smm
Toenemend stroomverbruik ten plattelande.
De aardschokken in ons land.
Zoete herinnering.
Zaterdag 3 December 1932.
SCHAGER COURANT.
Een grafiek die verrassende resultaten
te zien geeft.
BESCHOUWINGEN OVER HAAR OORZAKEN
„De drooglegging van de Wieringermeer
niet van den minsten invloed geweest"
Is hier iets voor U bij?
Prov. Electriciteitsbedrijf van Noord-Holland.
kJ
J
OPPERDOES
Het stroomverbruik neemt sterk toe,
zoodra het gemeentelijk bedrijf aan
de Provincie wordt overgedaan.
Zooals bekend hebben nog slechts enkele go-
meenten waaronder bijv. ook Schagen er
Anna Faulowna een eigen Electriciteitsbedrijf.
Vele andere eeraeenten hebben hun bedriif in den
loop der tijden, dat de voorziening van electri-
citeit op het platteland werd ingevoerd, aan de
provincie overgedaan. Over het feit of, zoodra
bet gemeentelijk bedrijf provinciaal bedrijf ge
worden is, de tarieven voor de gebruikers in die
gemdjpten goedkooper worden, wordt verschil-
lend^eoordeeld. Vast staat echter, dat zoolang
een gemeente nog zelf distribueert, zij verstoken
blijft van verschillende voordeelen, waaronder
wei het grootste die van den goedkoopen nacht-
stroom en de mogelijkheid dat men daardoor meer
electriciteitstoestellen kan gebruiken, die hoe lan
ger hoe meer in het moderne huishouden onont
beerlijk zijn geworden. Het bewijs, dat dit wer
kelijk zoo is, kan onmiddellijk aan de hand van
de hierbij afgedrukte grafieken worden aange
toond.
Een afbeelding van deze grafieken kwam n.1
dezer dagen op onze schrijftafel en waar het
gebruik van electriciteit de laatste jaren een
steeds grootere vlucht heeft genomen in ons eco
nomische leven, een vraagstuk is geworden van
werkelijk sociaal belang, meenden wij goed te
Verklaring
p-"' 1 Gemeentelijke exploitati®
■Rl Provinciale exploitatie
~§r?c5&
BERKHOUT BARSINGERHORN
jf.S.pp
CAJJLA NTSOOG
doen er ook onze lezers een zoo overzichtelijk
mogelijk beeld van te geven.
Het was het Provinciaal Electriciteitsbedrijf bij
het nagaan van de werking harer tarieven voor
stroomlevering gebleken, dat in het bijzonder
naar voren trad de sterke toeneming van het
stroomverbruik vanaf het tijdstip waarop de
exploitatie door de Provincie werd overgenomen
Dat was dus in de gemeenten, die hun electrici
teitsbedrijf aan de Provincie hadden overgedra
gen. Deze stijging van het verbruik heeft zij gra
fisch voorgesteld en de resultaten daarvan waren
inderdaad verrassend. Wanneer wij ze dan ook
hier voor onze lezers afdrukken, gelooven we wel.
dat verder commentaar overbodig is. Cijfers zou
den niet in staat zijn het beeld te vervangen dat
hier zóó sterk voor zichzelf spreekt en zóó goed
weergeeft wat do Provincie er mee heeft willen
aantoonen.
Prof. dr. W. J. Jongmans van het Geologisch Insü-
taut te Heerlen in het mijngebied van Zuid-Limburg
houdt in de „Maasbode" de volgende interessante be
schouwing over de oorzaken der aardschokken, welke
zich in de laatste paar weken in ons land hebben voor
gedaan.
't Zal niemand verwonderen, aldus prof. Jongmans,
dat het feit. dat wij in Nederland 'een werkelijk Neder-
landsche aardbeving hebben meegemaakt, in wijde krin
gen belangstelling wekt. Ook spreekt het van zelf, dat
omtrent den oorsprong ervan alle mogelijke en onmo
gelijke meeningen, vooral de laatste, worden verkondigd
Het zal daarom nuttig zijn, van geologische zijde eeni-
ge mededeel ingen te doen over het karakter en den
oorsprong van een dergelijk natuurverschijnsel.
