VOOR
onze jeuGD
1
DE SCHAATSEN
Ho® Sint Nicolaas zich in het adres vergiste en
hoe Piet het goed maakte).
Op den schoorsteen bij Kees van Laar thuis
stond een kleine spaarpot. Het was zoon ge
zellige spaarpot met een ondeugenden jongen er
op, die door een verschrikkelijk dikken agent
werd achterna gezeten. Kees was er nooit achter
gekomen, waarom de jongen zoo hard wegliep;
hy begreep alleen, dat hij niet veel goeds had
Uitgevoerd. Belletje getrokken misschien?
Die spaarpot was iets waar Kees heel trotsch
op was. En dat was geen wonder. Alles wat
hij kreeg op zijn verjaardag of bij een onver
wacht bezoek van een oom of een tante van
buiten de stad stopte hij in de smalle gleuf
bovenin.
En niet alleen alles wat hij kreeg, maar ook
als hij wat verdiende. Wanneer hij bijvoorbeeld
voor zijn vader een paar schoenen wegbracht
de vader van Kees was namelijk schoen
maker dan gebeurde het wel. dat hij even
moest wachten. Dan kreeg hij nu eens een paar
centen, dan weer eens een stuiver. Dat was
eigen verdiend geld en ook dat ging de spaar
pot in. Kees luisterde altijd aandachtig naar Jt
luid, waarmee het geld in het busje viel. En of
het nu verbeelding was of niet, maar het was
net of dat zelf verdiende geld met een veel
mooier geluid naar binnen rinkelde als dat wat
je zoo maar kreeg en waar je niets voor hoefde
te doen.
Het was midden November, toen Kees meer
dan anders naar zijn spaarpot toeliep, hij nam
het busje telkens op en woog het op zijn hand.
Af en toe wilde hij wel dat hij er doorheen kon
zien. Maar dat ging niet: blik is nu eenmaal
geen glas. Het eenige wat Kees kon doen was
eens flink schudden. Dan hoorde je tenminste
den inhoud rammelen, maar veel schoot je er
toch niet mee op. Aan het geluid alleen kon je
niet hooren hoeveel er in zat.
Waarom stelde Kees vooral zooveel belang in
Zijn spaarpot toen het midden November was?
Dat zal ik jullie vert*llen.
Als het de laatste, dus den 30sten November
was, dan haalde de vader van Kees een groot
6tuk bruin pakpapier te voorschijn, zoo'n stuk
waar anders altijd de schoenen in werden ge
pakt. Ditmaal was het echter niet voor schoe
nen bestemd. Waar dan wel voor?
Wel, voor de spaarpot van Kees.
Daar werd een keurig pakje van gemaakt en
vader schreef er op in mooie rondschrift-
letters:
Aan Sint Nicolaas. Madrid, Spanje.
Zoo ging de spaarpot van Kees de deur uit
en er was een briefje bij ingesloten, dat Kees
niet te lezen kreeg, hoewel hij wel een beetje
wist, wat zün vader er in geschreven had.
Kees had ditmaal met nog meer spanning
dan anders dan 30sten November afgewacht.
Toen het eindelijk zoover was. mocht hü zelf
zijn spaarpot inpakken, want zijn vader had
het te druk. En ook de moeder van Kees had
geen tyd om te helpen. Dat kwam omdat de
familie van Laar juist twee dagen van te voren
verhuisd was.
Kees had deze keer een heele groote wensch.
Hü wilde dolgraag een paar schaatsen, een paar
echte Friesche schaatsen. Die waren niet goed
koop
En nu zat er wel aardig wat in het busje en
het woog vrij zwaar, maar het waren toch meest
centen, die er in zaten
Toch had Kees het er maar op gewaagd en
zijn vader zijn lievelingswensch verteld.
Haastig had vader van Laar het adres en het
begeleidend briefje geschreven en zoo ging de
spaarpot van Kees de deur uit.
Het was 3 December, toen moeder van Laar
's morgens wat op bed bleef liggen. Ze had
hoofdpyn. Later op den dag moest de dokter
komen en toen bleek, da ze een flinke griep
had. Het was de schuld geweest van de verhui
zing, die middenin de gure winterdagen had
:plaats gehad.
Dat werd een trieste dag in het huis van den
schoenmaker. Kees moest thuis blijven van
sohool en met zijn vader moest hij al de dingen
doen, die moeder anders deed.
Moeder zelf lag met een bleek gezicht op bed.
Als Kees kwam vragen hoe het ging, dan lachte
ze een beetje en zei. dat ze den volgenden dag
weer beter was, maar Kees geloofde het maar
half.
Er was den volgenden dag dan ook nog geen
sprake van, dat ze op mocht. Het gewone eten
mocht ze ook niet hebben, alleen maar pap en
melk en een ei. En verder vruchten, veel vruch
ten
„Vader", zei Kees dien middag. ,,ik wou, dat
u een nieuw briefje schreef naar Sint Nicolaas".
