AIltlCEl Kinis- Alltlltlllt- Lnülllllll Firma RUS. GEESTELIJK LEVEN. Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen. RELIGIEUZE OPVOEDING. Moderne Tuinaanleg. Zaterdag 3 December 1932. S C HA GE R 76ste Jaargang No. 9187 COURANT. pit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver- tentiên nog zooveel mogelijk ln het eerstuitkoroend nummer geplaatst. POSTREKENING No. 23330. INT TELEF. No 20 Prijs per 3 maanden f 1.80. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN» TIëN van 1 tot 5 regels f0.85, iedere regel meer 15 cent (bewijsna, inbegrepen). Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. eerste blad dit nummer bestaat uit zes bladen HET is geen gemakkelijke taak, waarvoor ik mij geplaatst gevoel, nu ik gereed zit iets te schrijven over religieuse opvoeding. Toch wil ik die taak niet van mij afschuiven. Ik ontving eën brief van een moeder, die mij op zóó sympathieke manier naar mijn meening vroeg omtrent ,,het gods dienstige" in de opvoeding, dat het al héél onheusc'n van me zou zijn, wanneer ik aan haar verzoek niet voldeed. Daar zijn er vooral tegenwoordig, die zich stellen op het standpunt, dat men de kinderen niet moet lastig vallen met godsdienstige vragen. Hoe, zoo redeneerën zij. zou een kind iets kunnen ver staan van al die moeilijkheden, waarmede een vol wassen, denkend mensch heeft te tobben. Laat men de kinderen toch niet gaan kwellen met deze dingen. Houd 't kind daarbuiten en laat het groot gewor den zelf een keuze doen uit die tallooze meenin gen en opvattingen en zich aansluiten bij hen, met wie het de meeste geestverwantschap gevoelt. Tegenover deze staan weer anderen en hun aantal is reusachtig groot die zeggen: wij moeten van jongs af aan onze kinderen inprenten, wat wij zelf gelooven. Dus groot brengen in eigen (dw.z. dat der ouders) geloof Deze opvatting is wel bet allersterkst bij de roomschen. Zij leeren kleine kinderen gebeden opzeggen en op zeer jeugdigen Jee/tijd worden zij reeds naar de leering gezonden «aar rfj geloofsbelijdenissen napraten, waarvan ze biets begrijpen. In mindere mate zien wij hetzelfde gebeuren bij de orthodox-protestanten, in 't bijzon der bij de gereformeerden. Ik ben het met deze twee geheel tegenover elkaar staande opvattingen niet eens. Met groote beslistheid wil ik verklaren, dat ik het verkeerd vind om de kinderen op te voeden zon der met hen over de godsdienstige vraagstukken te spreken en dat ik het verderfelijk acht hen van jongs af een bepaald geloof als de waarheid aan te praten. Ik heb daarvoor, naar ik meeri, gegronde redenen. Onze kinderen komen reeds vroeg in aanraking met andere kinderen; ze leeren menschen kennen, die een zeker geloof bezitten, ze zien pastoors en do- miné's; ze hooren spreken over kerk, over God, over Christus. Nog kort geleden vernam ik van een klei nen, zevenjarigen jongen, dat zijn vriendje uit een gereformeerd gezin hem had gezegd: „je moet niet alles gelooven, wat je verteld wordt, je moet alleen gelooven wat in den bijbel staat!" Het heeft derhalve geen zin, wanneer men zegt: wij spreken met onze kinderen niet over geloof en godsdienst. Want het kind wordt door anderen toch geplaatst voor de noodzakelijkheid om daarover na te denken. En het kind denkt er over na. Wie herinnert zich niet uit zijn vroege jeugd, hoe de Godsvraag hem bezig hield? En waarlijk ernstige ouders zullen het daarom als hun plicht beschouwen zélf met hunne kinderen te epreken over de mysteriën, waarvan het leven voor allen, die het willen begrijpen, zoo overvol is. En- wat het tweede betreft: het opleggen en op dringen van een bepaald geloof; daartegen heb ik Üt groote bezwaar, dat daardoor de geest van het iiöd vervreemd wordt van het verlangen om zelf 'e denken en te onderzoeken. Wanneer men van jongs af aan het kind inprent, dat het geloof der ouders de waarheid is, dan kan het niet anders of er wordt een grens gesteld aan het vrije denken Bui tendien is ook dit daarbij een onvermijdelijk gevolg dat een zóó opgevoed kind iets krijgt van dien gees telijken hoogmoed, die zoo eigen is aan allen, die sieh plaatsen op het standpunt, dat hun geloof het eenige juiste is, hun kerk de eenig-ware. Daarom