Planmatige ordening der wereldproductie Woensdag 11 Januari 1933. SCHAGER COURANT. Tweede blad. No. 9208 door Dr. F. M. WIBAUT. Afrika in last. Cursusvergadering Vereeniging van Oudleerlin gen der Riikslandbouwwinterschool te Schagen (Vervolg.) De discussiën. Na de pauze wordt de gelegenheid geboden den heer Dr. Wibaut vragen te stellen of opmerkingen over de door hem gehouden voordracht te maken. In de eerste plaats wordt van die gelegenheid ge bruik gemaakt dóbr den heer H. Visser, Bloemendaal, die beaamt dat er thans onder een groote groep van menschen het gevoel leeft dat, zooals het thans gaat, bet niet langer zal kunnen blijven gaan. Ook spr. behoort niet tot die menschen die goed keuren een stelsel, waarbij ondanks het teveel aan producten, er velen zijn die deze producten moeten ontberen en waarbij groote werkloosheid bestaat. Een dergelijk stelsel heeft z.i. zijn bestaansrecht verloren. De vraag is echter, wat krijgen wij voor het huidige stelsel in de plaats. Ten aanzien van de beantwoording van deze vraag heeft de heer Dr. Wibaut zich nogal in de ruimte gehouden, waar spr. zich echter ook niet over heeft verwonderd, omdat, het thans reeds moeilijk is aan te geven hoe de regeling zal dienen te zijn. In een kring van menschen als hier, die onwillekeurig voornamelijk aan hun eigen toestand denken, heeft dit evenwel weinig bevrediging gevonden. Aan het eerste plan, de mogelijkheid om aan de •behoefte van de productie te voldoen, behoeft verder weinig aandacht te worden geschonken, want er is nu reeds overproductie. Een grootere moeilijkheid echter is, hoe zich die behoefte wordt voorgesteld. Immers de behoeften veranderen zoo in den loop der tijden. 25 Jaren geleden bestond niet die behoef te aan verschillende producten, die thans wel bestaat. Hoe is het mogelijk om aan die van nature groeiende behoefte te voldoen? Wat de productie betreft, spr. wijst er op dat ook in de toekomst, evenals thans, de mensch in de eerste plaats aan zich zelf denkt De bestaande cul tuurgrond zal bij gewoon gebruik ruim voldoende zijn om aan de thans bestaande behoefte te voldoen. Maar buitengewoon moeilijk wordt het, naar spr.'s meening, wanneer er productiebeperking moet plaats vinden.' Bij den landbouw hebben we te doen met een groot aantal indivfdueele personen en als nu de productie bijv. tot 70 moet worden verminderd, wat moet er dan met die individueele personen gebeuren? Voor al voor Nederland met zijn ver doorgevoerde rationa lisatie en waarvan wij de vruchten hebben geplukt, ziet spr. hierin groote moeilijkheden. De heer Ir. Dijt, Texel, beaamt, dat men als straks de cultuur mocht opbloeien, zich daarover niet zoo blij moet maken, want door het gebrek aan interna- tidtialc "samenwerking, zal dé productie afgebroken wtfrden en een blijvende werkloosheid heerschen. Spr. isj)lij dat de heer Dr. Wibaut ook gewezen heeft op de noodzakelijkheid van internationale samenwer king. Vooral Nederland heeft daar behoefte aan en spr. waarschuwt ook tegen de autocratie. Grootere be hoeften-bevrediging is alleen mogelijk door interna tionale samenwerking en spr. wijst er op, dat de ge- heele maatschappelijke toestand in den loop van de vorige is opgebouwd op die internationale samen werking. Wij leven in een critieke crisis en er moet dus ook orde komen in de wereldproductie. Maar hoe moet die ordening komen. Als de een dit maa verbouwen en de ander dat, dan vreest spr. voor een verstard economisch leven, waarin geen mogelijkheid voor nieuwigheden is. Spr. is niet zoo bevreesd voor een te veel aan productie; landbouw- en tuinbouwpro ducten zijn er nog lang niet genoeg. Spr. is het met den heer Visser eens, dat wij het stelsel van vrije prijsvorming niet geheel hebben te verlaten. De boer dient baas te blijven in