„Waarom?" vroeg deze verbaasd.
„Om mijn spaarpot terug te vragen", zei
Kees „Voor het geld, dat er in zat. hadden we
mooie druiven voor moeder kunnen koopen.
Daar houdt moeder zoo van en dan zou ze vast
weer gauw beter zy'n'
„En je schaatsen dan, Kees".
,.Die kan ik het volgend jaar wel krijgen",
antwoordde Kees, „en misschien is er dit jaar
niet eens ijs, dan zou ik er toch niets aan heb
ben".
„Je bent een lieve jongen".
Vader van Laar streek zün zoon over rijn
donkere krullen.
Dien zelfden middag nog zag Kees zün vader
een briefje schrijven. Dat werd dadehjk wegge
bracht en des avonds al kwam er een mandje
met prachtige druiven, en er kwamen nog peren
en perziken ook bü-
..Aan wie heb ik dat te danken vroeg
Kees' moeder blü en verrast.
„Aan Sint Nicolaas", zei Kees en hij knip
oogde eens tegen zün vader, Hü had afgesproken,
dat ze niet tegen moeder zeggen zouden, dat het
van het geld uit Kees spaarpot was.
Moeder van Laar werd vlug beter.
„Ik geloof werkelük, dat het van die heer
lijke vruchten van Sint Nicolaas komt", zei ze
telkens weer en dan moest Kees zich om draai
en. want dan kreeg hij een kleur van blüdschap.
Toen het 5 December was. mocht moeder het
bed uit. Kees en zijn vader hadden er voor ge
zorgd, dat de kachel flink brandde, en daar zat
moeder nu weer met een gelukkig gezicht.
's Avonds werd er als gewoonlijk dampende
chocolademelk geschonken. Toen het tegen half
acht liep en er nog steeds niet heftig aan de
deur gebeld was. zei moeder:
„Ik begrijp niet waar Sint Nicolaas blü ft".
„Nee", zei vader, terwül hü zün zoon aan
keek, ,,ik begrijp het ook niet goed".
Toen schoot Kees plotseling iets te binnen,
een prachtige oplossing.
„Ik weet het", riep hij uit. „Sint Nicolaas
weet natuurlük niet dat wij verhuisd zün. Toen
is hij naar het oude huis gegaan en daar wisten
ze niet waar we woonden.
Hü had nog niet uitgesproken, toen er ge
weldig hard aan de bel getrokken werd.
„Wat zou dat zijn", vroeg Kees' vader. Hü
liep naar de voordeur.
Kees en zyn moeder hoorden even later druk
praten in de gang.
Toen kwam vader van Laar terug. Hü droeg
een pakje, dat hü dadelük aan Kees gaf.
„Wie was het", vroeg moeder.
Vader glimlachte.
„Onze jongen had gelijk", zei hü. „Sint
Nicolaas had zich in het adres vergist en er niet
aan gedacht, dat wü verhuisd waren. Maar Piet
den knecht schoot het op het laatste oogenblik
nog te binnen. Piet dacht ineens aan het extra
briefje, dat hij gekregen had en toen wist hü
meteen weer ons nieuwe adres".
,,Wat was dat voor een extra-briefje
vroeg moeder nieuwsgierig en ze keek Kees aan.
Maar die hoorde niet dat hem wat gevraagd
werd Met een hoogroode kleur zat hü te küken
naar wat hij zoo juist had uitgepakt.
Het waren een jaar fonkelnieuwe schaatsen.
SIMON CARMIGGELT.
Brief van lzaak aan Sinterklaas
Sinterklaas, ik wou U schrijven
Waaraan ik al wéken denk.
M'n voornaam is dat wéét U lzaak
Maarm'n tweede naam is Henk.
Ik wil niet begeerig wezen
maareen I-tje is zoo klein.
'k Heet óók Henk, dus óók een H-tje
zou me welgevallig zijn.
Moeder zei: wanneer je cijfers
van 't rapport behoorlijk zijn
Geeft de Sint je veel geschenken
En dat snapt U vond ik fijn!
Tienen stonden niet geschreven
op 't rapport dat 'k kreeg helaas
Maar als 'k alle cijfers optel,
Krijg ik twintig, Sinterklaas!
Sinterklaas, ik wou nog schrijven
Dat 'k nooit uit de strooppot eet
'k lust véél liever suiker, ziet U
Gegroet van lzaak (die ook Henkie heet).
SUZE LANDSTRA.
EVENTJES LACHEN.
De slimme bedelaar
Een landlooper kwam eens bij een dame
en vroeg of zij misschien oude kleeren voor
hem had. De dame ging in de kleerkast
kijken en jawel, daar hing nog een oude
broek van meneer. Ze bracht de broek bij
den bedelaar, maar nu bleek al spoedig, dat
de man van de dame vrij wat dikker was
dan de arme bedelaar.
