DE BARSCHE KEIZER
DE SPEELMAN
De speelmandie in steeg en straten
Zijn opgewekte wijsjes hoor en laat.
Heeft den dag door rondgezworven.
Tot de avondschemering komen gaat.
[Dan spoeden zich de menschen huis
waarts,
Waar gezelligheid en eten wacht,
■Nu geen, die naar den speelman luis
tert,
Die vergeefs wat geld verdienen
tracht.
1Hem wacht geen eten en een kamer,
I En zelfs een bed bezit hij niet.
Op een bank slaapt hij ineengedoken,
Schamel eind van 't zwerverslied.
COS1.
De gekaapte worst.
De slagerswinkel op den hoek
Brengt Lili hier een kort bezoek
Een groote worst wordt er haar buit!
Ze rent ermee den winkel uit.
Maar ziet de worst in haar geheel
Wil niet in eens door Lili's keel!
De kleine Lili wordt vuurrood!
Ze vreest voor den verstikkingsdood.
Maar Loet weet raad! Woef-woef!
Waf-waf!
Hij bijt het stukdat uitsteekt, af!
Loet kreeg van Lilitje een poot:
redde mij daar van den dood!"
Een opschepper.
De jager is aan het vertellen in gezelschap:
„Ik stortte mij op den tijger en sneed hem
net mijn mes den staart af".
Een toehoorder: „Wel meneer, waarom
uist den staart en niet den kop?"
De jager: „Dat had een ander al gedaan".
Geen baard.
toch scheren
door
ESSAY.
De grootste feestdag in Henk's leven was
toen hij van zijn moeder een pak met een
lange broek kreeg. Hij was veertien jaar en
een beetje lang voor zijn leeftijd, zoodat z'n
moeder vond, dat het „nu wel kon". En Henk
zelf voelde zich ook lang geen kleine jongen
meer. Hij had al lang gevlast op zoo'n mooie
lange broek, waarmee hij er zeker „als een
echte meneer" zou uitzien.
En de groote dag was dan eindelijk aan
gebroken. Op zijn stoel hing, in plaats van
zijn bruine jasje met het korte jongens
broekje, een blauw pak met een keurige,
lange pantalon, waarin een kaarsrechte vouw
was gestreken. Henk was dadelijk uit zijn
bed, stapte op de stoel af en begon de nieuw
ste aanwinst van zijn garderobe met een
zekere eerbied te bekijken. Dat zag er goed
uit, vond hij en dadelijk dacht hij aan het
effect, dat zijn „groote heeren kleeding" zou
maken. Als hij strakjes naar school ging,
zou de conducteur op de tram zeker
meneer" tegen hem zeggen. En waarom ook
niet? Was hij eigenlijk niet een meneer?
Zoo redeneerde Henk in zijn eentje, ter
wijl hij naar zijn nieuwe kleedingstuk stond
te kijken. Nadat hij zich snel gewasschen
had, begon hij zijn splinternieuwe pak aan
te trekken. Eerst de broek natuurlijk, hè, dat
stond goed hoor! Het slobberde wel een
beetje om zijn beenen, maarhij zou 'm
wat optrekkendan had hij van dat ge-
slobber geen last. Nu kwam het vest aan de
beurt. Maar het aantrekken van dat vest
was niet zoo eenvoudig. Aan een vest zitten
namelijk zes knoopjes en zes knoopsgaten
maar het is een speciale kunst om de knoop
jes dadelijk in de daarvoor bestemde knoops
gaten te doen. Eerst hield hij van boven een
knoop over, terwijl onderaan een knoopsgal
ongebruikt stond. Overdoen maar, het was
natuurlijk niet zoo makkelijk je dadelijk aan
die nieuwe kleeren te wennenNa een
paar gefaalde pogingen zat het vest einde
lijk goed. De jas leverde verder geen moei
lijkheden op.
Toen Henk dus zijn nieuwe kleeding aan
getrokken had, wilde hij toch wel eens zien,
hoe de broek hem stond. Helaas had hij op
zijn slaapkamer geen enkele spiegel, waarin
hij zich van het hoofd tot de voeten kon be
wonderen. Daarom klom hij op een stoel
om zich in den spiegel die boven de wasch-
tafel hing, te bekijken. Hij stond daar nau
welijks op zijn verheven plaats of zijn zus
ter Bep trad de kamer binnen.
„Hé Henk", liep ze lachend. „Waarom heb
je dat gekke pakje aan en wat sta je daar
op dien stoel?"
„Kind", zei Henk met een koninklijke
minachting. „Ik heb in 't geheel geen gek
pakje aan. Dat is nota bene mijn nieuwe
lange broek! Zoo loopen de heeren ook op
straat".