eigen huis. Aan den anderen kant voelen we de behoefte aan orde in de wereldproductie. Als nu de prijs van de tarwe is geregeld, is er al veel geregeld, doordat daarmee is verkregen een koopkracht-stimulans. En de koopkrachtkwestie is de belangrijkste kwestie. Spr. •vraagt zich af of de heer Dr. Wibaut wat zijn idéé over nationale regeling betreft, niet te veel gedacht heeft, aan de industriëele productie, door de studie de heer Dr. Wibaut heeft gemaakt over de trusts, kartels, enz. Volmaakt is spr. het eens met den heer Dr. Wibaut dat de menschen moeten leeren denken aan inter nationale samenwerking en spr. deelt mede dat op Texel dan ook is opgericht een vereeniging voor internationale samenwerking. Nog veel te weinig FEUILLETON. 10. „Wat zou je er van zeggen om bij mij in 't Noorden to komen?" vervolgde Riohards. Peggy keek hem verschrikt aan. „O, vader, dat verlangt u toch ndet...!" stamelde ze. ,.Op het oogenblik nog niet, maar wat er later ge beuren zal is een andere vraag. Je plaats is bij je va der, zou ik zeggen, wanneer die je een tehuis aanbiedt" „Maar waarom hebt u daar dan nooit eerder over gedacht, vader? Ik ben immers nóóit in uw huis ge weest, nog niet eens om een paar dagen te logeeren. Ik heb die hier als mijn tehuis leeren beschouwen; ik ben er aan gehecht en wil hier blijven." „Het is ook mijn bedoeling dat je hier voorloopig blijft; tenminste wanneer aan een bepaalde voorwaar de, die ik George heb gesteld, wordt voldaan. Anders blijf je hier niet." „Wat voor voorwaarde?" vroeg het meisje in span ning. Richards gaf niet direct antwoord. „Ik was niet van plan er met je over te spreken", antwoordde hij na even nagedacht te hebben. „Maar ik zie eigenlijk niet in, waarom ik je er buiten zou hou den. George moet mij beloven, dat de jongeman, die hier vandaag geweest is, niet meer zal terugkamen." Peggy kreeg een kleur ais vuur. „Waarom zou Sir Guy Bertram hier niet meer mogen komen, vader?" viel ze uit. „Hij is een vriend van George!" „En van jou ook, nietwaar jongedame? En ik wensch niet dat dat zoo verder gaat, begrijp je? Als heeft bij de vooraanstaanden post gevat de groote beteekenis van internationale samenwerking en de c pgerichte vereeniging heeft dan ook tot doel op die groote beteekenis te wijzen en de oogen der leidende regeeringspersonen daarvoor te openen. De heer Tijsen, Den Helder, vraagt waar de heer Dr. Wibaut zich de grens gedacht heeft tusschen het individueel en het collectief belang, zooals hij dat in zijn stelsel heeft gepropageerd. Het antwoord van Dr. Wibaut. Bij de beantwoording van de gemaakte opmerkin gen, wijst de heer Dr. Wibaut er op dat de opmerkin gen niet inhouden een bestrijding van de door hem naar voren gebrachte idéé en daaruit dus kan wor den geconcludeerd, dat de vele aanwezigen inzien de onhoudbaarheid van het tegenwoordige stelsel. Verschillen blijken alleen te bestaan over de onder deel en van uitvoering. Den heer Visser antwoordt spreker, dat het schijnt dat er driemaal zooveel geproduceerd kan worden als tegenwoordig, om aan de algemeene behoefte te kunnen voldoen. Over éen inkrimping van productie behoeven we ons dus nog n et moeilijk te maken, al zal er bij ue geordende wereldproductie we! plaatselijke inkrimping voorko men. Breed economisch gezien zal inkrimping vol gen, wanneer de teelt bijv. niet loonend is. Dit zal n. tionaal en internationaal geregeld moeten worden. In bepaalde tijdperken en in bepaalde streken zullen cultures door andere cultures vervangen moeten wor den. De grond evenwel houdt zijn beteekenis. Een economisch veroordeelde cultuur zal vervangen moe ten worden, en hierbij zal de nationale en interna tionale organisatie leiding moeten geven. Dat bij dit stelsel iedereen aan zich zelf zal' den ken, gelooft spr. Liet. Er