De Brabantsche Brief Toledo, de grijze stad van Spanje. van Zaterdag 15 October 1932. SCHAGER COURANT. Derde blad. No. 9159 Ingezonden Stukken. De droom van een romantisch dichter. maakt. Het koperwerk, dat men er vindt, is bijzon der, maar herinnert weder aan de Moorsche werk wijze. Zeer groot is de invloed dien de Mooren in Spanje hebben geoefend en Oriëntalisten beweren zelfs, dat de Spanjaarden het grootste deel van hun beschaving aan hen hebben te danken, een mecning, die ik niet gaarne zou onderschrijven. In de streken, waar de Mooren eeuwen langer heerschten, vindt men geen hooge beschaving, slechts achterlijkheid. Het verrassendste evenwel in deze „Casa Ochoa" in de verdroomde stad Toledo was voor mij, dat ik er gelegenheid had mijn moedertaal te spreken. Een jonge man, die me rondleidde, met Spanjaarden Spaansch en met mij aanvankelijk Fransch sprak, bleek een Amsterdammer, die er de voorkeur aan had gegeven in deze afgelegen stad een betrekking te aanvaarden tegen een salaris, niet veel grooter dan te Arasterdam een werklooze aan steun ontvangt, lie ver dan in zijn vaderstad werkloos rond te loopen. J. K. BREDERODE. Bloemenmagazijn „CORONA", KONINGSTRAAT 67 - - DEN HELDER, levert U alle moderne bloemstukken Telefoon 216. Postgiro 99555. Mijnheer de Redacteur. Voor mijn dupliek aan den heef Vlug zou ik graag wat plaatsruimte van U willen vragen, bij voorbaat mijn hartelijken dank. Heel in het kort zal ik het stuk van den heer Vlug beantworden Allereerst heeft U geen recht van „en partijgenooten" te spreken. De heer V. kan blijkbaar niet indenken, dat er ook nog parlijloozen bestaan. De kneep zit hier: Vlug denkt en spreekt en schrijft kapitalistisch. Ik denk enz. anti-kapitalistisch. Vlug verdedigt den economischen oorlog, en ziet blijkbaar niet in dat die oorlog wordt gevoerd enkel en alleen om kapitalistische belangen niet in het belang van arbeiders en w.erkende boeren en tuinders. Vlug is nog zoo naief, om te gelooven in wondermidde len, die in Genève worden uitgebroed. Ik redeneer aldus: Arbeiders en boeren van alle landen worden bedrogen, door een stelletje diploma ten en bankiers. Vlug dweept met het kapitalisme ik vind dit stelsel menschonwaardig. Nu schrijf ik dit niet om Vlug te bekeeren. Deze man i s natuurlijk niet te overtuigen. Maar de massa der menschen vergaapt zich nog aan ideeën als: vechttarieven, contingenteering, valutakwesties, ver laging van werkeloozensteun, versobering enz. 't Mooiste staaltje daarvan lazen we eenige dagen terug nog in de Schager Courant, U weet wel: Zonder, Oogkleppen Natuurlijk, Vlugt heeft bij verdedigers van de bestaande orde, een zeer gunstig onthaal te wachten precies in hun lijn Voormannen als Valstar, Lo viilk, Posthuma en nog een heele reeks van die brave, beste economen, zullen den heer Vlug prijzen en roe men. Alles wat anti-kapitalistisch ingesteld is, is bij die categorie van menschen pure onzin, dwaasheid, verderfelijk enz. Als voorbeeld nemen ze dan een idiote mop uit Rusland, b.v. van een koe die een stu dent. bleek te zijn, of van een kippenbroederij die mis lukt. Ze vergeten hierbij dat in West-Europa letter-* lijk alles mislukt. Alle conferenties, alle interna tionale bijeenkomsten, mislukken; dit is heel' wat erger in zijn gevolgen, voor millioenen menschen. Belachelijk is het wijzen van fouten uit een anti kapitalistisch land, als onder het regiem waar wij in moeten