Het vierde Eeuwfeest van Willem de Zwijger Donderdag 5 Januari 1933. SCHAGER COURANT. Tweede blad. No. 9205 De grondlegger van Nederlands zelfstandigheid. Uit de berichten in de couranten heb ben we kunnen vernemen, dat op ver schillenderlei wijze, voor het eerst morgen te Leiden, een herden king zal plaats hebben van het feit, dat het dit jaar den 2osten April 400 jaar is geleden, dat Prins Willem van Oranje op het slot Dillenburg werd geboren. Hij, de Vader des Vaderlands, is voor ons land van de grootste betee- kenis geweest. Hij was de grondlegger van Nederlands zelfstandigheid, de stichter van onze volkseenheid; hij heeft zijn leven gegeven voor den op bouw van een staat, die een geschiede nis van macht en welvaart achter zich heeft en die nog steeds, in aanmerking genomen zijn beperkt aantal inwoners, een zeer belangrijke rol speelt in het economisch en politiek wereldgebeu ren. Jeugd en opvoeding. Eerste jaren van zijn staatsmanschap. Graaf Willem de Oude en Juliana van Stolberg waren de ouders van Willem van Oranje. Zij kregen vijf zoons. Willem, Jan, Lodewijk, Adolf en Hendrik en zes dochters. Willem de Oude was hoewel hij ook Willem de Rijke werd genoemd niet zeer rijk aan aardsche goederen; hij was erfgenaam van de bezittingen van Eet huis Nassau „aan gene zijde van den Rijn", en die bezittingen waren niet talrijk. Toen prins Willem echter 11 jaar oud was. werd hij bij den dood van zijn oom. Rene van Chalons, tot diens univcrseele erfgenaam benoemd. Hierdoor waren behalve Oranje, ook vele goederen in de Ne derlanden en Bourgondië zijn eigendom geworden. De aanvaarding van dat bezit was overigens niet ïoo gemakkelijk. Het prinsdom Oranje werd hem betwist door den koning van Frankrijk en door den hertog van Longueville; door den invloed van den keizer evenwel werd zijn eigendom tenslotte volle dig erkend. Aan het hof van Marie van Hongarije te Brussel werd de opvoeding van don jeugdigen prins voltooid. Zijn vlug begrip maakte het hem mogelijk, zich zonder veel moeite vele kundigheden te verwerven. Hij leerde Latijn, Fransch, Spaansch, Duitsch en Vlaamsch. Door zijn innemend karakter had Oranje het ver trouwen en de genegenheid van Keizer Karei V ge wonnen. De keizer zelf maakte hem wegwijs in de doolhoven der staatkunde en bewonderde zijn groot inzicht in diplomatieke zaken. Herhaaldelijk vroeg hij hem in lastige gevallen om raad; Willem mocht de beraadslagingen in 's keizers Geheimen Raad bij wonen. In die omgeving leerde de jonge edelman di- plomatieken schijn van waarheid onderscheiden en tevens gewende hij er zich daar reeds aan, zoo noodig „zwijger" te zijn. Op 18-jarigen leeftijd trad hij voor het eerst in het huwelijk en wel met "Anna van Egmond, de eenige dochter van graaf Maximiliaan van Buren, waar door zijn aanzien nog belangrijk toeneemt. Ofschoon bij dit huwelijk zeer zeker ook de materieele over wegingen een grootc rol gespeeld hebben, was toch de verstandhouding tusschen de beide jonge men- schen zeer hartelijk. Eens schreef hij: „Al het mijne is het Uwe. Na God, geloof ik U het meest lief te hebben, en, wanneer ik van Uw liefde niet zeker was, zou ik zeker niet zoo gelukkig zijn als ik thans ben Willem van Oranje was trouwens aan zijn stand en functie verplicht, op grooten voet te leven. Zijn hof houding te Brussel en te Breda was niet minder dan vorstelijk; vier-en-twintig edellieden en achttien edelknapen verbleven in zijn huis. zijn tafel onder scheidde zich door overvloed en fijnheid van gerech ten. Verteld wordt, dat, toen bezuiniging niet langer kon uitblijven, op één dag 28 meesterkoks werden weggezonden' Maar niet vergeten mag worden, dat de Prins in de voortdurende noodzakelijkheid ver keerde, vreemde gezanten