Het huis op het eiland.
KING
Langs Afrika's wegen.
Alkmaarsche Causerie.
Zaterdag 7 Januari 1933.
SCHAGER COURANT.
Vijfde blad. No. 9026
PEPERMUNT
LASTIGE VRAAGSTUKKEN IN VERBAND MET
DEN TE VOLGEN WEG. BERBERS EN ARA
BIEREN. HET GROENE VAANDEL VAN
MOHAMED. IN HET LAND VAN DEN
DUIZEND-EN -ééN-NACHT.
(Van onzen reizenden correspondent).
TETUAN, December 1932.
HEEL lang hadden we overlegd en hadden we
inlichtingen ingewonnen, alvorens we onze
reisroute voor de eerste tweeduizend kilometers
op Afrikaanschen bodem hadden vastgesteld.
Vele kaarten hadden we bestudeerd, doch de kaarten
gaven wel de richting, evenwel niet den toestand der
wegen aan. In de garage, waar onze motorfiets in een
goed gesloten box kon uitrusten van den duizenden
kilometers langen tocht door Europa, had mijn Tsje
chische makker in gebroken Spaansch lange gesprek
ken gevoerd met chauffeurs, die Noord-Afrika kennen
en al spoedig bleek ons, dat in Afrika het spreekwoord
„de kortste weg is niet steeds de naaste weg" zijn volle
beteekenis heeft behouden. Alleen afgaande op de
kaarten, zouden we van Ceuta af de route over Tetuan,
langs Xauen, zooveel mogelijk de kust volgend, hebben
moeten nemen, maar naar wij vernamen, varkeeren de
wegen voorbij Tetuan in oostelijke richting in dezen
tijd van het jaar in een slechten toestand. Allen, die
de wegen in Spaansch- en Fransch-Marokko kennen,
raadden ons aan van Tetuan naar Tanger te tuffen,
dan de zuidelijke richting van Fransch Marokko in te
slaan en over Rabat en Fez koers te nemen naar
Algiers en Tunis. Een omweg van vele honderden kilo
meters zouden we hierbij moeten maken, doch dit na
deel zou rijkelijk opwegen door de betere wegen, welke
weder een grooter snelheid zullen veroorloven, zoodat
we ten slotte nog tijd zouden winnen.
Tot in Italiaansch Tripoli hebben we nu onze reis
route kunnen vaststellen, echter niet verder dan tot
Sirte, 450 K.M. oostelijk van de stad Tripoli. Tot Sirte
kunnen we, naar we uit goede bron vernamen, komen
voor een deel langs bij goed weder berijdbare ka
ravaanwegen. Hoe het is tusschen Sirte en de Egypti
sche grens, een afstand van veel meer dan 1000 K.M.,
weten we niet Geen reisbureau kon ons inlichtingen
geven. Mijn Tsjechische vriend werd er boos om en
meende: „Die kerels weten niets, maar ik weet het:
we komen dóór naar Egypte. Hoe? dat weten we pas
als we te Alexandrië of te Caïro zitten." In ben zijn
meening toegedaan We zullen in Egypte komen, na
tuurlijk niet zonder moeilijkheden te ontmoeten, doch
van het begin af aan wisten we, dat we een niet ge-
makkelijken tocht ondernamen en nogal wat bezwaren
zouden ontmoeten. Om te beginnen besloten we ons
hoofd daar niet mede te breken en onzen tocht voort
te zetten in de aangewezen richting.
Ceuta is, zooals ik reeds schreef, staatkundig een
deel van Spanje. Ongeveer twaalf kilometer buiten de
stad komt men aan de grens van het Spaansche pro
tectoraat, het deel van Marokko, dat onder Spaansch
oppertoezicht staat. Reeds enkele kilometers buiten
Ceuta werden de Europeanen zeldzamer. We ontmoet
ten Arabieren, ook Arabische vrouwen, het geiaat in
doeken gewikkeld, met kleine karavanen ezeltjes en
muildieren.
