Het huis op het eiland. KING Langs Afrika's wegen. Alkmaarsche Causerie. Zaterdag 7 Januari 1933. SCHAGER COURANT. Vijfde blad. No. 9026 PEPERMUNT LASTIGE VRAAGSTUKKEN IN VERBAND MET DEN TE VOLGEN WEG. BERBERS EN ARA BIEREN. HET GROENE VAANDEL VAN MOHAMED. IN HET LAND VAN DEN DUIZEND-EN -ééN-NACHT. (Van onzen reizenden correspondent). TETUAN, December 1932. HEEL lang hadden we overlegd en hadden we inlichtingen ingewonnen, alvorens we onze reisroute voor de eerste tweeduizend kilometers op Afrikaanschen bodem hadden vastgesteld. Vele kaarten hadden we bestudeerd, doch de kaarten gaven wel de richting, evenwel niet den toestand der wegen aan. In de garage, waar onze motorfiets in een goed gesloten box kon uitrusten van den duizenden kilometers langen tocht door Europa, had mijn Tsje chische makker in gebroken Spaansch lange gesprek ken gevoerd met chauffeurs, die Noord-Afrika kennen en al spoedig bleek ons, dat in Afrika het spreekwoord „de kortste weg is niet steeds de naaste weg" zijn volle beteekenis heeft behouden. Alleen afgaande op de kaarten, zouden we van Ceuta af de route over Tetuan, langs Xauen, zooveel mogelijk de kust volgend, hebben moeten nemen, maar naar wij vernamen, varkeeren de wegen voorbij Tetuan in oostelijke richting in dezen tijd van het jaar in een slechten toestand. Allen, die de wegen in Spaansch- en Fransch-Marokko kennen, raadden ons aan van Tetuan naar Tanger te tuffen, dan de zuidelijke richting van Fransch Marokko in te slaan en over Rabat en Fez koers te nemen naar Algiers en Tunis. Een omweg van vele honderden kilo meters zouden we hierbij moeten maken, doch dit na deel zou rijkelijk opwegen door de betere wegen, welke weder een grooter snelheid zullen veroorloven, zoodat we ten slotte nog tijd zouden winnen. Tot in Italiaansch Tripoli hebben we nu onze reis route kunnen vaststellen, echter niet verder dan tot Sirte, 450 K.M. oostelijk van de stad Tripoli. Tot Sirte kunnen we, naar we uit goede bron vernamen, komen voor een deel langs bij goed weder berijdbare ka ravaanwegen. Hoe het is tusschen Sirte en de Egypti sche grens, een afstand van veel meer dan 1000 K.M., weten we niet Geen reisbureau kon ons inlichtingen geven. Mijn Tsjechische vriend werd er boos om en meende: „Die kerels weten niets, maar ik weet het: we komen dóór naar Egypte. Hoe? dat weten we pas als we te Alexandrië of te Caïro zitten." In ben zijn meening toegedaan We zullen in Egypte komen, na tuurlijk niet zonder moeilijkheden te ontmoeten, doch van het begin af aan wisten we, dat we een niet ge- makkelijken tocht ondernamen en nogal wat bezwaren zouden ontmoeten. Om te beginnen besloten we ons hoofd daar niet mede te breken en onzen tocht voort te zetten in de aangewezen richting. Ceuta is, zooals ik reeds schreef, staatkundig een deel van Spanje. Ongeveer twaalf kilometer buiten de stad komt men aan de grens van het Spaansche pro tectoraat, het deel van Marokko, dat onder Spaansch oppertoezicht staat. Reeds enkele kilometers buiten Ceuta werden de Europeanen zeldzamer. We ontmoet ten Arabieren, ook Arabische vrouwen, het geiaat in doeken gewikkeld, met kleine karavanen ezeltjes en muildieren. Als ik hier schrijf over „Arabieren" is dit niet geheel juist. De oorspronkelijke bevolking van Noord-Alrika bestaat niet uit Arabieren. De oorspronkelijke bewo ners zijn Berbers; de Arabieren zijn er eeuwen gele