Alkmaarsche Causerie.
De „Punt van Europa".
u
Twee Lieveheersbeestjes
Zaterdag 3 December 1932.
SCHAGER COURANT.
Zesde blad. No. 9187
Van vroeger en nu.
i
4
h
e
t
Esperanto
EEN ENGELSCHE PROVINCIESTAD AAN DE MID-
DELLANDSCHE ZEE. DE BETEEKENIS
VAN GIBRALTAR BEDREIGD. WE
DER OP SPAANSCHEN BODEM.
(Van onzen reizenden Correspondent.)
ALGECIRAS, 20 November.
Een levendig verkeer heerscht er tusschen het
Spaansche dorp La Linea en de stad Gibraltar.
Eenige autobussen onderhouden een geregelden
dienst tusschen beide plaatsen. Een taxi voor dezen
tocht kost niet meer dan één peseta. De afstand tus
schen do Spaansche en Engeische douane bedraagt
on geve" één kilometer. Het terrein tusschen deze
twee douane-posten is een soort onzijdig gebied.
Goed beschouwd is het feitelijk een vreemde toe
stan' in een land als Spanje een tot dit land aard-
rjjkskundi volkomen behoorend stad, bezet door
een vreemde mogendheid. Zijn de Spanjaarden te-
ireden met deze Engeische bezettir.e aan hun land
punt? Ik sprak hierover reeds te Madrid en elders
inot Spanjaarden, maar niemand schijnt er zich heet
of koud over te maken. De Spanjaarden zijn blijk
baar volkomen gewend aan dezen reeds veel meer
dan twee eeuwen bestaanden, op zichzelf toch zon
derlingen toestand.
Om van La Linea naar Gibraltar te komen, moet
men aan Spaansche zijde eerst door het gebouw der
douane, waar men den reiziger vraagt hoeveel
Spaansch geld hij meeneemt, want de uitvoer van
Spaansch geld is slechts in beperkte hoeveelheid toe
gelaten. Is men do Spaansche douane voorbij, dan
bevindt men zich op een soort plein, waar autobus
sen en automobielen wachten. Een levendige drukte
als op een jaarmarkt heerscht daar. Chauffeurs
schreeuwen om klanten, gidsen bieden zich aan.
Wij met ons beiden namen een auto voor één pe
seta. Per autobus zou de reis dertig centimes per
persoon hebben gekost, zoodat het verschil in prijs
niet groot is. Na nog geen kilometer kwamen wij
aan de Engeische douane, die het ons niet lastig
maakte. Op onze mededeeling, dat we slechts voor
een kort bezoek kwamen, liet men ons zonder ver
der formaliteiten door.
Vóór de poort der stad, die als in den ouden tijd,
's avonds wordt gesloten, stapten we uit de automo
biel en door de poort kwamen we in de aan den
voet van den machtigen rots gelegen vestingstad, die
ongeveer dertigduizend inwoners telt. Levendig is
de hoofdstad mot tallooze winkels en cafés, die allo
behalve Spaansth, ook Engeische opschriften dra
gen. In de winkels verkoopt men Engeische waren,
waarin een levendige smokkelhandel wordt gedreven
naar Spanje. Vooral Engeische sigaretten, welke in
Spanje ruim driemaal zoo duur kosten als te Gi
braltar. worden veel gesmokkeld.
De bevolking van Gibraltar bestaat voor het groot
ste deel uit Spanjaarden, die in Spanje niet in hoog
aanzien staan. Deze Spaansche bewoners van Gi
braltar geven zich namelijk in Spanje gaarne uit
voor echte Spanjaarden, maar als het er op aan-
Yomt hun plicht als Spanjaard, b.v. den militairen
dienstplicht, te vervullen, beroepen zij er zich op,
Een der stadspoorten van de Engeische vesting.
De hoofdstraat van Gibraltar.
dat zij Engeische onderdanen zijn. Ook vele Joden,
Marokkanen en Hindoes bewonen Gibraltar. Tusschen
dit mengelmoes van bevolking drentelen Engeische
officieren, soldaten, matrozen, want Gibraltar beeft
een bezetting van ongeveer 6000 man.
De politieagenten dragen ongeveer dezelfde uni
formen als die te Londen. Opschriften in het En-
gelsch en het Spaansch verbieden het spuwen op
straat.
