EEN MUIZENFESTIJN IN DE WILLEMSTRAAT
door MART.
In de Willemstraat nummer 4. eerste
etage woonde oom Han. Oom^Han, was wat
je als jongens onder elkaar noemt „een fijne
vent" Dat is zoo ongeveer de hoogste lof,
die je als scholier een oom kan toezwaaien.
Oom Han kon vertellenneen maar.
uren achtereen; natuurlijk fantaseerde hij
dikwijls maar wat bij elkaar en was het
heelemaal niet echt gebeurd, wat hij ver
telde, maar interessant was hetDaar gaat
jiiets van af
Zoo had verleden week Jan een witte muis
gevangen in zijn kamertje. Het diertje had
gedacht dat er niemand was. en begon een
speurtocht door de kamer. Snel had Jan
toen met zijn zakdoek het muizengaatje
dichtgestopt en na een lange drijfjacht had
hij het angstige diertje gevangen. Het bleek
een muis van de buren te zijn, dat uit de
glazen bak, waarin zijn kameraadjes nog
zaten opgesloten, was ontsnapt en het ge
wone muizenleventje weer had opgevat
„Ja", zei Oom 's avonds, toen we allemaal
om hem heen zaten, „Jullie denkt ,dat die
muizen maar zoo'n beetje in het donker
scharrelen en niet gezellig leven, maar ik
zal je eens wat anders vertellen, iets dat
ik zélf beleefd heb, zoowaa. ik Plet heet".
Dat Oom geen Piet, maar Han heette,
daaraan dachten we niet, in de spanning,
die er door zijn woorden ontstond. Dat
beloofde weer wat. Oom was vanavond op
Zijn praatstoel
„Nu luister dan maar Toen ik nog
zoo'n heele kleine jongen wasveel klei
ner dan julliehad ik óók al eens over
die muizen gepiekerd. En daar ik evenals
jullie een Oom had, waar ik alles mee
bespreken kon, ging ik eens naar hem toe
en vroeg hem of hij geen boek had over het
leven der muizen.
„Neen" zei Oom, „dat heb ik niet. Maar
Ik heb iets veel beters. Kom vanavond maar
eens bij me, dan zal ik je iets van de muizen
laten zien, waar je versteld van zult staan
ffti je begrijpt, hoe geweldig nieuwsgie
rig ik was door die geheimzinnige woorden
van mijn Oom En nauwelijks had ik mijn
avondeten in mijn keel mijn school
werk had ik voor het eten afgemaakt
of ik was al op weg naar Oom. „Ga hier
maar eens op je gemak zitten en drink die
kop thee eens uit", zei Oom, want we hebben
vanavond nog een heele wandeling voor de
boeg. Gaat U dan niet vertellen vroeg ik
teleurgesteld. „Neen", zei Oom, „ik zal je
alles zélf laten zien". Ik begreep er nu niets
meer van en besloot maai- af te wachten
en mijn thee uit te drinken. Erg lekker
smaakte die niet, maar ik wilde Oom niet
teleurstellen en slikte de thee maar gauw
door
„Let nu eens goed op", hoorde ik Oom zeg
gen. Je voelt wel, dat je van die thee slape
rig wordt. Dat komt. omdat ik er een ge
heim middeltje in heb gedaan dat je kleiner
'maakt. Dat smaakt ook niet zoo erg lekker,
vandaar dat je zoo'n leelijk gezicht tegen
jdie thee trok. Nu wordt je hoe langer hoe
slaperiger, doezeliger en tenslotte slaap je
In. Laat je maar gerust gaan. Als je over
'een paar minuten wakker wordt, zal je
lachenIk sliep in
Hoe lang het duurde, weet ik niet, maar
toen ik wakker werd, schrok ik me een
hoedje! Vlak voor mij stond een gevaarte
van duizelingwekkende hoogteGeluk
kig ontdekte ik Oom vlak bij mijKijk nu
eens goed, zei hij ik heb je 'n krimpmiddeltje
ingegeven. Wij zijn nu beiden zoo klein ge
worden dat we door een muizengaatje
kunnen, zoodat ik je alles van het muizen
leven kan laten zien. Als we terug komen,
nemen we een tegenmiddeltje in en we zijn
weer even groot als voorheen. Dat gevaarte
daar voor je is een stoel. Ik heb je maar op
den grond gelegd toen je insliep want anders
was je niet heelhuids van die hoogte naar
beneden gekomen. Zooals je ziet, heeft het
krimpmiddeltje bij mij ook goed gewerkt.