Zijn zuster grijnsde eens en vertrok. Henk
stapte naar beneden om de hulde van zijn
overige huisgenooten in ontvangst te gaan
nemen
Henk werd een klein beetje voor de mal
gehouden met zijn „heerenkleeding", doch
hij merkte daar niet veel van. Alleen toen
een jongen op school vroeg: ,3en je ban?
voor hoog water", voelde hij een beetje nat
tigheid. Hij zei schuchter: „Neen, waarom?"
,Omdat je je broek zoo hoog opgehaald
heb", zei de jongen en liep lachend weg.
Henk ging in een hoekje staan en prutste
langen tijd r.an zijn bretels. Toen hing de
broek weer wat lager.
Maar ondanks deze duidelijke plagerijen
was het Henk nog altijd niet aan zijn ver
stand te brengen, dat er tusschen een
„meneer" en hem een zeer groot verschil
bestond. Neen, 's avonds werd het nog erger
met Henk's „grootheidswaan". Hij streek zich
enkele malen over de kin, keek eens in den
spiegel en ging toen naar beneden.
Er was niemand. Dat kwam juist goed van
pas wantHenk had het stoute plan op
gevat zich te gaan scheren. Dus zou hij zich
ook scheren. Het veiligheidsapparaat van
vader lag daar in het kastje. Nu echter was
er een onderdeel van het scheren aan de
beurt, dat niet zoo eenvoudig was. Henk had
zoo vaagjes gehoord dat je er warm water
voor noodig had, maarhoeveel? Dat was
een vervelende kwestie.
Henk streek zich weer eens bedachtzaam
over zijn melkblanke kin, keek nog eens in
den spiegel, mompelde zachtjes„Ja, ja,
het is wel noodig" en ging op zoek naar een
voorwerp, waarin hij water zou kunnen
koken.
Een fluitketeldat was wel aardig,
maar kon er genoeg in? Veronderstel dat hij
zich aan het scheren was en dat plotseling
bleek dat hij niet genoeg warm water had!?
Neen, die kans mocht hij nietl oopen. Je kon
beter wat te veel dante weinig opzetten.
Daar zag Henk plotseling een groote pan,
waarin moeder altijd de aardappels kookte.
Dat was iets Hij begon de pan met water
te vullen, doch voor dat hij pogingen deed
ze op het gas te zetten, sloot hij eerst de
deur van de keuken af. Je wist nooit wie
er plotseling binnen kwam en danhij
wilde niet gestoord worden.
Nu moest hij de pan op het gas zetten.
Hè, dat was zwaar.... om je aan te vertil- I
len gewoon. De pan bibberde leelijk in
Henk's handen.... een groote puts water'
over zijn nieuwe broek. Maar eindelijk
Eens, toen China nog geen republiek was
en het in Europa neg algemeen bekend was
onder den naam van het „Hemelsche Rijk"
toen de Chineezen nog staarten droegen en
de Chineesche vrouwen hun voeten nog op
sloten in kleine, nauwe schoentjes, om ze
niet te laten groeien, en zij dus even klein
bleven als toen zij nog jong waren, gebrui
ken, die met het ontstaan van de republiek
teniet zijn gegaan, troonde boven de Chi
neezen nog een machtige Keizer. Een van
deze keizers, die luisterde naar den naam
Li Pan Woe, stond bekend om zijn gestreng
heid en barschheid; hij was bij alle lagen
van de bevolking gevreesd om de straffen,
die hij vaak zonder een enkele grondige
reden links en rechts uitdeelde.
Slechts dure geschenken konden hem
in een zonnig humeur brengen en ofschoon
zijn paleizen opgestapeld lagen met kost
baarheden, wilde hij er steeds meer bij heb
ben. Hij moest zelfs nieuwe paleizen erbij
laten bouwen om al de schatten, die hem
uit alle hoeken van het Rijk werden aange
boden, op te bergen. Die schatten werden
hem niet gebracht, omdat hij zoo geliefd
was, neen, enkel en alleen om gunsten te
verkrijgen.
De, voor onze Westersche oogen, wonder_
lijkste geschenken werden hem gebracht.
Vooral op kostbare pajongs was hij gesteld
telkenmale als hij zulk een met goud
en diamanten afgezette pajong ontving, liet
hij twaalf gevangenen vrij naar keuze van
de geschenkbrengers.
Maar niet iedereen in het Hemelsche Rijk
was in de gelegenheid, kostbare pajongs met
diamant en goud afgezet aan te bieden.