en diplomaten te ontvan gen en hun gastvrijheid te verleenen. Zijn inkomen, dat 152.000 gulden per jaar bedroeg, was niet toerei kend om de uitgaven te dekken. De Nederlanden, die tot het machtige keizerrijk van Karei V behoorden, kwamen na diens afstand van den troon aan zijn zoon Philips II, den man, die al heel spoedig bleek weinig met het Nederlandsche volk op te hebben. Trouwens de sympathie van den anderen kant was ook al niet heel groot en de Ne derlanders schaarden zich om prins Willem van Oranje, die kort voor Philips' vertrek naar Spanje in 1559 tot stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht benoemd was. Prins Willem kwam op voor de rechten van het volk en van de Nederlandsche provinciën en daarbij vond hij Granveile, den ver trouwde van landvoogdes Margaretha van Parma, op zijn weg. De prins was eerzuchtig, ongetwijfeld, en eerzucht en staatkunde brachten hem tot verzet, maar wij zou den hem onrecht doen, als wij die de eenige drijf- Tijdens het beleg van Leiden werd de Prins te Rot terdam door een hevige koorts aangetast. Geduren de zijn ziekte schreef hij aan zijn broer Jan van Nas sau: „Ik geef alles aan God over wel verzekerd, dat Hij over mij beschikken zal. zóó als het voor mijn best en mijne zaligheid noodig is. Hij zal mij geen zwaarder last opleggen, dan dit broze lijf dragen kan". Onuitsprekelijk was zijn blijdschap bij het verne men van de tijding, dat zijn pogingen tot ontzet van de stad waren gelukt. In het jaar 1575 trouwde de Prins voor de derde maal, thans met de zes-en-twintig-jarige Charlotte van Bourbon. Willem had zich langzamerhand een groote popu-> lariteit verworven. Hij had die niet alleen te danken aan de tallooze offers, die hij bracht in den strijd tegen Spanje, maar ook aan de gemakkelijke en vriendelijke manier, waarop hij met menschen van alle standen omging. In West-Friesland werd hij zelden anders genoemd dan „Vader Willem". Toen hij in 1577 een reis maakte door het Noorderkwartier van Holland, ging hem de roep vooruit: „Vader Wil-» lem is gekomen!" Niemand, hoe gering ook, was het verboden hem te naderen, voor ieder had hij een welwillend, bemoe digend woord. Geen beter bewijs, voor zijn joviali teit dan een tegen hem gericht, schotschift, waarin een vijand van hem getuigt: „Hij gaf de hand aan een winkelier, groette een slachter bij zijn naam, dronk met een Hollandsche loods en zwoer met het glas in de hand dat hij. gesteld de loods ware krijgs gevangen gemaakt, er twintig duizend kronen, ja zijn vermogen voor over zou hebben om hem weder vrij te krijgen." De Unie van Utrecht, gesloten in 1578, werd als het ware een bekroning van het levenswerk, dat hij op zich had genomen: de vereeniging der vrije, zelfstandige Nederlanden. Ztjn laatste levensjaren. Toen Philips II op geen enkele andere wijze ver mocht den invloed, dien Willem van Oranje in de Nederlanden had, te breken, deed hij tenslotte iets, wat weinig in overeenstemming was met zijn ko ninklijke waardigheidè. Hij nam nl. zijn toevlucht tot sluipmoord. In Juni van het jaar 1580 werd over Willem van Oranje de ban afgekondigd, zoover da Spaansche macht reikte. In deze vogelvrijverklaring werd do Prins van Oranje als de oorzaak genoemd van de beroerten, als de voornaamste onruststoker, werd hij ver klaard voor een verrader en booswicht, een vijand van het land. En indien iemand, aldus dit historische docu ment, van onze onderdanen, of een vreemdeling, vroom en edelmoedig genoeg mocht worden ge vonden, om ons van deze pest te verlossen en hem ons dood of levend over te leveren, of wel hem het leven te benemen, zoo beloven wij op ons koninklijk woord en als Gods dienaar, geroepen om de deugd te beloonen en de misdaad te straf fen, hem