leven, letterlijk alles fout loopt. Laten de Iberoemde professors, economen, diploma ten, voormannen van diverse organisaties, eerst bij ons den boel eens wat redelijker regeeren en behee- ren, eer zij critiek op dat andere hebben. Het is wel droevig, maar dat kunnen zij niet, geen van allen, en om de aandacht van dien onmacht af te leiden, gaan zij critiek uitoefenen op iets anders. Een bekrompen nationaal standpunt volgens den heer Vlug zelf -r- dat nemen zij allen in. Daarom en daarom hoofdza kelijk, hebben deze lieden geen recht (de heer Vlug incluis), om over economische vraagstukken en een oplossing daarvan te spreken. De massa der werken de •menschheid is al genoeg misleid hierdoor. Einde. KL. MINK. Warmenhuizen. Een herinnering aan lang vervlogen eeuwen. Middeleeuwsche rust en schoonheid. De geboorteplaats van den schrijver van Don Quichotte. (Van onzen reizenden correspondent. TOLEDO, October. Wat Brugge is voor Vlaanderen, een stuk geschie denis, tevens een droom, vol herinneringen aan het verleden en vol schoonheid, dat is Toledo voor Spanje. Aan den weg naar het zuiden ligt het, zeventig kilo meters van Madrid en langs dien weg komt men door welvarender en welverzorgder dorpen, dan men gewoonlijk elders in Spanje ziet. Het dorp (of is het een stadje?) Getafe. op ruim tien kilometer van Madrid, maakt een West-Europeeschen indruk en is vol levendigheid. Hier beviftdt zich het groote vlieg kamp en voortdurend is er de lucht vol Van het zoe men en snorren der groote, kunstmatige vogels. Ook verder nog ontwaart men dikwijls bebouwden akkergrond, waarop vlijtige boeren werken. Later evenwel is de grond armer, maar ook daar weet de bevolking nog nut te trekken van den bodem. Groote kudden schapen dwalen er rond en toen wij er met onzen motor voorbij suisden over den golvenden weg, wuifden de herders ons vroolijk na. Reeds op bijna tien kilometers afstand zagen wij van een hoogte Toledo, de grijze stad, voor ons lig gen, een verrassing, een wonder, den droom van een romantisch dichter. Torens, poorten, hooge wallen vormden in den feilen gloed der zuiderzon een phan tastisch geheel, een herinnering aan lang vervlogen ecu we n. Onneembaar moet deze stad zijn geweest in een tijd, toen het moderne geschut nog niet de sterkste vestingmuren tot kaartenhuisjes had gemaakt. Som ber, majesteitelijk zijn de poorten met dreigende to rens. Een dubbelo poort moet men door eer men in de stad komt en nu nog staan op het kleine pleintje tusschen deze twee poorten gewapende mannen met helmen. I-Iet zijn echter slechts gemoedelijke politie- l Stadspoort van Toledo. Het hoofdplein van Toledo. mannen, die er het eenigszins bezwaarlijke verkeer regelen. Nog een derde poort moest men vroeger onderdoor, maar daarncvcn heeft men thans een nieuwen, bree- den verkeersweg aangelegd. De moderne tijd met zijn druk automobiel verkeer stelde onafwijsbare eischen. Langs een bochtige, steile straat komt men op het voornaamste plein der stad. Talrijke automobielen staan hier en toen wij er tegen het middaguur aan kwamen, heerschte er levendige drukte. De stoelen vóór de talrijke café's waren dicht bezet, op het pleintje drentelden mannen en zwartoogige meisjes. Midden in de stad waande men zich, maar ergens was een poortje, waardoor het oog plotseling kon dwalen over het wijde land en de heuvelen om de stad. Toledo heeft niet veel meer dan twee dozijn duizend inwoners, doch deze