Als ik hier schrijf over „Arabieren" is dit niet geheel
juist. De oorspronkelijke bevolking van Noord-Alrika
bestaat niet uit Arabieren. De oorspronkelijke bewo
ners zijn Berbers; de Arabieren zijn er eeuwen gele
den, in de achtste eeuw. gekomen als veroveraars en
meer nog als brengers van den Islam. Ook aan de
andere zijde der Middellandsche Zee. in Spanje, hebben
ze meer dan zeven eeuwen geheerscht. Spreek er slechts
over met een ontwikkelden Arabier, als deze vertrou
welijk wil zijn (wat niet dikwijls geschiedt) en altijd
zult ge het weder hooren: „Wij kwamen als verove
raars, niet om ons te verrijken, maar om aan de wereld
den eenigen goeden godsdienst, dien van den Islam,
te brengen. Onder het groene vaandel (dat van Moha-
med) streden we en zegen rustte op onze wapens, zoo
lang wij in alles trouw bleven aan Allahs wetten. De
verwording kwam en daarmede onze ondergang, maar
eens zal een nieuwe dageraad aanbreken voor den
Islam en de ware geloovigen. Gij, Europeanen, onge-
loovigen, zijt niet te trotsch op uw macht. Hoe lang
heerscht gij? Drie, hoogstens vier eeuwen. Wij, Mos
lims, wij heerschten het dubbele van dien tijd en onze
geschiedenis is nog niet geheel geschreven. Wij droe
gen eenmaal het groene vaandel ot aan de Gele Zee,
tot aan den Indischen Oceaan, tot in Europa. Die tij
den komen weder. Geen honderden jaren duurt de
macht der Europeanen, der ongeloovigen, meer. Wij,
belijders van den eenigen waren godsdienst wachten.
FEUILLETON.
Naar het Engelsch van
Archibald Marshall.
Cicely was boven op haar oom's mailcoach geklom
men om het kleurig gewemel op het grasveld te kunnen
zien. Tot haar verbazing zag ze plotseling Bertram
naar boven komen. Hij ging naast haar zitten en ver
telde: v
„Uw vader gaat in mijn huis in Cumberland wonen,
juffrouw Caradoc. We hebben er niet lang over behoe
ven te onderhandelen."
Cicely keek hem verrast aan en kreeg een kleur.
„Mijn vader?" riep ze uit. „Op Wetstones?"
„U hebt dan zeker wel over het landgoed gelezen; er
heeft genoeg over in de kranten gestaan."
„Wat heerlijk om weer buiten te wonen! Ik houd hee-
lemaal niet van Londen!"
„Als u soms hier of daar in een verborgen hoekje voor
ruim een millioen aan edelsteenen vindt, waarschuwt
u mij even. niet?" vroeg hij lachend.
„Ik hoop dat ik ze voor u zal vinden", antwoordde
Cicely ernstig.
„Ik vrees dat het u niet zal meevallen", schertste hij
en daarop zichzelf in de rede vallend:
„Neemt u me niet kwalijk, ik moet die luitjes daar
even spreken."
Guy klauterde haastig omlaag en Cecily zag hem op
een knappe jongeman toegaan die in gezelschap was
van een smaakvol gekleed mooi jong meisje. De begroe
ting was buitengewoon hartelijk en vroolijk pratend ver
dween het drietal weldra in de menigte.
HOOFDSTUK X.
Guy krügt een ultnoodiging.
Wel, wel, ik dacht dat u hoog en droog in Parijs was,
juffrouw Richards", zei Guy, terwijl hij met George
Greenfield en Peggy verder wandelde.
Straattooneeltje te Tetuan.
(Het nemen van deze foto geschiedde niet zonder ge
vaar, daar de Mohammedanen het fotografeeren van
hun vrouwen misdadig achten.)
De eeuwigheid dragen we mede in de plooien van het
groene vaandel, het vaandel van Mohamed."
