Alkmaarsche Causerie. De „Punt van Europa". u Twee Lieveheersbeestjes Zaterdag 3 December 1932. SCHAGER COURANT. Zesde blad. No. 9187 Van vroeger en nu. i 4 h e t Esperanto EEN ENGELSCHE PROVINCIESTAD AAN DE MID- DELLANDSCHE ZEE. DE BETEEKENIS VAN GIBRALTAR BEDREIGD. WE DER OP SPAANSCHEN BODEM. (Van onzen reizenden Correspondent.) ALGECIRAS, 20 November. Een levendig verkeer heerscht er tusschen het Spaansche dorp La Linea en de stad Gibraltar. Eenige autobussen onderhouden een geregelden dienst tusschen beide plaatsen. Een taxi voor dezen tocht kost niet meer dan één peseta. De afstand tus schen do Spaansche en Engeische douane bedraagt on geve" één kilometer. Het terrein tusschen deze twee douane-posten is een soort onzijdig gebied. Goed beschouwd is het feitelijk een vreemde toe stan' in een land als Spanje een tot dit land aard- rjjkskundi volkomen behoorend stad, bezet door een vreemde mogendheid. Zijn de Spanjaarden te- ireden met deze Engeische bezettir.e aan hun land punt? Ik sprak hierover reeds te Madrid en elders inot Spanjaarden, maar niemand schijnt er zich heet of koud over te maken. De Spanjaarden zijn blijk baar volkomen gewend aan dezen reeds veel meer dan twee eeuwen bestaanden, op zichzelf toch zon derlingen toestand. Om van La Linea naar Gibraltar te komen, moet men aan Spaansche zijde eerst door het gebouw der douane, waar men den reiziger vraagt hoeveel Spaansch geld hij meeneemt, want de uitvoer van Spaansch geld is slechts in beperkte hoeveelheid toe gelaten. Is men do Spaansche douane voorbij, dan bevindt men zich op een soort plein, waar autobus sen en automobielen wachten. Een levendige drukte als op een jaarmarkt heerscht daar. Chauffeurs schreeuwen om klanten, gidsen bieden zich aan. Wij met ons beiden namen een auto voor één pe seta. Per autobus zou de reis dertig centimes per persoon hebben gekost, zoodat het verschil in prijs niet groot is. Na nog geen kilometer kwamen wij aan de Engeische douane, die het ons niet lastig maakte. Op onze mededeeling, dat we slechts voor een kort bezoek kwamen, liet men ons zonder ver der formaliteiten door. Vóór de poort der stad, die als in den ouden tijd, 's avonds wordt gesloten, stapten we uit de automo biel en door de poort kwamen we in de aan den voet van den machtigen rots gelegen vestingstad, die ongeveer dertigduizend inwoners telt. Levendig is de hoofdstad mot tallooze winkels en cafés, die allo behalve Spaansth, ook Engeische opschriften dra gen. In de winkels verkoopt men Engeische waren, waarin een levendige smokkelhandel wordt gedreven naar Spanje. Vooral Engeische sigaretten, welke in Spanje ruim driemaal zoo duur kosten als te Gi braltar. worden veel gesmokkeld. De bevolking van Gibraltar bestaat voor het groot ste deel uit Spanjaarden, die in Spanje niet in hoog aanzien staan. Deze Spaansche bewoners van Gi braltar geven zich namelijk in Spanje gaarne uit voor echte Spanjaarden, maar als het er op aan- Yomt hun plicht als Spanjaard, b.v. den militairen dienstplicht, te vervullen, beroepen zij er zich op, Een der stadspoorten van de Engeische vesting. De hoofdstraat van Gibraltar. dat zij Engeische onderdanen zijn. Ook vele Joden, Marokkanen en Hindoes bewonen Gibraltar. Tusschen dit mengelmoes van bevolking drentelen Engeische officieren, soldaten, matrozen, want Gibraltar beeft een bezetting van ongeveer 6000 man. De politieagenten dragen ongeveer dezelfde uni formen als die te Londen. Opschriften in het En- gelsch en het Spaansch verbieden het spuwen op straat. Elke inwoner spreekt er ook Enclsch, zoodat men er met twee talen. Engelsch en Spaansch. algemeen terecht kan. Overal, behalve in de officieele