inwoners nemen het leven niet al te tragisch op en verkceren als alle zuidelijke vol ken, gaarne op straat. De talrijke automobielen op het hoofdplein der stad bederven eenigszins de illusie van middeleeuwsche rust en schoonheid. De meeste straten der stad ech ter zijn zoo eng en bochtig, dat er voor automobielen geen plaats is. Hoogstens ontmoet men er een man te paard of een jongen met een beladen ezel. Rijk was eenmaal dit Brugge van het zuiden. De machtige, schoone, rijkversierde kathedraal met haar kunstschatten bewijst het nog. Het huis van den groo- ten, zoo hoogst eigenaardigen schilder Theotocopulos, bijgenaamd El Greco, is er tot een museum inge richt en men wijst u ook het huis van Cervantes, den schrijver van Don Quichotte. Tot de schoonste gebouwen behooren er de twee heerlijke synagogen, waarvan vooral de „Sinagoga del Transito" hoogst» bijzonder is en sterk Moorschcn'< invloed aanwijst, een invloed, dien men trouwens overal in Toledo en in geheel Spanje vindt. Deze synagogen zijn reeds eeuwen verlaten, worden niet meer gebruikt, sedert aan het einde der vijftien de, het begin der zestiende eeuw, de Joden uit Spanje en Portugal werden verdreven. De Joden, voor zoo ver ze zich niet wilden laten doopen, moesten elders een vaderland zoeken. Duizenden gingen naar het noorden, naar Vlaanderen, zooals men de Noord- en J Zuid-Nederlanden tezamen in Spanje noemde; de groote meerderheic- evenwel vestigde zich op den Balkan en in Turkije, waar men hun onvermengde i afstammelingen nog vindt. De Spaansche Joden in 'Servië (o.a. te Serajewo), in Griekenland (vooral te Saloniki), in Bulgarije, in Turkije (vooral te IConstan- tinopel) spreken nog steeds het Spaansch als hun moedertaal. Thans, nu Spanje een republiek gewor den is, bestaat, onder de duizenden Spaansche Joden der Balkanstaten een beweging, welke ten doel heeft de terugkeer dier Spaansche Joden naar Spanje te organiseeren en inderdaad zijn enkele tientallen .e- ruggekomen. Herhaaldelijk had ik gedurende mijn reizen op den Balkan en in Turkije gelegenheid niet. daar wonende Spaansche Joden, sympathieke, werkzame menschen, in aanraking te komen, maar zoover ik het kan be- oordeelen, geloof ik niet, dat er van een terugkeer dier Joden op groote schaal sprake kan zijn. In de eerste plaats verzetten zich daartegen de economi sche toestanden. Bij de verjaging der Joden #uit Spanje bogen hon derd duizenden Joden voor het geweld en lieten zich doopen. Een deel hunner werd evenwel niet geheel ontrouw aan het oude.celoof en vermengde dit bij de godsdienstoefeningen met het nieuwe geloof. Dit soort Roomsch-Katholick geworden Joden, die hun ouden godsdienst niet geheel vergaten, vindt men nog in Portugal, doch niet, voor zoover mij bekend, in Spanje. Men .oemt hen Marranen. In Spanje had de geloofsdwang tol gevolg, dat daar meer dan ergens ter wereld de Joden zich met de andere bevolking vermengden, wat ito<r heel dikwijls aan de typen merkbaar is. Zeker is intusschen, dat de bevrijding van Spanje van de Mooren voor de Joden allerminst een bevrij ding beteekende. De geschiedenis van de wreede ver volging en verdrijving der Joden uit Spanje is nog niet geheel geschreven en te Toledo woont in een echt ouderwetsch huis een Duitscher, M. J. Kahn, wien ik een bezoek bracht, en die zich in het bijzon der met geschiedkundige onderzoekingen op dit ge bied bezig houdt. Toledo is de zetel van een eigenaardige