Een tocht over den Afsluitdijk. Op Tibet's bergwegen. Donderdag 8 December 1932. SCHAGER COURANT. Tweede blad. No. 9190 Wat men te zien krijgt. Een kind als abt EEN MODEL-GEVANGENIS. Mr. H. Smeenge vertelt van zijn autorit over den verbindingsweg tnsschen Noord-Holland en Friesland. Mr. H. Smeenge schrijft ons: Nadat ik in de bladen herhaaldelijk allerlei berichten Md >?elezen over het voor het verkeer openstellen van den grooten zeedijk, herinnerde ik mij weer levendig de afspraak, destijds met oud-minister Lely. mijn medelid en tevens voorzitter van den Zuiderzeeraad gemaakt ^Niet de laatsten .te willen zijn die den weg Friesland Noord-Holland over dien dijk zouden afleggen, maar wel. zoo mogelijk, de eersten." Ik. helaas eenig overgeblevene van he' tweetal en reeds op hoogen leeftijd, zon op middelen zoo spoedig mogelijk den tocht te kunnen doen. Dit niet het minst, omdat ik meende op die wijze ook eerbiedige hulde te brengen aan de nagedachtenis van den helaas te vroeg ontslapen ontwerper van de Zuiderzeewerken. Zoo kwam ik op de gedachte om. nu de dijk nog niet voor het publiek werd opengesteld, een poging te wagen om van den heer Ir. Jan Lely. directeur Hoofduitvoer der van de Werken, verlof te bekomen Z.Ed. op een in spectiereis te mogen vergezellen. Tot mijn groote voldoening is deze toeleg gelukt. Dinsdag den 15den November te 9.50 uur vertrok ik. van mijne dochter vergezeld, met den sneltrein uit As sen naar Groningen, om vandaar naar Harlingen door te reizen. Wij arriveerden daar te ongeveer 12 uur. op gewacht door den heer Ir. Lely, die vergezeld was van Ir. Scherpenberg. chef van een der afdeellngen van het werk van de M.U.Z. HET BEGIN VANUIT FRIESLAND. Over een smallen klinkerweg reden wij daarna per auto pnder langs den machtigen, trotschen Friesohen Zeedijk, om na Zurig stijgende, op den grooten afsluit dijk te komen en kwamen wij na eenige minuten op het Kornwerderzand. Mijn eerste kennismaking met het kunstmatige eiland, op ongeveer een uur afstands uit de kust in de Zui derzee gevormd, tot verbazing van velen, tot bewonde ring van technisch bevoegden, dateert reeds van eenige Jaren geleden. Wij brachten hier een bezoek aan de woning van den heer Ir. Beckeringh Vinekers. een oude schuit een woon -ark thans. Wij zaten aan een eenvoudige, doch smakelijke kof fietafel. waarbij men ons tegelijkertijd een en ander me dedeelde over den stand der werkzaamheden. Deze me- dedeelingen ontlokten mij. weer bulten gekomen, de op merking: „Welk een groot verschil tusschen nu en mijn eerste bezoek hier. In mijn quallteit van lid van den Zuiderzeeraad gebracht en dat in zoo'n korten Uü" De dacht daarbij aan de groote sluis, die de schip- pen en visschers in de gelegenheid stelt van het Ussel- aett te komen op de Noordzee of de wadden en welke ik zag openstaan naar de zijde van de binnenhaven, dit te eerder, omdat mij als voorzitter van de schippers- vereenlging „Schuttevaer". bekend was de wijze waarop, tijdens den bouw en de andere werkzaamheden hier en in de omgeving, door de Directie van de Zuiderzeewer ken was getracht het oponthoud zoo kort mogelijk te maken en mede andere belangen van de betrokkenen zooveel mogelijk te dienen. Dit stemt tot groote erken telijkheid. Bedoelde groote sluis wordt, dank zij de ingenieuse vindingen, op dit gebied in toepassing gebracht, elec- trisch bewogen. Eén eenvoudig onderlegd, actief man Is voor de bediening voldoende, Men reed verder met ons over den boulevard liggende naast de spuisluizen en stelde ons zoo in de gelegenheid van nabij kennis te maken met een der meest maohtige middelen om te zijner tijd tot volledige uitvoering te brengen, wat de ontwerper zich voorstelde, „verlaging van het peil op het overblijvende IJsselmeer tot 40 N.A.P.. het peil dat noodig is om tc voorkomen de oude overlast van water en volledige wasdom aan planten en veldvruch