Chicago, een „nette stad".
Nederland in getallen en verhoudingen
Vergelijking.
DE KOOPKRACHT
VAN DEN GULDEN
De innerlijke waarde van onzen gulden, zijn waarde
aan metaal, zouden we ook kunnen zeggen, la niet groot:
enkele stuivers maar. In ons muntstelsel geldt hij echter
voor één tiende part van het gouden tientje, welks goud-
waarde vrijwel overeenstemt met de waarde van een
ongeveer even groote hoeveelheid goud in ongemunten
toestand. Wie gouden tientjes smelt, verliest haast
niets; wie zilveren munten smelt, houdt weinig over.
Met de koopkracht van den gulden heeft dit weinig te
maken, zoolang wij er zeker van zijn dat we voor 10
zilveren guldens één gouden tientje kunnen inwisselen.
De koopkracht beteekent eigenlijk niets anders dan dit:
hoeveel waren, hoeveel goederen kunnen wij voor een
gulden inruilen? Dat la zeer verschillend cn doet ons
spreken van duur of goedkoop geld.
Als we vandaag 2 pond kaas kunnen koopen voor
één gulden en over een maand vier pond van dezelfde
kwaliteit, dan is de kaas goedkoop geworden en de gul
den duur. De prijzen schommelen en ook de koopkracht
van den gulden.
Hoe dat sinds 1913 is gegaan, vertelt ons het zakboek.
Neemt men voor de koopkracht van den gulden in
het.jaar 1913 het getal 100, dan zien wij deze schomme
lingen
1920 34.2
1921 54.9
1922 62.5
1924 64.1
1928 67.1
1929 70.4
1931 103
Deze gegevens betreffen de groothandelsprijzen en
zijn dus voor de hulsmoeders van minder belang. Zij
hebben meer te maken met de kleinhandelprijzen en
daarmee ging het zoo:
1911—13 100
1920 45.8
1921 49.6
1922 54.8
1924 58.4
1928 59.1
1929 59.6
1931 66.2
In de huishouding heeft de gulden dus nog slechts
twee derde van zijn voor-oorlogsche waarde en van
de waarde in den groothandel. Waar dit laatste in rit?
In de vele stations op den weg tusschen product en con
sument. De groothandel koopt nu voor een gulden zelfs
iets meer dan in 1913. doch moeder de vrouw heeft nog
f 3 noodig tegen f 2 vóór 20 jaar. Met 1% keer zooveel
huishoudgeld is zij nu dus nog niets verder dan toen.
En hoe dan als de inkomsten door den slechten gang
der zaken of door werkloosheid niet gestegen, doch ge
daald zijn?
OP DE KURK VAN
DE JENEVERKRUIK
Er is wel eens beweerd, dat de huishouding van den
Nederlandschen Staat drijft op de kurk van de jenever
kruik. Het is lichtelijk overdreven.
De rijksontvangsten bedroegen in 1930 met inbegrip
van die voor het leening- en het wegenfonds 796 milli-
oen gulden.
60 Millioen hiervan of 7% pet. kwamen van de accijn
zen en invoerrechten op alcoholhoudende dranken. Het
is niet onbelangrijk en wij zullen het drankgebruik van
215 millioen per jaar niet verdedigen, maar dat onze
huishouding daarop zou drijven is toch wel iets te sterk
gezegd, niet waar?
ALLEMAAL OP DE FIETS?
Ook dit Is overdreven: op elke 7 Inwoners hebben we
2 fietsen en in totaal zijn het er 2.853.569, Van 2.761.704
Is voor het dienstjaar 1931—1932 belasting betaald.
Het aantal kosteloos verstrekte rijwielplaatjes bedroeg
in 1924 53.759 of nog geen 3 pet van het totaal. Nu Is
het 96.625 of bijna 3.4 pet. Ze worden uitgereikt aan
personen, die voor hun beorep of bedrijf een rijwiel noo
dig hebben en niet aangeslagen zijn in de Rijkalnkom-
etenbelasting. Ook de ambtenaren van vreemde mogend
heden krijgen zoo'n plaatje, doch dit zijn er maar ruim
206.
Wat de fietsen betreft, hoeft geen propaganda meer
gemaakt te worden voor Nederlandsoh Fa
brikaat. In 1931 werden hier 320.500 rijwielen
geproduceerd, waarvan er 5200 naar het buitenland
werden verkocht Ingevoerd werden 2800 fietsen, zoodat
van het blnnenlandsch verbruik 99 afkomstig was
van onze eigen Industrie.