Elke inwoner spreekt er ook Enclsch, zoodat men
er met twee talen. Engelsch en Spaansch. algemeen
terecht kan. Overal, behalve in de officieele bureaus,
b.v. het postkantoor, kan men evengoed met Spaansch
geld als met Engelsch betalen. Tien centime s worden
er gelijk gesteld met een half penny.
Het groote park te Gibraltar maakt met zijn pal
men een bijna volkomen tropischen indruk. De
amphitheater-gewijze tegen den voet van den rots
gebouwde stad is prettig en gezellig, indien men er
slechts een kort bezoek brengt, maar als verblijfplaats
voor langoren tijd is ze niet aangenaam. In den zo
mer stijgt de temperatuur er bijna dagelijks tot over
de honderd graden Fahrenheit. Van September tot
Mei regent het er zeer veel. De geweldige rots. 4500
meter bij 1400 meter en tot 425 meters hoog, trekt
blijkbaar de wolken en dus den regen aan. In de
Spaansche plaatsen nabij Gibraltar regent het ook
's winters zelden en schijnt meestal de zon.
Goed onderhouden is te Gibraltar nog steeds het
kerkhof, waar gevallenen rusten van den slag bij
Trafalgar, den zeeslag, die Napoleons droom ook de
zee te beheerschen, vernietigde.
De geschiedenis van Gibraltar is een geschiedenis
van bloed en ook Nederlandsche zeelieden lieten
hier het leven.
In 711 kwamen hier de Mooren, die bijna zes
eeuwen dezen sleutel fot dé MiadcTe 1 landsche Zee in
handen hielden. De Spanjaarden verdreven de Moo
ren in 1309, maar nog geen kwart eeuw later herover
den de Mooren deze stad. Ruim een eeuw later, in
1162, namen de Spanjaarden, na bloedige gevechten
de stad weder in bezit. Bijna twee en een halve eeuw
lang bleef ze Spaansch. Een verbonden Nederlandsch-
Engelsche vloot veroverde in 1704 Gibraltar. Laat ik
er heschcidenheidshalve bijvoegen, dat dit niet zoo'n
heel groot kunststuk was, daar de Spaansche bezet
ting toen niet meer dan tachtig man bedroeg. Bij
den vrede van Utrecht werd Gibraltar aan Enge
land toegewezen. Sedert dien tijd is er slechts één
maal een ernstige poging gedaan dit bezit aan Enge
land te ontrukken. Dat was in 1783, toen Franschen
en Spanjaarden de stad tevergeefs belegerden.
Gibraltar is nu nog een der belangrijkste steun
punten van Engelands wereldmacht. In den harren
rots uitgehouwen zijn verblijfplaatsen voor de troe
pen; Engelands zwaarste geschut staat hier verbor
gen opgesteld en zoo noodig kan men van hieruit
zelfs de Afrikaansche kust bombardecrcn. Naar helie
ven kan Engeland het verkeer naar en van de Mid-
dellandsche Zee sluiten en openen. Het heheerscht
hier volkomen de scheepvaart naar Afrika's noord
kust en naar den Levant. Er dreigt echter voor de
beteekenis van Gibraltar een zeer ernstig gevaar.
Plannen zijn beraamd om een tunnel te graven van
Spanjes zuidkust naar Afrika, waardoor het ver
keer tusschen Europa en het Donkere Werelddeel zou
plaats kunnen hebben, zonder dat Engeland dit zou
kunnen verhinderen. Op alle mogelijke wijzen tracht
Engeland het daarheen te leiden, dat het noordelijke
eindpunt van dezen tunnel komt in zijn gebied, Gi
braltar, waardoor Engeland de controle over het ver
keer met Afrika in handen zou houden.
De afstand van Gibraltar naar de Afrikaansche kust
is aanzienlijk grooter dan van het werkelijke zuid
punt van Europa. Weliswaar draagt de zuidelijke
uitlooper van Gibraltar den naam van „Punt van
Europa", maar het werkelijk zuidelijkste punt van
Europa ligt ongeveer vijf en twintig kilometer weste
lijker, op Spaansch gebied. Het is het oude Snaansche
stadje Tarifa. waarheen ik nog hoop te gaan, alvoi
rens naar Afrika over te steken.
We dronken in een tea room thee temidden van
Engelsch sprekende dames, heeren en militairen, we
aten cake, rookten Engeische sigaretten en konden
ons aan het zuidpunt van het Iberische schiereiland
in Engeland wanen.