is .geen slechter stelsel denkbaar voor „het elkaar dienen", dan liet huidige stelsel en als wij geleidelijk uitbouwend komen tot een stelsel dat stoffelijke bevrediging voor elkeen geeft, dan zal er geen gelegenheid zijn dat ieder aan zich zelf denkt. Wij bouwen aan een betere wereld en de gedachte: ieder voor zich, wordt dus geleidelijk vervangen door het idealisme alles met elkaar en voor elkaar. Spr. is het eens met den heer Visser dat wat den landbouw betreft, rekening moet worden gehouden met het individueel landbouwkarakter, dat het per: sooniijke element in de landbewerking sterker tot uiting komt dan in de industriëele productie. Maai de prijsregeling zal vanzelf den weg wijzen voor groepscultures. Wij mogen toch niet denken dat het idealisme niet zoo ver zal strekken dat men ver oordeelde cultures zal blijven telen. En wat de in krimping dan betreft, komen die tijden, dan komen die plagen, zou spr. kunnen zeggen, maar spr. wij§t er op dat in zoo'n geval inkrimping van werkgelegen" heid geen ramp zou zijn. In een overgangstijd zou op wijze dan inkrimping van productie gevonden kun nen worden. De vraag hoe aan een groeiende productiebehoefte te voldoen, beantwoordt spr. met de opmerking dat de prijsregeling daarbij een groote factor vormt en ook de opvoering van de koopkracht in streken, waar die nog achterlijk is. Spr. heeft hier op het oog de loon- koopkracht voor levensbehoeften en deelt mede, dat als de koopkracht in Engeland gesteld wordt op 100, zij in Duitschland is 73, in Italië 39, in Nederland 40, in Oostenrijk 48, in Spanje 40, in Polen 61, in de Vereenigde Staten 190, in Canada 155, in Zweden 109, en in de steden Moskou, Mexico en Tokio 40. In verschillende streken is dus de koopkracht geleide lijk op te voeren. Er kan dus nog ontzaggelijk veel geproduceerd worden voor een algemeene beperking van productie toegepast zou moeten worden. Spr. is het eens met den heer Ir. Dijt, dat Neder land onmogelijk blijvend kan doorgaan met autar chie, al meent spr. dat de wijziging van de tarwewet een stap in die richting is. Ook spr. wil niet komen tot een verstarring, hij wil niet tot een dictatuur ko men en heeft dan ook gesproken van overleg tus schen de productiegroepen. We moeten hebben een regeling waarbij soepelheid wordt betracht, in het bijzonder wat den landbouw met zijn individueele elementen betreft. Spr. ziet ook als zwaktepunt 'in de Sovjet-regeling de agrarische productie. Met de groote staatshoeven daar scheen 't eerst goed mee te gaan, maar de laat ste berichten luiden, dat 't nu veel minder goed gaat en dat men veel meer tot het individueele moet te rugkomen. deze jongeman bijgeval een zwak plekje In je hart ver overd heeft, doe je verstandig hem daaruit zoo gauw mogelijk te verwijderen." De arme Peggy was gekwetst in haar beste gevoe lens van trots en kieschheid door deze ruwe, onbarm hartige worden. Door zijn verregaand gebrek aan tact, bad haar vader een sluier verscheurd, die lag uitge speld over iets heel teers, dat ze zichzelf nog nauwelijks had durven bekennen. Het meisje barstte in tranen uit „Hoe kunt u zulke dingen zeggen, vader?" snikte ze, „Alsof ik... O, ik hoop Sir Guy Bertram nooit weer te ontmoeten." „Ik zal ook wel zalig oppassen, dat het niet weer gebeurt", verklaarde Richards schamper. Daarop ver liet hij de kamer; hij hield niet van vrouwentranen. Ofschoon hij er in was geslaagd de stemming in het kleine gezin van Mevrouw Greenfield grondig te be derven en twee leden ervan ernstig tegen zioh in 't harnas te jagen en van streek te maken, beschouwde Richards, in de hevigheid van zijn begeerte om zijn doel te bereiken, zijn taak nog niet als volbracht. Hij was er ten zeerste op gesteld, dat Peggy in High gate zou blijven, maar was niet overtuigd dat