Dit waren ongeveer de woorden, welke een ontwik
keld Arabier, die zich ook in het Fransch en Engelsch
vlot uitdrukte, tot me sprak aan de haven van Alge-
ciras, enkele dagen vóór ik Europa verliet en alle
echte Mohamedanen zijn de overtuiging toegedaan, al
spreken ze het slechts zelden uit. Deze overtuiging
brengt eenheid tusschen de verschillende raseen van
Noord-Afrika, tusschen de oorspronkelijke bewoners, de'
Herbers, de oorspronkelijke veroveraars, de Arabieren,
de negers, die onder het groene vaandel met de Ara
bieren mede kwamen. De Mohamedaansche godsdienst
vereenigt allen en wel zoodanig, dat de Europeanen
over al deze verschillende rassen gewoonlijk spreken
als over de „Arabieren", wat feitelijk onjuist is.
Volgens sommige schrijvers behooren de Berbers tot
hetzelfde ras als de Basken, die Noord-Span je en een
deel van Zuid-Frankrijk bewonen. Berbers en Basken
zouden, volgens een oude legende, afstammen van de
bewoners van het gebied, dat zich eens bevond waar
thans de blauwe golven van den Atlantischen Oceaan
rollen.
Op ongeveer twaalf kilometer van Ceuta passeerden
we de douane van het Spaansch protectoraat en be
vonden we ons in het eigenlijke Marokko en in een
andere wereld. Over een uitstekenden, breeden automo-
bielweg, snorde ons motorrijwiel voor naar Tetuan, dat
vier-en-twintig kilometer van Ceuta verwijderd is.
Volkomen veiligheid heerscht thans in deze streken.
Militaire wachtposten hier en daar maken het optre
den van ongewenschte elementen onmogelijk. Boven
dien vindt men langs den weg op afstanden van
enkele kilometers telefooncellen, waar men, als er een
ongeluk gebeurt of een automobiel „en panne" geraakt,
dadelijk hulp kan ontbieden.
Door dit alles heeft het toeristenverkeer zich hier in
de laatste jaren sterk ontwikkeld. Met de kortst mo
gelijke zeereis (75 minuten, van Algeciras naar Ceuta)
kunnen Europeanen hier het Oriëntaalsehe leven
leeren kennen. Weliswaar ligt de Oriënt niet in Afrika,
doch de Arabieren hebben zoodanig hun stempel op
Noord-Afrika gedrukt, dat de steden hier een volko
men Oriëntaalschen aanblik bieden.
Slechts een enkel dorp suisden we door voordat we
Tetuan bereikten, de hoofdstad van Spaansch Marok
ko. Ceuta, de Europeesche stad op Afrikaanschen bo
dem, lag achter ons. Hier, voor de wallen en indruk
wekkende poorten van Tetuan bevonden we ons in het
echte Afrika. Zeker, ook hier vindt men enkele Europee
sche gebouwen, zelfs modern ingerichte hotels, maar
het hart der stad met nauwe straatjes, met kleine ba-
zars, maar ook hier en daar een plein met een ver
blindend witte moskee, is als het gedroomde land van
den duizend-en-één nacht. Arabieren in hun prachtige,
kleurige gewaden, bergbewoners, Berbers, met strenge,
ernstige gezichten, vrouwen, wier gelaat grootendeels in
doeken is verhuld, leverden met hun tallooze zwaar be
laden ezeltjes en bergpaardjes een bont schouwspel.
Ongeveer zesduizend Joden wonen er te Tetuan,
waarvan de totaal-bevolking ongeveer 60.000 bedraagt.
De oude Joden dragen nog de caftan, de oudere Jood-
sche vrouwen de traditioneele, kleurige kleeding.
Eigenaardig is het, dat men in Spaansch Marokko veel
beter met Fransch terecht kan dan in Spanje zelf. De
Spaansche ambtenaren, ook die te Ceuto en die in het
protectoraatgebied. spreken gewoonlijk alleen Spaansch,
geen Arabisch of een andere taal. De Arabische amb
tenaren kennen behalve hun moedertaal meestal ook
nog Spaansch en Fransch.
J. K. BREDERODE.
Maximiliaan Robespierre in top-
vorm, geheel herzien, verbeterd
en van „drukfouten" gezuiverd
opnieuw uitgegeven en versche-
nen in Grootgortbuikenburg.
De makelaarscrisis in Oberschweine-
freudedorf.