bureaus, b.v. het postkantoor, kan men evengoed met Spaansch geld als met Engelsch betalen. Tien centime s worden er gelijk gesteld met een half penny. Het groote park te Gibraltar maakt met zijn pal men een bijna volkomen tropischen indruk. De amphitheater-gewijze tegen den voet van den rots gebouwde stad is prettig en gezellig, indien men er slechts een kort bezoek brengt, maar als verblijfplaats voor langoren tijd is ze niet aangenaam. In den zo mer stijgt de temperatuur er bijna dagelijks tot over de honderd graden Fahrenheit. Van September tot Mei regent het er zeer veel. De geweldige rots. 4500 meter bij 1400 meter en tot 425 meters hoog, trekt blijkbaar de wolken en dus den regen aan. In de Spaansche plaatsen nabij Gibraltar regent het ook 's winters zelden en schijnt meestal de zon. Goed onderhouden is te Gibraltar nog steeds het kerkhof, waar gevallenen rusten van den slag bij Trafalgar, den zeeslag, die Napoleons droom ook de zee te beheerschen, vernietigde. De geschiedenis van Gibraltar is een geschiedenis van bloed en ook Nederlandsche zeelieden lieten hier het leven. In 711 kwamen hier de Mooren, die bijna zes eeuwen dezen sleutel fot dé MiadcTe 1 landsche Zee in handen hielden. De Spanjaarden verdreven de Moo ren in 1309, maar nog geen kwart eeuw later herover den de Mooren deze stad. Ruim een eeuw later, in 1162, namen de Spanjaarden, na bloedige gevechten de stad weder in bezit. Bijna twee en een halve eeuw lang bleef ze Spaansch. Een verbonden Nederlandsch- Engelsche vloot veroverde in 1704 Gibraltar. Laat ik er heschcidenheidshalve bijvoegen, dat dit niet zoo'n heel groot kunststuk was, daar de Spaansche bezet ting toen niet meer dan tachtig man bedroeg. Bij den vrede van Utrecht werd Gibraltar aan Enge land toegewezen. Sedert dien tijd is er slechts één maal een ernstige poging gedaan dit bezit aan Enge land te ontrukken. Dat was in 1783, toen Franschen en Spanjaarden de stad tevergeefs belegerden. Gibraltar is nu nog een der belangrijkste steun punten van Engelands wereldmacht. In den harren rots uitgehouwen zijn verblijfplaatsen voor de troe pen; Engelands zwaarste geschut staat hier verbor gen opgesteld en zoo noodig kan men van hieruit zelfs de Afrikaansche kust bombardecrcn. Naar helie ven kan Engeland het verkeer naar en van de Mid- dellandsche Zee sluiten en openen. Het heheerscht hier volkomen de scheepvaart naar Afrika's noord kust en naar den Levant. Er dreigt echter voor de beteekenis van Gibraltar een zeer ernstig gevaar. Plannen zijn beraamd om een tunnel te graven van Spanjes zuidkust naar Afrika, waardoor het ver keer tusschen Europa en het Donkere Werelddeel zou plaats kunnen hebben, zonder dat Engeland dit zou kunnen verhinderen. Op alle mogelijke wijzen tracht Engeland het daarheen te leiden, dat het noordelijke eindpunt van dezen tunnel komt in zijn gebied, Gi braltar, waardoor Engeland de controle over het ver keer met Afrika in handen zou houden. De afstand van Gibraltar naar de Afrikaansche kust is aanzienlijk grooter dan van het werkelijke zuid punt van Europa. Weliswaar draagt de zuidelijke uitlooper van Gibraltar den naam van „Punt van Europa", maar het werkelijk zuidelijkste punt van Europa ligt ongeveer vijf en twintig kilometer weste lijker, op Spaansch gebied. Het is het oude Snaansche stadje Tarifa. waarheen ik nog hoop te gaan, alvoi rens naar Afrika over te steken. We dronken in een tea room thee temidden van Engelsch sprekende dames, heeren en militairen, we aten cake, rookten Engeische sigaretten en konden ons aan het zuidpunt van het Iberische schiereiland in Engeland wanen. Per autobus keerden we terug naar La Linea, het groote