Per autobus keerden we terug naar La Linea, het
groote Spaansche dorp, met zijn tallooze hotels, café s,
cabarets en nachtgelegonheiden, welke voornamelijk
leven van de toeristen en van de bewoners van Gi
braltar, die hier 's avonds komen om vermaak te zoe
ken en dan te La Linea blijven logeeren, daar im-
Bloemenmagazijn „CORONA",
KONINGSTRAAT 67 - - DEN HELDER,
levert U alle moderne bloemstukken
Telefoon 216. Postgiro 99555.
mers 's avonds de poorten van Gibraltar worden geslo
ten.
De Spaansche douane-beambten waren heel wat
strenger dan de Engeische en we zagen menigeen af
tasten door beambten, die naar smokkelwaar zochten.
Met vreemdelingen, vooral met toeristen, is men min
der streng. Spanje streeft naar bevordering van het
vreemdelingenverkeer en alle autoriteiten hebben be
vel, het toeristen zoo min mogelijk lastig te maken.
Te La Linea nam ik weder plaats in den zijspan,
mijn Tsjechische makker nam den bestuurderzetel
van ons motorrijwiel weder in en we suisden weder
voort over Spaanschen bodem naar een havenplaats,
vanwaar we naar Afrika zullen oversteken.
J. K. BREDERODE.
Lieve luisteraars naar Cave Canums leuterpraatjes!
Maar bij ons bulten, bij ons op 't land.
Daar neemt men zijn meid maar
zoo bij de hand,
Grijpt 'r om d'r middel, smijt 'r hoog
in de lucht.
Ze geeft hem 'n lobbes... en uit is de klucht.
Deze aandoenlijke poëzie, geëerde luister-Pinguins. is
het klinkende refrein van een voordracht van Abram de
Winter, welbekende karakterkomiek uit de schoone da
gen van Aranjuez, toen ik nog droomde van rozengeur
en maneschijn. Tegenwoordig gaan mijn hartsverlan-
gens niet hooger dan naar zuurkool met spek en 'n
warme kruik!
Maar om verder te sloffen, dit succeelied werd inder
tijd met enorm veel bijval voorgedragen door mijn
vriend Dirk Blauw, chansonnier en dansleeraar. thans
ook al gevallen als slaohtoffer van de massamoord op
de Vaderlandsche musici door klankfilms en luidspre
kers. Zijn gekleede statie jas is nu al voor de derde maal
gekeerd en dezer dagen zag ik hem in vol ornaat suk
kelen achter een handkar, als handelaar in bananen,
'n kwartje 'n kilo! Gloria Fransita! Hij zelf is dan ook
niet meer blauw, maar grauw.
Maar de goede man is helaas uit den tijd geraakt. De
radio geeft ons voor zoo goed als voor niks, dansles en
Louis Davids of Willy Derby. Boerenmeiden, die hoog
in de lucht gegooid werden, zijn ook spoorloos verdwe
nen. De dames uit de Provincie, die in Alkmaar de mo
derne dancings bezoeken, geonduleerd. gefrikseerd, ge-
pommadeerd en gearromatiseerd. gewapend met poe
derdoosje, lippenstift, zakkammetje en toiletspiegeltje,
vertoonen niet de minste gelijkenis meer met de onge-
cultiveerde dorpsschoooen» waarvan diezelfde mooie
voordracht zegt:
Maar bij ons buiten, bij ons op 't land.
Wasschen de knotjes zich aan den waterkant.
En de dansgelegenheden gelijken ook allerminst meer
op de hooizolder van Hopman, waarbij het orkest was
opgesteld in de bedstee of de bovenzaal van het Wapen
van Krommeniedijk. drie luizen op 'n lappie. waar de
brave kastelein Arie Mosterdkamp de oproerige gras
parkieten bij dozijnen van de steile trap afkegelde.
Tegenwoordig biedt onze dierbare kampong heel wat
comfortabeler gelegenheden. De oude boere-herbergen
met stalling voor paard en rijtuig, met hun gewitte mu
ren en reuzenbiliard met 6 zakken, zijn geheel geëclip-
seerd en in de plaats hebben we gekregen 'n uitgelezen
collectie bachustempeltjes, gemoderniseerd in de uiter
ste perfectie. Zelfs in de nauwste straatjes waarover 'n
kleine jonge, afijn, zal den Dré zeggen, ge witte wel,
kan, worden deze knusse amusementjes, verleidelijk ge
outilleerd met radiotoestel of pierement aangetroffen.