In 1922 was dit percentage nog niet hooger dan 38!
TE VEEL ONDERWIJZERS.
Het kan" op de arbeidsmarkt gauw veranderen- In
1929 en 1930 stond het bij het onderwijs bijv. zoo, dat
ieder die voor do lager onderwijs-acte slaagde, in be
trekkelijk korten tijd op een vaste benoeming kon re
kenen.
Thans, 2, 3 jaar later, is de markt absoluut overvoerd
en loopen eenige duizenden jongelui rond als werkzoe-
„Toe George", pleitte Mevrouw Greenfield, ,,kun je
niet zorgen dat dat bezoek van Sir Guy niet doorgaat?
Ik ben zoo vreeselijk bang dat er moeilijkheden uit
voorkomen; ik geloof werkelijk dat ai» meneer Richard»
hoort dat hij hier is geweest en dat hoort hij na
tuurlijk hij Peggy niet langer aan mijn zorg toever
trouwt. En ik kan haar niet verliezen."
George's gezicht stond donker.
„Die man schijnt de macht te hebben ons voor te
schrijven wat we doen en laten moeten", viel hij uit.
„Dus het komt hier op neer, dat ik Guy moet schrij
ven dat... dat..., ja wat moet ik hem eigenlijk schrijven.
Ik haat dat soort dingen!"
„Jo zou kunnen schrijven dat lk me heelemaal niet goed
voel en daarom hem niet kan ontvangen. Dat is trou
wens de volle waarheid."
„Wat is er toch, moedertje? vroeg George. direct
heelemaal verteederd, terwijl hij zijn arm om haar heen
sloeg ..Waar tobt u toch over?"
Mevrouw Greenfleld's oogen vulden zich met tranen,
„Wat ben je toch lief voor je oude moeder!" zei ze
zacht." Ik mag tevreden zijn met m'n twee kinderen!
Ik heb het Peggy niet gezegd, maar mijn hart sprong
■op van vreugde toen ik haar snoezig gezichtje opeens in
de deur zag. Ik heb haar vader gewoonweg gesmeekt
om haar nu maar hier te laten blijven."
„Als hij haar naar kostschool teruggestuurt, kom ik
hier wonen, moeder; dan reis ik eiken dag heen «n
weer."
„Neen jongen, dat mag ik niet van je vergen", weerde
zijn moeder het hartelijke, edelmoedige aanbod ferm af.
„Ik ben al dol gelukig dat ik je zooveel vaker zie dan
toen je in Cambridge was. Je hebt nu een levenstaak en
daarbij mag ik je niet in den weg staan. Dat heen en
weer reizen zou voel te vermoeiend zijn en je werk zou
er onder lijden."
„In ieder geval kom ik Zaterdagmiddag", beloofde
Georgo. „Ik heb een afspraak om te gaan dineeren,
maar dat kan ik gemakkelijk afzeggen. Of de kleine
meid weer naar school gestuurd wordt of niet, wa sullen
het samen In ieder geval heel gezellig hebben. Bertram
zal ik morgen sohrijven."
Vrijdag en Zaterdag gingen voorbij en er kwam taal
noch tecken van Rioharda. Ondanks de stoutmoedigheid
waarmee ze uit het Parijsche pensionaat wa» wegga-
kenden, die bitter weinig kans hebben om de eerst
volgende jaren aan den slag te raken.
Hoe dat mogelijk is, zal uit het volgende blijken.
De opleiding tot onderwijzer geschiedt op kweek- en
normaalscholen en op particuliere cursussen. Hoevelen
er op deze laatst© worden klaargestoomd, ontsnapt aan
onze waarneming. Van de kweek- en normaalscholen
weten we wel, hoeveel leerlingen zij tellen en bet vol
gende staatje geeft daarvan een beeld.
Aantal leerlingen
Jaar
Kweekscholen
Normaalscholen
Totaal
1910
4.353
7233
11.590
1920
4.232
3610
7.342
1925
12.263
2451
14.714
1927
11-858
918
12.776
1928
11.613
635
12.248
1929
11.307
597
11.904
1030
11.983
651
13.633
1931
13.394
871
14.268
Het hooge aantal van 1931 is een weerspiegeling van
de goede verwachtingen der beide voorafgaande jaren,
verwachtingen die op teleurstelling zijn uitgeloopen.