goudsmeed kunst, maar als men de producten dier kunst aan dachtig bekijkt, bemerkt men al spoedig een overeen komst met de kunst der Arabieren, vooral met die der stad Damascus, waar ik nog een jaar geleden vertoefde. Ook in den bouw der oudere huizen, en groote ge bouwen (zelfs in de oude verdedigingswerken) vindt men dien Moorschen invloed. De meeste dier oude huizen hebben hun binnenplaats, hun patio, met kleine, koelte brengende fontein. Een bijzonder fraai staal van oude Spaansche, door de Mooren beinvloede bouwkunst krijgt men te aanschouwen in de „Casa Ochoa", het huis Ochoa, tegenover hot Ilotel Castilië, dat al eveneens bouwkunstig een juweel is. De „Casa Ochoa" is als een klein museum met ver trekken geheel naar ouden Spaanschen trant, met een binnenplaats, waarom open galerijen loopen en een kleine fontein in het midden, weder naar Ara bisch voorbeeld. Buitengewoon fraai van ontwerp en afwerking zijn de oude meubelen, zooals men cr nu niet meer Binnenkamer in een oud Spaansch patriciërshuis. (Casa Ochoate Toledo.) Ulvenhout, 11 October 1932. Menier, Somberkes is 't weerke, triestig d n tijd. De boom kruinen druppen leeg en nakend en krampachtig gaan de kaal-zwarte taks- kes van 't getiomte en van struikgewas omhoog kron kelen, de kille graauwe Jochten in. Verlaten leggen de stille wegels in d'n vroegen dus- ter. De lochten zijn dik; ze befloersen de weareld mee «ulveren schemer. D'n glaanzende regen- pèèri die er hangt in 't gras, siddert aan 'n takske, ziggelt langs 't raam, - t vloeiend matte zuiver dat er drilt in de Mark, wit wegvloeit lanks den zwarten slik van den herfsti ge n oever, 't zuiver dat er sluiert en nevelt op de doodsche velden, langs d'n heimelijk-dusteren hosch- kil a"esaar zoow triestig, zoow rouwig, zoow Jah, schoon is 't genogt. D'n weemoed die 'r huivert om zo'nen kalen, ge bogen knotwilg lanks 't klèère slootjé, waar ie z'n gebogen karkas in te spiegelen staat,' zekers, das n stil en droef gedicht van de vergankelijkheid, zoow schoon zelfs as er nog nooit 'n vers mee woorden wierd gemaakt. En as 'n zwermke zwarte kraaien mee krijschend lawijd en fluitend geklap van d'r wieken daar hoog •boven me deur de lochten schèèrt krassen trekkend op de dikke stilte, dan is de Schepping van 'n schoon- heiü die ocw koud maakt. Koud maakt ja, dat is 't sjuustc woord. Deus schoonheid maakt oew eind kapot van binnen Daar huivert zoow wat in de dikwitte locht as dn nadreun van 'n zware kerkklok. Daar.zoeft zoow iets deur de bosschen, waarveur goew ongon wijd opentrekt. Tets is c- da go nio zi^t, da ge nio beurt, dat ge nic ruukt, maar dat zc vuult wegen op oew zielcment. En as d'n dag al vroeg geweken is naar 't westen toe, nevelrag aan de struiken haken blijft, d'n dag vergaat in grijzen asch, dan brokt 't in oew keel. Nog zwaarder weeg 't mystericuze-niks dan op oew buigend zielement. En as d'n avond in zwarten duster op d'n buiten is gezegen en de lantèèrns hier en daar 'n sterre- licht in d'n zwarten boschrand nieken, de nevel van 't glas aftraant en beeft in 't schriele licht; as dan deur de donze stilte, 't kerkklokske klengen gaat veur 't reuzenhoeike van d' Octobermaand, oew ooghor- kes zwaar worren van d'n neveldaamp, dan voelt ge Allerzielen op èèrde komen. Dan is 't mystericuze- niks dat hong in de bosschen, dreef op de wegels, leunde op de velden, stond in de lochten en zoow zwaar woog op oew zielement, wel