Spaansche dorp, met zijn tallooze hotels, café s, cabarets en nachtgelegonheiden, welke voornamelijk leven van de toeristen en van de bewoners van Gi braltar, die hier 's avonds komen om vermaak te zoe ken en dan te La Linea blijven logeeren, daar im- Bloemenmagazijn „CORONA", KONINGSTRAAT 67 - - DEN HELDER, levert U alle moderne bloemstukken Telefoon 216. Postgiro 99555. mers 's avonds de poorten van Gibraltar worden geslo ten. De Spaansche douane-beambten waren heel wat strenger dan de Engeische en we zagen menigeen af tasten door beambten, die naar smokkelwaar zochten. Met vreemdelingen, vooral met toeristen, is men min der streng. Spanje streeft naar bevordering van het vreemdelingenverkeer en alle autoriteiten hebben be vel, het toeristen zoo min mogelijk lastig te maken. Te La Linea nam ik weder plaats in den zijspan, mijn Tsjechische makker nam den bestuurderzetel van ons motorrijwiel weder in en we suisden weder voort over Spaanschen bodem naar een havenplaats, vanwaar we naar Afrika zullen oversteken. J. K. BREDERODE. Lieve luisteraars naar Cave Canums leuterpraatjes! Maar bij ons bulten, bij ons op 't land. Daar neemt men zijn meid maar zoo bij de hand, Grijpt 'r om d'r middel, smijt 'r hoog in de lucht. Ze geeft hem 'n lobbes... en uit is de klucht. Deze aandoenlijke poëzie, geëerde luister-Pinguins. is het klinkende refrein van een voordracht van Abram de Winter, welbekende karakterkomiek uit de schoone da gen van Aranjuez, toen ik nog droomde van rozengeur en maneschijn. Tegenwoordig gaan mijn hartsverlan- gens niet hooger dan naar zuurkool met spek en 'n warme kruik! Maar om verder te sloffen, dit succeelied werd inder tijd met enorm veel bijval voorgedragen door mijn vriend Dirk Blauw, chansonnier en dansleeraar. thans ook al gevallen als slaohtoffer van de massamoord op de Vaderlandsche musici door klankfilms en luidspre kers. Zijn gekleede statie jas is nu al voor de derde maal gekeerd en dezer dagen zag ik hem in vol ornaat suk kelen achter een handkar, als handelaar in bananen, 'n kwartje 'n kilo! Gloria Fransita! Hij zelf is dan ook niet meer blauw, maar grauw. Maar de goede man is helaas uit den tijd geraakt. De radio geeft ons voor zoo goed als voor niks, dansles en Louis Davids of Willy Derby. Boerenmeiden, die hoog in de lucht gegooid werden, zijn ook spoorloos verdwe nen. De dames uit de Provincie, die in Alkmaar de mo derne dancings bezoeken, geonduleerd. gefrikseerd, ge- pommadeerd en gearromatiseerd. gewapend met poe derdoosje, lippenstift, zakkammetje en toiletspiegeltje, vertoonen niet de minste gelijkenis meer met de onge- cultiveerde dorpsschoooen» waarvan diezelfde mooie voordracht zegt: Maar bij ons buiten, bij ons op 't land. Wasschen de knotjes zich aan den waterkant. En de dansgelegenheden gelijken ook allerminst meer op de hooizolder van Hopman, waarbij het orkest was opgesteld in de bedstee of de bovenzaal van het Wapen van Krommeniedijk. drie luizen op 'n lappie. waar de brave kastelein Arie Mosterdkamp de oproerige gras parkieten bij dozijnen van de steile trap afkegelde. Tegenwoordig biedt onze dierbare kampong heel wat comfortabeler gelegenheden. De oude boere-herbergen met stalling voor paard en rijtuig, met hun gewitte mu ren en reuzenbiliard met 6 zakken, zijn geheel geëclip- seerd en in de plaats hebben we gekregen 'n uitgelezen collectie bachustempeltjes, gemoderniseerd in de uiter ste perfectie. Zelfs in de nauwste straatjes waarover 'n kleine jonge, afijn, zal den Dré zeggen, ge witte wel, kan, worden deze knusse amusementjes, verleidelijk ge outilleerd met radiotoestel of pierement aangetroffen. In 't buffet troont niet als vroeger de oude