den, in de achtste eeuw. gekomen als veroveraars en meer nog als brengers van den Islam. Ook aan de andere zijde der Middellandsche Zee. in Spanje, hebben ze meer dan zeven eeuwen geheerscht. Spreek er slechts over met een ontwikkelden Arabier, als deze vertrou welijk wil zijn (wat niet dikwijls geschiedt) en altijd zult ge het weder hooren: „Wij kwamen als verove raars, niet om ons te verrijken, maar om aan de wereld den eenigen goeden godsdienst, dien van den Islam, te brengen. Onder het groene vaandel (dat van Moha- med) streden we en zegen rustte op onze wapens, zoo lang wij in alles trouw bleven aan Allahs wetten. De verwording kwam en daarmede onze ondergang, maar eens zal een nieuwe dageraad aanbreken voor den Islam en de ware geloovigen. Gij, Europeanen, onge- loovigen, zijt niet te trotsch op uw macht. Hoe lang heerscht gij? Drie, hoogstens vier eeuwen. Wij, Mos lims, wij heerschten het dubbele van dien tijd en onze geschiedenis is nog niet geheel geschreven. Wij droe gen eenmaal het groene vaandel ot aan de Gele Zee, tot aan den Indischen Oceaan, tot in Europa. Die tij den komen weder. Geen honderden jaren duurt de macht der Europeanen, der ongeloovigen, meer. Wij, belijders van den eenigen waren godsdienst wachten. FEUILLETON. Naar het Engelsch van Archibald Marshall. Cicely was boven op haar oom's mailcoach geklom men om het kleurig gewemel op het grasveld te kunnen zien. Tot haar verbazing zag ze plotseling Bertram naar boven komen. Hij ging naast haar zitten en ver telde: v „Uw vader gaat in mijn huis in Cumberland wonen, juffrouw Caradoc. We hebben er niet lang over behoe ven te onderhandelen." Cicely keek hem verrast aan en kreeg een kleur. „Mijn vader?" riep ze uit. „Op Wetstones?" „U hebt dan zeker wel over het landgoed gelezen; er heeft genoeg over in de kranten gestaan." „Wat heerlijk om weer buiten te wonen! Ik houd hee- lemaal niet van Londen!" „Als u soms hier of daar in een verborgen hoekje voor ruim een millioen aan edelsteenen vindt, waarschuwt u mij even. niet?" vroeg hij lachend. „Ik hoop dat ik ze voor u zal vinden", antwoordde Cicely ernstig. „Ik vrees dat het u niet zal meevallen", schertste hij en daarop zichzelf in de rede vallend: „Neemt u me niet kwalijk, ik moet die luitjes daar even spreken." Guy klauterde haastig omlaag en Cecily zag hem op een knappe jongeman toegaan die in gezelschap was van een smaakvol gekleed mooi jong meisje. De begroe ting was buitengewoon hartelijk en vroolijk pratend ver dween het drietal weldra in de menigte. HOOFDSTUK X. Guy krügt een ultnoodiging. Wel, wel, ik dacht dat u hoog en droog in Parijs was, juffrouw Richards", zei Guy, terwijl hij met George Greenfield en Peggy verder wandelde. Straattooneeltje te Tetuan. (Het nemen van deze foto geschiedde niet zonder ge vaar, daar de Mohammedanen het fotografeeren van hun vrouwen misdadig achten.) De eeuwigheid dragen we mede in de plooien van het groene vaandel, het vaandel van Mohamed." Dit waren ongeveer de woorden, welke een ontwik keld Arabier, die zich ook in het Fransch en Engelsch vlot uitdrukte, tot me sprak aan de haven van Alge- ciras, enkele dagen vóór ik Europa verliet en alle echte Mohamedanen zijn de overtuiging toegedaan, al spreken ze het slechts zelden uit. Deze overtuiging brengt eenheid tusschen de verschillende raseen van Noord-Afrika, tusschen de oorspronkelijke