Zoo was het ook met den armen Wan Sjoe
gesteld, wiens eenige dochter in de gevange
nis was geworpen, omdat zij niet de noodige
eerbied aan een ouden mandarijn had be
toond. En gebrek aan eerbied werd in het
oude China streng bestraft! Wan Sjoe's
dochtej" had echter geen booze bedoelingen
gehad, maar daar hielden de rechtsdienaren
van Li Pan Woe geen rekening mee Ze
sleepten haar naar een donkere kerker.
Wan Sjoe was een knap handswerkman.
die wonderschoone waaiers en pajongs kon
maken en daarom besloot hij er ook een
voor den keizer te maken om hem te vertee-
deren en nem te smeeken zijn dochter uit
de gevangenis te ontslaan. Wan Sjoe had 'n
wondermooie pajong gemaakt, maar, daar
hij slechts een arm man was, had hij deze
niet met edelsteenen en goud kunnen afzet
ten. Toch besloot hij er mee naar den keizer
te gaan. 's Keizers dienaren lachten hem
uit, toen hij hun de pajong toonde. Hij bleef
er echter op staan bij den keizer toegelaten
te worden.
Deze keek hem, op zijn hoogen troon ge
zeten, met weinig vriendelijke blikken aan.
Hij vroeg Wan Sjoe op strengen toon hoe
hij durfde den keizer een pajong zonder
kostbaar-heden aan te bieden?
Hierop antwoordde Wan Sjoe: „Groot
machtig keizer. Wan Sjoe is slechts een arm
handswerkman, wiens eenige kostbaarheden
aanwezig zijn in zijn dochter, die hem door
uw rechtsdienaren is ontnomen. Wan Sjoe
weet wel, dat zijn pajong geen stralende dia
manten en glanzend goud bevat, maar Groo
te Heer, als u hem zijn dochter teruggeeft,
dan zal hij met haar voor u verschijnen.
Dan zullen u haar oogen tegenstralen als de
mooiste diamanten, haar glanzende haren
zullen u een rijkdom voorschitteren, groo-
ter dan al het goud, dat in uw paleizen ligt
opgestapeld. Maar het allergrootst is de rijk
dom. die ze in uw hart zal werpen door de
dankbaarheid, die ze u zal toonen. En laat
een arme handswerkman het u mogen zeg
gen, dat de rijkdom des harten de grootste
schat is, die een sterveling in zijn leven
deelachtig kan worden".
De keizer was zeer geroerd door de woor
den van Wan Sjoe. Hij liet het meisje on_
middellijk uit de gevangenis halen en aan
zijn troon brengen. Toen zag hij, wat dank
bare blikken vermochten.
De pajong van Wan Sjoe kwam naast zijn
troon te staan. Wan Sjoe kreeg een rijkelij
ke belooning en zijn dochter werd in de hof
houding van den keizer opgenomen, die van
toen af veel van zijn gestrengheid en barsch
heid verloor.
ze dan toch. Nu nog een vlammetje er onder
en dan afwachten maar tot het kookte
Het kan een uur of een kwartier of vijf later
geweest zijn toen het water inderdaad scheen
te koken. Henk glimlachte, streek nog eens
over zijn kin, nam het veiligheidsscheermes
en doopte de scheerkwast in de pan met
water. Nu begon hij zijn gezicht met warm
water te bestrijken. Gekhet schuimde
niet eens, dacht hij. Enfin het hoorde ze"ker
zoo.
Toen hij zijn kin goed natgemaakt had
achtte hij het oogenblik gekomen om aan
het werkelijke scheren te beginnen. Hij nam
zijn mes, keek er naar met de blik van een
slager en begon vervolgens over zijn kin te
krabben. Hé, zonder pijn was het toch niet.
dacht hij Doorzetten maar. De groote hee
ren deden het eiken ochtend en die hadden
ook geen pijn.
Zoo kraste Henk zijn geheele gezicht met
zorg af. Vervolgens keek hij in den spiegel.
Maar wat was datZijn gezicht zag
er uit, alsof hij uren lang met een wilde kat
had gevochten. Overal schrammen, bloedige
plekjes, kleine wondjeskortom een zeer
eigenaardig gezicht
Henk begon nu al minder voor dat sche
ren te voelen. Hij wierp het water weg. borg
het veiligheidsscheermes op en stapte naar
boven.
In de huiskamer waren zijn vader, moeder
en zuster bijeen.
„Jongen waar heb je al dien tijd gezeten"
zijn moeder. „Maar wat is datMet
wien heb je nu weer gevochten? Je ziet er
uit alsof ze je hebben willen plukken."
„En zie zijn broek eens" riep Bep uit.
„Heelemaal nat
„Kun je nu nooit je fatsoen houden jon
gen", zei vader boos. „En je hebt nu nog
wel een lange broek. Jongens met lange broe
ken aan vechten niet meer Daar zijn ze te
groot voor. Kom vertel eens gauw hoe het
gebeurd is
Even zweeg Henk.