ten te verzekeren." EEN DIKKE MIST BELEMMERT HET UITZICHT. Ik vergat U te vermelden, dat wij de tocht niet onder de meest gunstige omstandigheden mochten maken. Er hing een zware mist, die gedurende den geheelen rit niet optrok, zoodat van het genieten van vergezichten die daar anders beslist mooi zullen zijn geen sprake was. Gelukkig, wij moesten ons nu alleen tot den dijk en wat daarop was waar te nemen, bepalen. De heer Lely, die de auto bestuurde, maakte de op merking: ..Ik rijd bedaard, al kunnen ons hier. in ver band met het verbod om langs den dijk te rijden, niet anders tegenkomen dan groote of zware werk-auto's, het zicht is al zeer slecht". „Zoo'n bestuurder, was mijn Wederwoord, heeft mijn groote sympathie, ik meen nog Utiid. dat wel 95 pet. der auto-ongelukken niet zouden toorkomen, indien met meer kalmte werd gereden." Niettegenstaande het zicht zeer was beperkt, kwam De toch onder den indruk van de breedte van den rij weg met de aan beide zijden daarvan loopende royale fiets- en voetpaden en de aan mijn rechterhand naast de kruin van den Zeedijk aanwezige ruimte voor een toekomstige spoorbaan. Geheel stil was het langs den weg niet. een 300-tal arbeiders was op meerdere plaatsen bezig den dijk af te werken. Langs den weg lagen op regelmatige afstanden de haspels met kabels voor nieuwe en korte telefonische verbinding FrieslandHolland. De afsluitdijk is aan den voet. naar ik verstond 90 M. br-ed, de uitdrukking „Kolossaal" is dan zeker voor dezen dijk gepast. Het pleiten dat ik in den loop der jaren,, In de beide Kamers van de Volksvertegenwoordiging, herhaalde lijk hoorde, ja ook zelf deed, om te betoogen het wen selijke van het gebruik van baksteen voor de be strating, heeft kennelijk ook hier effect gehad. Afwisselend vindt men op den rijweg kilometers be ton en klinkerbestrating. Men zal wat deze laatste betreft, althans nu, moeten erkennen, dat zij voor een betonwegdek niet behoeft ender te doen. Rijdende over de Middelgronden en Javaruggen, Passeerden wij de Provinciale scheiding tusschen Noord-Holland en Friesland, aangegeven docr een wit- geverfde paal. Niet lang daarna bereikten wij ,,de vlieter". Ik herinnerde mij levendig, hoe op 24 Mei j.1. toen In gezelschap van vele andere Eerste Kamerleden «et voorrecht had voor de laatste maal het werk hier °g eens te mogen zien, alles toen leven en bedrijvig- neid was. Daar werd gearbeid en gezwoegd om de atste opening in den geprojecteerden dijk te dichten, ac tig was de vloot nu niet van oorlogsschepen aJgermachinc*s- grijpers en lossers, die men daar de omgeving had saamgetrokken, om den strijd Mr. H. SMEENGE. tegen het water te winnen. Allen waren reeds toen onder den indruk van het komende, de gebeurtenis die tegen het einde dier week werd verwacht. Op Zaterdag 2S Mei daaraanvolgende had niet onder het gelul van klokken, doch wel or.der het gegil en geloei van de sirenes en stoomfluiten van al de daar en In den omtrek aanwezige schepen het groote feit pïaats, „de Noordzee werd van de Zuiderzee af gesloten". Zoo werd tot stand gebracht het groote werk, waar naar de geheele technische wereld van binnen- en buitenland zoolang met spanning had uitgezien. Op alle aanwezigen maakte dit volgens de bladen een diepen Indruk. Dat onder do aanwezigen velen, zoo niet allen leedgevoel hadden over het feit dat hij die het grootsche plan ontwierp, de aanvankelijke vol" tooiing niet mocht zien, wie betwijfelt het? Hier was voltooid een groot werk, de Nederlc.ndsche TEGENGEHOUDEN DOOR BURGEROORLOG. Reisindrukken van Arthur Robin. KATMANDI (Nepal), November 1932. VOORZICHTIG bestijgen de zwaar beladen muildieren de steile bergpaadjes. Met schijnbare aarzeling zetten zij hun hoeven op de sporen van het voorafgaande dier, als of zij voortdurend de stevigheid van den grond wan trouwen. We gaan steil naar boven. Links van ons rijst dreigend