Aiicitei Niius- Almiiiiit- Liilinillii GEESTELIJK LEVEN. Ocioberweer. Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co, Schagen. eerste blad dit nummer bestaat uit zes bladen GOD. Jo=Jo en Gasmaskers. Zaterdag 22 October 1932. SGHAGER 76ste Jaargang No. 9163 CTÜRAÏT. Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver- tentiën nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst. POSTREKENING No. 23330 INT TELEF. No 20. Prijs per 3 maanden fl.80. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN- TlëN van 1 tot 5 regels f0.85, iedere regel meer 15 cent (bewijsno, inbegrepen). Groote letters worden naar plaatsruimte berekend'. EEN vriend heeft mij aangespoord dit artikel te schrijven. Hij hoopt dat ik daardoor een einde zal kunnen maken aan de groote ver warring, welke er hcerscht in de meeningen der menschcn ten opzichte van de vraag of Astor een ge- loovige of een ongcloovigc is. Want zoo voegt deze vriend mij toe het woord pantheïst is vrijwel onbekend voor de moesten. Dit zal dus worden een poging om die verwarring te overwinnen. Of 't mij gelukken zal? ITet klinkt misschien heel gek, maar ik beantwoord deze vraag met een hartgrondig: neen! Bij velen zal ik misschien klaarheid kunnen bren gen maar bij andoren zal mij dit niet gelukken, omdat zij niet in staat zijn zich geheel en al van aan geleerde begrippen en van traditioneele voorstellingen los te maken, omdat zij nooit hebben geleerd vrij en onafhankelijk te denken. Ofschoon ik er dus van overtuigd ben, dat ik niet geheel zal slagen, wil ik toch niet nalaten een po ging te doen. Wat bedoelen wij, als wij het woord God gebrui ken? Daarop is niet terstond een antwoord te geven. Als ik spreek van een stoel, een tafel, een hond, een visch, een hamer dan weet iedereen' terstond, waar over ik spreek, alle twijfel is buitengesloten. Ieder, die mij daarover hoort spreken, heeft onmiddellijk een voorstelling 'en deze voorstelling is bij allen ge lijk. Hetzelfde is 't geval, wanneer ik gebruik maak van woorden, waarmede geen zichtbare en tastbare dingen worden aangeduid. Het is niet noodig een na dere verklaring te geven van wat ik bedoel met recht vaardigheid, vriendschap, trouw, eerlijkheid, liefde. Nauwelijks echter hebben wij het woord God uit gesproken of de verwarring begint. Want er is geen algemeen geldende voorstelling van wat met dit •woorcl wordt bedoeld. De een denkt daarbij aan het een of ander wezen, dat ergens in het heelal moet troonen, de ander spreekt van een vormloozen geest, die niet zichtbaar en tastbaar, is. Deze gewaagt van een strengen hemelheer, geene van een goeden hemel- schen vader. Soms krijgt men den indruk te doen te hebben met menschcn, die precies weten wie en wat God is en welke de eischen zijn, die hij ons stelt en zij richten zich met veel autoriteit en gewicht tot hun medemenschen, die zij vergeef mij, dat ik dit woord gebruik weten te overdonderen door de ze kerheid, waarmede zij durven spreken. Maar een an dermaal voelen wij, dat slechts in vage termen of in nevelige beelden wordt aangeduid wat men onder God verstaat. En wij zijn gepeigd om aan te nemen, dat men dit woord gebruikt uit een zeker soort van piëteit, van traditioncclen eerbied, misschien ook wel uit vrees om andersgeloovigen te krenken. Ja zelfs, de gedachte dringt zich soms aan mij op, dat diep in het hart van hen, die toch feitelijk met den ouden, persoonlijken God finaa' hebben gebroken, nog iets aanwezig is van die oeroude