George tenslotte bereid zou zijn de schriftelijke verklaring te geven In den vorm, dien hij had geëischt. Richards was iemand die van snel en doortastend handelen hield, fijngevoeligheid was een eigenschap, die hem niet in den weg zat en zich 'janden maken, iets waarom hij zich niet bekommerde. Zoo kwam hij tot de slotsom dat de beste methode om de moeilijkheden eens en voor al op te lóssen waren, zelf naar den man toe gaan, dien hij van Peggy wenschte verre te houden. Hij besloot er geen gras over te laten groeien en Guy was nauwelijks va.n zijn uitstapje naar Highgate op zijn kamers terug, toen hij tot zijn onuitsprekelijke verba zing bezoek kreeg van den man, wiens gezicht hij en kele uren te voren vluchtig door het open venster van mevrouw Greenfield's salon had gezien. „U kent mij niet", begon Richards, nadat hem een stoel was aangeboden, „en u zult mij waarschijnlijk kwa lijk nemen wat ik te zeggen heb. Maar daar is niets aan te doen; ik zal kort zijn en open kaart met u spelen. Ik ben geen diplomaat en geen jonkertje uit een salon; ik zeg de dingen rondweg zooals ik ze op het hart heb!" Moet dus wel sterk rekening worden gehouden met de individueele elementen in den landbouw, onover komelijke moeilijkheden behoeven dit niet te zijn, want er kan evengoed leiding aan gegeven worden. Of spr.'s idéé niet te sterk gericht is op industrieele productie? Het kan best wezen, in landbouwproductie heeft spr. zich niet zoo gespecialiseerd, maar spr. lijkt het toe, dat de heer Ir. Dijt zich al te zeer op de land bouwproductie richt. Spr. herinnert den heer Ir. Dijt aan de polemiek wat de goederenschappen betreft, een regeling waarin veel goeds zit. Het lijkt spr. toe, dat het geschilpunt is, dat de heer Ir. Dijt vooral het producentenbelang naar voren schuift. De heer Ir. Dijt schudt ontkennend, waarop de heer Dr. Wibaut zegt, dat tusschen den heer Ir. Dijt en spr. dan geen verschil bestaat. Ook bij voorradenre geling kan het algemeen belang voldoende invloed krijgen. Dat op Texel een vereeniging is gesticht voor internationale samenwerking, spr. zegt, dat Texel dus concurreert met Alkmaar. Spr. heeft lang geleerd dat van Alkmaar de victorie kwam, maar in dezen komt de victorie van Texel, Spr. wenscht den heer Ir. Dijt geluk met dit initiatief en gelooft, dat er niets moet worden nagelaten om de geesten rijp te maken voor internationale samenwerking. Eerst als de volkeren wakker worden, als die du internationale samenwerking willen, zal er in hoogste instantie een organisatie kunnen komen, die, de dan gerijpte denkbeelden kan uitwerken. Dat er dus in bepaalde kringen propaganda wordt gemaakt voor interna tionale samenwerking, juicht spr. toe en hij gelooft dat de heer Ir. Dijt daarmee goed werk doet. Door den heer Ir. Dijt is ook gesproken over groeps belangen, maar spr. wijst er op, dat groepsbelang in spr.'s stelsel een andere beteekenis krijgt als dit in het huidige stelsel heeft, nl als de groepsbelangen zich kunnen aanpassen bij het breeder belang. Spr. heeft er tegen als hij den strijd door de groepsbelan gen geen rekening wordt gehouden met het algemeen belang. De heer Tijsen heeft gevraagd, waar spr. zich de grenzen denkt van het individueel en het collectief belang. Ja, die grenzen zullen tenslotte worden be paald door de menschen zelf. Juist in het stelsel dat spr. vandaag besproken heeft, zullen de menschen zijn de dragers van medegevoel, de dragers van el kander te dienen Dat zal juist de ontzaggelijke ethi sche verdienste zijn van het stelsel. Geestelijk zullen de menschen wel zeer verschillend blijven, eentonig heid in dit opzicht is wel niet te verwachten en ook wel niet te hopen. De vrije ontplooiing van het gees telijk leven is van ontzaggelijk groot belang, maar wat het stoffelijk, leven