de kale bergwand vol spleten op, voor ons ligt het brokkelige, nauwelijks een halven me ter breede pad. dat in den loop der eeuwen door tal- looze karavanen is uitgetreden, en rechts gaapt een steile afgrond, waarvan wij door de kolkende nevel massa's den bodem niet kunnen zien. De kleinste misstap beteekent hier de dood voor mensch en dier. Gower Ten glimlacht- Als grimmige wachters van een door rombere de monen bevolkt land teekenen de woeste, gespleten bergtoppen zich af tegen den reeds donkerenden he mel. Spoedig zal ook het laatste licht van de on dergaande zon verdwenen zijn en nog steeds is het klooster, waar wij den nacht zullen doo -brengen, niet in zicht Ik uit mijn ongorustheicf tegen onzen gids. den onvermoeibaren Gower Ten* die ons door de Britsch-Indische Regeering ter beschikking is ge- s'-'d en een heel pakje aanbevelingsbrieven van ont dekkingsreizigers, militairen en touristen bezit. Hij glimlacht slechts, waardoor hij het feit openbaart, dat hij al menige tand mist. „Het klooster komt spoedig", troost hij: „Dan kan de Sahib eten en goed slapen". Hoogtevrees. Bij een bocht verloor de toch reeds smalle weg bijna een derde van zijn breedte. Wij ademden moei- liik in de ijle lucht. En plotseling greep do angst mij san. .Het was, alsof ik toen pas besefte dat even uitglijden, een losse steen, een schrikken van het muildier het einde beteekende, een afschuwelijke dood! Een vreemd gevoel in mijn maag. in mijn hart. een mat, duizelig revoel in mijn hoofd. Instinctief klem ik mijn beenen vaster om het warme dieren- lichaam en sluit de oogen. Als ik maar niets zie, gaat het wel over. Met de gelijkmoedigheid van ervaren Tibetanen, voor wie afgronden en rotsspleten niets bijzonders ziin, stappen de muildieren nog tamelijk snel door. Na een poos, die een eeuwigheid schijnt te duren, begint het pad te df.len. Het voert naar een dal n langzamerhand wordt het nu ook broeder en beter begaanbaar. Er komen paden op uit. die voeren naar holen in den grond. Op het zien van onze kleine, ka ravaan komen er dik ingepakte Mongolen uit te voor schijn, Kudden wollige yaks grazen op de schraal met kruiden begroeide berghellingen. Voor de zware tenten smeulen kleine vuurtjes; men verbrandt daar mest om de muskieten weg te houden, die met het vallen van den avond in groote zwermen op komen zetten. Deze kwelgeesten zijn in dit land uiterst kliin: men kan ze haast niet zien- Op elk levend we zen vallen zij aan; zij zetten zich vast in den neus en trachten binnen te dringen in mond, ooren en ooghoeken. Er helpt niets tegen dan een doek om het hoofd en berusting in het onvermijdelijke. Een regcerend kind. Het was volkomen dor.ker geworden, toen het op een vesting gelijkende klooster in het gezicht kwam. Regeering, die in deze moeilijke tijden de gelden be- sohikbaar stelde, tot eere! de opeenvolgende Directeuren-Generaal van de Zui derzeewerken. de heeren Wortman en de Blocq van Kuffeler en hun uitgebreide Staven van medewerkers, tot grooten lof! de uitvoerders van dit werk en allen die daaraan van hoog tot laag hun arbeid mochten verleenen, tot glorie! laten wij hopen Nederland in zijn geheel tot heil! VANAF DE VLIETER TOT AAN DEN OEVER. Van dit punt op de Vlieter tot de Sluizen op Den Oever is niet ver. Bij de Spuisluizen gekomen, zag ik de buitenste in werking. Met dankbaarheid zag ik ge weldige v/atermassa's binnen stroomen om ze aan de zeezijde met donderend geraas over het Stortebed te zien wegvloeien. Dit was voor mij, die het lot van het IJsselmeer nog al eens had besproken, zeker het treffendste oogenblik van de rit. Daarna kwamen wij aan het directiegebouw van de M.U.Z. en moesten van onze vriendelijke geleiders af scheid nemen. Deze spoorden aan met het oog op het vervolg van de reis en den zwaren mist, niet te talmen zoodat er geen anderen tyd was dan hartelijk dank te zeggen. De tocht, waarnaar