De bedelaar echter wist hier dadelijk iets
op. Hij zei tot de dame: „Och, mevrouw, als
U mij er een flinken maaltijd bij geeft, zal
het wel gaan."
lUttg.
SINTER ST4ASAVOND
Ben kleuterver^je.
rommelt of de trappen!
Jrappen
U.j, 1
1*0
c/,tXal tan ve=-»ja
zin - ^«n,
vrositjfc
j
ifr\npo\
i
y
1 "l
M.
HANS IS ER VANDOOR.
De Sinterklaastijd was voor Karei altüd het
prettigste deel van het jaar geweest. Waarom
wist hü eigenlijk niet zoo precies. Je kreeg
cadeaux en dat was fijn natuurlük, maar als je
jarig was, waren die er toch óók, en toch vond
Karei den verjaardag van Sint Nicolaas pretti
ger dan zün eigen verjaardag. Het was op straat
altijd zoo gezellig. De winkels waren verlicht of
het feest was en voor iedere étalage kon je
eigenlijk wel een uur lang blüven küken, zóó
mooi was alles wat er in was uitgestald. Karei
was in het begin van December, als de Sint op
reis naar Nederland was, altüd in de beste
stemming. Ja, Sinterklaasfeest was heerlijk
Hoe kwam het toch. dat Karei dit jaar, in
het begin van December, heelemaal niet blü
was? Integendeel. Hü keek, wat je noemt sip.
en de heerlijke avond, dien hü in het vooruit
zicht had. kon zijn slechte stemming nauwelqks
verbeteren. Ik zal jullie vertellen hoe dat zat.
In het einde van October was de oom van
Karei, oom Hendrik, op een goeden dag meteen
prachtig geschenk voor zün neefje komen aan
zetten. Weten jullie wat dat was Een mooie
duif was het. Karei had namelük een duiven
hok getimmerd op het platje aan de achterzijde
van het huis. Hy wilde duiven gaan houden,
want hij had daar vooveel van gehoord, dat
hij de genoegens van het bezit van een p
mooie duiven zélf wilde meemaken. Het hok was.
na een paar vrije middagen hard werken, kant
en klaar, maarde duiven lieten op zich
wachten. De vader en moeder van Karei voel
den namelük weinig voor de nieuwe liefhebberij
van hun zoontje. Ze zeiden .Maak jü je huis
werk maar en hang niet den geheelen dag op
het platje."
Daar was misschien wel Iets van waar. Karei
was namelyk zóó geestdriftig voor de duiven-
houderü, dat hü z'n sommen en z'n taallessen
wel eens vergatMaar, zooals ik al zei: oom
Hendrik bracht op een mooien Octoberdag de
eerste bewoner voor het hok. Het was een
prachtige duif. een kropper. zooals Karei da
delük vakkundig zeide. Het best had vast niet
zoo'n beetje gekost, want het was een postduif.
Dat kon je zien aan het witte knobbeltje op den
snavel.
Jullie begrijpt, dat Karei dol-gelukklg was met
z'n duif. Hü zette het mooie beest in het splin
ternieuwe hok, ging er wel vijf keer per dag
naar küken, bracht even dikwijls voer en drin
ken, kortom leefde als het ware met en bü het
dier. Alles ging goed tot het vreeselijke op een
kwaden dag, in het einde van November ge
beurde. Teen Karei naar boven ging, om naar
z'n kropper, die hü „Hans" had gedoopt, te
kijken, bleek het hok leeg te zün. Het deurtje
stond open en Hans was verdwenen.
Karei werd bleek van schrik. Toen rende hü
naar buiten en keek in de lucht. Niets te zien
natuurlijk. Enal wès Hans daar ergens in
de wolken geweest, dan had Karei hem nog niet
terug gehad. Je kunt een duif nu eenmaal niet
navliegen.
Bijna huilend ging Karei naar zyn vader en
moeder en deelde het treurige nieuws mede. Hoe
het kwam, dat Hans uit het hok had kunnen
komen, begreep niemand. Vast stond in ieder
geval, dat hij weg was.
„Misschien komt hy morgen weer terug, jong"
zei oom Hendrik, aan wien Karei de vlucht van
z'n duif natuurlük dadelük ging vertellen. De
jongen leefde op.
„Zoudt u denken oom
„Ja jongen, ik geloof, dat het wel mogelijk is.
Het is toch een postduif
Maar jawel. Den volgenden dag was Kareis
eerste gang natuurlük naar het hok. En dat was
nog altijd leeg
Ook de daarop volgende dagen liet Hans niets
van zich hooren. Hü scheen de vryheid te ver-
kiezen boven het verblüf in het mooie hok.
want in ieder geval wis en bleef hü weg.