Een raar gezicht is dat, hè. al die reusach
tige meubelen. Nu zie je meteen eens, hoe
een muis al die dingen zietEn nu gaan
we op stap. Kom mee
Hij trok mij mee naar een hoek van de
kamer. Het Smyrnatapijt leek wel een veld
met hoog kreupelhoutLangzaam kwamen
we voorwaarts. Eindelijk bereikten we het
zeil. En dat was lang zoo glibberig niet meer
als ik het vroeger altijd vond. Het was alleen
erg hobbelig, het leek soms net alsof je op de
zoogenaamde „kinderhoofdjes" liep, van die
hobbelige keisteenen, die je nog wel op boe-
renwegen aantreft. Maar we schoten goed
op en na een klein kwartiertje over het zeil
te hebben gewandeld, kwamen we tenslotte
aan een hoek van de kamer, waar een mui
zengat was. Ik keek er eens in. maar ik zag
niets, dan een duizelingwekkende, zwarte
afgrond. En tóch is het niet diep, zei Oom,
ik ben er wel 10 maal doorgegaan. Maar
wacht hier maar even. Vlak bij ons stond
de prullemand, die nu wel een gashouder
geleek Daaruit bengelde een touwtje, thans
voor ons ter dikte van een flinke bootskabel.
Oom trok die naar beneden. Aan deze kabel
laat ik je zakken. Wacht beneden even op
me. Hij bond het eene einde aan een der
spijlen van de rieten prullemand, bleef er
zelf bij staan en nu liet ik mij in de duister
nis zakken. Al heel spoedig had ik vasten
grond onder de voeten en gaf door enkele
rukken aan het touw te kennen, dat Oom
mij volgen kon. Wij waren zoo licht gewor
den, dat de prullemand er zelfs niet van
verschoof, toen Oom zich aan de lijn liet
zakken. Zoo stonden we allebei in het don
ker. Wacht even, zei Oom, tot mijn spijt kon
ik mijn zaklantaarn geen krimpmiddeltje
ingeven, maar ik heb hier de vorige maal
een soort kaars geprutst en met behulp van
muizenlucifers kan ik die aansteken.
Hij verdween in het donkerEnkele
seconden later vlamde er in de verte een
lichtje op en weldra was Oom weer bij mij
met een flinke kaars in de hand.
Hier, zei hij,, dat zijn nu muizenlucifers.
En hij liet mij zien, hoe de muizen de kop
pen van onze menschenlucifers in stukken
sneden en deze stukken met lak op een
stukje hout bevestigden, zoodat ze lucifertjes
van een veel kleiner formaat kregen.
We liepen een heele lange, breede gang
door, gelegen tusschen twee zolderbalken,
en het lichtje, dat oom in de hand droeg,
wierp grillige schaduwen op de „muren".
Een zeldzaam nachtdier.
Het Is een roofvogel. Zijn kop lijkt wel
een beetje op die van een kat. De ooren zijn om
zoo te zeggen, in een opening tusschen de veeren
verborgen. De kop is omlijst door een krans van
stijve, naar buiten gerichte veeren Aan de poo-
ten, die geweldige klauwen bezitten, telt men
één teen. die naar voren is gericht en die hij ook
geheel achteruit kan buigen. Het dier vliegt
|aast geruischloos. De opvallendste kenteekenen.
zijn de groote door borstelige veeren omgeven
oogen, waarvan de pupillen bij iedere adem
haling grooter en kleiner worden. Het is een vo
gel, die 's nachts op roof uitgaat. En wie van
Jullie nu nóg niet weet welke vogel er wordt be
doeld, moet in de goede volgorde de punten 1
tot- en met 44 maar eens met elkaar verbinden....
(Nadruk verboden).
De drie muschjes.
In hun bonte winterpakje
zat een drietal muschjes bij elkaar
zij waren aan het overleggen,
wat te doen in t koude tij van 't jaar.