onmiddellijk na het verrichten der daad vijf-en-twintig duizend gouden Kronen te doen uitbetalen en zoo hij eenig misdrijf mocht gepleegd hebben, hoe groot ook, beloven wij hem dat te vergeven; en zoo hij niet reeds van adel is, zullen wij hem om zijn vroomheid in den adel-» stand verheffen." De verontwaardiging over dit geschrift was groot. Juist in dien tijd, toen immers toch zoo veel waarde gehecht werd aan ridderlijkheid, moet dit document wel een zeer zonderlingen indruk gemaakt hebben. Immers, de grootste misdadigers werden uitgenoo- digd een zoo verdienstelijk man als Willem van Oranje was, op welke wijze ook, uit den weg te rui men. Stel U voor, dat Spanje's trotsche adel een plaats zou moeten inruimen aan zoo'n individu; dat de Spaansche grandes met hem zouden moeten aan zitten aan één tafel. De vogelvrijverklaarde talmde geen oogenblik, Voor de geheele wereld besloot hij zijn eer en naam te verdedigen en met behulp van zijn Franschen vriend Pierre de Villiers, stelde hij zijn beroemde Apologie op, die zijn verdediging tegen de beschul digingen en de ban van den Spaanschen koning in hield. Den 13den December zond hij deze Apologie toe aan de Staten-Generaal. met een begeleidend schrijven, waarin hij uiteenzette: „Ik heb gemeend, niet anders te mogen handelen dan mij door open bare geschrifte te verdedigen; immers is mijn eer aangerand en word ik van de gruwelijkste misda den beschuldigd. Aangezien ik nu U, Mijne heeren, als mijn eenige superieuren op aarde erken, zoo bied ik U mijne Verantwdbrding aan, in de hoop op af doende wijze de lasteringen mijner vijanden gebrand merkt en mijn eigen verleden gerechtvaardigd te heb ben." Den volgenden dag reeds besloten de Staten-Ge neraal, den Prins van alle misdaden, waarvan de ban hem beschuldigde, vrij te spreken en de Apologie te doen drukken en publiceeren. In de Apologie wees de Prins er op, dat Koning Phi lips niet in de Nederlanden het gezag van koning had, dat hij hem niets verschuldigd was en de Prins dus geen opstandeling was. Welk erfelijk recht Philips ook op de Nederlanden bezeten mocht hebben, hij had dit verbeurd door de schending van zijn eeden, door zijn willekeurige onderdrukking van 's lands voor rechten en handvesten, terwijl hij door zijn persoon lijk gedrag alle aanspraak verloren had om over Links; 9e eerste aanslag op den Prins; rechts: de moord door Balthasar Gerard. veren tot zijn houding achtten. Zijn hart kromp in een van medelijden als hij dacht aan de ellende, die de harde ruwe Spaansche soldaten over de Neder landen konden brengen. Van dezen tijd af dateert de verbitterde strijd tus schen de Nederlandsche edelen en Philips II. Het heeft geen zin, de geheele reeks van gebeurtenissen uit dien woeligen tijd op te sommen. Laat ons slechts herinneren aan het smeekschrift der edelen aan Margaretha van Parma. waarin zij aandrongen op de intrekking der bloedplakkaten, aan den daarop gevolgden Beeldenstorm, dat betreurenswaardige exces der opgewonden volksmenigte. Willem van Oranje keurde den Beeldenstorm zonder eenige voor behoud af: hij had een afschuw van ruw geweld en van onbeschaafd, onbeheerscht optreden. Hoewel hij het beneden zich achtte zich breedvoerig op een be schuldiging naar aanleiding van den Beeldenstorm te verdedigen, schreef hij later in zijn Apologie het verweerschrift op zijn vogelvr ij verkla ring door Philips II „Ik geloof niet, dat er iemand onder U is, die niet weet. dat ik in zulk een wijze van handelen nooit het minste behagen heb ge had." Inderdaad, in één opzicht was Willem zijn tijd wel ver vooruit, hij was uiterst verdraagzaam. Nooit heeft hij willen weten van het onderdrukken of be moeilijken van een zekere geestesrichting, altijd heeft hij