Terug naar Hollan
\y
d.
Zaterdag 15 October 1932.
SCHAGER COURANT.
Vierde blad. No. 9159
EEN TRIP NAAR DE
BRITSCHE HOOFDSTAD.
Canterbury Cadzande Yerseke.
Zeeland is mooi
gF: -
Noodweer in de Oostzee.
EEN OOLIJK DECREET.
De distributie ran goed-
koope margarine onder
-behoeftige n.
vm.
OM 10 minuten over één zou de boot uit Dover
naar Ostende vertrekken. Dus hadden we
onzen tijd niet te verleuteren. Als hoentjes zoo
frisch waarden we op de ruime slaapzaal rond.
We hadden het rijk alleen; dientengevolge hadden
we als marktkooplieden onze kleeren uitgestald over
alle kribben die er stonden.
Beneden gekomen kwamen we tot de ontdekking
dat de herbergsmoeder er nog niet was.
't Mensch woonde ergens anders en eerst tegen half
acht kwam ze opdagen.
We hebben het er niet lang meer gemaakt. We
moesten met alle mogelijke pech rekening houden.
Om kwart voor negen stapten we de deur uit. Nau
welijks in de hoofdstraat gekomen, reed ik op de velg.
Pompen gaf niet. Toen maar naar den maker. Dat
grapje nam een kwartiertje in beslag.
Laat het nou nog niet richtig wezen met die band!
Een mijl of vier buiten Canterbury was een automo
bilist wat al te onbeleefd; wijken of er onder was te
kiezen. Voor een auto moet de fiets wijken. Helaas
kwamen we daarbij op een scherp betonnen randje en
klaar was Kees. Er zat weer een lek in. 'n Klein
buisje stond er in de buurt. Fietspompen waren er niet
in huis. We stonden al naar het lek te zoeken, meteen
uitkijkend naar een geschikte vrachtwagen die naar
Dover ging.
Het klokje kroop voort! Het was al bij tienen.
Daar kwamen een paar arbeiders aan.
Kunnen we jullie op eenige wijze van dienst zijn?
Graag!
De eene had een pomp aan zijn fiets die in zes a
zeven slagen een band vol kon pompen. Toen was het
gauw klaar.
Naar Dover was het nog maar anderhalf uur fietsen.
Je rolde als het ware zoo Engeland uit, beweerden' de
hoffelijke vertegenwoordigers van het Engelsche prole
tariaat.
Inderdaad viel de terugweg erg mee. Voor den wind
en meer heuvel-af dan heuvel-op, haalden we een snel
heid van ongeveer 20 kilometer per uur.
Als het nog eens moeilijk werd, dan was er steeds
toevallig een stoomwagen, die zich over ons ontfermde.
In Dover moesten we eerst nog even naar de Liver-
pcol-street, naar Mr. Forwood!
Enfin, we hadden ruim tijd; het was pas half
twaalf. Tijd genoeg dus nog om de uit Charing terug
gestuurde bagage op te binden, eetwaren op te slaan
voor den overtocht en de douane-formaliteiten te ver
vullen.
Op de boot hebben we ons behagelijk in een dek-
stoel geïnstalleerd.
De overtocht was niet zoo aardig als op de heen
reis. Het was mistig en overmatig frisch, om niet te
zeggen, koud.
Op de boot was niet veel te beleven. We hebben den
tijd gedood met eten, ansichten schrijven en wat hier
en daar gluren of er niets voor ons te zien was.
Aan boord was men, zooals gezegd, gauw uitgekeken.
Voor dat de stoomer aan Europa vastmaakte, hebben
we onze overgehouden Engelsche munten tegen Bel
gische ingewisseld.
WEER OP DEN VASTEN WAL!
Daar stonden we dan weer. Ostende voor ons; En-
gelsch spreken vei anderen in Nederlandsch en Fransch;
rechts inplaats van links houden.
Blankenberghe aan de Belgiscne grens was ons eind
doel. Daar was een jeugdherberg!
ZEELAND IS MOOL Zeeuwsch gToepje in Zuid-
Bevelandsche kleederdracht onder het venster.
Het was zeker tegen vijven dat we tegen een be
hoorlijke vlaag wind, ingevolge het advies van een
hulpvaardige Belg, de „scoonen boulevard" af reden
naar het noorden. Inderdaad was de boulevard ..scoon".
En als hij het niet geweest was. zou de wind zoo'n
echte Hollandsche Noord-wester, die net op zijn sterkst
is als je voet den grootsten druk op de pedaal uit
oefent, er wel voor gezorgd hebben.
Alleen schoven er in niet te stuiten regelmaat
luxueuss auto's voorbij.