bewoners, de' Herbers, de oorspronkelijke veroveraars, de Arabieren, de negers, die onder het groene vaandel met de Ara bieren mede kwamen. De Mohamedaansche godsdienst vereenigt allen en wel zoodanig, dat de Europeanen over al deze verschillende rassen gewoonlijk spreken als over de „Arabieren", wat feitelijk onjuist is. Volgens sommige schrijvers behooren de Berbers tot hetzelfde ras als de Basken, die Noord-Span je en een deel van Zuid-Frankrijk bewonen. Berbers en Basken zouden, volgens een oude legende, afstammen van de bewoners van het gebied, dat zich eens bevond waar thans de blauwe golven van den Atlantischen Oceaan rollen. Op ongeveer twaalf kilometer van Ceuta passeerden we de douane van het Spaansch protectoraat en be vonden we ons in het eigenlijke Marokko en in een andere wereld. Over een uitstekenden, breeden automo- bielweg, snorde ons motorrijwiel voor naar Tetuan, dat vier-en-twintig kilometer van Ceuta verwijderd is. Volkomen veiligheid heerscht thans in deze streken. Militaire wachtposten hier en daar maken het optre den van ongewenschte elementen onmogelijk. Boven dien vindt men langs den weg op afstanden van enkele kilometers telefooncellen, waar men, als er een ongeluk gebeurt of een automobiel „en panne" geraakt, dadelijk hulp kan ontbieden. Door dit alles heeft het toeristenverkeer zich hier in de laatste jaren sterk ontwikkeld. Met de kortst mo gelijke zeereis (75 minuten, van Algeciras naar Ceuta) kunnen Europeanen hier het Oriëntaalsehe leven leeren kennen. Weliswaar ligt de Oriënt niet in Afrika, doch de Arabieren hebben zoodanig hun stempel op Noord-Afrika gedrukt, dat de steden hier een volko men Oriëntaalschen aanblik bieden. Slechts een enkel dorp suisden we door voordat we Tetuan bereikten, de hoofdstad van Spaansch Marok ko. Ceuta, de Europeesche stad op Afrikaanschen bo dem, lag achter ons. Hier, voor de wallen en indruk wekkende poorten van Tetuan bevonden we ons in het echte Afrika. Zeker, ook hier vindt men enkele Europee sche gebouwen, zelfs modern ingerichte hotels, maar het hart der stad met nauwe straatjes, met kleine ba- zars, maar ook hier en daar een plein met een ver blindend witte moskee, is als het gedroomde land van den duizend-en-één nacht. Arabieren in hun prachtige, kleurige gewaden, bergbewoners, Berbers, met strenge, ernstige gezichten, vrouwen, wier gelaat grootendeels in doeken is verhuld, leverden met hun tallooze zwaar be laden ezeltjes en bergpaardjes een bont schouwspel. Ongeveer zesduizend Joden wonen er te Tetuan, waarvan de totaal-bevolking ongeveer 60.000 bedraagt. De oude Joden dragen nog de caftan, de oudere Jood- sche vrouwen de traditioneele, kleurige kleeding. Eigenaardig is het, dat men in Spaansch Marokko veel beter met Fransch terecht kan dan in Spanje zelf. De Spaansche ambtenaren, ook die te Ceuto en die in het protectoraatgebied. spreken gewoonlijk alleen Spaansch, geen Arabisch of een andere taal. De Arabische amb tenaren kennen behalve hun moedertaal meestal ook nog Spaansch en Fransch. J. K. BREDERODE. Maximiliaan Robespierre in top- vorm, geheel herzien, verbeterd en van „drukfouten" gezuiverd opnieuw uitgegeven en versche- nen in Grootgortbuikenburg. De makelaarscrisis in Oberschweine- freudedorf. Hooggeachte doorgesleten-halve-zolen-tippelaars, pantoffelhelden en klompenridders! Wanneer ik U deze week eenige oogenblikken aange naam wil