Kük, daérom was Karei zoo triestig toen het
tegen Sinterklaastijd liep. Misschien, dacht hij,
Sint Nicolaas op school.
krijg ik wel een andere duif, maar toch.. Hans
was iets bijzonders. Die was niet gemakkelijk te
vervangen.
Het was op den avond van 5 December, en in
het huis van de familie Hallema werd het Sin
terklaasfeest gevierd. Karei zat met zusjes en
broerjtes om de tafel. De pakjes waren uitge
pakt en ieder had de mooiste geschenken van
St. Nicolaas gekregen. De wenschen van Karei
waren ook vervuld. Een verfdoos en eenige boe
ken had Sinterklaas voor hem meegebracht. Hij
kikkerde er werkelük een beetje van op.
Toen de kinderen allemaal een kop chocola
1 een groot stuk boterletter hadden gehad,
sloeg het klokje van gehoorzaamheid. Het was
al tien uur en ze moesten naar bed. Karei ging
met de geschenken in zün arm de trap op. Daar
kwam hü bü het gangetje, dat uitliep op het
plat en plotseling moest hy weer denken aan
Hans. Zou hü nog even gaan kyken?
Karei liep naar het platje toe. Hü opende het
achterluikje van het hok en
„Vader, moeder kom eens gauw küken!!!!!"
„Wat is er jongen?"
„Hans is terug! Hans is terug! Kijk maar!"
lachte Karei.
En inderdaad, n het hok zat, parmantig en
netjes, de kropper. Hü at van de zaadjes die
nog in het bakje lagen.
„Zie je nu wel dat het een échte postduif
was!" riep Karei, als hadden zyn vader en moe
der dat altüd betwüfeld. „Hü ia natuurlük een
reuze eind weg geweest. In China of zoo iets."
Vader lachte.
JDat is misschien wel een beetje vér, jongen"
zei hij. „Maar het voornaamste is: Hans is terug
gekomen!"
Karei knikte.
„Dat is het fünsta Sinterklaascadeau, dat ik
ooit hem gehad", zei hy toen.
Vergeten.
Hannie was een zéér vergeetachtig mf
kon geen ochtend op school komen of
haar sommenschrift, of 't rekenboek thuis i
liggen. De onderwijzer had haar al dikwijls i
gegeven, maar het scheen dat Hannie het
niet af kon leeren.
Op Sinterklaasavond zat Hannie vol ven
ting aan tafel. Ze had een lange verlanj
•raar den Sint gestuurd. Ja, dat had ze nu
niet vergeten! Om negen uur werd er gebeldï
kwam Sinterklaas met Plet binnen. De uitdw
van de geschenken begon al dadelyk en[
broertjes en zusjes van Harmie kregen aü4
moois. Hannie wachtte en wachtte, maar...
héér kwam er niets!
Eindelijk scheen de Sint alles te hebber,
gepakt. Hij gaf vader en moeder een hand
wilde weggaan. Dat werd Hannie toch te nu
tig!
.Sinterklaas", zei ze met een hoog si
metje, „ik heb nog heelemaal niks gehad".
De Sint keek verwonderd.
„Och ja, jü bent Hannie hè?" zei hü
„Nou, dat is toch ook wat. Nu heb ik me
glad vergeten om voor jou wat mee te brei
Hannie huilde tranen met tuiten. Ze kon]
na niet tot bedaren komen. „Nu zie je
kind. hoe vervelend die vergeetachtigheid
zün", zei moeder-
De Sint kwam naast Hannie staan.
„Wacht eens even kleine meid", zei hj
lachend. „Ik was büna vergeten je te
dat er in de gang een paar pakjes voorJ^fj
gen. Misschien zit déór wel iets in
Hannie was haar droefheid van zooew
komen vergeten. Ze rende naar de gang
wel hoor. Daar lagen drie pakjes en daariwl
ten de dingen, die ze het liefst had willen
ben. Stralend van vreugde kwam ze weer s|
huiskamer. De Sint was al weg.
Maar het gevolg van het kleine lesje datl
Hannie had gegeven, was, dat zü in het ven
beter oppaste en nooit meer iets vergat!
SINTERKLAASAVOND.
Een kleuterversje.
Woorden en Muziek ANTON J. LAFPBéJ
Boem, boem boem!
Wie rommelt op de trappen?
De Zwarte Piet maakt grappen!
Kom maar binnen, k ben niet bang.
Tc Was wel zoet een heel jaar lang-
'k Zal een versje zingen,
Vroolük dansen, springen.
Boem, boem, boem!
Dag Sinter Klaas, mag 'k even
Aan u een handje geven?
Hebt U ook aan, mij gedacht,
Lekkers en wat moois gebracht?
'k Zal wat voor U zingen,
Vroolijk zün en springen.