Blijkbaar bestaat het grootste genoegen van hen die
in Ostende in pension zijn er in, om het avondleven
mee te maken in Blankenberghe.
En zij die in Blankenberghe hun bivak hebben op
geslagen, kunnen den dag niet anders bekronen dan
met een knal van een avond in Ostende.
Vandaar het gejakker heen en weer op de „scoone"
boulevard, die van Ostende tot de Nederlandsche grens
langs de duinen loopt.
Wenduyne en Den Haan zagen we in de verte
beurtelings voor Blankenberghe aan.
Tweemaal was 't dus mis. Onze krachten begonnen
te tanen.
Toen we dan ook eindelijk werkelijk Blankenberghe
te pakken hadden om een uur of zeven, wilden we niet
anders dan direct naar de jeugdherberg.
Aan een agent vroegen we waar-ie was.
Jeugdherberg??
Twee regels vraagteekens zouden nauwelijks voor
zien hebben in dè moeilijkheid om 's mans verbazing
Uit te drukken!
J eugd-Herberrug!
DAT IS NEDERLAND!
We werden ongeduldig en wrevelig.
M'n goeie man, wijs ons dan toch in Godsnaam
het politiebureau.
Maar ook hier stond men aanvankelijk stom verbaasd.
Eindelyk ging den commissaris die zijn witte
helm, de trots van de Blankenbergher politie, zelfs
achter zijn schrijftafel op had een licht op.
Met majesteitelijk gebaar greep hij naar zijn ganzen
veder, doopte met toegewijde blik in en trok de pan
den van zijn jas recht.
Toen kwam het; het puntje van zijn tong stak een
eindje uit zijn mond en met groote krulletters, die een
serieuze studie in het schoonschrijven verrieden, kwam
er te staan: Rue de St. Joris 238.
Voor dat de punt achter het cijfer kwam te staan,
moesten we eerst nog vertellen, dat we geen wereld
reizigers waren.
Met „het" papier in den zak gingen we op de Rue de
St. Joris af.
Het was een straat die bij 210 ophield en op een on-,
verwacht punt weer begon. Zoo vonden we dan ten-
slotte 238.
Gelukkig! Het was halfacht en het werd zoo lang
zamerhand welletjes.
Wij naar binnen. Eerst nog een kwartier wachten
voor een loket van het kantoor van de gelegenheid, die
er niet erg jeugdherbergachtig uitzag. Enfin, dat wa
ren wjs gewend. In Antwerpen was het ook een bij
zaakje van een restaurant.
Men bleek hier in het minst niet gesticht over onze
vraag of we in een jeugdherberg waren.
Nadat we de menschen met de noodige omzichtig
heid onderwijl trappelend van ongeduld en verbeten
woede van het bestaan van jeugdhergen ln verschil
lende landen hadden verwittigd, hem wezen op het
„schoonschriftelijke" voortbrengsel des heeren commis
saris van politie, alsmede bij naam en toenaam op
noemden waar J.H. in België waren, hield men nog
vol, dat er in België geen jeugdherbergen waren.
En de door ons ontmoete inrichting was een zomer-
tehuis van de Belgische spoorwegarbeiders.
We konden er ook gewoon logeeren. Dat ging even
wel boven onze beurs. Buiten gekomen overlegden we
dat er in Blankenberghe geen raad meei viel te
schaffen.
Voor een deel van ons Belgische geld kochten we wat
brood en peren en stapten toen maar op, met deze
eene gedachte: Naar de Hollandsche grens en daar de
tent opzetten.
Het laatste restje energie werd afgevuurd tegen den
wind en de kinderhoofdjes die ons tot de grens wensch-
ten te begeleiden.
In Zeebrugge stond een vrachtauto.
Naar de Hollandsche grens zullé?
De goede man had helaas geen plaats om onze fiet
sen mee te nemen.
Van dat oogenblik af keken we zoo nou en dan eens
achterom om te kijken of er geen leege vrachtauto
kwam. Maar neen hoor, niets te zien.
In het stadje Heyst moesten we licht op doen. Over
de vermoeidheid waren we heen. De stemming was uit
stekend. De nioed der wanhoop zorgde voor een opti-
mistischen kijk op de wereld, en een vroolijk gezicht
idat zeggen wil: wat kan ons gebeuren!
We waren nog 14 kilometer van de grens. Om half
elf of daaromtrent zouden we ons landje dus weer
kunnen betreden.
In onze zak brandden de laatste Belgische munt
stukken. In een naburigen winkel sloegen we een
honingkoek, een flesch melk en een reep chocolade in.