bezighouden over mijn besten vriend Tije Bonsema, dictator van de liohtcentrale, het stedelijk slachthuis, annex gaskastje en de bij deze inrichtingen voor radicale opruiming van dieren zich aansluitenden geneeskundigen dienst, dan moet hij niet denken dat ik voornemens ben met hem, ordinair gezegd, den kachel aan te maken, want in dat geval is hij de plank wel 10 meter mis. Integendeel, het is mijn voornemen, hem de volledige eer te geven, die hem van rechtswege eerlijk toekomt. Maar het is niet noodzakelijk, bij dit biologisch extract een begrafenisgezicht te zetten! Zoo'n bakkie vriendschappelijke leut is uitermate geschikt het gezel schap eens op te kikkeren en het solidariteitsgevoel te verhoogen. niet waar kameraden? Ik wil dan onzen wethouder, aangesteld als toezicht houder op de lichtpunten, kooktoestellen, loudspiekers, bloedworst, verstikte katten en platgedrukte verkeers- „Weet je wat dat ondeugende kind gedaan heeft?" vroeg George. „Ze is klampjes weggeloopen." „Ik had er ook schoon genoeg van", verklaarde Peg gy. „In Dresden ging het wel, maar in Parijs kreeg ik zoo'n heimwee, en de directrice was zoo'n vreeselijk spook dat ik 't niet meer kon uithouden." „Wat u gelijk had", viel Guy haar lachend bij. „Wacht maar tot Maandag jongedame, als je vader komt", dreigde George vroolijk. „Ik ga toch niet terug," klonk het beslist. Toen zij een uurtje in eikaars opgewekt en monter gezelschap hadden doorgebracht, deelde Guy een beetje beschroomd mee, dat hij al lang van plan was geweest Mevrouw Greenfield eens een bezoek te brengen. „Doe dat. kerel", moedigde George aan. „Ze zal het heel aardig vinden. Ga Zondag met me mee, dan gaan we 's middags een lange wandeling maken." „Afgesproken", zei Guy. „Dan tot Zondag." Tegen den avond bracht George Peggy naar Highgate Ze was vol van wat ze dien dag gezien en beleefd had, en babbelde honderd uit. Maar toen ze dicht bij huis waren gekomen werd ze stil. „Zeg, George," begon ze eensklaps ernstig, „ik vind dat moeder er heelemaal niet goed uitziet. Ik geloof, dat ze ergens over piekert." „Geen wonder", zei George droogweg. „Neen, George, het is niet omdat ik van school ben weggeloopen. Er is iets anders, iets dat veel dieper zit." „Wat kan er zijn?" „Ik weet het niet, maar kun jij niet een paar dagen thuis blijven? Ze vroolijkt er altijd zoo van op, als jij er bent." „Vanavond kan ik blijven, maar morgen moet ik naar Londen terug. Zondagmorgen kom ik weer." „Reuzen gezellig! En wat leuk dat Meneer Bertram Sir Guy heet hij nu hè? meekomt. Moeder zal het wel aardig vinden hem weer eens te zien." „Ja, hij is een geschikte kerel", stemde George af wezig toe. Hij bedacht of Richards zijn moeder mis schien onaangenaam bejegend had omdat Peggy van school was weggeloopen en zijn gezicht kreeg een drei gende uitdrukking. „George keek zijn moeder onderzoekend aan, toen ze hem begroette. Ze was erg blij hem weer te zien, maar ze zag er ongetwijfeld zorgelijk uit. „Wat is er met u moederlief?" vroeg George, toen Peggy naar haar kamer was gegaan. Heeft Richards u misschien een onhebbelijken brief over dat ondeu gende kind geschreven?" „Neen, dat kan ook nog niet. Ik vind het toch zoo heerlijk dat je er bent, mijn jongen?" voegde ze er snel slachtoffers, vergelijken bij den verideaalden figuur van Maximiliaan Robespierre, den geweldenaar van het Co mité van het Algemeen