angst welke de mensch in zijn onwetendheid sedert eeuwen heeft gevoeld Voor onzichtbare machten, voor daemonen, geesten, duivelen en goden, die hem onheil en verderf kon den brengen en dat deze angst er hem toe brengt om tenminste den naam nog te handhaven. Wat leert ons dit? Dat er geen vaststaand Godsbegrip en geen alge meen erkende Godsvoorstelling is. God is wat de menschen er van maken. Tegen deze uitspraak komen natuurlijk de room- schen en de orthodox-protestanten in verzet. Zij bewe ren, dat zij een onfeilbaren bron hebben in den bij bel, waarin God-zelf zich heeft geopenbaard aan de menschen. Ik merk hiertegen op, dat er millioenen menschon zijn, die deze onfeilbaarheid niet erken nen, maar in den bijbel het werk zien van menschen uit verschillende tijden, hetwelk dus als alle men- schenwerk kritisch moet worden beoordeeld. Buiten dien zijn er andere millioenen (de Mohammedanen), die een ander boek als het onfeilbare erkennen en als bron voor de kennis van God n.1. de Koran. Weer anderen, wier aantal in de duizenden loopt, beschou wen liet boek van Mormon als de waarheid. Dit zijn de Mormonen, die voornamelijk in Noord-Amerika zijn gevestigd. Wat de Koran en het boek van Mormon betreft, hierover behoeven we niet te spreken. Niemand in onze christelijke wereld denkt er zelfs maar een oogenblik aan deze boe n als de openbaring van God te beschouwen. Ieder ziet daarin slechts menschen- werk, gemaakt met een bepaalde bedoeling, die verre van verheven is. Met den bijbel is het echter een an- c er geval. Hier verspert een eeuwenoude traditie den menschen den weg om te komen tot een zuivere be oordeeling en waardeering. Waar geslacht op geslacht door de kerken is opgevued in de meening, dat de bijbel Gods Woord is, daar heeft die meening zich zóó vastgezet, dat, tegen elk redelijk denken in, dui zenden menschen haar blijven aanhangen. En wij kunnen opmerken dat daarom ook in vrijzinnige krin gen, waar men toch formeel gebroken heeft mét de opvatting, dat de bijbel een door God geïnspireerd boek is, telkens weer een beroep op den bijbel wordt gedaan om bepaalde meeningen te staven. Hieraan hebben ook de vrijzinnige voorgangei's schuld, omdat zij altijd maar doorgaan tot de kerkgangers te spre ken naar aanleiding van een tekst uit den bijbel. Daardoor moet bij de groote menigte telkens weer de gedachte worden opgewekt, dat dit oude geschrift (of liever: de outlc geschriften) toch eigenlijk de bron van onze godsdienstige kennis genoemd moet worden. Wij hebben radicaal tc breken met het bijgeloof En hoe meer wij den bijbel kritisch leeren en bcoor- deelen, hoe meer wij daartoe zullen komen. Want dan blijkt ons, dat de bijbel dingen vertelt, die absoluut onaannemelijk zijn volkomen in strijd met wat de wetenschap ons leert. God zou zichzelf in den bijbel aan de menschen heb ben geopenbaard? Als dit zoo ware, dan zouden wij toch mogen aan nemen, dat ons een duidelijk Godsbeeld uit dien bij bel te voorschijn kwam, groot, verheven, majestueus! Nu in vele opzichten is het zéér duidelijk. Maar groot, verheven, majestueus?? In geenen deele. De oud-testa mentische God boezemt ons waarlijk geen eerbied in. Is hij niet een God der wrake? Kunnen wij niet in het lied door Mozes op Gods bevel vervaardigd o.a lezen: „Zoo waar als ik ecuwig leef, wanneer ik mijn bliksemend zwaard heb gewet, en mijne hand naar het strafgericht grijpt, zal ik wraak nomen op mijne tegenstanders, en mijne haters doen boeten; mijne