ben ik zulk een verklaard tegenstander van elke secte- school. Dergelijke scholen zijn belemmeringen voor üe vrije, geestelijke ontplooiing; zij ontwikkelen de kinderen niet, maar zij wikkelen deze in. Zij wikke- Jen dezen in dogma's waarvan zij de ervaring leert iet! o, zoo moeilijk zich geheel kunnen bevrijden Het is waariijk niet zonder reden, dat wij overal den schoolstrijd zien. De stelling der Jezuieten: „geef fcij het kind en ik heb de wereld", bevat een zeer Srooten kern van waarheid. Wat het kind in de "vroege jeugd wordt ingeprent blijft in het onderbe wustzijn nawerken. En dit geldt vooral van godsdien stige voorstellingen en meeningen, welke verband houden met straf en belooning, met hemel en hel. oe dikwijls ontmoeten wij niet menschen, die naar het schijnt, heel vrij denken en los zijn van alle hei- en onaantastbaar verklaarde dogma's en die toch nog daaraan blijken vast te zitten! Het kón toch eens waar zijn. Wat in hun onderbewustzijn sluimert ijkt sterker te wezen dan hun bewuste denken! Jerin ligt de verklaring van het veel voorkomend verschijnsel, dat menschen op ouderen leeftijd dik wijls weer terugvallen in de als kind ontvangen en aanvaarde godsdienstige meeningen. Wanneer wij ons voor de twee bovengenoemde fouten want dit zijn het in mijn oog willen wachten, dan komt vanzelfsprekend de vraag aan de orde: hoe moeten wij tegenover onze kinderen han delen ten opzichte van de religieuse vragen, die on weerstaanbaar aan het kind zich opdringen, wanneer het begint te denken over hetgeen 't om zich waar neemt, over het vanwaar, waarom, waarheen van al wat is. Als eerste voorwaarde stel ik dat de ouders niet een godsdienstige meening aan de kinderen mogen opdringen. Zij hebben te wachten totdat het kind be gint te vragen En dan poge men niet onbegrijpelijke dingen en moeilijke vragen op te lossen, door met een zeker gezag geuite beweringen. Een voorbeeld. Een kind en dit gebeurt bijna al tijd vraagt op een gegeven oogenblik naar God Omdat het een kind is, vormt het zich een zeer men- schelijke voorstelling. Wat moet men dan doen? Zal men zeggen, och kindlief, er bestaat geen God? Zal men trachten het te verlossen van den waan, dat on ze lieve Heer ergens heel ver weg, onzichtbaar voor de menschen, troont en alles regelt en alles ook over den mensch beschikt? Zal men probeeren het kind te doen begrijpen, dat wat de menschen God noemen, en wat ze als een menschvormig wezen zich denken niet anders is dan de groote kracht, die in alles werk zaam is? Men doe toch niet of kleine kinderen reeds logisch denkende menschen zijn of jeugdige wijs- geeren! Een kind leeft bij voorkeur in de wereld der sproken en heeft een rijke fantasie. Het denkt in beelden en niet in begrippen. Het heeft behoefte aan plastische voorstellingen. Daarom zal het kind zich altijd God als een mensch voorstellen. Men late het in dien waan, maar men versterke deze nooit en men wachtte zich er voor van dien God te vertellen, dat hij de een of ander toovenaar is, men legge er steeds den nadruk op, dat hij zich richt tot de menschen in hun hart. Zoo baant men den weg tot wat naar mijne meening de juiste opvatting is, n.1 tot het zoeken van God om dit woord te gebruiken in zich zelf en niet buiten zich zelf. Ik wil hier een persoonlijke ervaring mededeelen. Mijn vrouw bracht ons dochtertje zij was toen misschien een kind van ongeveer vijf jaar naar bed. Zij (mijn dochtertje) had de gewoonte om dan nog eens vertrouwelijk met moeder te praten en eerlijk op te biechten, wat zij meende verkeerd te hebben gedaan of gedacht. (Dit is iets heel moois ei dit gebeurt alleen, wanneer moeder (of vader) er met groote angstvalligheid voor waken, dat het in tieme en vertrouwelijke tusschen hen en de kinderen niet verbroken wordt door hard en onbillijk oordee- len en straffen. Zij moeten kunnen begrijpen en ver geven. Zij moeten verdrietig kunnen zijn als hun kinderen iets leelijks hebben gedaan, maar nooit boos!) Welnu, op een zekeren avond gebeurde het, dat zij zeide: „Moeder, als ik alleen in bed lig, dan is net soms net of er iemand met mij praat. Is dat God?" En toen zeide mijn vrouw: „Ja, kindje, dat is God!" In ieder