„Ik ga mijn nest in 't oude schuurtje
voorzien van warme dons en wol,
en als het vriest, de stormwind buldert
verdwijn ik in mijn heerlijk hol".
„Ik ga kruimpjes brood vergaren
en berg die in mijn nest,
want als de grond besneeuwd is
vind je haast geen eten meer op 't lest.
„Ik vlieg naar and're, warme streken,
waar geen booze stormwind huilt,
met overvloed van lekker eten,
waar 't zonnetje zich niet verschuilt".
COSI.
schaduwen van twee Liliputters onder de
menschen
Luister eens goed, zei Oom plotseling. En
waarlijk toen ik goed toeluisterde, hoorde
ik in de verte muziek, heel fijne, melo-
dleuse muziek. Dat is het muizenfeest, ver
telde Oom mij, dat houden ze om de drie
dagen, ten minste als er veel lekkers bult
is gemaakt. Ze zijn zoo vr ooi ijk vanavond.
Ik denk, dat de provisiekast van een van
mijn buren bezoek heeft gehad. Bij mij
komen ze niet, omdat ze weten, dat lk hen
welgezind ben en bovendien leg ik lederen
dag een stuk koek bij het muizengaatje en
dat halen ze dan weg. Pas op, val niet over
dien spijker
De spijker leek wel een roestige lantaarn
paal In de verte zag ik een schemerig
lichtDat is de feestzaal, zei Oom. Nu
nog even goed opletten, want we moeten
hier over een viaductEn inderdaad:
van de eene balk op de andere, was een
plankje gelegd, waaraan Ijverige muizen-
pootjes leuke leuninkjes hadden getimmerd,
zoodat je er niet af kon vallen. Nu nog maar
een klein stukje, zei Oom. We wandelden
verder. Als je nu binnen komt, doe je maar
precies, wat ik doe, zei Oom. dan is alles ln
orde. Zoo kwamen we aan een hoek. Nauwe
lijks waern we dien hoek omgeslagen, of daar
stond een prachtige, diepzwarte muis voor
ons. Oom stapte naar vorenBeste
vriend, ik ben meneer Borger van boven.
Wil je me even aandienen bij President
Langtand De muis piepte langgerekt
en verdween. Wij wachtten. Verstaan de
muizen de menschentaal vroeg ik ver
wonderd. Ja, zei Oom, die hooren ze zoo dik
wijls door de vloer heen, vooral in families,
waar nogal eens ruzie wordt gemaakt en
men luid spreekt, dat ze het spelenderwijs
geleerd hebben. Ze verstaan het goed en
kunnen het ook een beetje spreken. We heb
ben het hier getroffen. Hier woont juist de
president van het Muizenrijk, Langtand Je
moet eens kijken, wat een mooie tanden hij
heeft!'.
(Slot volgt)
HOE DE CLUB VAN VIER EEN NIEUW LID
KREEG.
Jan en Karei waren broeTS, iederen Woens
dag- en Zaterdagmiddag speelden ze in de straat
waar ze woonden met hun vrienden Piet en
Henk. En omdat ze bijna altijd met hun vieren
waren, hadden ze een club opgericht, die „de
club van vier" heette.
Zooals ik reeds zei speelden ze op vrije mid
dagen altijd samen; als het knikkertijd was. dan
bezetten ze het beste .Joggie" van de straat en
knikkerden verwoed. Als dat verveelde, gingen
ze bokkiespringen of naloopertje spelen
kortom de „club van vier" had dan pret voor
vier
Maar op een goeden (of was het een kwa
den middag hadden ze, hoe het kwam wisten
ze niet, geen van vieren zin in een spelletje.
Het knikkeren verveelde al dadelijk, bij het bok
kiespringen viel Jan, die moest staan, aldoor om
en bij het naloopertje spelen was Henk gestrui
keld en had z'n knie bezeerd, zoodat ze daarmee
ook maar waren uitgescheden.
„Wat zullen we nu doen t" vroeg Jan, „weten
Jullie soms wat
Karei en Henk schudden het hoofd, doch Piet
zei plotseling: „Ik weèt watLaten we Dirksen
eens een beetje voor den mal gaan houden
Dirksen was de poelier, die in het midden van
de straat in een groot somber huis woonde. En
Dirksen paste er prachtig bij Hij was een oude.
brommerige man, die weinig zei, als je bij hem
in den winkel kwam. Het was net alsof hij niet
De dierentuin van kastanjes en eikels.