moeder Ma of Griet, getooid met de gouden kap of de hul met de suikerschep en 'n neus en kin, waarmee ze wel noten kon kraken, maar mollige deernen, opgekalifaterd met penseel en lippenkleurstang, uitgedoscht in costuums, het tegendeel van een sardinenblikkieen allerminst geschikt om de bezoekers op te wekken tot een inge togen en deugdzaam leven. Het is zelfs zóó sterk, dat een eerzaam burger uit een nette, eerbiedwaardige straat, waar allemaal domi- née's wonen, zijn huishouden moest opbreken en 'n kwartier verder is gaan wonen, om zijn minderjarige kinderen de tooneelen te besparen, die werden afge speeld op 'n bovenkamer aan de overzijde, waar derge lijke stichtelijke bar-dametjes „en pension" waren ge vestigd En dan te moeten denken, dat die arme Jan Donner daar in zijn departement zit te zuchten alsof hij het uit zijn teenen moet ophalen, over de weinige waardeering die zijn welversmade en, o, schande, ver vloekte Zondagssluitingswet moet ondervinden. Nu ik echter vanaf de dancings en de vergulde (stille) knippen ben gekomen tot mijn boezem-amice, broeder Jan Donner. wil ik met genoegen voorloopig constateeren, dat onze geëerde volksvertegenwoordi ging, voortreffelijk en goedkoop in 't gebruik, kost ons niet meer dan het bagatel van 100.000 pegels in 't jaar, van Mr. Jan Donner's justitie-reorganisatie, bestaande in het opruimen van 7 rechtbanken en 48 kantonge rechten. toch geen tabak schijnt te hebben. Ik geloof zelfs dat ik Alkmaar nog 'n goeie en het kantongerecht te Schagen nog *n flauwe kans zal kun nen geven. Ik meen zoowat uit de verte te hebben hooren smoesen, dat er tusschen Alkmaar en Roermond een soort van telepatisch contact bestaat, dat beide gedallaste plaatsen uit de penarie kan houden. De politiek zit vol geheimenissen en zoo men weet zijn er door de radio feitelijk geen afstanden meer. Als je er wat voor hebt, kun je zelfs je broer in Parijs vanuit Schagerbrug 's morgens op zijn stroozak al gelukwenschen met zijn verjaardag en om 12 uur ge zellig bij 'm aan de borrel zitten, als je maar zorgt, tijdig op Schiphol present te zijn. Enfin, we zullen verder de ongetwijfeld belangwek kende discussies over dit, ons zoo nauw aan 't hart en portemenee liggend onderwerp, maar geduldig afwach ten en onze aandacht vestigen op de repliek van vader Donner. die natuurlijk wel zijn bekende stokpaardjes van stal zal halen. Natuurlijk hebben wij met Zijne Excellentie nog lang niet afgerekend en zullen we hem op de bank van Burg. Ripping zaliger, volgens afspraak nog wel eens te grazen nemen, als hij al te veel „slappe Catz" in de Kamer wil tappen. Altijd „betrekkelijk tan", zooals het in den scheerwinkel van de Vara heet tegenover den Notaris als men tegen dezen opkomt voor het recht der verdrukte „arebaijers". Mijn geachte 99 9 tiende procent heeft alreeds tweemaal op de deur van de alcoof geklopt om mij uit te noodigen voor het winter-diner. bestaande uit pas sende ingrediënten, in totaal de somma van 8 stuivers niet te boven gaande. Ik durf dus deze invitatie niet langer te negeeren uit vrees voor ernstige gevolgen, betrekking hebbend op de binnenlandsche vrede. Ik wil eindigen u op te wekken om te solliciteeren naar de vacante betrekking van pachter van den Alkmaarschen muziektuin. Bij de eerste oproep voor gegadigden was geen enkele inschrijving ingekomen. Er was ook niet de stomste gortbuik, die zich aan deze strop durfde wagen, maar nu zijn de voorwaarden, hoor ik. zeer aanlokkelijk. Ik geloof zelfs dat pensioen in 't vooruit zicht wordt gesteld. Maak dus gebruik van de gelegen heid en sta niet te twijfelen aan de deur. t t. (Hongaarsche schets) door K. ROGGEVEEN. Vervolg. De