ik reikhalzend had uitgezien, waarvan ik mij zooveel had voorgesteld, was volbracht de mist war helaas dikker gewordeu en de reis naar Alkmaar werd na een hartelijke dankbetuiging aan hen, die mijn dochter en mij daartoe hadden in staat gesteld, voortgezet. Had men op den dijk .'angzaam gereden, van het gebouw der Directie van de M.U.Z. af naar Alkmaar moest en kon niet anders De wegen naar en op het eiland zijn in der. ouden tijd aangelegd met net oog op wat toen noodig was niet op dat wat zich na het begin van het greote werken nu op Wieringen afspeelt. Het was daarom door de Regeering juist en goed gezien, met het openstellen van den verbindingsweg FrieslandHoliar.d nog wat te wachten. Eerst moeten de wegen op en naar het eiland naar den Wleringer meerpolder en den Zeeweg in orde worden gebracht. Gelukkig, men doet het zorgvuldig en goed. Geeft dit in gewone omstandigheden reeds veel oponthoud, nu te meer, nu bussen en tractors met aanhangwagens daar ook reeds burgerrecht verkregen. Het was dan ook verbazend moeilijk, dit einde van den tocht. Van Wieringen naar de Van Ewijcksluis ging beter, evenzeer als later langs het Noord-Hollandsch Kanaal. Onze chauffeur, een jonge man, met temperament en konnis van den weg als de beste, zag onze positie zeer goed in en betrachtte voorzichtigheid in de hoogste mate, wat zelfs hem ontlokte de uitspraak: „Ik zal er terug cok langer over doen dan normaal". Gekomen dicht bij Alkmaar werd de mist nog dik ker. de bedrijvigheid op den 'Weg grooter. terwijl het rijden van den stoomtram nog meer oplettendheid van den bestuurder einchte. Aan het stction gekomen, waren de reizigers heel dankbaar voor al de goede zorgen, die ook op het laat ste deel van den tocht aan hen waren besteed. Deze dag zal mij, hoop ik, onvergetelijk zijn. Moge in dien tijd nog veel tot stand worden ge bracht. Onze gids begon te onderhandelen met den poort wachter, een monnik met een gele muts op. Er ging meer dan een half uur mee heen, voordat de mas sieve vleugeldeuren opengingen om ons toegang te geven tot de ruime binnenplaats van het klooster. In het licht van eenige teerfakkels. die werden op gehangen, door kinderen van de kloosterschool, za gen wij uitgestrekte gebouwen. Een broodmagere oude man bracht ons langs verweerde steenen trap pen naar het logeergebouw, waarvan de vensters door zware blinden waren afgedekt. Midden in de ontvangzaal, waar aan een der dak balken een Chineesche lantaarn een flakkerend licht verspreidde, stond een jonge monnik, eigenlijk nog een kind. Naast hem stond een grijsaard met een reusachtigen hoornen bril. Aangezien onze gids zich voor den jongen op den grond wierp, was het voor ons duidelijk, dat deze kanpo (abt) van het klooster was. Met een zachtmoedigen glimlach beantwoordde hij onze buigingen en bijna fluisterend sprak hij zijn woorden van begroeting. „Gij moogt duizend jaar oud worden", vertaalde Gower Ten. „De Kanpo verwelkomt U en vraagt naar Uw reisdoel". Wij gaven toen den door de Nepalische Regeering verstrekte aanbevelingsbrief, een stuk geel papier, dat bijna een meter lang was en bedekt met in gewikkelde Indo-Chineesche letters. Het werd lang en met aandacht bestudeerd. „De zeer aanzienlijke heeren willen dus naar Lhasa?". Wij knikten bevestigend. „Dat zal niet gaan, want er is van den Djongpan (gouverneur) van het grensdistrict bericht binnenge komen, dat vreemdelingen moeten terugkeeren". In het land van den burgeroorlog- De heer Macomb van den Britsch-Indischen gehei men dienst, die voor onofficieele, doch zeer belang rijke zaken naar Lhasa moest, protesteerde in groote opwinding. Doch de kinderlijke abt glimlachte slechts. „Er heerschte burgeroorlog in het land", vertaal de Gower Ten. „De monniken van Bara hebben eeh bondgenootschap gesloten met de Chineesche hon den en trekken met hun leenheeren naar Lhaza op. Directeur wil