Welzijn en bekend om do groote virtuositeit, waarmede hü al zijn concurrenten naar de macht, op de met bloed, slijk en tranen besmeurde quil- lotinekar wist te werken. Daarmede wil ik natuurlijk niet zeggen dat wethouder Bonsema het plan beraamt om zijn medebestuurderen Westerhof, Klaver en Slingerland op een der statierij tuigen der gemeentereiniging naar het abattoir te laten rijden, waar zij onder deskundige leiding van directeur Voorthuizen, na aangename voorbereiding met het schietmasker op gegarandeerd pijnlooze wijze zullen worden beroofd van het onmisbaar lichaamsdeel, waar op eenmaal hun bolhoed stond te wiebelen, maar ik wil alleen maar aantoonen, dat mijn vriend Tije is een man van initiatief en in dat opzicht voor Robespierre Zaliger niet onderdoet. En wat zijn wetenschappelijke opleiding betreft, was hij in heel wat slechter conditie dan Robespierre, die bestemd was om advocaat te worden en benoemd werd tot president van de academie te Arras. Indien Tije werd voorgedragen voor een president schap. zou het misschien zijn van een vischclub „Het gebakken Baarsje", of iets in dien geest, want 'n druk kersgezel. vóór hij typograaf werd genoemd, kwam des tijds niet in aanmerking voor hooge betrekkingen, of het moest zijn dat hij om de bijverdienste werd aange steld tot torenwachter. Het is onzen wethouder van gas en bloed door nijvere zelfstudie echter gelukt zich geestelijk zoodanig te ont wikkelen, dat hij ook in een college van Burgemeester en Wethouders een reuze goed figuur slaat. En het zij me vergund, ten dien aanzien nederig mijn Alpinopetje, dat ik dezer dagen van Doctor van Amerongen, de En- aan toe, om het gesprek een andere wending te geven. George kuste haar. „Het spijt me dat ik morgenoch tend weer weg moet. maar Zondag kom ik terug en dan breng ik een vriend mee, dien u kent." „Een vriend?" echode Mevrouw Greenfield. „Wie dan?" „U hebt hem twee jaar geleden ontmoet, toen u en Peggy in Cambridge waren." Hij was verbaasd over de uitwerking die zijn mede- deeling had. Zijn moeder werd bleek en haar adem ging onrustig. „Sir Guy Bertram toch niet!" riep ze onthutst. „Neen neen, George, dien moet je niet hier meebrengen." „Maar moederlief, waarom in vredesnaam niet?" Het antwoord kwam hakkelend en naar het George toescheen ontwijkend. „Toen we hem in Cambridge leerden kennen, had ik er geen idee van, dat hij dat hij de Sir Guy Bertram was, waar alle kranten vol van staan." „Toen was hij dat ook nog niet, moederlief! Maar ik begrijp niet waarom hij niet hier mag komen. Hij is een oud vriend van mij en zijn titel en erfenis brengen daarin geen verandering. Wat hebt u voor bezwaren?" Mevrouw Greenfield ging zitten en staarde peinzend voor zich uit; ze scheen haar gedachten te ordenen. „Je weet, George" hernam ze rustiger pratend dan zooeven, „dat ik voor Peggy zoo goed als een moeder ben. Ze is nog erg jong en „En wat moeder?" viel George ,haar ongeduldig in de rede. „Heb je Sir Guy Bertram vandaag gesproken?" vroeg ze. zijn vraag negeerend. „En heeft Peggy hem ook gesproken?" „Ja, hij was bij de cricketmatch. Hij zei, dat hij allang van plan was geweest u op te zoeken. Daarom vroeg ik hem voor Zondag." „Geef je je er wel rekenschap van, lieve jongen, dat het twee jaar geleden is. dat we Sir Bertram ontmoet hebben en dat hij nu pas op het idee komt mij een bezoek te brengen?, vroeg Mevrouw Greenfield