zich verzet tegen bevoorrechting van een be paalde groep menschen. Verdraagzaamheid was voor hem een hoog beginsel, dat hij heiligde en in prac- tijk bracht zoo vaak hij kon. Jammer, dat dit begin sel in die dagen van verbitterden strijd zoo weinig werd gewaardeerd, jammer, dat de groep, die de macht had, het een heilige plicht achtte, de over wonnenen te onderdrukken. Hij gruwde ook van den politieken moord, die in zijn tijd maar betrekkelijk immoreel werd geacht; hoe moeilijk het voor hem ook was, zich te handhaven in den politieken wervel storm, hoe vaak hij ook kans liep. het slachtoffer te worden van een intrige: hij heeft zijn handen rein gehouden van bloed, hij i de schoonste aanbieding! werk, dat zijn hart had, I trouw; dat werk zou hij Het is nog min of meer een raadsel, hoe Willem er toe is gekomen, zijn zoon te Leuven achter te la ten. Vertrouwde hij te zeer op de rechten der hooge- school? Of wilde hij althans een vertegenwoordiger van zijn geslacht in deze streken zien om te waken over zijn vele bezittingen in de Nederlanden? Wij weten het niet. In ieder geval zond Alva op den ver melden datum den heer de Ch.issy met vier officie ren en twaalf boogschutters om zich van den jongen graaf meester te maken. Middelerwijl had Oranje niet stilgezeten. Hij be raamde een inval te doen in de gewesten op drie verschillende plaatsen tegelijk. Voor zoo n onderne ming was echter veel geld noodig. De helft van het benoodigde werd door een aantal steden betaald, een aantal edelen droegen bij, Willem zelf bracht 50.000 gulden aan. Hij verkocht al zijn juweelen, zilver werk, tapijten en ander huisraad. Jan van Nassau verpandde het grootste deel zijner bezittingen, voor welke verpanding Willem aansprakelijk bleef. Daar door vond men bij het overlijden van den Prins zijn boedel bezwaard tot een bedrag van 2.400.000 gulden. Het moet den Prins wel een smartelijke teleurstel ling zijn geweest, dat deze onderneming, voor welke hij zooveel offers had gebracht, op een volkomen mislukking is uitgeloopen. Maar nog wanhoopte hij niet. Zijn geestkracht nam toe met den nood. Alleen had hij thans den ernst des levens leeren kennen. In dien tijd droegen ook zijn huiselijke omstandigheden er allerminst toe bij, om hem in zijn tegenspoed te sterken. Zijn tweede hu welijk met Anna van Saksen dat zeer ongeluk kig was, werd nl. door scheiding ontbonden. Daarna volgde de veldtocht der Spaansche troe pen. Men kent de wreede geschiedenis van Meche- len, Zutfen. Naarden, Haarlem. Vergeefs trachtte de Prins, die in deze dagen tot het Calvinisme over ging, deze laatste stad te ontzetten: het geluk was niet met hem. Alkmaar was weer een lichtpunt in deze donkere dagen. as onomkoopbaar en door niet te verlokken. Het I ook zijn energie en zijn it in den steek laten. Strijd en zorgen. De opbonw van een levenswerk. Het tijdperk dat thans volgde in het leven van Wil lem van Oranje, was er een van veel strijd en zor gen, doch tevens een, waarin zich de opbouw van zijn levenswerk voltrok. Alva kwam in het land en richtte een bijzondere rechtbank op, de Raad van Beroerten, of ook wel de Bloedraad, zooals zij al spoedig om haar groote wreedheid genoemd werd. Prins Willem, die zich op dat oogenblik op zijn stamslot te Dillenburg be vond, werd ook voor deze rechtbank gedaagd, doch zijn verschijning zou natuurlijk gelijk staan met zelfmoord, dus bleef hij wijselijk in Duitscnland. Men trof hem echter evengoed, door zijn 13-jarigen zoon, die aan de hoogeschool te Leuven studeerde, op te lichten en naar Spanje te vervoeren. Acht en twintig jaar zou het duren alvorens deze verlof kreeg om naar Nederland terug te keeren.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1933 | | pagina 5