Men onderscheidt drie verschillende typen van aard
bevingen: vulkanische, instortings- en tectonisChe be
vingen. De term vulkanische is voor iedereen zonder
tteer duidelijk. Ieder weet dat uitbarstingen van vul
den met dergelijke verschijnselen gepaard gaan. Ook
58 algemeen bekend, dat vulkanen niet steeds werken,
maar lange perioden van rust kunnen hebben, zelfs zóó
lang. dat men vergeet dat men met vulkanen te doen
beeft, en in werkelijken zin van het woord in steden
en dorpen op een vulkaan gaat wonen. De geschiedenis
van de Europeesche vulkanen, den Vesuvlus vooral,
geeft ons van dit verschijnsel voorbeelden. Derhalve is
het ook zonder meer duidelijk, dat streken, waarin rus
tende, oude vulkanen aanwezig zijn, onder bepaalde om
standigheden weer actief kunnen worden.
Wat instortingsbevingen zijn, is ook wel duidelijk.
Onder bepaalde omstandigheden, waarin de chemische
Samenstelling van het gesteente een groote rol speelt,
kunnen in de aardschors groote holen ontstaan. Storten
zulke holen in, dan is daarvan een aardbeving het ge
volg.
Een tectonische beving is echter een begrip, dat niet
voor iedereen zonder meer duidelijk is. Deze bevingen
angen samen met het feit, dat de aardschors geen sa-
enhangend geheel is, maar bijna overal in vele schol
len is verdeeld, die door zoogenaamde breuklijnen van
elkaar worden gescheiden. Langs de breuklijnen vindt
steeds, of tenminste vond In bepaalde perioden van de
geschiedenis der aarde, beweging plaats. Over het al
gemeen is deze beweging zoo geleidelijk, dat men met
geologische of tenminste vrij lange tijden moet rekenen
om de resultaten ervan te kunnen waarnemen. In som
mige gevallen echter kan zoo'n beweging op een bepaald
oogenblik grooter zijn en kan dan plotseling optreden in
den vorm van een aardbeving. Dit zal in den loop van
dit opstel nog nader verduidelijkt worden.
Horsten en slenken.
One land en de omgeving ervan is nu een der gebie
den. welke zeer sterk in schollen verdeeld zijn. Men on
derscheidt hierbij gedeelten, waarin de ondergrond re
latief hoog ligt, de zoogenaamde horsten en gedeelten,
welke den ondergrond eerst op groote tot soms zeer
groote diepten bevatten, de zoogenaamde slenken.
Om nu na te gaan hoe de verhoudingen in ons land
zijn, moeten wij teruggaan tot in den karboontijd, den
tijd, waarin in Limburg en omgeving de steenkoollagen,
die voor ons land nu van zooveel belang zijn, afgezet
werden.
In dien tijd was ons land en de omgeving daarvan, ja
geheel het gebied van Oost-Westfalen tot in het westen
van Engeland, een groote lage vlakte gelegen aan den
voet van zuidelijker gebergten. Over het geheele gebied
werden, tenminste in groote trekken, de steenkoollagen
gelijkmatig afgezet. Het geheele gebied was aan een
dalende beweging onderhevig, tengevolge waarvan pe
rioden, waarin een landvegetatie aanleiding kon geven
tot vorming van een veenlaag, met zulke waarin, do
waterstand te hoog was om plantengroei te veroorloven,
afwisselden. Ook was de beweging niet steeds regelma
tig, maar perioden van sneller en langzamer daling volg
den elkaar op, zoodat door gesteentepuin, dat door ri
vieren uit de bergen werd aangevoerd, de oude veenla
gen konden worden bedekt, het land weer hooger wor
den, nieuwe vegetatie zich kon vestigen en weer een
nieuw veen. een latere kolenlaag dus, kon worden ge
vormd. Deze afwisseling vult nu. voor zoover ons be
kend, een gesteentenpakket van vele duizenden meters.
Aan het eind van deze koolvormingsperiode was dus
de geheele vlakte aan den voet der bergen, het voor
land, opgevuld met zulke koollagen en de daartusschen
liggende gesteenten. Maar dit groote voorland bleef in
de volgende perloden niet in rust. Door verschillende
oorzaken werd deze groote vlakte in verschillende schol-
'uaauTJOjs 'nS-z joop psuaaSaq jaaM. jjp 'uanoaqaS uai
vlakken, waarlangs beweging plaats vond. De daling
der verschillende schollen was niet gelijkmatig. Tenge
volge van gecompliceerdo drukv'erhoudingen daalden
sommige sohollen, andere werden zelfs opgeheven, weer
andere schollen bleven aanvankelijk op dezelfde hoogte.
G-roote. algemeene dalingen en opheffingen in de ver
schillende opeenvolgende perioden van do aardgeschie-
denis maakten het beeld nog meer gecompliceerd.