Hooggeachte doorgesleten-halve-zolen-tippelaars,
pantoffelhelden en klompenridders!
Wanneer ik U deze week eenige oogenblikken aange
naam wil bezighouden over mijn besten vriend Tije
Bonsema, dictator van de liohtcentrale, het stedelijk
slachthuis, annex gaskastje en de bij deze inrichtingen
voor radicale opruiming van dieren zich aansluitenden
geneeskundigen dienst, dan moet hij niet denken dat ik
voornemens ben met hem, ordinair gezegd, den kachel
aan te maken, want in dat geval is hij de plank wel 10
meter mis. Integendeel, het is mijn voornemen, hem de
volledige eer te geven, die hem van rechtswege eerlijk
toekomt. Maar het is niet noodzakelijk, bij dit biologisch
extract een begrafenisgezicht te zetten! Zoo'n bakkie
vriendschappelijke leut is uitermate geschikt het gezel
schap eens op te kikkeren en het solidariteitsgevoel te
verhoogen. niet waar kameraden?
Ik wil dan onzen wethouder, aangesteld als toezicht
houder op de lichtpunten, kooktoestellen, loudspiekers,
bloedworst, verstikte katten en platgedrukte verkeers-
„Weet je wat dat ondeugende kind gedaan heeft?"
vroeg George. „Ze is klampjes weggeloopen."
„Ik had er ook schoon genoeg van", verklaarde Peg
gy. „In Dresden ging het wel, maar in Parijs kreeg ik
zoo'n heimwee, en de directrice was zoo'n vreeselijk
spook dat ik 't niet meer kon uithouden."
„Wat u gelijk had", viel Guy haar lachend bij.
„Wacht maar tot Maandag jongedame, als je vader
komt", dreigde George vroolijk.
„Ik ga toch niet terug," klonk het beslist.
Toen zij een uurtje in eikaars opgewekt en monter
gezelschap hadden doorgebracht, deelde Guy een beetje
beschroomd mee, dat hij al lang van plan was geweest
Mevrouw Greenfield eens een bezoek te brengen.
„Doe dat. kerel", moedigde George aan. „Ze zal het
heel aardig vinden. Ga Zondag met me mee, dan gaan
we 's middags een lange wandeling maken."
„Afgesproken", zei Guy. „Dan tot Zondag."
Tegen den avond bracht George Peggy naar Highgate
Ze was vol van wat ze dien dag gezien en beleefd had,
en babbelde honderd uit. Maar toen ze dicht bij huis
waren gekomen werd ze stil.
„Zeg, George," begon ze eensklaps ernstig, „ik vind
dat moeder er heelemaal niet goed uitziet. Ik geloof, dat
ze ergens over piekert."
„Geen wonder", zei George droogweg.
„Neen, George, het is niet omdat ik van school ben
weggeloopen. Er is iets anders, iets dat veel dieper zit."
„Wat kan er zijn?"
„Ik weet het niet, maar kun jij niet een paar dagen
thuis blijven? Ze vroolijkt er altijd zoo van op, als jij
er bent."
„Vanavond kan ik blijven, maar morgen moet ik naar
Londen terug. Zondagmorgen kom ik weer."
„Reuzen gezellig! En wat leuk dat Meneer Bertram
Sir Guy heet hij nu hè? meekomt. Moeder zal
het wel aardig vinden hem weer eens te zien."
„Ja, hij is een geschikte kerel", stemde George af
wezig toe. Hij bedacht of Richards zijn moeder mis
schien onaangenaam bejegend had omdat Peggy van
school was weggeloopen en zijn gezicht kreeg een drei
gende uitdrukking.
„George keek zijn moeder onderzoekend aan, toen ze
hem begroette. Ze was erg blij hem weer te zien, maar
ze zag er ongetwijfeld zorgelijk uit.
„Wat is er met u moederlief?" vroeg George, toen
Peggy naar haar kamer was gegaan. Heeft Richards
u misschien een onhebbelijken brief over dat ondeu
gende kind geschreven?"