Net stonden we met gulzige teugen aan de melk-
flesch, toen m'n vriend een onbeschrijfbaar geluid
voortbracht. Met den mond vol honingkoek en melk
wilde hij roepen:
Zeg kijk daar eens, een Hollandsche auto!
Hij wees slechts: een auto-bumper met de vader-
lardsche driekleur.
Wij er op af!
Gaat U naar Holland?
Ja, da's te zeggen, naar Cadzand.
Enfin, dat lag een eindje over de grens.
We mochten mee ook. Eerst had hij evenwel nog
wat aardappelen te lossen.
In dien tijd vonden wij gelegenheid om met weer tot
rust gekomen harten tot de verdere consumptie van de
honingkoek over te gaan. Als dessert ging er een kilo
peren achter aan.
Eindelijk, tegen tienen gingen we. Op de laadbak
van een lange, zeswielige vrachtwagen.
De aardappelkoopman had verscheidene klanten on
derweg. Eiken dag trekt hij met een ton of 3 over de
grens en verkoopt in de badplaatsen tot onder de
Fransche grens toe.
In duizelingwekkende vaart vlogen we over de ver
laten boulevards en toen het binnenland in.
'n Oerslechte weg door de dunbevolkte grensstreek,
voerde ons naar Cadzand.
Daar zaten we. Op de laadbak van de vrachtauto.
Onze redder schafte raad; we konden wel bij hem sla
pen. 't Was al mooi genoeg dat hij zich zoo bereidwil
lig had getoond om ons onderdak te verleenen. We zou
den wel op de laadbak gaan slapen.
Zoo gezegd zoo gedaan. Voor het naar bed gaan wer-
den we nog onthaald op een kopje thee en toen naar
de schuur, waar een heerlijk hard bed van planken
wachtte. We spreidden het grondzeil uit, schoven in de
slaapzak en sliepen meteen in.
Om zes uur den anderen morgen opstaan; om ze
ven uur ging onze beschermer al weer op pad.
En we reden mee met ons heele hebben en houden.
Aan de grens zette hij ons af: we moesten naar het
eerste het beste grenskantoor om onze waarborgsom
terug te ontvangen.
Aan het grenskantoor toonde ik om half acht 's
morgens het biljet, dat na de uitreiking in Esschen
zorgvuldig was bewaard.
De Belgische Staat was evenwel niet zonder meer
bereid om de schaarsche penningen door het loketje
te schuiven.
Anna Paulowna was een danseres en geen gemeente!
Met andere woorden, dat biljet was met fantasie inge
vuld.
Ik heb den plichtsgetrouwen landsdienaar die
blijkbaar met zijn verkeerde been uit bed was gestapt
met engelengeduld en geschiedkundige juistheid het
pricipieele verschil uitgelegd tusschen de vrouw van
Koning Willem II en de overleden meteoor in de Rus
sische kunst-melkweg.
M'n portemonnaie, die enkele weken lang zoo plat als
een dubbeltje geweest was, werd weer dik en vetjes en
de grauw-groene bankbiljetten van zeven stuivers puil
den er ongegeneerd uit.
Enfin we waren weer rijk. Het moest raar gaan wil
den we in 3 dagen tijd niet met 28 gulden toe kunnen.
In Sluis aten we brood en wisselden we het geld te
gen guldens, kwartjes en dubbeltjes. Het gerinkel van
het Hollandsche metaalgeld op de marmeren toonbank
op het wisselkantoor klonk als een oud wijsje met zoete
herinneringen.
Langs Oostburg bereikten we Breskena. Daar gingen
we over met het veerpont naar Vlissingen. Op het pont
ontmoetten we warempel enkele bekenden uit Schagen,
die zoo vriendelijk waren ongeveer de helft van onze
bagage mee te nemen! Dat verlichtte aardig. Ondertus-
schen was het schitterend weer geworden.
DOOR ZEELAND.
In Vlissingen zochten we de Jeugdherberg op. Het
was nog maar half twee en daar we niet koken moch
ten in de Jeugdherberg, zonder er te overnachten, be
sloten we meteen door te rijden en aan den kant van
den weg wel even iets klaar te maken.
Het einddoel van den dag was Yerseke, waar ook een
Jeugdherberg is. Van Vlissingen reden we langs het
Walcherensoh kanaal over het fietspad naar Middel
burg. Vandaar over een schitterenden straatweg naar
Goes. Aan den kant van den weg streken we eventjes
voor Arnemuiden neer.