pijlen zal ik dronken maken van bloed en mijn zwaard zal vleesch vreten, van het bloed der ver slagenen en gevangenen, van het hoofd van des vij- ands aanvoerders (Deut. XXXII: 3943)? Wanneer wij kennis nemen van wat de profeten ons omtrent God medcdeelcn, krijgen wij een soortgelijken indruk. Lezen wij in het Nieuwe Testament, dan bemerken wij al spoedig dat daarin de Godsidee veel verschilt van de Oud-Testamentische. Grof-menschelijke eigen schappen worden Hem niet toegedicht. Hij wordt tot God-Vader. Hij is barmhartig en goedertieren. Maar niettemin ook nog de strenge rechter Men leze wat Matthëus (XIV 36 vlg.) vertelt als verklaring van de gelijkenis van het onkruid. Degenen, die de onge rechtigheid doen, zullen geworpen worden in den vu- rigen oven; daar zal weening zijn en knersing der tanden! Bijzonder vaderlijk is dit niet. Men versta mij wèl. Ik vind in den bijbel veel moois. Er staan dingen in van ontroerende schoon heid. Maar men noQme hem geen Godsopenbaring. Daarmede zou men God als Hij er ware belee- digen. Ik heb dit (over den bijbel) alléén maar geschre ven om aan te toonen dat wij met den bijbelsphen God niet uit de verwarring kunnen komen. Wat dan ook heel duidelijk blijkt uit het feit dat b.v. geweldenaars en geweldloozen zich beide op dien bijbel-God beroe pen; dat de doodstraf verdedigd wordt èn verworpen op grond van de Heilige Schrift. Ach, als God zich dan in zijn ware wezen had willen openbaren, waar om deed Hij 't dan niet zoo, dat elke misopvatting on mogelijk was? Ik kan niet anders: ik moet komen tot de conclu sie, reeds boven genoemd, dat God is wat de men schen er van maken! Daarom ben ik altijd huiverig om het woord God te gebruiken, want ik weet dat daar misverstand uit moet voorkomen. Want ieder heeft zijn eigen voorstel ling. En bijna allen denken daarbij aan een Wezen, een persoonlijkheid, met bepaalde eigenschappen. Zoo leert de catechismus, die is voorgeschreven voor het bisdom Haarlem: „God is eeuwig en onveranderlijk, almachtig, alomtegenwoordig, oneindig heilig, recht vaardig, barmhartig en liefderijk". Ben ik die met groote beslistheid het bestaan van een goddelijk wezen ontken nu een ongeloo- vige? Of laat ik meer in 't algemeen spreken: zijn zij, die het persoonlijk Godsgeloof verwerpen, ongeloovigen? Mijn antwoord op deze vraag zal velen misschien heel vreemd klinken. Want mijn antwoord is: mijn ervaring heeft mij geleerd dat het grootste geloof ge vonden wordt juist bij hen, die niet meer in den traditioneelen, in den door de kerken (in 't algemeen) gepredikten God gelooven. Wie hebben getoond en wie toonen nog het meest te vertrouwen op de over winning der waarheid, op de zegepraal der gerechtig heid, op den triomf der liefde? Het zijn niet de gods- dienstigen, niet de christelijken maar het zijn de menschen, die door priester en kerk, door concilie en synode tot ketters worden verklaard en als ongeloo vigen werden veroordeeld. Waar vinden wij den grootsten ijver, het warmste idealisme, het dapperste strijden om de wereld vooruit te brengen? In de krin gen der Godgeloovigen? Het lijkt er niet op! Niet voor niets beteekent het woord „christelijk" voor de groote massa zoo veel als „behoudend", als „zich-ver- zettend-tegen-verandering", als „zich-vastklampend- aan-het-bestaande" en vooral als „anti-revolutionair". Neen, nog altijd is het zóó, als het de gansche ge schiedenis door is geweest: bij de geloovigen (in het oog der kerk en volgens de heerschende