Zuidwestelijk van ons land bevindt zich het Massief
van Brabant, een zeer oud massief, waar zeer oude ge
steenten dicht bij de oppervlakte liggen. Hieraan grenst
in 't Zuiden, het Zuid- en Midden-Belgisohe kolenbek
ken, in het Noordoosten het Kempenbekken, dat door
Nederlandsch Limburg met het Duitsohe kolengebied
samenhangt
De centrale slenk.
Noordelijk van ons kolengebied strekt zich dan de
z.g.n. centrale slenk uit, in het Westen begrensd door
het Kempenbekken en de daaraan aansluitende horst
zone RoosendaalHasselt, in het Oosten door het Er-
kelenzer kolengebied, de Peelhorst en de horstenzone
van het Gooi tot Mill. In deze centrale slenk bevonden
zich dus Oostelijk Brabant, een deel van Utrecht, Zuid-
Holland en een groot deel van Noord-Holland, Oostelijk
van de GooiMillPeelErkelénz-horstzone vindt men
een tweede groote slenk, die van uit het tertiair bek
ken van Keulen als slenk van Venlo en van de Gel-
dersche vallei naar het Noordwesten zich uitstrekt. Nog
meer Oostelijk van de slenk van Venlo vindt men dan
het Ruhrkolenbekken.
Die slenken worden nu door groote randbreuksyste-
men, van de omgevende en aansluitende horstgebieden
gescheiden. Zij worden door andere storingen weer in
sohollen verdeeld, waardoor men er dus gedeelten in
vindt, waarin de ondergrond dieper en minder diep is
afgezonken.
Men kan zich voorstellen, dat zoo'n groote centrale
slenk als het ware hangt aan de randbreuksystemen,
en daaruit volgt dan, dat daar zeer groote spanningen
en een labiel evenwicht moeten heerschen. Wordt zoo'n
spanning ergens verbroken, dan zal daarvan ook een
verbreking van het evenwicht het gevolg zijn en zal
dus de schol, die neiging heeft om af te zakken, in een
plotselinge beweging geraken, waarvan een schok en
daaraan aansluitende nabeweging het gevolg zullen zijn.
En het is dit verschijnsel, dat wij dan als aardbeving
waarnemen, en waarvan wij nu een betrekkelijk zeer
klein voorbeeld in ons land gehad hebben.
De geconstateerde bevingen.
Zooals bekend is Zondag 20 Nov. na een kleinen
voorstoot omstreeks half tien, om 11.56 uur een flinke
sloot waargenomen in verschillende deelen van ons
land, vooral in Z.O. Brabant en in Z. Limburg. Werpt
men een blik op de kaart en vergelijkt men dan de
verschillende plart" ap.1- de beving goed is gevoeld,
dan is direct het a 1 uen de centrale slenk
en de beving duidelijk. Buiten de groote randbreuken
is in het algemeen zeer weinig waargenomen. Het
verschijnsel heeft zich in hoofdzaak afgespeeld langs
de Oostelijke en Zuidelijke randbreuken. Vooral naar
het Oosten, maar ook naar het Noordwesten, nemen
de waarnemingen snel af. Daarbij komen de seismogra-
fische waarnemingen. Volgens de waarnemingen van
de Bilt moest de plaats, waar de beving ontstaan of
begonnen was, ongeveer 50 K.M. vandaar in Z.-O.
richting liggen.
Volgens de waarnemingen in Heerlen kon de oor
sprong niet ver van deze plaats verwijderd zijn. De
gevolgtrekking hieruit is dus, dat de beving begonnen
is in Z.O.-Brabant, maar dat door het opheffen der
spanning, ook tegelijk op meerdere plaatsen, minstens
op één, in de nabijheid van Heerlen, dus in de rand
breuken, welke ons kolengebied t egen de centrale
slenk begrenzen, beweging, dus opheffing van span
ning, heeft plaats gevonden. Dat bij een dergelijke tec
tonische beving, door opheffing van de spanning in
een breukzone, de gevolgen niet op één enkele plaats
optreden, maar dat door de eene beweging een aantal
andere kan uitgelokt worden, is zonder meer duide
lijk. Evenzeer is het duidelijk, dat het niet bi; die eene
grootere beving is gebleven, maar dat het evenwicht
slechts langzaam kon worden hersteld en dat dit ge
paard moet gaan met verdere kleinere en grootere
bewegingen.
Een feit, dat de na 30 Nov. waargenomen bewegin
gen, wat intensiteit betreft, achterstaan bij de eerste
groote beweging, wijst er op, dat men aannemen mag,
dat de bewegingsperiode in hoofdzaak voorbij is, hoe
wel echter zelfs nu nog kleinere nabevingen kunnen
komen, zooals dan ook op 23 Nov. (3.25 en 4.38 v.m.),
24 Nov. pl.m. half tien n.m., 28 Nov. (4.19 en 6.01 v.m)
het geval is geweest.