Op dit oogenblik zijn er n.1. reeds enkele duizenden
jongelui, die elkaar de achaarsche betrekkingen betwis
ten, terwijl de verhooging der leerlingschalen 2 a 8
duizend wachtgelders op de markt zal gooien, die in de
eerste plaats voor benoeming in aanmerking moeten
komen.
Het jonge volk heeft dus bitter slechte kansen om
zich een plaatsje te veroveren. De examens van 1933
brengen misschien wel 3000 nieuwe sollicitanton en
maken de vooruitzichten nog somberder.
EINDE VAN DEN TWAALFJARIGEN OORLOG.
(Van onzen Correspondent).
CHICAGO.
Op de zwarte lijst der steden met een groots crimina
liteit, staat Chicago tegenwoordig op de zeventiende
plaats! Het is ongetwijfeld verrassend, dat te vernemen,
temeer, daar ieder zich herinnert, dat nog niet zoo lang
geleden Chicago de dubieuze eer genoot, bovenaan op
deze lijst te staan. Hoe heeft zoo een groote verande
ring zoo snel kunnen plaats vinden?
Mc. Cermak, de nieuwe
burgemeester met de „ijze
ren bezem" verklaart, dat
het misdadige karakter van
Chicago sterk is overdre
ven. Er zijn ongetwijfeld
moorden gepleegd, maar
dat komt in iedere groote
stad voor en bovendien be
hoeft men zich bier om dat
verschijnsel te minder on
gerust te maken, waar het
betreft twisten van bendele
den onderling. Maar ook dat
bendewezen is sterk aan het
afnemen, dank zij het door
tastende optreden der poli
tie en het doorzettingsver
mogen van den nieuwen lei
der.
Wat is nu de oorzaak van
die verandering? Flinke po-
Burgemec8tex Ceruiak. Htle-agenten waren er vroe
ger ook, zij het ook, dat zij
het vaak niet lang maakten
vanwege de soms nog flinker bandieten. Twaalf jaar
lang heeft de strijd tusschen overheid en onderwereld
gewoed; zou hij nu opeens beelndlgd zijn?
Het beste bewijs van het feit, dat de oorlog inderdaad
grootendeels uit 1», levert wel de beruchte bendeleider,
die vroeger bekend stond als Al Capone, en thans In de
gevangenis zit als nummer 40886. Want deze man wa»
belangrijker in het crimineel# gebeuren dan honderden
andere misdadiger*. En bovendien zal men zich herin
neren, dat HU ook niet door een bijzondere handigheid
der politie ln de val la geloopen, maar door een bank
roet! Hij had zijn „personeel" bijna twee jaar lang on-
geregeld betaald, In de laatste zes maanden was er zelfs
van honorarium geen sprake meer. Daar kwam bij, dat
men langzamerhand voelde aankomen, dat de alcohol-
smokkelarij een slechten tijd tegemoet ging. Oapone's
troon wankelde. Een koning zonder geld heeft weinig
te vertellen. Toen daarna ongeveer niemand gevolg gaf
aan zijn bevel, naar het kind van Lindbergh te zoeken,
besefte de onderwereld, dat het rUk van deze koning
uit was. En die onderwereld zelf bewerkte, dat Capone
in handen van de politie viel.
loopen, toonde Peggy thans duidelijk sporen van ze
nuwachtigheid.
„Maar wat veder ook wil of niet, teruggaan doe ik
niet," zei ze op beslisten toon togen George. to#n
Zaterdagmidadg met hem ln den kleinen tuin zat. „Ik
merk veel te goed. dat moeder mij dolgraag hier houdt.
Maar ik zal me toch meer ap m'n gemak voelen alfl allen
definitief geregeld Is, zie je!"
De post van Zaterdagavond bracht een brief van Guy
Bertram. dien ochtend geaohreven ln een villa in de
nabijheid van St. Albans.
„Ik kwam hier toevallig gisteren te l»nd", sohreof hij,
„en ga Zondagmorgen weer weg. ïH kom rechtstreeks
naar Highate. want lk heb gezien dat er sen direote
verbinding is, zonder dat ik over Londen hoef te reizen.