We haalden bij een naburig huisje een pan water. Het
was evenwel zoo „levendig" dat we het liever bestemden
voor waschwater dan om er soep van te koken, waar
toe we de lauwe inhoud van de veldflesschen maar be
zigden. Het soepje een kruising tusschen tomaten-
en vermicellisoep was lang niet slecht. Om bij de
gebruikelijke zegswijze te blijven: de lepel bleef er zon
der uit het lood te slaan rechtop in staan. Tengevolge
waarvan we voelen konden waar het lag, hetgeen aan
de andere zijde weer aardig wat fut gaf. Al met al
knapten we er best van op en na de vatenwasch en in
pakken de heele kokerij met afwasch mee had pre
cies 50 minuten geduurd waren we fit en vroolijk.
De zon scheen dat het een aard was en een zacht
zuchtje zorgde voor eenige afkoeling.
Zeeland is mooi! We hadden gedacht aan een kaal
polderlandschap. Van Middelburg naar Goes heeft men
een pracht rit. Schitterende lanen en overal geboomte.
Nu zijn we nog niet eens in het mooiste gedeelte van
Zeeland geweest. De omstreken van Domburg zoo
schilderen de talrijke hier in onze omgeving wonende
Zeeuwen het voor „de tuin van Zeeland" zooals Wal-
oheren in het algemeen heet. zijn het mooist.
Voorbij Goes wordt het wel iets kaler en bij Yerseke
heeft men polderlandschap dat niet veel van het Noord-
Hollandsche afwijkt. Bij Yerseke ligt de Jeugdherberg.
Het is een gedeelte'van een landbouwschuur.
Er was nog meer bezoek; een paar Belgen, die geen
lid van de N.J.H.C. waren stonden met hun tentje ach
ter de schuur.
Een plaag was de last die de muggen gaven. En dan
's morgens die vliegen. Nu we troostten ons met de ge
dachte dat we dat wel eens erger hebben meegemaakt.
In Hatem aan de Veluwezoom, heb ik eens met twee
kameraden gekampeerd. Daar kwamen de gewone zwar
te huis-, tuin- of keukenvliegen je wekken en je gezel
schap houden tot bij koffietijd.
Dan werden ze afgewisseld door „vliegende mieren",
een tuig, dat overal op en ln kruipt: op de biefstuk,
in de jampot, in de boter en in neus, mond en ooren.
Zoo tegen vijven kwamen de langpooten. Of, dierkun
dig juister: de steekmuggen!
Omtrent het arbeidsveld en de zegeningen van dit
„tuig" ontbreekt het niet aan bekendheid, weshalve we
een nader verslag van de last die het gedierte veroor
zaakte. achterwege kunnen laten.
Maar a propos, de jeugdherberg daar in Yerseke was
goed. De matrassen waren heel wat behagelijker dan
de harde bodem van de laadbak.
Wordt vervolgd.
HENK JONKER.
Een Dnitsche motorschoener in de Fin-
sche Geil vergaaD Alleen de kapitein
en de scheepsjongen gered.
Donderdagochtend is een Duitsc.he motorschoener
in de Finsche Golf vergaan. Het schip heeft bij zwaar
weer een defect aan den motor gekregen en den ge-
heelcn nacht hulpeloos op zee rondgedreven. Donder
dagochtend heeft een groote golf den schoener doen
kapselzen. De vrouw van den kapitein, die zeeziek
in de kajuit lag. is verdronken. De bemanning wist
zich nog een tijdlang aan de houtlading of aan de
kiel van het schip hoven water te houden: vier ma
trozen zijn echter doi de hooge golven in zee ge
slagen en verdronken. Slechts de kapitein en een
scheepsjongen zijn er. na wanhopige pogingen, in ge
slaagd het land te hereiken.
Een ander Duitsch schip, dat op weg was naar
Flensburg, is aan de Zweedsche kust gestrand. Een
Duitsch bergingsvaartuig is ter assistentie onderweg.
Volgens mededeeling van loodsen, moet dit ongeluk
te wijten zijn aan verkeerde oriëntatie, door een fout
op de zeekaart.
De keizer van Abessinië bevrijdt de slaven
van zijn tegenstander Ras Hailu, zoodat
hij tegelijkertijd zijn toezeggingen
aan den Volkenbond nakomt en
zijn wrok bevredigt.