meening) moeten wij het vertrouwensvolle strijden voor waar heid, recht en liefde niet zoeken dat vinden wij bij de ongeloovigen d.w.z. bij hen, die met de voor hen antiek geworden opvattingen braken, maar die toon den méér en zuiverder geloof te bezitten, dan de vro men door wie ze werden veracht en vervolgd, een geloof, dat hen werd tot een stuwende kracht. Kunnen wij dit geloof ook Godsgeloof noemen? Over deze vraag zal ik een volgend artikel schrij ven. Want ik wil trachten zoo klaar en duidelijk mo gelijk te zijn en dat gaat niet in een paar zinnen. Indien er nu reeds vragen en bezwaren bij sommige lezers oprijzen, dan hoop ik dat zij deze kenbaar zul len maken. Zij moeten dan vóór alles goed bedenken dat in dit artikel de hoofdgedachte is: God is wat de menschen er van maken Daarop komt 't in de eer ste plaats aan. ASTOR. KINDERPORTRETTEN, FAMILIEGROEPEN, BUS TEN, enz., verder VERGROOTINGEN naar iedere loto in de allerfijnste uitvoering. De prijzen zijn verlaagd, nieuwe, voordeelige forma ten voor vergrootingen, portretten en ansichtkaarten. Geopend dagelijksch van 8—8 uur,, 's Zondags den geheelen dag tot n.m. 10 uur. Met het oog op de aankomende drukte, gelieve Uw bestellingen zoo vroegtijdig mogelijk te doen. Fotogralisch Atelier ARPAD MOLDOVAN, NIEUWE NIEDORP. Vindt u de combinatie wat zonderling? Toch zult u moeten erkennen, dat er eenige overeenkomst is. Of is het niet waar, dat beide erg in trek zijn en dat de fabrikanten geen raad weten, hoe zij alle bestellingen tijdig zullen uitvoeren? Aan beide artikelen wordt dik verdiend, al gaat bij het eene met centen en bij het andere met guldens. Het eene bedrijf is al even bloeiend als het andere, doch niemand zal er een bewijs in zien, dat er oplos sing komt in de wereldcrisis. Jo-jo, een onschuldig spelletje, dat geen reclame noodig had om eerst andere deelen van de wereld te veroveren en nu ook Nederland. En niet de kinderen alleen! Of er nut in steekt? Kom, kom, wie vraagt nu naar nut bij kinderspelen,, bij ballen, knikkeren, hoepelen, hinkelen, enz.! Ze zijn eenvoudig onmisbaar, deze spe len, al was het alleen als veiligheidsklep om allerlei baldadigheid te voorkomen. Nu is jo-jo-en een rage. Dat zal echter wel luwen. Misschien herleeft het spel later net als andere op ge zette tijden. Misschien ook raakt het weer voor eeuwen in vergetelheid. Het een zal de wereld niet verderven, het andere haar niet redden. Met spelletjes hervormt men haar niet, noch houdt haar groei tegen. Anders staat het met het gasmaskerspel. Daar zit het groote kapitaal der wapen-industrie achter en de pro paganda van al wat militairistisch is. Wie koopt zoo'n ding als hij niet eerst in een angst-stemming is ge bracht? En waartoe dienden de schijngasaanvallen op enkele groote steden anders dan om de menschen de stuipen op het lijf te jagen en hen de overtuiging in te prenten, dat de komende oorlog het gebruik van gasmaskers noodzakelijk maakt voor ieder, die kans wil hebben om den verstikkingsdood te ontgaan? Heele families schaffen zich zoo'n uitrusting aan en de fabrikanten lachen. Zij produceeren maar en wat zij leveren is een vertrouwensartikel: n i e m, a n d kan controleeren of het goed werkt. Als een jo-jo niet deugt, blijkt dat vóór men den winkel uit is. Men kan hem onmiddellijk probeeren of laten probeeren, doch van een gasmasker kan men zich alleen laten wijzen, hoe het bevestigd moet worden, terwijl men v.erder maar moet gelooven, dat het goed zal