Op zich zelf beschouwd is er dus geen reden voor
ongerustheid en mag men aannemen, dat de betrekke
lijke rust, absolute rust is er nooit in een dergelijk
gebied, weer spoedig zal wederkeeren.
Ook behoort, hetgeen wij nu in ons land hebben
waargenomen, nog tot de lichte aardbevingen, en is
niet te vergelijken met de groote, verwoestende bevin
gen, zooals wij die uit andere streken der aarde ken
nen. De kans op een werkelijk verwoestende beving is
in onze streken zeer gering. Sieberg zegt van West- en.
"Midden-Europa, dat hier slechts aardbevingen op
kleine schaal optreden, die slechts zelden tot zeer ge
ringe verwoestingen aanleiding geven en wel nooit het
karakter van een kleine beving verliezen.
Even nog een enkel woord over de in de pers ge
uite veronderstelling, dat de drooglegging van de Wie
ringermeer (steeds wordt van „Zuiderzee" gesproken)
eenigen invloed op het waargenomen verschijnsel zou
hebben. Hierop kan alleen geantwoord worden dat,
wanneer de aarde zich dergelijke kleinigheden in die
mate zou aantrekken, er van de geheele oppervlakte
van de aarde al heel weinig zou overgebleven zijn.Zulke
verschillen, als door deze werkzaamheid teweegge
bracht, zijn, geologisch gesproken, te klein om ook
maar eenigen invloed op de bewegingen In de aard
schors uit te oefenen.
Het feit, dat men steeds van „Zuiderzee" spreekt,
wijst erop, dat men zich geen rekenschap geeft van
betgeen daar eigenlijk geschied is. „Leeggepompt" ia
alleen de Wieringermeer. Als deze relatief kleine hoe
veelheid water reeds invloed had op het evenwicht in
^ns schollen-gebied, dan zou bij eiken springvloed heel
Nederland uiteen moeten beven en zou er waarschijnlijk
bij de drooglegging van de Haarlemmermeer in Am
sterdam of omstreken wel een paniek zijn uitgebroken
en de bevolking dakloos zijn geworden.
GASSTELLEN
GASFORNUIZEN
'met de nieuwste branders, geheel uitneem-
'jaar.)
GASGEYSERS voor Baden.
GASGEYSFRTJES voor Keuken, enz.
GASSLANGEN met patentslniting.
Technisch Bureau A. Keesman,
Noord A 80 - Schagen.
Hoe zie ik nog het vriendTijk, oude stadje,
Heel stil gedoken in het lage land.
Als blank de sneeuw de oude daken dekte,
En zilver aandreef langs den waterkant!
Als d'avondgrachtjes in den blauwen schemer
Zich kronkelden in fluisterend gerucht,
De geveltjes van vroeger tijden droomden,
En 't maantje hoog stond aan de klare lucht.
Dan was 't of heel een rijke, zoete vrede
Vanuit de verte aandreef in den nacht,
Hoog boven alles rees de oude toren,
Met d'oude boomen tot een eerewacht!
't Was drukker langs de wit bestoven straatjes
Op d'avond van d'alouden Sinterklaas,
In lichte winkels stonden breede tafels,
Bedekt met bruin taai-taai en speculaas!
Met al de kunstig zoete heerlijkheden,
Die lokkend wezen naar 5t beloofde land,
En langs dien feestdisch gingen blijde kleuters
Met vaders,... moeders, fluist'rend hand in hand!
Soms wees een vingertje in blij verwachten
Naar 't geen de aandacht innig hield omvat,
En juichend klonk het: „Kijk toch eens hoe
grappig!"
Of met een zucht: „0, moeder, geef me dat!"
En allen, die in strijd hun jeugd vergaten,
Zien even toch dien lichten avond weer,
Die reine blijdschap uit hun kinderjaren,
De groote liefde uit dagen van weleer!
't Vertrouwde stadje, waar ze zijn geboren,
De lichte winkels met hun kostb'ren schat.
Waar Sinterklaas zijn gaven wist te geven,
Waar vader,... moeder hen heeft liefgehad!
0, oude, goede, feestelijke avond,
Die steeds opnieuw in aller harten leeft,
Die steeds opnieuw Uw schatten aan gaat dragen,-
En lichte draden door het donker weeft!
Gij, die aan jeugd en aan geluk doet denken,
Verblindt in blijdschap allen onderling,
Weest welkom, welkom in de huisgezinnen,
En brengt er liefde en herinnering!!
December 1932. KROES
(Nadruk verboden).