Keizer Hailé Selassié van Ethopië. bij velen beter be
kend bij zijn vroegeren titel Ras Tafari, heeft een prach
tige streek uitgehaald. Zooals mer. weet, ligt de keizer
overhoop met Ras Hailu, na hem een der machtigste
koningen van zijn rijk. Eerst zou men naar beproefd
gebruik de veete tusschen beide huizen verzoenen door
de verloving van den zoon van Ras Hailu met een van
's keizers dochters, doch toen Lidzj Jassu (Jozua), de
afgezette keizer, uit zijn gevangenis ontsnapte en bij
Prins Hailu een gastvrij onthaal vond. ontbrandde de
strijd opnieuw. Ras Hailu werd prompt gevangen geno
men en door het parlement ter dood veroordeeld, welk
RAS TAFARL
vonnis zijn keizerlijke tegenstander edelmoedig in le
venslange verbanning veranderde. Toen kwam de regen
tijd en hoorde men niets meer van den strijd tusschen
beide koningshuizen. Nauwelijks was de regentijd ten
einde of het bericht kwam, dat Ras Hailu's zoon zich
meester had gemaakt van Debra Marcos, de vroegere
residentie zijn vaders. De strijd is dus nog altijd gaand»
Maar nu de streek des keizers. Abessinië heeft bij zij»
intrede in den Volkenbond moeten beloven een eind»
te maken aan de slavernij binnen zijn grenzen. Er zijn
commissies van vreemdelingen naar Ethiopië gehaald
om den Neg-us Negusti van advies te dienen hoe hij de
zaak moet aanpakken. Zijne majesteit heeft echter op
eigen houtje een begin gemaakt door de bevrijding te
gelasten van alle slaven van... Ras Hailu. Lord Cecil
heeft in de Volkenbondsvergadering het besluit voorge
lezen, dat volgens de Daily Telegraph als volgt luidt:
„Wij bevrijden hierbij u allen, slaven, die in het beidt
waren van Ras Hailu. En allen gij, hoofden, die beheer
voert over Ras Hailu's huizen, bezittingen en goederen
zijt gelast alle slaven van Ras Hailu, die onder uw op-
eicht staan te brengen naar en tegen ontvangbewijs af
te geven aan den rechter, dien wij hebben benoemd voor
de bevrijding der slaven. Zij, die jong zijn, moeten voor
21 October zijn ingeleverd."
Ingevolge de toezegging van de
regeering bij de behandeling van
de crisiszuivelwet. Alleen
groote gezinnen komen ln aan
merking.
De minister ban binnenlandsche zaken heeft d» vol
gende circulaire tot de gemeentebesturen gericht:
Bij de behandeling van de crisis-zuivelwet in d»
Tweede Kamer der Staten-Generaal heeft mijn ambt
genoot van oeconomische zaken en arbeid toegezegd
een bepaalde hoeveelheid, niet met boter vermengd»
margarine, ter beschikking van het behoeftige deel der
bevolking te zullen stellen. In verband daarmee gaat
mijn voornoemd ambtgenoot over tot distributie van
onvermengde margarine aan groote gezinnen, onder
scheiden in de navolgende groepen: a. werkloozen,
die drie maanden of langer steun ontvangen; b. arm-
lastegen, dee drie maanden of langer steun genieten en
daarvan geheel of bijna geheel moeten leven. Gedistri
bueerd zal worden een kwart kilogram per hoofd en
per week, aanvankelijk aan gezinnen met vyf of
meer kinderen, die in een der bovengenoemd groepen
vallen. Ik moge uw college verzoeken de noodige me
dewerking te willen verleenen bij de uitvoering van
deze regeling, welke in de eerste plaats bestaat uit
een opgave van het aantal gezinnen tot elk der boven
genoemde groepen behoorende.
Het is de bedoeling dat de margarine door de eri-
sis-zuivelcentrale ongefrankeerd geleverd wordt aan
centrale plaatsen tegen een bedrag van 40 cent per K.
G., met dien verstande, dat een zending aan een ge
meente ten minste tien K.G. per week moet bedragen.
Verdere distributie aan de daarvoor in aanmerking
komende personen dient dan van uit genoemde centrale
punten te geschieden tegen een bedrag van 44 cent
per K.G. De gemeente ontvangt dus van dat bedrag 4
cent per K.G. trr tegemoetkoing in de te maken on
kosten. Mijn ambtgenoot zou het zeer op prijs stellen
wanneer de gegevens van de gemeenten betreffende
het aantal personen, die voor distributie in aanmerking
komen rechtstreeks aan de crisis-zuivelcentrale. Laan
van Meerdcrvoort 84 te 's-Oravenhage. verstrekt wer
den, opdat met de distributie zoo spoedig mogelijk een
aanvang gemaakt kan worden. Het ligt in het voorne
men zoo mogelijk reeds uiterlijk 17 Oetober met de
distributie te beginnen. Ik zou het zeer waardeeren
Indien uw gemeente haar volle medewerking aan het
vorenstaand© zou willen verleenen.
Avonturen
van twee
afgestudeerde
H.B.S.*ers.