duidelijk nouw. Me leven in twee wearelden. En zoo as 't. leste loof van de boomen tuimelt, 't leste blommeke z'n kopke buigt naar de èèrde terug, waaruit 't is veurtgekomen, zoo as 't leste veugeltje zwijgend zwalkt deur de l&ge locht, zoo as d'n buiten op de grens leeft, van leven en dood, zoo voelen wij ons op diezelfste grens van twee wearelden, waar mee wij onze banden hebben. De waereld waar we op leven mee onzen naaste en de waereld waer we in leven mee huilie, van wie me nie veul aanders meer bezitten dan 't bidprenteke in onzen kerkboek. En als 't klokske dan klengen lilijft, daar deur dieën, diepen duster, z'n klaankskns verstouwt tusschen de natte sluiers, die zwaar van d'n hemel hangen, het klokske roept en roept en roepen blijft, over verren omtrek, over de pannen en rieten dakskes, over de bosschen en over de velden, dan snokt er daarbinnen iets naar 't. verlejen, naar 'n geluk da ge nie heele- gaar begreep, naar herindelingen, die as schoon- vergelede blaaikes afgedwèreld zijn lanks oewen ei gen stam. En dan, dan mot ge al 'n hart hebben van be ton as da klengend klokske deur d'n triesten bui ten oew nie 'n biet je gelukkig maakt van veul gene zen verdriet. Nog eens: schoon is 't genogt hier op Ulvenhout. De natuur is van ii schoonheid die oew kiepevel geeft as z'oew aanraakt met d'ren zachten kouwen vinger. D'n èèrde ruukt zuutig naar 't vergane blad. De locht is rinzig as appelensap. De stemming vol van voorbij-hcid. Ik kom er nie op uitgekeken. Maar as de stilte m'n ooren suizelen cloet, 't nat uit de nevels klef in m'nen nek gaat plakken, d'n duister m'n zielement inkrupt; as m'n klompen dof d'ren echo slaan teugen d'r fooschmuur aan, de pijnappel- tjes hard op d'n steenweg klepperen uit de hooge sparren, die zwiepen op d'n sturm, as 't klokske m'n gemoed aan stukskes hee geklengd, dan neem ik op 'n moment 'nen zwaai en smeer 'm naar m'n huske, waar Trui die triestigheid en kilte buiten onze Veilige muren hee gestookt! Naar m'n veilig gedoeike, waar 't géstaamp van de biesten in de naast-aanbouwde stallen, 't gerinkel mee kannen en emmers, de geuren var 't kokend beesten- voeier, 't, flutje van 'nen knecht, 't liedeke van 't vrouwvolk en daar overhenen de commando's van Trui. waar alle stilte, alle triestigheid van de akkers en velden, bosschen en wegels van d'n heelen buiten as "nen steen van oew gemoed doet vallen. Dan kan, na zo'n vlucht uit al die heimelijke dusterheid 't baks- ke wasemenden troost, da zocht in oewen verkilden buik vloeit, oew wèrrn en blij maken. Dan brikt er iets kapot, dat oew eerst te sterk was. Dan kroelt de wèrmte van 't plattebuiske over oewen rug en ge geraakt lankzaam los van d'n steu- vigen greep van d'n geweldigen buiten waar de c uwigheid rondwaart in de wisseling van 't leven, die wij menschen „d'n dood" noemen. Ons Brabantsche landschap is zoo schoon in deuze tijen, amico. 'k Heb er d'n lesten tijd zoo nouw en dan weer 's deurgereisd, om hier en daar ei ieveraans m'n lezers en lezereskes 's wa veur te dragen uit m'n schrijfsel. En dan is 't 'n lust om in zo'n wèrm spoorwagel!je te zi: mee 'n lekker, krakend pepke, achter de beslagen raamkes en zoow naar 't October- laandschap van Brabant te zien. De kouwe misten kropen deur de schepping. Aan d'n horizon smeulde koperen gloed en de wolkengevaarten vonden er 'n stralend kontoerke van op, lanks de gebrokkelde wol kenranden. Wa-d-'n schoone