jongeman verscheen ook de volgende avonden *n sprak weer over het weer en de kansen van den oogst. Op zijn hoed prijkte nu steeds een bloem. Door de Zondagsspelen wist het dorp, van wie hij tt had. Vica kon niet slapen, voor Klarinjo terugkwam. En nieuwsgierig luisterde zij er naar, hoe zij met hur, liefde vorderden. •.Vanavond heb ik een heerlijken avond gehad", "u'sterde Klarinjo. „Pista heeft mij gekust." .De hand van Vica, die op den schouder van Kla rinjo rustte, beefde. „Hoe was het, hoe gebeurde het? Toe, vertel het nilj precies" ..Wei, toen hij bij het hek stond, zeide hij, dat dat zoo puntig was. En hup, daar sprong hij er overheen, en stonden wij onder den nooteboom. En toen hij daar mijn hand vast hield, drukte hij mij opeens aan zijn borst en drukte een kus op mijn wang. Maar lang, lang, oneindig lang." „Hoe dan, hoe?" Klarinjo hief haar hoofd op on drukte haar lip pen op Vica's wang. „Zoo". weldadige warmte voer door Vica's lichaam. „wat ben jij gelukkig", fluisterde zij. uen volgenden dag regende het. Toen het avond was^ zeide Vica tegen haar zuster: „Hoe moet je nu vanavond uitgaan?" Klarinjo begon te glimlachen. „Ook daarover hebben we al gesproken. Op een avond, toen de lucht bewolkt was, vroeg hij mij, hoe wij elkaar zouden ontmoeten, als het regende. „Heelemaa! niet", antwoordde ik „wij zullen wach ten tot het weer weer helder is." „Maar," zeide hij, „wat zal er dan gebeuren, als het een heele week niet helder wordt?" Daarna spraken wij af, dat wij elkaar zouden ontmoeten bij de schuilplaats. De schuilplaats was hun oude bouwvallige huis, de achtergevel van den klei muur lag in den tuin. Onder de goot bleef de grond droog. 's Avonds hield de regen op. Klarinjo sloeg haar bovenrok over haar hoofd en sloop uit den voorhof weg. Vica hoorde de tuinpoort knarsen. Eenigen tijd zat zij in den voorhoof in gedachten, terwijl zij haar peinzend gelaat naar den tuin had gewend. Daarna stond zij op, en ging ook naar bui ten. Zij voelde, dat de lucht vol aangename damp was, en dat het niet licht was. Toch sloop zij gebukt naar de schuilplaats. Soms bleef zij staa,n en luisterde aandachtig. Het dorp zweeg. Ook de nachtegalen hadden op gehouden met zingen. Slechts in de verte baste een hond, de hond van den pastoor. In den tuin was het stil. Alleen het zachte tikken van waterdruppels was af en toe hoorbaar, wanneer die van de takken op het gras vielen. Vica sloop dus weg uit den voorhof. Opnieuw stond zij te luisteren. Nu hoorde zij reeds fluisteren. Dus de jongeling was er reeds. De tuin poort staat open. Vica glijdt er als een schaduw door. Voorzichtig ontwijkt zij de uienbedden. de bessen- struiken en de erwtenplantjes. Bijna tot den grond gebukt schuifelt zij naar de schuilplaats. Het geluid van het gefluister bereikt haar als een ademtocht van den wind Als in hinderlaag is ze al voortgeslopen tot den binnenhoek van de schuil plaats, maar de woorden verstaat zij nog niet, Langzaam, voorzichtig sluipt zij naar binnen. Bij den hoek moet zij nog tegen een onwillige deur wor stelen. 's Winters huisden daar de ganzen. Het kost haar groote moeite de deur te openen, minuten duurt het, eer zij haar zoover kar openen, dat zij er door kan. Boven, voor in den muur is een gat. Daarheen sluipt zij. Als zij tot daar toe kan komen, zal zij kunnen verstaan, wat zij spreken. Maar dat is niet gemakkelijk. In de schuilplaats moet zij nog over een hoop tentdoeken. Achteraan liggen de stukken van een uit elkaar gevallen wagen Zij moet er voor oppassen, dat het een of andere rad niet omvalt, niet kraakt, niet knarst. En verder gaat zij, tastende, luisterende. Onder het voortgaan brengt zij haar