„Neen, dat kan ook nog niet. Ik vind het toch zoo
heerlijk dat je er bent, mijn jongen?" voegde ze er snel
slachtoffers, vergelijken bij den verideaalden figuur van
Maximiliaan Robespierre, den geweldenaar van het Co
mité van het Algemeen Welzijn en bekend om do groote
virtuositeit, waarmede hü al zijn concurrenten naar de
macht, op de met bloed, slijk en tranen besmeurde quil-
lotinekar wist te werken.
Daarmede wil ik natuurlijk niet zeggen dat wethouder
Bonsema het plan beraamt om zijn medebestuurderen
Westerhof, Klaver en Slingerland op een der statierij
tuigen der gemeentereiniging naar het abattoir te laten
rijden, waar zij onder deskundige leiding van directeur
Voorthuizen, na aangename voorbereiding met het
schietmasker op gegarandeerd pijnlooze wijze zullen
worden beroofd van het onmisbaar lichaamsdeel, waar
op eenmaal hun bolhoed stond te wiebelen, maar ik
wil alleen maar aantoonen, dat mijn vriend Tije is een
man van initiatief en in dat opzicht voor Robespierre
Zaliger niet onderdoet.
En wat zijn wetenschappelijke opleiding betreft, was
hij in heel wat slechter conditie dan Robespierre, die
bestemd was om advocaat te worden en benoemd werd
tot president van de academie te Arras.
Indien Tije werd voorgedragen voor een president
schap. zou het misschien zijn van een vischclub „Het
gebakken Baarsje", of iets in dien geest, want 'n druk
kersgezel. vóór hij typograaf werd genoemd, kwam des
tijds niet in aanmerking voor hooge betrekkingen, of
het moest zijn dat hij om de bijverdienste werd aange
steld tot torenwachter.
Het is onzen wethouder van gas en bloed door nijvere
zelfstudie echter gelukt zich geestelijk zoodanig te ont
wikkelen, dat hij ook in een college van Burgemeester
en Wethouders een reuze goed figuur slaat. En het zij
me vergund, ten dien aanzien nederig mijn Alpinopetje,
dat ik dezer dagen van Doctor van Amerongen, de En-
aan toe, om het gesprek een andere wending te geven.
George kuste haar. „Het spijt me dat ik morgenoch
tend weer weg moet. maar Zondag kom ik terug en
dan breng ik een vriend mee, dien u kent."
„Een vriend?" echode Mevrouw Greenfield. „Wie
dan?"
„U hebt hem twee jaar geleden ontmoet, toen u en
Peggy in Cambridge waren."
Hij was verbaasd over de uitwerking die zijn mede-
deeling had. Zijn moeder werd bleek en haar adem ging
onrustig.
„Sir Guy Bertram toch niet!" riep ze onthutst. „Neen
neen, George, dien moet je niet hier meebrengen."
„Maar moederlief, waarom in vredesnaam niet?"
Het antwoord kwam hakkelend en naar het George
toescheen ontwijkend.
„Toen we hem in Cambridge leerden kennen, had ik
er geen idee van, dat hij dat hij de Sir Guy Bertram
was, waar alle kranten vol van staan."
„Toen was hij dat ook nog niet, moederlief! Maar ik
begrijp niet waarom hij niet hier mag komen. Hij is een
oud vriend van mij en zijn titel en erfenis brengen
daarin geen verandering. Wat hebt u voor bezwaren?"
Mevrouw Greenfield ging zitten en staarde peinzend
voor zich uit; ze scheen haar gedachten te ordenen.
„Je weet, George" hernam ze rustiger pratend dan
zooeven, „dat ik voor Peggy zoo goed als een moeder
ben. Ze is nog erg jong en
„En wat moeder?" viel George ,haar ongeduldig in de
rede.
„Heb je Sir Guy Bertram vandaag gesproken?" vroeg
ze. zijn vraag negeerend. „En heeft Peggy hem ook
gesproken?"
„Ja, hij was bij de cricketmatch. Hij zei, dat hij allang
van plan was geweest u op te zoeken. Daarom vroeg
ik hem voor Zondag."