..Dan hebben we de zaak niet meer ln onze hand."
riep George uit. „Hü heeft mijn brief niet gekregen en
het is nu te laat om nog te schrijven, zelfs om te tele-
grafeeren. En u voelt u ook veel beter, nietwaar moe-
der?" voegde hij erbij, bedenkend dat Peggy ln de ka
mer was.
„Zeker, jongen," antwoordde aijn moeder met een
schijn van opgewektheid en haar best doende om zioh
in het onvermijdelijke te schikken. „Ik vind hot heel
gezellig dat Sir Guy Sertrem komt,"
Peggy zei niets, maar als ze de oogen van haar bor
duurwerk had opgeheven, zouden de beide anderen dui
delijk hebben kunnen zien. dat ze het met de uitspraak
van Mevrouw Greenfield volmaakt eens was!"
HOOFD6TUK XL
Riohardi trekt van loer.
Sir Guy Bertram toonde «ich een beminnelijke, onder
houdende jongeman, met prettige manieren, toen hij
zijn aangekondigd bezoek bracht.
Na een geznlligon maaltijd in de laag-gezolderde eet
kamer, waarbij het gelach niet van de luoht was, gin
gen de drie jongelui. Peggy, George en Guy, een wan
deling maken naar Hampstead Heath, Het jonge meieje
was buitengewoon opgewekt en praatte honderduit; ze
vertelde Guy uitvoerig van het leven in Dresden. waar
ze het erg naar haar zin had gehad, zooal» ge gei, en
van haar verblijf in Parijs, dat §§n verschrikking was
geweest, in geuren en kleuren deed ze het verhaal van
haar vlucht en verklaarde met do grootste stelligheid,
Eén middel is er. «at wat opluchting ka.n brengen. Als
de leerkrachten van 60 jaar en ouder in de gelegenneid
werden gesteld met pensioen te gaan de leeftijds
grens is 65 dan zouden velen daarvan ongetwijfeld
gebruik maken.
Wü bevelen dezen noodmaatregel dringend bij de Re
geering aan.
WIJ STUDEEREN MAAR.
Het Statistisch Zakboek vermeldt het aantal leerlin
gen, dat de verschillende onderwijsinrichtingen bevolkt.
Daar zit een sterke stijging Ln. welke in veel gevallen
de groei der bevolking overtreft.
1910 1930
pl.m. 910.000 1.200.000
11.590 14.260 1)
3.497 7,833
73 8.525
13.021 23.605
1688 2.264
620 3.007
4587 18.902
27.904 plm. 124.000
2.178 8.241
3.684 9.465
1.179 2.449
Lagere scholen
Kweekscholen enz.
Gymnasia
Lycea
H.B.S.
Middelbare meisjesscholen
Handelsdagscholen
Handelsavondscholen
Nijverheidsonderwijs
M.T.S.
Universiteiten
Hooge schol en 2)
1) In 1931.
2) DJt zijn de Technische Hoogcschool te Delft, de
Landbouwhoogeschool en dc Handolshoogesoholen t«
Rotterdam en Tilburg.
In vergelijking met den aanwas der bevolking, zou in
die jaren een groei van 3 op 4 normaal zyn geweest.
Dat het op sommige scholen veel erger is, zal niet leder
als een zegen beschouwen. Merkwaardig en verheugend
is de groei van het vakonderwijs.
Dat de vrouw zich meer in 't openbare leven gaat
bewegen, blijkt ook uit het grooter aantal vrouwelijke
studenten: in 1910 nog maar 128 en nu 645. Hierover
juicht ook niet iedereen.
Gepantserde motorrijwielen der politie.
Nadat Capone was opgeborgen, bleven ongeorgani
seerde benden nog een tijdlang hun bedrijf uitoefenen.
Maar bij het volkomen gebrek aan disclpllno was het
voor de politie niet moeilijk, de leden dezer benden te
arresteeren, vooral niet door de hulp van troepen werk-
loozen, die men als vrijwilligers engageerde en die nog
al radicaal te werk gingen.
Nu schijnt dan Chicago een „nette" stad ts zijn. waar
niet meer moorden voorkomen, dan in andere steden.
Capone's beroemde stamlokaal, voorzien van schiegaten.
is door de stad aangekocht om dienst te doen als... mu
seum.
Intusschen is de verandering op het juiste moment
ingetreden. Want Chicago heeft thans maar één groote
zorg: de wereldtentoonstelling van 1933.