ernstig. „Wat wilt u daarmee zeggen, moeder?" „Peggy is heel knap en heel aantrekkelijk. Maar wij haar vader staat maatschappelijk niet op één lijn met Sir Guy Bertram. Ik weetik weet zeker dat het hem heel onaangenaam zou zijn, wanneer iemand van Sir Guy's positie zich voor haar zou gaannu jaInteresseeren. Geeorge lachte. „Heusch, moeder, nu bent u toch wel een beetje voorbarig. Daar heb ik nu toch werkelijk geen oogenblik aan gedacht. Bertram is een jaar ouder dan ik en heeft Met de heerlijke, opwekkende eigenschappen van het edele natuurproduct en onder contrdle van het laboratorium: Dr. van Hamel Roos Harmens, Adam. gelsche leeraar aan 't gymnasium, die van dit sierlijke hoofddeksel afstand deed, omdat men op de Zaterdag- avondmarkt hem aan zag voor een standwerker met Gi- lette-mesjes. cadeau kreeg, op te lichten, om mijn beste medeproletariër mijn welgemeende hulde te betuigen. Het doet mij ten hoogste genoegen, te mogen con- stateeren, dat mijn vriend, trots de hooge onderschei ding, hem ten deel gevallen, om te mogen aanzitten aan de Tafel der bestuurderen van Grootgortbuiken burg (waar trouwens nooit wat te bikken valt) nog altijd zoo nederig is gebleven en zijn eenvoudige woning op Rochdale niet heeft verwisseld voor een patriciërs paleis, waar voorheen de wethouderen van de kaas gort- en mosterd-city, in voorname hoofdstraten en nóg voornamer hoogheid, resideerden. De eenige weelde, die onze wet- en kip die de gouden eieren der gemeentelijke radio-distributie in 1983 zal leggen houder zich permitteert, is een moderne wandelstok, waarvan de haak gedurende ieder jaar van zijn wethouderschap met eenige centimeters toeneemt en deze kleine en goedkoope ijdelheid is hem toch zeker van harte gegund. Voor hem hoop ik, dat het politiek Zuidwestenwindje nog zoo lang zal blijven waaien, dat het hem vergund zal zijn de vruchten van zijn wet- houderlijk beheer aan de juichende gemeente te kunnen aanbieden. En dan zullen we alle liefhebberij-muziek corpsen te samen roepen en zij zullen bij afwisseling spelen de Socialistenmarsch en Wilhellemus, Wien Neer- land's bloed en de Marsaillaise, De Internationale en „De Koning leef'Morgenrood en Heb je niet gehoord van die zilvere vloot" en beurtelings zetten we onze petten op en af om ten slotte te besluiten met een spon tane, boven alle partijen uitgaande schedelontblooting, om dan gezamenlijk uit volle borst hem toe te zingen: Das kiept noer einmaal, das komt niegt wieder, Siest tsoe sjeum oem waar tsoe sain, o ja, Beuse menschen, haben kein' lieder, Der lebe Hoch! oense Bonsema! Kan nog worden uitgebreid met Tralala, Hiep, Hiep Hoera, Lang zal hij leven en andere lieder ohne worte! Ziezoo, nu ik eens terdege heb afgerekend (voor deze week en zoolang het kasregister) met onzen braven schepen van G.G.B.B. moet ik ook nog een enkel woord wijden, tot mijn leedwezen, als ik denk aan de talrijke, brave ploeterende burgers, die schromelijk wei den gedupeeerd, om het barre woord berooving dan maar in het magazijn te houden, door schijnbaar dood eerlijke en het volle vertrouwen waardige personen, die zij het beheer van hun goederen hadden opgedragen. Ik zal er nog maar niet te veel over uitwijden, mis schien zullen we er op een andere, meer unheimliche plaats in dit blad wel meer over hooren. Maar één ding wil ik toch nog even recht zetten, ter waarschu wing van alle