lochten, dreven daar hoog boven de stille, druopende waereld. As spinrag hongen de leege boomenkruinen aan die lochten. De durpkes suften weg onder de krullende nevels en al leen 't. draaien van de meulenwieken ieverans, ver- raaiden dat er toch menschen leefden en werkten in dio laag-verdoken huizekens, die daar waasden in d'n grijzen nevelpoel as speulegoed in 'n groote gla zen flesch. De ranke kerketorentjes glommen as emalje van de natte locht. hoog boven de dakskes uit van d'hui- zekens on 't bruine riet, soms meters hoog, rees don zig uit de stille vennen in 't slibberige laand. Lage mast van. jongen boschaanplant. donkerde scherp teugen de lage lochten, die op èèrde hongen. Ah, wa spookt-n-'t naajaar deur 't Brabaantsche laand. Wa was 't reizen, in zo'n wèrm, rijend kamerke 'n stil genot, 'k I-Ieb heel wat pepkes leeggerookt., mee haalf-dichtc oogen, soezend van lekkere wèrmte, rol lend deur dieën stillen buiten, waar nog 'n zeldzaam koeike te bekennen vieL Stampend lanks de akkers mee d'n purperen rooie- kool op d ren hoogen stronk, de wijc velden, de pèèr- lende plassen en slooten mee 't zwaarbuigen.de riet. 't Was slapkes op de kleine staties, waar m'n hom meltje lanks kwam en waar d'n chef efkens uit z'n wèrme kantorke gelopen kwam om 't treintje weer weg te laten glijen, d'n schemerenden, killen nevel in. Ja, amico, as Allerzielentijd zoow al n zestig koe ren, steeds in kortere kringen, om oewen kop ge cirkeld hee, as elk jaar weer d'n herfst zwaarder drukken gaat, dan valt 't briefke in deus dagen vvel 's wa stemmiger uit. Dan wordt 't allegaar wa dieper van beteekenis in oew leven. Waant dan zijn er al zóów veul dings- kes, die ge vroeger onbereikbaar ver van oew af vond liggen, tóch naar oew toe gekropen, da ge z-uutjesaan wel dubbelt-en-dik overtuigd geraakt, dat er op ons weareldje en in ons leventje gin afstanden van veul belang zijn. Dan beginde te snappen, dat er in n klein potje ginnen grooten hoop gaat. En ge mot al heel wa jorkes hebben meegetippeld om zo'n eenvoudige waarheid heelegaar te deur gronden. Van den mergen ontvingen me 't eerste briefke van d'n kleinen Dré van de kostschool. Na z'nen grooten valtansie hadden me nog niks van 'm geheurd. Een van de bewijzen da-d-et 'm goed gaat 'k Zal effe z'n briefke overschrijven: „Lieve Opa en Opoe, Broeder Overste het gezeid, alsdat het wel eens tijd werd, dat ik weer 'n brief opstelde voor u opa. Ik dacht zoo dat is zoo en ik zei ik heb niks te vra gen broederoverste. Maar ik moest toch maar eens schrijven zei hij en als ik niet wist watte zou hij mij wel op dreef helpen. Hoef niet zei ik, geef u mijn maar een velletje postpapier alstublieft en een eve- loppie, postzegels heb ik zelf. En toen zei hij dat ik een ferme jongen was en aan u de groete moest schrijven van hem. Die heb u dus alvast te pakken. Ik maak het goed. Hopenden van u hetzelfde. Wel stilletjes geweest de laatste dagen. Retret. Wij mogten niet veel praten, eigenlijk heelmaal niet maar dat hou je niet vol, opa Op 't eind was 't prosessie. Niks aan. Maar weet u wat lollig was? Onderweg vielen er 2 lantaarntjes kapot. In de prosessie. Meer nieuws heb ik niet. Veel groeten van Dré in. Amico, d'n dieën is nog wijd van Allerzielensteru- ming af 'k Kon z'n briefke net gebruiken! Veul groeten van Trui en as altij gin horke min der van oewen toe a voe DRé.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1932 | | pagina 9