Reeds nu bestaat groote belangstelling voor de werk
zaamheden, ter voorbereiding van deze expositie. Jour
nalisten en belanghebbenden komen den bouw bezichti
gen van de tentoonstelling, die onder het motto „Vor
deringen dezer eeuw" al het voorgaande op dit gebied
moet overtreffen. Er worden reeds toegangskaarten uit
gegeven aan hen, die het stalen geraamte van den 325
Meter langen en 12 verdiepingen hoogen koepel van het
„Verkeersgebouw" willen bewonderen en die een proef
tochtje willen maken in den „raketwagen", die op 200
meter hoogte heen on weer zweeft tusschen de beide
torens op het terrein.
Ohieago we hebben hst reed» gezegd -- Js dus een
fatsoenlijke, behoorlijke stad geworden. De tijd van
gruwel romantiek en rooversgeschiodenissen is voorbij.
En daarom verontschuldigt de burgemeester de nieuw
ste maatregelen, die hij slechts als „voorzorg" heeft ge
troffen: gedurende de tentoonstelling zullen alle zakken
rollers. inbrekers en andere misdadigers, die de politic
kent en dio zij ta pakken kan krijgen, in hechtenis wor
den genomen, ook zonder dat ze in dit bepaalde geval
Jets hebben misdroven. Na de expositie worden ze dan
weer onmiddellijk vrijgelaten. Verstandige maatregelen
inderdaad, Alleen maar „ter wille van de veiligheid"...
dat ze, wat haar vader ook mocht hebben te beweren,
niet zou teruggaan.
Guy amuseerde zich uitermate met haar vroolijk ge
babbel.
„U hebt geloof ik, niet veel ontzag voor uw vader",
lachte hij.
„Om u de waarheid ta zeggen, ben ik doodsbang voor
hem", was 't antwoord, „maar daarvan kan hij niets
weten, als ik het niet laat blijken, nietwaar?"
„Ik zou zeggen van niet. Tenzij iemand het hem zou
vertellen."
„Behalve George bent 'u de eoniga die het weet. Ge
orge houdt natuurlijk zijn mond en u zult me toch ook
niet verraden, hè?"
„Geen zee paarden zouden dit vreeselijk geheim uit
me kunnen trekken." beloofde Guy.
„Pat vind ik lief van u!" zei Peggy met een hartelijk
knikje naar den gast. „Maar nu heb ik genoeg ovay me
zelf gepraat, vindt u ook niet? Nu is hot uw beurt om
het een en ander to vertellen."
„Wat moet ik vertellen?" vroeg Guy.
..O. u weet immers een heeleboel interessants! U bent
lóó'n belangrijk perpoon, dat u eigenlijk had moeten be
ginnen, In Parijs wilden ze me niet eens gelooven toen
ik zei dat ik u kende. Vertelt u maar eens van dat
mooie oude huis en die praohtigo tuinen!"
Guy voldeed aan haar verzoek. Hi.i gaf een levendige
boeiende schildering van „Wetstones" en Peggy luister
de met gespannen belangstelling.
„Het lijkt me daar in één woord schitterend.zei ze.
toen hü klaar was, „En den te denken dat Sir Roderjck
daar al die jaren als een kluizenaar heeft geleefd en
niemand ervan heeft laten mee-genieten, omdat hij zioh
den dood van zijn vrouw zoe heeft aangetrokken. De
meisjes bij Madame Guérin geiden dat ze het 't aan-
doenlijksta vonden dat ze ooit hadden gehoord, maar
ik geloof niet dat ik het daar heelemaal mee eens ben.
Het was toch eigenlijk beter en mooier geweest, als hij
een of ander goed werk had verricht. Daarmee had hij
haar nagedachtenis nog méér geëerd, vind ik."
„Hij heeft ook heuseh niet stilgezeten en alleen maar
getreurd", bracht Guy in het midden. „HÜ heeft zich
die lange jaren beziggehouden met het sohrüven van
een groot boek, Er liggen stapels en stapels vellen pa
pier, die hy volgeschreven heeft. Ik weet niet of het 8ljn
bedoeling was dat zyn werk ooit uitgegeven zou wor
den: ik zal ©ver de waarde ervan eens hef oordeel vra
me* 2 tabletten, hy
giënischer en prac-
tischer dan losse ta
bletten, kost slechts
10 eant.