„Geef je je er wel rekenschap van, lieve jongen, dat
het twee jaar geleden is. dat we Sir Bertram ontmoet
hebben en dat hij nu pas op het idee komt mij een
bezoek te brengen?, vroeg Mevrouw Greenfield ernstig.
„Wat wilt u daarmee zeggen, moeder?"
„Peggy is heel knap en heel aantrekkelijk. Maar wij
haar vader staat maatschappelijk niet op één lijn
met Sir Guy Bertram. Ik weetik weet zeker dat
het hem heel onaangenaam zou zijn, wanneer iemand
van Sir Guy's positie zich voor haar zou gaannu
jaInteresseeren.
Geeorge lachte.
„Heusch, moeder, nu bent u toch wel een beetje
voorbarig. Daar heb ik nu toch werkelijk geen oogenblik
aan gedacht. Bertram is een jaar ouder dan ik en heeft
Met de heerlijke, opwekkende
eigenschappen van het edele
natuurproduct en onder contrdle
van het laboratorium: Dr. van
Hamel Roos Harmens, Adam.
gelsche leeraar aan 't gymnasium, die van dit sierlijke
hoofddeksel afstand deed, omdat men op de Zaterdag-
avondmarkt hem aan zag voor een standwerker met Gi-
lette-mesjes. cadeau kreeg, op te lichten, om mijn beste
medeproletariër mijn welgemeende hulde te betuigen.
Het doet mij ten hoogste genoegen, te mogen con-
stateeren, dat mijn vriend, trots de hooge onderschei
ding, hem ten deel gevallen, om te mogen aanzitten
aan de Tafel der bestuurderen van Grootgortbuiken
burg (waar trouwens nooit wat te bikken valt) nog
altijd zoo nederig is gebleven en zijn eenvoudige woning
op Rochdale niet heeft verwisseld voor een patriciërs
paleis, waar voorheen de wethouderen van de kaas
gort- en mosterd-city, in voorname hoofdstraten en nóg
voornamer hoogheid, resideerden.
De eenige weelde, die onze wet- en kip die de
gouden eieren der gemeentelijke radio-distributie in 1983
zal leggen houder zich permitteert, is een moderne
wandelstok, waarvan de haak gedurende ieder jaar van
zijn wethouderschap met eenige centimeters toeneemt
en deze kleine en goedkoope ijdelheid is hem toch zeker
van harte gegund. Voor hem hoop ik, dat het politiek
Zuidwestenwindje nog zoo lang zal blijven waaien, dat
het hem vergund zal zijn de vruchten van zijn wet-
houderlijk beheer aan de juichende gemeente te kunnen
aanbieden. En dan zullen we alle liefhebberij-muziek
corpsen te samen roepen en zij zullen bij afwisseling
spelen de Socialistenmarsch en Wilhellemus, Wien Neer-
land's bloed en de Marsaillaise, De Internationale en
„De Koning leef'Morgenrood en Heb je niet gehoord
van die zilvere vloot" en beurtelings zetten we onze
petten op en af om ten slotte te besluiten met een spon
tane, boven alle partijen uitgaande schedelontblooting,
om dan gezamenlijk uit volle borst hem toe te zingen:
Das kiept noer einmaal, das komt niegt wieder, Siest
tsoe sjeum oem waar tsoe sain, o ja, Beuse menschen,
haben kein' lieder, Der lebe Hoch! oense Bonsema! Kan
nog worden uitgebreid met Tralala, Hiep, Hiep Hoera,
Lang zal hij leven en andere lieder ohne worte!
Ziezoo, nu ik eens terdege heb afgerekend (voor deze
week en zoolang het kasregister) met onzen braven
schepen van G.G.B.B. moet ik ook nog een enkel
woord wijden, tot mijn leedwezen, als ik denk aan de
talrijke, brave ploeterende burgers, die schromelijk wei
den gedupeeerd, om het barre woord berooving dan
maar in het magazijn te houden, door schijnbaar dood
eerlijke en het volle vertrouwen waardige personen, die
zij het beheer van hun goederen hadden opgedragen.