werken. Bovendien, al is het deugdelijk voor bepaalde gassen, wie kan zeggen, of het ook onschadelijk kan wat straks de vijand over ons zal uitstorten? Het is zwendel, die gasmasker-reclame en hiervan kan wel getuigd worden, dat zij de wereld verderft. Het geld, dat er aan besteed wordt, is nog niet het ergste, maar de stemming die wordt gewekt, maakt het oorlogsgevaar dag aan dag grooter. Iets ergers is voor de menschheid niet denkbaar en daarom is het barbaarsch, al dat gespeel met gas maskers en erger dan misdadig. Zoolang er geld aan te verdienen is, raken wij den oorlog en de voorbereiding niet kwijt. Eerste eisch is daarom: geen particuliere wapenfabricage en evenmin fabricage van gasmaskers en dergelijke, omdat niet het doel is de menschen te redden, doch alleen om hen geld afhandig te maken. Herfst in het bosch Langzaam ontdoen de boomen zich van hun tooi en als langs de kale tak ken het licht over de stammen valt, vormen boo men en zonnestralen een prachtig spel van licht en donker. Anders is het wanneer zooals nu storm en regen over de velden giert, de boomen in het bosch onder zijn geesclcnde vlagen doet buigen en kreu nen en angstige wolkengevaarten langs het zwerk en over elkaar rollen. Toch is ook dit mooi en Nele Klauwaerdine schrijft in 't Verloren Hoeksken van Het Laatste Nieuws: 'tZou me spijten indien gij niet van Octoberweer zoudt houden. Ge moet dat niet staan te bekijken van achter de effen ruiten van uw raam, of door het portier van een trein of een tram, die vluchten als zat de heele hel gesmeerd achter hun hielen. Ge zult te midden van dat Octoberweer een heuvel optrokken. De wind. De regen. De bladeren. Slagen vlak in uw gezicht. Brutaliteiten. Schoppen van, achteren en vo ren. En dat licht, menschen, en die donkerten die uit de wolken vallen, en gelijke drapcrijen gaan hangen rondom de boomen, of die rollende tapijten zijn waar gij op moogt trappen. De wolken gaan een gang. boven op den top van den heuvel. De walkuren zitten er schrijlings boven op. De stukken vliegen naar alle kanten. De wereld keert onderstboven. Nu moest ge schilder zijn, om dat in vliegende kleuren tc schilderen op een doek, waar alle menschen zouden van spreken. Of een ro manschrijver, om uw gezonde, uw bloeiende, uw blo zende, uw schoone helden door dat Octoberweer te verzinnen, de hoogte op. Of een dichter van muziek. Ge zijt maar een simpel mensch, met moede spie ren. Ge tilt u op. Het weer van October vaart door u en uw bloed en uw gepeinzen en uw ziel. Hebt ge tot vandaag moeten wachten om te ervaren ho« schoon dat Octoberweer is. Ik wensch u nog dit toe: boven op den heuvel ligt een witte begraafplaats. De wolken laten een franje aan elk kruis. De wind doet de ijzeren bloemen en de marmeren platen klepperen: o dichter van October- muziek. En ge ziet dan een kleine groep, die volgt achter een zwarte gedaante, door zwarte dragers gedra gen Hoe vliegen nu de bladeren. En hoe vallen ze met den regen, met de zwarte gedaante, met den wind, met het gekras van twee kraaien, met de don kerte, met het licht, met de bloemen van dat volk in het graf, onder dat Octoberweer. Sta op den heuvel. De verre toren wordt wit. Het heele dal vloeit vol stil licht. En het regent nog een beetje. Wat er bleef van den zomer, en die .doode mensch, en die bla deren, en dat hoopke volk, en gij zelf, hoe ligt cn hoe staat het daar in clat Octoberweer.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1932 | | pagina 1