zelf alles meemaken. Met het gevolg, dat hij tenslotte een vertrekje in zijn eigen „huis" kreeg. In het Grieksche stadje Lamia staat een gevange nisje. Degenen, die de films ..Menschen achter tralies" en „Gevangenis" mochten aanschouwen, hebben nog maar een zeer eenzijdige kijk op hotel „De houten lepel", want zij hebben nog geen kennis gemaakt met Lamieesche toestanden. De directeur van het strafhuis Lamia liet de aan, hem toevertrouwde schurken op de binnenplaats sa menkomen en sprak hen toe. Hij legde den nadruk cp den nood der tijden, op de kortheid van het bestaan cti op de voordeelen der vrijheid. Hierop knipoogde hij hartelijk en sprak: „Gaat dus om beurten naar huiter, de wijde wereld In en kom terug met... iets waardevols, in den zin, die het gilde daaraan hecht... Wanr.eer ge niet weerkeert, zult ge als ontsnapt -.'•orden opgegeven en eens een zoo zware straf krij gen. 3ovendion zal ik Uw geachte kameraden laten, gepsolcr, wanneer ik niet binnen den gestelden tijd Uw gelaat terugzie." De eerste boef die werd losgelaten, prefereerde het in de wijde wereld te blijven, maar zond z'n portret, „opdat meneer de directeur binnen den gestelden tijd rijn gelaat terugzag'. Hij werd echter weer opgepakt en daar het vertrou wen des directeurs onwankelbaar was, zond hij het sujet ten tweede male uit Dit keer liet hij niet lang op zich wachten, maar vertoonde zich weldra weer binnen de muren van het gebouw. Hij overhandigde den directeur de waarde volle resultaten van een kraak en kreeg een deel als provisie. Een tweede misdadiger werd van langere zitting onthevenen ook hij bereikte iets; hij beroofde een oude vrouw en vluchtte terug naar het punt vaa uitgang. Op deze wijze organiseerde de collegiale dlreeteus een keurbende, die te ongenaakbaarder was, doordat niemand op het idee kwam. dat als de bakermat dezer dieven- en moordenaarstroep de gevangenis zelf moest -•orden beschouwd. Werd een der heeren gesnapt, dan kwam denzelfden dag het bericht, dat no. zooveel het «trafhuis te Lamia ontijdig had verlaten en na „pogin gen van eigen personeel" niet was opgespoord. Op deze wijze redde men zich steeds uit de moeilijkheden, want langer dan een dag mocht geen Inbreker of massaslachter uitblijven. Dat ging goed tot de leden roekeloos en onnauwkeu rig werden en de talrijke arrestaties en ontvluchtingen verdenking begonnen te wekken. Bij een onverwachte inspectie trof men de bewoners der model-gevangenis in dronken toestand aan; enkele dr-mes luisterden het feest op; de directeur lag onder tafel. Men heeft den man, die alles wilde meemaken, daar op een vertrekje gegeven in zijn eigen huis. En sedert dien is hij niet van zijn kamer geweest. Gower Ten, onze glimlachende gids. De Regeering van den Dalai Lama kan niet instaan voor Üw veiligheid." Er gingen uren voorbij met vruchtelooze onderhan delingen. Na een overvloedigen maaltijd, die door monniken van lagere orde werd opgediend, verklaar de de abt, dat wij ons maar ter ruste moesten be geven om nieuwe kracht te verkrijgen voor de terug reis van morgen. Hij zou ons dan laten vergezellen door een compagnie scherpschutters, opdat ons geen kwaad overkwam. Wij waren wild van teleurstelling. De "heer Ma comb smeekte en dreigde, beriep zich op machtige personen, op vriendschappelijke relaties alles te vergeefs. De zachtmoedig glimlachende jongen blijft op zijn stuk staan. De heftigheid der blanke barba ren raakt hem niet. Is het zijn overtuiging, dat hij in honderden incarnaties duizenden jaren heeft be leefd, dat hij veroud is, meer weet dan wij en niets heeft te vreezen? In elk geval is er aan zijn besluit niets meer te veranderen. Zoo weinig geeft hij om ons. dat zijn kinderlijke lippen onverstoorbaar de voornaamste gebedsformule van dit land blijven pre velen: „Om mani padme hum". 4

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1932 | | pagina 5