Ik zal er nog maar niet te veel over uitwijden, mis
schien zullen we er op een andere, meer unheimliche
plaats in dit blad wel meer over hooren. Maar één
ding wil ik toch nog even recht zetten, ter waarschu
wing van alle goedgeloovige en onnoozele lieden, die
nog zoo kinderlijk naïef zijn, aan te nemen dat een
officieelen titel nog eenige garantie geeft in geldelijke
zaken. Het woord b e e d i g d makelaar geeft welis
waar 'n zeker cachet, maar alleen aan den persoon, die
zich de moeite heeft gegeven zich door de rechtbank te
laten beëedigen. Eenige waarborg geeft
deze titel absoluut niet. Het is ge
woonweg een nutteloos formalisme, dat echter mislei
dend werkt en zonder vereischte garantiebewijzen of
borgstelling en bovenal wettelijke controle niet moest
worden uitgereikt. En daarom, vrienden, laat je nooit
door zoo'n schoon-schijnend titeltje verlokken, maar
wees zuinig met je kostelijke dubbeltjes en je blind
vertrouwen. Zorg dat je geregeld een behoorlijke afre
kening krijgt en wees dankbaar voor de waarschuwing
aan je toegen.
CAVE CANUM.
tienmaal zooveel ervaring en Peggy is welbeschouwd
niet meer dan een schoolkind."
Een flauw glimlachje gleed over Mevrouw Green-
field's bleek gezicht.
„Ze is ruim negentien en meer dan gewoon knap; ze
is welbeschouwd een schoonheid. Ik durf er een eed op
te doen, dat Sir Guy twee jaar geleden direct gechar
meerd van haar was en het feit dat hij plotseling nadat
hij haar weer heeft ontmoet, ons een bezoek wil bren
gen, ons,, waar hij maatschappelijk toch een eind bo
ven staat, bewijst dat hij zich nog altijd tot haar aan
getrokken voelt. Dat zijn dingen waarin de oogen van
een vrouw zich niet bedriegen, beste jongen!"'
George gaf niet direct antwoord.
„Misschien hebt u gelijk tot op zekere hoogte*', zei hij
na een poosje; „ik wil niet ontkennen, dat hij misschien
een beetje gecharmeerd van haar is. Dat spreekt haast
vanzelf. Maar het feit dat een man het leuk vindt om
gezellig te praten en pret te maken met een aantrek
kelijk kind als Peggy, beteekent toch nog niet dat hij
verliefd op haar is!"
„Maar het zou er het gevolg van kunnen zijn
„Dat lijkt me niet heel waarschijnlijk, moeder. U moet
maar eens hooren op wat voor manier hij tegen haar
praat! Ik geloof dat dat wel het laatste zou zijn dat in
zijn brein opkwam om verliefd te worden op Peggy!"
„Gesteld dat je gelijk hebt, George, dan moet je de
zaak ook nog van Peggy's kant bekijken. Vind je eerlijk
tegenover het kind, om haar op intiemen voet met een
man als Sir Guy te laten omgaan, terwijl je zelf zegt,
dat van haar gaan houden wel het laatste is dat in zijn
hoofd zou opkomen?"
„Ik ben overtuigd dat zij evenmin zooiets denkt als
hij", verklaarde George 'n beetje ongeduldig. „Ze is nog
veel te jong."
„O, George, George", verweet zijn moeder, .wat heb
jij nog weinig idéé van een meisjeshart! Ik geloof best
dat ze op het oogenblik niet aan zooiets denkt tenmin
ste dat ze er zich niet van bewust is, maar ik wil voor
het te laat is, beletten, dat de gedachte bij haar opkomt
Bovendien, veronderstel dat ze van elkaar gingen hou
den, dan zou dat de zaak nog erger maken, want haar
vader zou nooit zijn toestemming tot een huwelijk ge
ven."
„Maar waarom in vredesnaam niet?" riep George
verbaasd en geërgerd uit. „Wat kan hij daar tegen heb
ben? Guy is een aardige, keurige kerel en als die ge
stolen juweelen nooit boven water komen, kan hij zich
financieel nog uitstekend redden. Ik zou niet weten,
wat Richards meer zou kunne» verlangen dan een
schoonzoon als Guy Bertram."