In 't buffet troont niet als vroeger de oude moeder Ma
of Griet, getooid met de gouden kap of de hul met de
suikerschep en 'n neus en kin, waarmee ze wel noten
kon kraken, maar mollige deernen, opgekalifaterd met
penseel en lippenkleurstang, uitgedoscht in costuums,
het tegendeel van een sardinenblikkieen allerminst
geschikt om de bezoekers op te wekken tot een inge
togen en deugdzaam leven.
Het is zelfs zóó sterk, dat een eerzaam burger uit
een nette, eerbiedwaardige straat, waar allemaal domi-
née's wonen, zijn huishouden moest opbreken en 'n
kwartier verder is gaan wonen, om zijn minderjarige
kinderen de tooneelen te besparen, die werden afge
speeld op 'n bovenkamer aan de overzijde, waar derge
lijke stichtelijke bar-dametjes „en pension" waren ge
vestigd En dan te moeten denken, dat die arme Jan
Donner daar in zijn departement zit te zuchten alsof
hij het uit zijn teenen moet ophalen, over de weinige
waardeering die zijn welversmade en, o, schande, ver
vloekte Zondagssluitingswet moet ondervinden.
Nu ik echter vanaf de dancings en de vergulde
(stille) knippen ben gekomen tot mijn boezem-amice,
broeder Jan Donner. wil ik met genoegen voorloopig
constateeren, dat onze geëerde volksvertegenwoordi
ging, voortreffelijk en goedkoop in 't gebruik, kost ons
niet meer dan het bagatel van 100.000 pegels in 't jaar,
van Mr. Jan Donner's justitie-reorganisatie, bestaande
in het opruimen van 7 rechtbanken en 48 kantonge
rechten. toch geen tabak schijnt te hebben.
Ik geloof zelfs dat ik Alkmaar nog 'n goeie en het
kantongerecht te Schagen nog *n flauwe kans zal kun
nen geven. Ik meen zoowat uit de verte te hebben
hooren smoesen, dat er tusschen Alkmaar en Roermond
een soort van telepatisch contact bestaat, dat beide
gedallaste plaatsen uit de penarie kan houden.
De politiek zit vol geheimenissen en zoo men weet
zijn er door de radio feitelijk geen afstanden meer. Als
je er wat voor hebt, kun je zelfs je broer in Parijs
vanuit Schagerbrug 's morgens op zijn stroozak al
gelukwenschen met zijn verjaardag en om 12 uur ge
zellig bij 'm aan de borrel zitten, als je maar zorgt,
tijdig op Schiphol present te zijn.
Enfin, we zullen verder de ongetwijfeld belangwek
kende discussies over dit, ons zoo nauw aan 't hart en
portemenee liggend onderwerp, maar geduldig afwach
ten en onze aandacht vestigen op de repliek van vader
Donner. die natuurlijk wel zijn bekende stokpaardjes
van stal zal halen.
Natuurlijk hebben wij met Zijne Excellentie nog lang
niet afgerekend en zullen we hem op de bank van
Burg. Ripping zaliger, volgens afspraak nog wel eens
te grazen nemen, als hij al te veel „slappe Catz" in de
Kamer wil tappen. Altijd „betrekkelijk tan", zooals
het in den scheerwinkel van de Vara heet tegenover
den Notaris als men tegen dezen opkomt voor het
recht der verdrukte „arebaijers".
Mijn geachte 99 9 tiende procent heeft alreeds
tweemaal op de deur van de alcoof geklopt om mij uit
te noodigen voor het winter-diner. bestaande uit pas
sende ingrediënten, in totaal de somma van 8 stuivers
niet te boven gaande. Ik durf dus deze invitatie niet
langer te negeeren uit vrees voor ernstige gevolgen,
betrekking hebbend op de binnenlandsche vrede. Ik
wil eindigen u op te wekken om te solliciteeren naar de
vacante betrekking van pachter van den Alkmaarschen
muziektuin. Bij de eerste oproep voor gegadigden was
geen enkele inschrijving ingekomen. Er was ook niet
de stomste gortbuik, die zich aan deze strop durfde
wagen, maar nu zijn de voorwaarden, hoor ik. zeer
aanlokkelijk. Ik geloof zelfs dat pensioen in 't vooruit
zicht wordt gesteld. Maak dus gebruik van de gelegen
heid en sta niet te twijfelen aan de deur.
t t.
(Hongaarsche schets)
door
K. ROGGEVEEN.
Vervolg.