Alleen deze beide verpakkingen garan
deeren U de echte Aspirin-tabletten, welke
uitsluitend door de BAYER-fabrieken ver
vaardigd worden. Elke tablet, welke niet
het BAYER-kruis draagt, is geen Aspirin.
Knorrend lag hij in z'n mandje,
Met een strikje rond z'n nek,
Als een welgedaan meneertje
Onder 't warm satijnen dek.
En hy keek de lieve wereld
Hondsch en welgevallig aan,
Want men zorgde zeer voldoende
Voor zijn onbezorgd bestaan!
Eten had hij overvloedig,
Welbereid en uitgezocht,
Als hij soms maar even kuchte,
.Mocht hij niet meer ln de tocht.
En men vroeg wel honderd koeren,
Wat hü moest of wat hij wou,
Hij was toch zoo lief en snoezig,
Hij was 't hondje van de vrouw!
In zün dunne strooien bedje
Sliep hij naast de zoldertrap,
Onder de versleten deken,
Hier een stop en daar een lap.
En hij keek de kille wereld
Moe en achterdochtig aan,
Want men kon niet altyd zorgen
Voor zyn wankel Jeugd bestaan.
Eten had hü soms maar amper.
Omdat moeder weinig kocht,
Als hü in den winter hoestte
Liep ie maanden in don tocht.
En men vroeg geen enkel keertje.
Wat hij moest of wat hy wou,
Hy liep als een bleeke stumper
Door de felle voorjaarskou.
In de scheefgegroeide wereld
Is niet aJles in den haak,
En niet alles is verklaarbaar,
Ook al denken we het vaak.
Daar is veel te vergelijken,
Wat nooit een verklaring vindt:
Waarom is een troetelhondje
Meer soms als een menschenkind?
(Nadruk verboden).
gen van Iemand, die van zulke dingen meer verstand
hoeft dan ik... George bijvoorbeeld, dat is een eoht stu-
dlo-moneeh..."
Goorge begon t« lachen en maakte een afwerend
handgebaar.
„Hij is altijd veel te bescheiden", merkte Peggy op
m«t een vriendelijk lachje near haar ouden kameraad.
En toen zich weer tot Guy richtend, vroeg ze opeens:
„Was u niet rotend toen u merkte dat al de juweelen
verdwenen waren?"
„Och", antwoordde Guy schouderophalend, „ik raak
or langzamerhand overheen. Maar het is wel een ha
telijk idee, eerst te denken dat je heel rijk bent. om dan
plotseling tot de conclusie te komen, dat het maar een
luohtspiegallng was. Ik doe mijn best de zaak filosofisch
op te nemen tenslotte ben lk er toch belangrijk beter
aan toe, dan vóór Sir Roderick stierf. Ik ;^at een aar
dig landhuisje neerzetten in Surrey."
„Ergens in de buurt van Leith Hill, nietwa. -?" vroeg
Peggy. „Dat meen ik tenminste gehoord to he "-.cn, Ik
ben er eens met George geweest. Het is er erg mooi."
„Ja, dat hebt u goed gehoord, het is in de buurt van
Leith Hill. Ik heb daar een alleraardigst terrein ont
dekt, aan den rand van een stuk bosch. met een prach
tig uitzicht naar alle kanten."
En daarop gaf hij een gedétailleerde beschrijving van
de ruime jonggezellenwonlng, die hü zelf ontworpen
had; met beneden een groote hall, een behagelüke stu
deerkamer en een bescheiden plek om te eten en boven
zes slaapkamers, dat het hem niet aan ruimte zou ont
breken om zijn vrienden te gast te hebben. Een vroolijke
tuin vol bloemen moeat het geheel completeeren.
De conversatie was zóó onderhoudend. Peggy en Guy
konden zóó goed met elkaar opschieten, dat ze weer
thuis waren eer het tot ze doordrong, dat ze een hee-
len alstand hadden afgelegd. Toen zo het villatje van
Mevrouw Greenfield bereikten, hield Guy het hek open
om Peggy te laten pagseeren, Maar nauwelijks had het
meisje een paar pasgen op het tuinpad gedaan, of ze
draalde zich met een ruk om.
„O George, daar ig vader!" riep ze verschrikt en legde
haar hand op zijn arm.
Door het open venster van de voorkamer, konden
ze Mevrouw Greenfield zien zitten, in gesprek met een
heer. die met ©en norseh gezioht naar hen keek.
Wordt vervolgd.