Hebben jullie allemaal gezorgd, dat je,
evenals de eekhoorntjes, een voldoende win
tervoorraad mooie, bruine, glanzende kastan
jes en leuke, ronde eikeltjes bij elkaar hebt
gezocht? Wie het nog niet gedaan heeft
gauw naar 't bosch, om het verzuimde in te
halen! Want wij zijn Immers van plan een
dierentuin daarvan te gaan maken
Een dierentuin, zullen jullie zeggen, een
dierentuin uit planten? En toch is het' zoo.
Alleen hebben we een doosje lucifers een
paar snippertjes papier en liefst wat stop
verf of plasteline (modelleerklei) noodig.
Eerst het allereenvoudigste: een troeo een
den van eikelsf Twee eikels, een groote en
een klein, vormen lichaam en kop van de
eenden, de eikeidopjes gebruiken wij als
voetstukken. Stukjes lucifer verbinden kop en
lichaam aan elkaar en ook de pooten bestaan
uit twee iets langere stukles lucifer. Een
stukje wit papier je kunt het ook aardig
beschilderen met waterverf vormt het
staartje en klaar is Kees. Wie handig is.
kan naar dit voorbeeld eemakkelijk een
herdershond en een eendenhoedstertje er bij
maken. Stukjes lucifers, die alleen met 4
gele phosphorkop nog buiten de eLkels uit
steken, zijn prachtig om de oogen aan ft
geven
Nu krijgen ook de kastanjes een beurt. B
staart wordt er ingeplant, (een steeltje j
een appel of peer), als pooten vier k<n I
lucifertjes, twee oogjes, twee oortjes van re*
papier, een snuitje gemodelleerd van stopved
of plasteline en ziedaar: ons varkentjt
is klaar Dat rijmt óók nog.
Zijn er nog kleine kastanjetjes over dan
zet'en wij die op een voetstuk van plasteline,!
zetten er een kopje op, met twee omhoog-
staande. lange en dunne voelsprieten en
vooruit maardaar komen zeheerlijk
langzaam onze slakken.
Ik wed. dat jullie d« smaak nu al te pak
ken hebt gekregen. Met een b°et<e fantasl!
maken wij zoo een heele dierentuin. Van
Danier en van karton kan je hokles en hekjes
maken en dan zal je eens zien. wat een
plezier of je er mee hebben kunt.
(Nadruk verboden).
van de menschen hield. Altijd was htf stug en
teruggetrokken en leefde geheel alleen. Als er
's romers muziek was !n de muziektent en het
geheele stadje uitliep om het te hooren. dan
was Dirksen er nooit bij. Die bleef alleen thuis.
„Hoe wou Je hem dan voor den mal houden?"
vroeg Jan aarzelend, want hij voelde er weinig
voor om den stuggen, ouden Dirksen te plagen.
Eigenlijk was hü een beetje bang. Maar dat wil
de hij niet laten mericen. omdat hij niet graag
zou willen, dat de anderen hem zouden uit
lachen.
„Ga. maar mee ik weet wel hoe zei Plet
lachend. Met z'n vieren gingen ze toen naar het
huis van Dirksen. De oude poelier stond in zijn
winkel en was bezig een kip te plukken.
In een portiekje van een huis aan den over
kant stelde „de club van vier" zich verdekt op.
.Let nu 'ns op", zei Piet.
Hij zette zijn handen als een trompet aan z'n
mond en riep: „KippendiefDe anderen
schrokken er eigenlijk wel een beetje van. want
..kippendief' was een scheldwoord, dat men
Dirksen wel eens meer had toegeroepen. Toen
dat eens gebeurde, had hij den man. die het riep
een vreeselijke klap gegeven. En niemand had
medelijden met dien man gehad, want het was
ook gemeen om een eerlijk mensch als Dirksen
toch was. zóó iets toe te roepen.