Toen sprak hij zacht
„Ik heb me geschoren ziet u
Het resultaat van dit simpele zinnetje
was geweldig Vader moeder en Bep barst
ten uit in een daverend gelach. En Henk
stond er met zijn gehavende gezicht zwij
gend bij en verfoeide de gedachte die bij
hem op was gekomen om zich te scheren.
En plotseling voelde hij zich in het geheel
geen ..meneer" meer.
Hij wist, dat hij belachelijk was in zijn
lange broek
Den volgenden morgen stapte Henk weer
naar school in zijn bruine pak met de korte
broek.
„Hé Henk" riep een jongen: „Heb je ge
vochten met de kat Je ziet er uit om van
te schrikken
„Ja jong" zei Henk kalm. „De kat wordt
valsch. Moeder doet 'm weg...."
Een geluksvogel.
Onlangs stierf te Kansas City een man,
die een sprookjesachtig vermogen aan een
aardbeving had te danken. Momentio heette
de gleuksvogel, die in 1849 uit zijn vader
land Sicilië naar Amerika was getrokken,
om. op welke manier dan ook, zijn geluk te
beproeven. In Coiorado, aan den rand van
het rotsgebergte, wilde hijn aar goudvelden
zoeken, om de wereld met een sensationeel
bericht te kunnen "°rrassen. De mededeeling
dat er goud was u vinden had hij gehoord
van iemand, die tot nu toe onbekend is ge
bleven. Momentio geloofde, dat een naburige
bergketen door een goudader was doortrok
ken. Het graven was evenwel met groote
moeilijkheden verbonden, want de gouden
schat bevond zich diep in het inwendige van
den berg. Den goudzoeker stonden geen
middelen ter beschikking om gravers aan te
nemen, die hem konden helpen bij zijn moei
lijk werk. Hij begon daarom alleen, verge
zeld van een vriend, zijn werk te verrichten
en groef met groote vlijt.
Zeer zeker had hij niet gehoopt, dat zijn
arbeid zoo spoedig mets ucces bekroond zou
worden. Momentio werd op zekeren nacht
door een donderend geweld wakker en
hevig heen en weer geschud. Zijn vermoeden,
dat een aardbeving had plaats gegrepen,
bleek juist. Hij meende, dat zijn arbeid tever
geefs was geweest en dat zijn groeve, met
zooveel moeite tot stand gebracht, door de
aardbeving was vernietigd. Toen hij den
volgenden morgen naar de berggroep ging,
om zijn werk voort te zetten, was hij niet
weinig verbaasd. Voor hem lag een breede
kloof, die tot diep in de berg voerde.
Aan de wanden zag hij merkwaardige
kleurige teekeningen, die hem aantoonden,
dat door de aardbeving de gezochte goud
aderen waren blootgelegd. Als een loopend
vuurtje verbreidde zich het bericht over het
vinden van goud, zoodat weldra schatgra
vers uit Coiorado kwamen. Hevige gevechten
om de goudaderen hadden plaats tot de
regeering hieraan een einde maakte door
aan Momentio en zijn vriend het alleen
recht om de aderen te exploiteeren te ver-
leenen.
tjoep zei dc sik,
weg was ik.
Han zat in een pan,
ssss zei de pan
weg was Han
Joep zat op een stoep,
wip zei de stoep,
weg was Joep.
Ka zat bij haar pa,
klets zei haar pa,
weg was Ka.
Lau zat op een touw,
swiep zei het touw,
weg was Lau.
RUP.
Om te denken en te raden.
Verborgen namen van dieren.
Hieronder geef ik een paar zinnetjes,
waarin de namen van dieren verborgen zijn.
Jullie moet ze eens goed lezen en dan eens
probeer en of je de namen vinden kunt. Daar
gaan we
1. Hebben oom Ko en tante Anna een
drukken bruiloftsdag gehad? (Hierin zitten
drie dierennamen verborgen).
2. Ken ik U? Ik kwam u geen enkelen
keer tegen tijdens ons verblijf in den Haag!
(Hierin zit één naam van een dier verbor
gen).
3. Al strompel ik aanvankelijk nog wat,
ik hoop dat het loopen later beter zal gaan.
De val die ik gemaakt heb is dan ook niet
mis. (Hierin zit één naam van een dier ver
borgen).
4. Maar jongen, riep de onderwijzer uit,
je hebt heel mdere boeken meegebracht,
dan ik je vroeg! Dat io toch werkelijk zeer
dom van je! (Hierin zit één naam van eeu
dier verborgen).