kind is een zeker besef van religie in den zuiversten zin van het woord. Dit wil zeggen, dat ieder kind iets gevoelt, iets ervaart van een inner- lijken drang, waaraan het zich niet mag onttrekken. Het is voor het verdere leven van het allergrootste belang, dat dit besef niet verkwijnt cn versterft. Daarom is het zoo goed het kind reeds vroegtijdig te leeren dien drang te volgen en vooral er op te wijzen, dat die drang voert tot liefde en zachtheid voor al wat leeft. En dit voelen de kinderen. Zon der dat zij het weten zijn ze dikwijls zoo hard en wreed tegenover dieren, tegenover hun kameraadjes. Wanneer ouders dit opmerken, is het hun taak den kinderen te wijzen op het verkeerde daarvan en zij doen dit altoos op de beste en meest effectvolle ma nier door hen te stellen voor de vraag, hoe zij zelf het zouden vinden, wanneer men hun plaagde, of achteraf zette, of pijn deed. Dan wordt het hart van het kind getroffen en er ontwaakt in dit hart. iets van die groote liefde, welke het leven mooi kan maken; van die liefde, welke geen onderscheid kent tusschen mensch en mensch. Dan zal het steeds die per beseffen dat die God van binnen niet vraagt om uiterlijke ceremonieën en vertoon, maar om over gave aan zijn wil. Het kind wordt ouder het krijgt meer begrip van de werkelijkheid het wordt door alles wat het hoort en ziet om zich heen, geprikkeld tot den ken. Daarmede gaat gepaard een wijziging in het Godsbegrip. Wanneer de ouders dan hunne kinderen niet gebonden hebben aan dogma's, aan een bepaal de leer of geloofsbelijdenis, zal de tijd komen, dat de kinderlijke voorstelling van een menschvorming, god delijk wezen verdwijnt om plaats te maken voor de opvatting dat er niet bestaat een hooger Wezen, maar dat er is in alles één kracht, die dringt en drijft naar wat waar en goed is. En het ouder geworden kind zal, als 't de wereld der sproken verlaat om in de wereld der werkelijk heid zijn intrede te doen, veel, dat vrucht was van fantasie, verliezen, maar het zal behouden het ver langen om te zoeken naar eenswillendheid met wat het in zich als oppersten en zuiversten drang er vaart. En daarin zal het vinden den grooten steun in zijn leven. Wanneer er moeilijkheden komen (en die komen voor iedereen) dan zal het kracht putten uit den inkeer tot zichzelf, uit het beluisteren van de Stem van binnen en door zelfverwijt en berouw mis schien zal het zich inspannen tot den strijd om het minderwaardige in zich te overwinnen. Daarom is voor mij dit de allergrootste zonde, die ouders tegenover hun kinderen kunnen begaan, dat zij deze vervreemden van zichzelf d.w.z. dat zij hen niet laten blijven in deze diep-religieuze overtuiging, dat het hoogste leven is gelegen in de overgave aan den drang van binnen. In den door mij ontvangen brief van een moeder wordt in het bijzonder mijn aandacht gevestigd op de vraag of wij de kinderen ook in aanraking moe ten brengen met den bijbel. Ja, natuurlijk, maar niet te vroeg. De bijbelsche verhalen en de voornaamste bijbelsche personen moe ten hierom reeds gekend worden door elk mensch, omdat onze heele taak en literatuur vol is van uit drukkingen en gezegden aan den bijbel ontleend. oo GO GO OO oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo >o oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo GO oo oo oo De kwaliteit is goed En toch is het niet duur. Zie goed dus, waar ge koopt En 't zal U niet berouwen. Eerst kijken op de Markt, XJw adres van vertrouwen, Waar ook Uw keus op valt. BANKETLETTERS - AMANDEL HARTEN, enz. LUXE DOOZEN - SURPRISES. CHOC. LETTERS - MARSEPEIN - BORSTPLAAT Alleen bij ons MANDJES met VRUCHTEN, WIJN, BROOD, AARDAPPELEN, TAAI, SPECULAAS. Speciaal adres voor KRENTEBROODEN gevnld met zuivere amandelpers. Beleefd Aanbevelend, Marktplaats, Schagen. Tel. 84. OO oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo oo co oo oo oo oo oo oo co oo Kweekerij „Sursum Corda" te Schoorl. Uitgebreide geTll. Catalogus op aanvrage. Het is zielig, hoe weinig velen daarvan weten. Als ik spreek van een Gideonsbende of een Jefta's offer, van een Pilatusoordeel of een Judasloon, van een Salo- mo's wijsheid of een Simsonskracht, dan is hun dit orakeltaal! Dit