gewicht zoo voorzich tig mogelijk van het eene been op het andere over. Ze weet ook, dat onder het venster een oude kuip met gaten ligt. Die moet zij omkantelen. Dat duurt minuten. Eindelijk is zij bij het gat. Voorzichtig gaat zij op de kuip staan en luistert. De jongeling zegt: „Heb je den vorigen nacht van mij gedroomd?" „Het is mijn gewoonte niet over mannen te droo- men", antwoordt Klarinjo schertsend. „En je hebt gister zelf tegen me gezegd, dat ik zelfs in je droomen bij je was." „Jawel, dat is wel waar. Maar er waren nog ande ren in den molen. Wij lieten beiden koren malen". „Waarover zou mijn duifje dan droomen, als het niet over koren was Hierop gaf Klarinjo geen antwoord. Een geluid was hoorbaar, alsof een regendruppel in het water viel. Vica beeft. Daarna duurde het gesprek weer voort. Zij spra ken erover, dat, wanneer het weer ook Zondag re genachtig zou zijn, Klarinjo aan haar ouders zou vra gen, of Pista op bezoek mocht komen. „Vraag jij", ontwoordde Klarinjo weigerachtig. Langen tijd konden zij het daar niet over eens wor den. Tenslotte vond de jongeling het goed, dat hij haar vader na de kerk naar huis zou vergezellen en dat hij hartelijk met hem zou praten. De ouders hadden toch al vermoeden van de zaak. De vader ^ou zeker voor de deur zeggen: „Kom maar mee naar bin nen, mijn zoon." Daarover hadden zij zoo'n pret, dat een lange kus- partij volgde. Het hart van Vica klopte bijna hoorbaar. Haar wangen gloeiden. Als versteend, half bezwijmd, stond ze daar in haar hinderlaag. Zij keerde zoch om om terug te sluipen, maar daarna wendde zij zich toch weer naar het gat met haar hand aan haar oor. Doch toen nam het verliefde paar reeds afscheid. „Dag mijn schat, van mij alleen." „Dag Pista." Er volgden weer zachte kussen. Klarinjo zeide met zachten drang: „Ga nu weg. Ga nu weg! Ik ben al veel te lang buiten gebleven." Maar de jongeling aarzelde nog steeds. Toen hoorden zij voetstappen in de richting van de deur van den voorhof en Klarinjo zeide verschrikt: „Oh, je, mijn vader!" Daar werd het ritselen van haar japon en het knarsen van de tuinpoort hoorbaar. De jongeman bleef nog een oogenblik staan, daarna sloop ook hij weg, liep door den tuin en brak toen met een ge kraak het hek; doch hij herstelde dit eerst. Vica zeide niets bij het naar bed gaan. Voor het eerst in haar leven sloot zij haar hart voor haar zuster. Dagen lang was zij stil en in gedachten ver zonken. Als men haar om water zond, bleef zij lang weg. Zij ging dan naar de weide en zwierf daar droomend rond. Soms zocht zij bloemen en vlocht er een kroon van. Die zette zij dan op haar hoofd en betastte die met een glimlach. Nu eens zat zij minu ten lang op een steen of in het gras, dan weer zat zij te droomen, onbewegelijk stil. Daarna nam zij de kroon van haar hoofd en haalde die weer uit elkaar. Op zekeren middag ging zij naar de ganzenhoeden de kinderen en riep een meisje bij haar. „Marinja", zeide zij geheimzinnig, „ik heb een lieveheersbeestje gevangen. Laten wij eens kijken, waar het heen vliegt." Waarlijk, in haar hand zat een lieveheersbeestje. Het blinde meisje opende haar hand en glimlachend maakte zij het meisje er op opmerkzaam, hoe het torretje begon te loopen, hoe het langs haar vinger naar boven liep. En zij zong tegen het torretje: „Vlieg, vlieg, lieveheersbeestje! toon mij mijn weg, waarheen voert die? Naar het Westen, naar het Oosten! Naar den grond, naar den hemel? Of laat je me hier?" Het lieveheersbeestje kroop als met tegenzin ver der. Twee keer moest zij de vragen stellen. Eindelijk ging het toch: het kroop en kroop uit de

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1932 | | pagina 21