Toen Piet dan ook „kippendief had geroe
pen, pakte Jan hem bij den schouder en zei
„Denk er om, Jó. je weet. hoe kwaad hij daar
om kan worden". Maar Piet weerde hem af en
riep nog eens „Hé kippendief l"
Toen gebeurde er plotseling iets vreeselijks.
DiTksen, die tot nu toe gedaan had, alsof hij
niets hoorde, kwam ineens den winkel uithollen
het gezicht rood van woede, een groot mes in de
hand. En wat het ergste washij stormde
recht op het portiek af
De jongens stoven doodelijk verschrikt weg
en zetten het op een loopen. Dirksen er achter
aan. zwaaiend met zijn mes En steeds ging het
sneller en sneller Jan geloofde, dat hij
nog nooit zoo hard geloopen had. Alle menschen
bleven stilstaan om te kijken.
Toen de jongens aan het einde van de straat
kwamen, durfden ze al loopende even om te
kijken. En ze zagen daar net, dat Dirksen strui
kelde, viel en bleef liggen. Toen ze even bleven
stilstaan om uit te hijgen, zagen ze in de verte,
hoe er steeds meer menschen om Dirksen heen
kwamen staan en hoe hij tenslotte een huis
werd binnengedragen.
's Middags tegen een uur of zes kwam de
vader van Jan thuis. Amper zat hij aan tafel of
hij zei tot moeder
„Heb je het al gehoord
„Nee", zei Moe, „wat dan
„Nou ze vertelden me. dat eenige kwa
jongens vanmiddag den ouden DiTksen zóó heb
ben geplaagd, dat hij ze woedend achterna is
gegaan. Hij is toen gestruikeld en gevallen. Ze-
hebben hem half bewusteloos bü van Dooren
binnengedragen, 't Is wat moois, een ouden man
zoo te treiteren, terwijl hü toch al zulk een ver
driet heeft over zijn zoontje, dat immers een
jaar geleden is gestorven."
,,'t Is tochzei Moeder verontwaardigd.
„weten ze niet wie die slechte jongens zijn
Maar daarop begon Jan, tot groote verwonde
ring van zün ouders, plotseling te snikken
Toen Dirksen den volgenden ochtend, een
beetje bleeker dan anders, weer achter z*ln toon
bank stond, stapten er tót zün 0root« verbazing
achter elkaar vier Jongens binnen.
..Wat zal het wezen vroeg hü niet onvrien
delijk.
Er volgde eerst geen antwoord.
Toen stotterde er plotseling een „Baas, we
komen ubeleefdvergiffenis vra
genomdat weu gisterenzoo
hebbengeplaagd. We zullen het heusch
nooit weer doen
„Nee nooit weer zeiden de anderen in
koor
En nu kon Je pas zien, hoe verkeerd de men
schen Dirksen hadden beoordeeld. In plaats van
op te stuiven, lachte hü en zei met z'n zware
stem: ,,'t Is al gced hoor Maak je maar niet
angstig
En daarmede was alles afgeloopen.
Sinds dien dag knikkerde de Club van Vier
voor de deur van Dirksen's huis. Waarop
Ten eerste omdat er een ..reuze-loggie" is,
maar ook omdat ze met Dirksen goede vrien
den zyn geworden. Die komt er dikwijls MJ
staan kijken als de jongens knikkeren en geeft
hen raad. als ze ruzietjes hebben over de vraag
of ,,'n knietje enkel of dubbel is".
Zoodat de Club van Vier eigenlijk een Club
van Vüf is geworden
OPLOSSING AUTOMOBILISTEN-PUZJTta
Het totaal aantal afgelegde K.M. moet
15.628. het aantal K.M. op die rit 3907 en dl
snelheid per uur was slechts 4 K.M. Ver*
menigvuldigt men 3907 met 4 dan krijgt mei
15.628, terwijl het laatste cijfer van het aan*
tal K.M. per rit 7 Is en dat van de twee laat
ste van 't totaal aantal K.M. 28, dus vier maal
zooveel.
DE TWEELINGEN.
De nummers 3 en 6 zijn eender en dus d«
tweelingen.
Stoomboot.
UIT ééN LIJN.
Dat moeten Jullie ook eens probeeren.
Deze stoomboot is uit één lijn geteekend.
zonder dat de pen van het papier werd op
genomen.