goedgeloovige en onnoozele lieden, die nog zoo kinderlijk naïef zijn, aan te nemen dat een officieelen titel nog eenige garantie geeft in geldelijke zaken. Het woord b e e d i g d makelaar geeft welis waar 'n zeker cachet, maar alleen aan den persoon, die zich de moeite heeft gegeven zich door de rechtbank te laten beëedigen. Eenige waarborg geeft deze titel absoluut niet. Het is ge woonweg een nutteloos formalisme, dat echter mislei dend werkt en zonder vereischte garantiebewijzen of borgstelling en bovenal wettelijke controle niet moest worden uitgereikt. En daarom, vrienden, laat je nooit door zoo'n schoon-schijnend titeltje verlokken, maar wees zuinig met je kostelijke dubbeltjes en je blind vertrouwen. Zorg dat je geregeld een behoorlijke afre kening krijgt en wees dankbaar voor de waarschuwing aan je toegen. CAVE CANUM. tienmaal zooveel ervaring en Peggy is welbeschouwd niet meer dan een schoolkind." Een flauw glimlachje gleed over Mevrouw Green- field's bleek gezicht. „Ze is ruim negentien en meer dan gewoon knap; ze is welbeschouwd een schoonheid. Ik durf er een eed op te doen, dat Sir Guy twee jaar geleden direct gechar meerd van haar was en het feit dat hij plotseling nadat hij haar weer heeft ontmoet, ons een bezoek wil bren gen, ons,, waar hij maatschappelijk toch een eind bo ven staat, bewijst dat hij zich nog altijd tot haar aan getrokken voelt. Dat zijn dingen waarin de oogen van een vrouw zich niet bedriegen, beste jongen!"' George gaf niet direct antwoord. „Misschien hebt u gelijk tot op zekere hoogte*', zei hij na een poosje; „ik wil niet ontkennen, dat hij misschien een beetje gecharmeerd van haar is. Dat spreekt haast vanzelf. Maar het feit dat een man het leuk vindt om gezellig te praten en pret te maken met een aantrek kelijk kind als Peggy, beteekent toch nog niet dat hij verliefd op haar is!" „Maar het zou er het gevolg van kunnen zijn „Dat lijkt me niet heel waarschijnlijk, moeder. U moet maar eens hooren op wat voor manier hij tegen haar praat! Ik geloof dat dat wel het laatste zou zijn dat in zijn brein opkwam om verliefd te worden op Peggy!" „Gesteld dat je gelijk hebt, George, dan moet je de zaak ook nog van Peggy's kant bekijken. Vind je eerlijk tegenover het kind, om haar op intiemen voet met een man als Sir Guy te laten omgaan, terwijl je zelf zegt, dat van haar gaan houden wel het laatste is dat in zijn hoofd zou opkomen?" „Ik ben overtuigd dat zij evenmin zooiets denkt als hij", verklaarde George 'n beetje ongeduldig. „Ze is nog veel te jong." „O, George, George", verweet zijn moeder, .wat heb jij nog weinig idéé van een meisjeshart! Ik geloof best dat ze op het oogenblik niet aan zooiets denkt tenmin ste dat ze er zich niet van bewust is, maar ik wil voor het te laat is, beletten, dat de gedachte bij haar opkomt Bovendien, veronderstel dat ze van elkaar gingen hou den, dan zou dat de zaak nog erger maken, want haar vader zou nooit zijn toestemming tot een huwelijk ge ven." „Maar waarom in vredesnaam niet?" riep George verbaasd en geërgerd uit. „Wat kan hij daar tegen heb ben? Guy is een aardige, keurige kerel en als die ge stolen juweelen nooit boven water komen, kan hij zich financieel nog uitstekend redden. Ik zou niet weten, wat Richards meer zou kunne» verlangen dan een schoonzoon als Guy Bertram."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1933 | | pagina 17