De jongeman verscheen ook de volgende avonden
*n sprak weer over het weer en de kansen van den
oogst. Op zijn hoed prijkte nu steeds een bloem.
Door de Zondagsspelen wist het dorp, van wie hij
tt had.
Vica kon niet slapen, voor Klarinjo terugkwam.
En nieuwsgierig luisterde zij er naar, hoe zij met
hur, liefde vorderden.
•.Vanavond heb ik een heerlijken avond gehad",
"u'sterde Klarinjo. „Pista heeft mij gekust."
.De hand van Vica, die op den schouder van Kla
rinjo rustte, beefde.
„Hoe was het, hoe gebeurde het? Toe, vertel het
nilj precies"
..Wei, toen hij bij het hek stond, zeide hij, dat dat
zoo puntig was. En hup, daar sprong hij er overheen,
en stonden wij onder den nooteboom. En toen hij
daar mijn hand vast hield, drukte hij mij opeens aan
zijn borst en drukte een kus op mijn wang. Maar
lang, lang, oneindig lang."
„Hoe dan, hoe?"
Klarinjo hief haar hoofd op on drukte haar lip
pen op Vica's wang.
„Zoo".
weldadige warmte voer door Vica's lichaam.
„wat ben jij gelukkig", fluisterde zij.
uen volgenden dag regende het. Toen het avond
was^ zeide Vica tegen haar zuster:
„Hoe moet je nu vanavond uitgaan?"
Klarinjo begon te glimlachen.
„Ook daarover hebben we al gesproken. Op een
avond, toen de lucht bewolkt was, vroeg hij mij,
hoe wij elkaar zouden ontmoeten, als het regende.
„Heelemaa! niet", antwoordde ik „wij zullen wach
ten tot het weer weer helder is." „Maar," zeide hij,
„wat zal er dan gebeuren, als het een heele week
niet helder wordt?" Daarna spraken wij af, dat wij
elkaar zouden ontmoeten bij de schuilplaats.
De schuilplaats was hun oude bouwvallige huis,
de achtergevel van den klei muur lag in den tuin.
Onder de goot bleef de grond droog.
's Avonds hield de regen op. Klarinjo sloeg haar
bovenrok over haar hoofd en sloop uit den voorhof
weg. Vica hoorde de tuinpoort knarsen.
Eenigen tijd zat zij in den voorhoof in gedachten,
terwijl zij haar peinzend gelaat naar den tuin had
gewend. Daarna stond zij op, en ging ook naar bui
ten.
Zij voelde, dat de lucht vol aangename damp was,
en dat het niet licht was. Toch sloop zij gebukt naar
de schuilplaats. Soms bleef zij staa,n en luisterde
aandachtig.
Het dorp zweeg. Ook de nachtegalen hadden op
gehouden met zingen. Slechts in de verte baste een
hond, de hond van den pastoor. In den tuin was het
stil. Alleen het zachte tikken van waterdruppels was
af en toe hoorbaar, wanneer die van de takken op
het gras vielen.
Vica sloop dus weg uit den voorhof.
Opnieuw stond zij te luisteren. Nu hoorde zij reeds
fluisteren. Dus de jongeling was er reeds. De tuin
poort staat open. Vica glijdt er als een schaduw door.
Voorzichtig ontwijkt zij de uienbedden. de bessen-
struiken en de erwtenplantjes. Bijna tot den grond
gebukt schuifelt zij naar de schuilplaats.
Het geluid van het gefluister bereikt haar als een
ademtocht van den wind Als in hinderlaag is ze al
voortgeslopen tot den binnenhoek van de schuil
plaats, maar de woorden verstaat zij nog niet,
Langzaam, voorzichtig sluipt zij naar binnen. Bij
den hoek moet zij nog tegen een onwillige deur wor
stelen. 's Winters huisden daar de ganzen. Het kost
haar groote moeite de deur te openen, minuten
duurt het, eer zij haar zoover kar openen, dat zij
er door kan. Boven, voor in den muur is een gat.
Daarheen sluipt zij. Als zij tot daar toe kan komen,
zal zij kunnen verstaan, wat zij spreken.
Maar dat is niet gemakkelijk. In de schuilplaats
moet zij nog over een hoop tentdoeken. Achteraan
liggen de stukken van een uit elkaar gevallen wagen
Zij moet er voor oppassen, dat het een of andere rad
niet omvalt, niet kraakt, niet knarst.