is een gevolg van hun gemis aan bijbelkennis. Ieder beschaafd, ook maar eenigszins ontwikkeld mensch dient daarom de hoofdzaak van den bijbelinhoud te kennen. De bijbel is echter geen boek, dat men kinderen in handen geeft. Dit heeft men sedert een vijftigtal ja ren begrepen en daarom heeft men kinderbijbels ge schreven, waarin men in eenvoudige, voor kinderen toegankelijke taal de belangrijkste verhalen heeft weergegeven en de voornaamste personen geteekend. Daarmede is een verdienstelijk werk verricht. De kinderen lezen graag de verhalen uit Genesis, b.v. omdat zij zoo na staan aan de sprookjes, waarvan ieder kind immers houdt; maar zij kunnen eveneens sterk bekoord worden door de groote persoonlijkhe den, door een Abraham, een Mozes, een Jeremia, een Johannes den dooper, een Jezus of een Paulus. Maar nooit mag uit het oog worden verloren, dat men niet te vroeg zelfs een kinderbijbel aan de kin deren in handen geeft. Ik zou zeggen: men moet daarmede wachten totdat er reeds iets van denken en oordeelen in het kind is ontwaakt. Dan zal het gevrijwaard zijn voor een verkeerde opvatting van de verhalen en er iets van begrijpen, wanneer va der of moeder zeggen: zóó dachten de menschen vroe ger. Hierdoor voorkomt men tegelijkertijd dat het kind den bijbel anders gaat zien dan ieder ander boek en hem gaat beschouwen als een onfeilbaar boek, aan welks uitspraken wij ons hebben te hou den. Het beste is, dat ouders met hun kinderen als zij den leeftijd daartoe bereikt hebben en ik stel me voor dat dit zoo ongeveer zal zijn als ze een jaar of tien zijn samen een kinderbijbel lezen. Vader of moedor leest voor en de kinderen luisteren. (En zij vinden dit heerlijk in den regel!) Daarna gaat men over het gelezene praten en hierbij hebben da ouders een prachtgelegenheid om de religieuse en zedelijke waarde der verhalen toe te lichten. Wat is er b.v. niet veel te vertellen over Ezau en Jacob en hunne karakters, over een Abraham, een Mozes. En hoe kunnen kinderen ontroerd worden als hun den levensgang van een Jezus wordt geschilderd! Dan kan in die jonge zielen zulk een verontwaardiging tegen Jezus' vijanden opkomen, maar daarnaast ook een diepe bewondering voor de zedelijke grootheid van Jezus. Welk een pracht-gelegenheid hebben da ouders dan om met hunne kinderen te spreken over het groote belang van het streven naar eerlijkheid, waarheid, liefde. Er is geen kind, dat geheel ontko men kan aan de louterende inwerking van zulk een verhaal van Jezus' leven. Hoevele jaren is 't nu al geleden, dat mijn ouders deze verhalen vertelden? En nog kan ik mij herinne ren hoe grooten indruk sommige daarvan op mij maakten en hoe zij in mij bleven nawerken. Toch is mij gelukkigl nooit geleerd, dat do bijbel een buitengewoon boek was in dien zin, dat het geschreven werd door geïnspireerde menschen en daarom als de Waarheid, als Gods Woord is te be schouwen. Want. ik acht het behoudens alle weten schappelijke bezwaren tegen den bijbel als een open- baringsboek ten eenenmale verkeerd zijn religie te grondvesten op een gezaghebbend geschrift even goed als ik het verkeerd acht in zake religie zich te onderwerpen aan andere menschen, aan een kerk, die tenslotte weer door menschen wordt gevormd en. vertegenwoordigd, menschen die kunnen dwalen en zelfs misleiden. Religie is het meest eigene, wat de mensch, wil zij waarde voor hem hebben, kan bezitten. Daarom zal de echte religieuse opvoeding altijd hierop in de eerste plaats zijn gericht, dat zij den kinderen leert vóór alles te luisteren naar de stem van bin nen. Eenmaal ouder en wijzer geworden zal 't zicÜ misschien wel pogen in te denken in het mysterie vanwaar die stem komt. Dat is van later zorg. Als 't maar voelen blijft, dat een leven van vrede, van innerlijke harmonie alleen te veroveren is in trouw aan die inwendige stem. ASTOR. Aan Zoeker: Ik dank u voor uw brief. Wij zijn het dus in hoofdzaak wel met elkaar eens. Aan J. B. te Schagerbrug: Uw brief las ik met be langstelling. Toch geloof ik dat gij mij niet geheel begrijpt. Mij dunkt, dat de artikelen over „God" tocb duidelijk genoeg waren.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1932 | | pagina 1