nen grooten agenda." zee d'n bakker gewichtig.
Janus zee „navond" en vertrok weer in d'n schemer.
Wij schoven aan, bestelden en d'n Fielp lee d'n
„agenda" op tafel, 'n beschuitzakske, waar ie de pun
ten op gezet had.
„Opening van d'n veurzitter." kondigde-n-ie aan,
straf naar 't zakske kijkend.
„Waarmee?" vroeg d'n blauwe.
„Watte?"
„Waarmee wilde gij opengemokt worren. bakken?'
„Heeren," begon d'n Fielp: „ik hiet jullie hier harte
lijk welkom," (applaus van d'n Tiest).
..De reden van da'k deuze vergadering uitgeschreven
heb, is van veul belaang. Meteen pakte-n-ie 'n schrift
uit z'nen zak en vertelde: ,,'k heb balaans opgemokt
van de propclub. Me hebben vleejen jaar. op deuzen
tijd omtrent, de kas geopend mee 'n batig saldo van
éénen gulden twaalf en 'n haalven cent."
Toen sloeg d'n Blaauwe-n-op de tafel.
,,'t Woord," vroeg ie.
„Da-d-hedde." zee d'n Fielp.
„Meneer d'n veurzitter," begon d'n Tiest: „die gelden
van 't batig saldo, hoeveel was 't ok alweer?"
„Eentwaalfen'nhaalf."
,.,Die gelden zyn overgeschoten op onrechtmatige
wijze!"
„Hèèèè'?" riep d'n bakker.
„Op onrechtmatige wijze," zeed 'n Tiest.
„Da zulde waarmaken," viel d'n bakker uit.
„As ik geweten had, vleejen jaar. dat er nog meor
as 'nen gulden in de kast was, dan was i£ nog nie
naar huis gegaan!"
„Nouw?" zee d'n bakker: „nog meer interompee-
rings?'
,,'k Vraag daar stemming over." zee d'n Tiest mee
nadruk. „Zijde 't mee mijn eens, Dré?"
„Ja," zee ik.
„Gij, Joep?"
D'n Joep knikte.
„Da's dus 3 teugen 1", mokte d'n Tiest uit. „Wa-d-
hee 't bestuur daar op te aantwoorden?"
„Dat alle kroegsges dicht waren," zee d'n bakker
plechtig.
„Dan hoop ik," verklaarde d'n Tiest: „dat de leiding
daar in 't vervolg beter op zal letten" (applaus!)
„Bij da saldo," gong d'n bakker toen deur: „hee de
vereeniging „de Propclub" geconterebuwccrd 'n bedrag
van..." en z'ner dikken vinger gong over de rekening:
.'n bedrag van twee en vijftig gulden. Verspuld in d'n
not 'n bedrag van... van van... zeuvenenveertig gul
den drie-en-twintig zoodat 'r in de kast zot:
f L12!: en f 52.— en f 47.23. mokt f 100.35op d'n
kop Pt. En... die zullen opmotten!" 'daverend applaus).
'k Heb deuze vergadering bü mekaar geroeD?n, om*
middels te beramen, om deur die som geld henen te
"•er? ken." zee d'n bakke-: d -s Ik wen ?-.acdsa,-«;
'»i*?c-en over deus belangrijk onderwerp.
Amico. dcar weren me-n-? gauw ovc <-< nr n nvei
d'n afloop volgende week. waant k neb gin tijd meer:
me staan zcow goed as klaar om - ka art pot t« gaar
nt. "c en 'k met nouw er-t m'n suullen k aar gaan
legger: """i groeten -van Trui en a: altii ir horke
minder van toet a vop
DRé.