En verder gaat zij, tastende, luisterende. Onder
het voortgaan brengt zij haar gewicht zoo voorzich
tig mogelijk van het eene been op het andere over.
Ze weet ook, dat onder het venster een oude kuip
met gaten ligt. Die moet zij omkantelen. Dat duurt
minuten.
Eindelijk is zij bij het gat. Voorzichtig gaat zij
op de kuip staan en luistert.
De jongeling zegt:
„Heb je den vorigen nacht van mij gedroomd?"
„Het is mijn gewoonte niet over mannen te droo-
men", antwoordt Klarinjo schertsend.
„En je hebt gister zelf tegen me gezegd, dat ik
zelfs in je droomen bij je was."
„Jawel, dat is wel waar. Maar er waren nog ande
ren in den molen. Wij lieten beiden koren malen".
„Waarover zou mijn duifje dan droomen, als het
niet over koren was
Hierop gaf Klarinjo geen antwoord. Een geluid was
hoorbaar, alsof een regendruppel in het water viel.
Vica beeft.
Daarna duurde het gesprek weer voort. Zij spra
ken erover, dat, wanneer het weer ook Zondag re
genachtig zou zijn, Klarinjo aan haar ouders zou vra
gen, of Pista op bezoek mocht komen.
„Vraag jij", ontwoordde Klarinjo weigerachtig.
Langen tijd konden zij het daar niet over eens wor
den. Tenslotte vond de jongeling het goed, dat hij
haar vader na de kerk naar huis zou vergezellen en
dat hij hartelijk met hem zou praten. De ouders
hadden toch al vermoeden van de zaak. De vader ^ou
zeker voor de deur zeggen: „Kom maar mee naar bin
nen, mijn zoon."
Daarover hadden zij zoo'n pret, dat een lange kus-
partij volgde.
Het hart van Vica klopte bijna hoorbaar. Haar
wangen gloeiden. Als versteend, half bezwijmd,
stond ze daar in haar hinderlaag. Zij keerde zoch
om om terug te sluipen, maar daarna wendde zij
zich toch weer naar het gat met haar hand aan
haar oor.
Doch toen nam het verliefde paar reeds afscheid.
„Dag mijn schat, van mij alleen."
„Dag Pista."
Er volgden weer zachte kussen. Klarinjo zeide met
zachten drang:
„Ga nu weg. Ga nu weg! Ik ben al veel te lang
buiten gebleven."
Maar de jongeling aarzelde nog steeds.
Toen hoorden zij voetstappen in de richting van de
deur van den voorhof en Klarinjo zeide verschrikt:
„Oh, je, mijn vader!"
Daar werd het ritselen van haar japon en het
knarsen van de tuinpoort hoorbaar. De jongeman
bleef nog een oogenblik staan, daarna sloop ook hij
weg, liep door den tuin en brak toen met een ge
kraak het hek; doch hij herstelde dit eerst.
Vica zeide niets bij het naar bed gaan. Voor het
eerst in haar leven sloot zij haar hart voor haar
zuster. Dagen lang was zij stil en in gedachten ver
zonken. Als men haar om water zond, bleef zij lang
weg. Zij ging dan naar de weide en zwierf daar
droomend rond. Soms zocht zij bloemen en vlocht er
een kroon van. Die zette zij dan op haar hoofd en
betastte die met een glimlach. Nu eens zat zij minu
ten lang op een steen of in het gras, dan weer zat
zij te droomen, onbewegelijk stil. Daarna nam zij de
kroon van haar hoofd en haalde die weer uit elkaar.
Op zekeren middag ging zij naar de ganzenhoeden
de kinderen en riep een meisje bij haar.
„Marinja", zeide zij geheimzinnig, „ik heb een
lieveheersbeestje gevangen. Laten wij eens kijken,
waar het heen vliegt."
Waarlijk, in haar hand zat een lieveheersbeestje.
Het blinde meisje opende haar hand en glimlachend
maakte zij het meisje er op opmerkzaam, hoe het
torretje begon te loopen, hoe het langs haar vinger
naar boven liep.
En zij zong tegen het torretje:
„Vlieg, vlieg, lieveheersbeestje! toon mij mijn weg,
waarheen voert die? Naar het Westen, naar het
Oosten! Naar den grond, naar den hemel? Of laat je
me hier?"
Het lieveheersbeestje kroop als met tegenzin ver
der.
Twee keer moest zij de vragen stellen.
Eindelijk ging het toch: het kroop en kroop uit de