betreft, zullen we tenslotte een en dezelfde plaats innemen De wereldontwikke ling gaat in de richting van één internationaal be lang. Het internationaal belang zal het nationaal be lang gaan dekken en het persoonlijk belang gaat het algemeen belang dekken. Spr. gelooft, dat het in het stelsel ligt, dat de grenzen tusschen het persoonlijk belang en het collectief belang zullen verengen. De heer Blokker, Beemster, laat een waarschu wend woord hooren, wat Sovjet-Rusland betreft. In Sovjet-Rusland is veel meer gebeurd dan hier van daag naar voren is gebracht, daar zijn niet een pen- nestreek de buitenlandsche schulden geschrapt, daar is de ethische waarde en waardeering heelemaal vernietigd. Het zijn de hoeren die het gelag hebben moeten betalen en spr. voorziet, dat als de toestand hier blijft voortduren zooals hij thans is, over een paar jaar ook in ons land revolutie zal zijn ontke tend. En dan zullen menschen als Dr. Wibaut en als de voormalige heer Troelstra het heft niet in handen kunnen houden. Van het door Dr. Wibaut voorgestane stelsel ver wacht deze spr. een vreeselijke massa ambtenaren, en de boeren zullen ook hier het kind van de reke ning worden. Let dus vooral op Sovjet-Rusland, raadt spr. de hier aanwezige boeren aan. De heer Dr. Wibaut kan onderschrijven dat men op Sovjet-Rusland dient te letten Spr wijst er op, dat wat daar gebeurt, gebaseerd is op de dictatuur van enkele menschen. Dat een ordening van het produc tiestelsel kan worden gebouwd, zonder belangrijke beperking van het eigendomsrecht, spr. gelooft het niet. Er is een groep van bezitters van grond, fabrie ken, mijnen, enz', maar er is ook een groep menschen die geen ander middel hebben dan hun arbeid. Als de heer Blokker nu oen ideale regeling acht, dat al les voor de groep van eigenaren is en niet van de groote massa, spr. kan dien toestand niet toejui chen. Als dan voor dat andere stelsel onteigening plaats vindt, mag dat pijnlijk zijn voor een kleine groep eigenaren, maar voor de groote massa is die onteigening noodig om een grondslag te krijgen voor een beter leven. Waar de heer Blokker als schrik beeld stelt de dictatuur van het proletariaat, merkt spr op, dat juist zijn verwijt aan Sovjet-Rusland is de onderdrukking, de geestelijke vervolging door enkele dragers van die dictatuur. Een geestelijke dic tatuur is liet ergste wat den mensch kan overkomen. Maar daarom is dit nog geen bestrijding van een gemeenschappelijke regeling voor het stoffelijk le ven. Spr. gelooft niet dat een internationale regeling van prijzen tot dictatuur zal leiden. De heer Blokker moet niet al te smalend spreken over de groote macht van de dictatuur in Sovjet-Rusland, want spr. wijst op de groote macht van het internationale ka pitalisme, hoe moeilijk het is om bijv. in sommige landen in de pers, vreemde gedachten tot uiting te doen komen, alleen omdat het kapitaal bij die pers En voor Guy bekomen was van de bewondering over deze zonderlinge inleiding, vervolgde de bezoeker: „Mijn dochter heeft de eer gehad kennis met u te ma ken, Ik wensch niet dat deze kennismaking wordt voort gezet" Het duurde even voor Guy Bertram woorden vond. „Wel alle drommels." barstte hij eindelijk uit, „ik moet zeggen, dat dit een buitensporig-onhebbelijke ma nier is om bij een wildvreemde met de deur in huis te vallen!" „Misschien hebt u gelijk," antwoordde Riohards, in het minst niet van zijn stuk gebracht. „Maar ik heb u gewaarschuwd, dat het niet mijn gewoonte is doekjes te winden om hetgeen ik te zeggen heb. Ik heb er niets tegen dat u vriendschappelijk omgaat met George Greenfield of met zijn moeder... en als ik er wèl wat te gen zou hebben, kon ik er nog iets aan doen. Maar over mijn eigen dochter ben ik de baas en als u geen kans ziet uit de buurt te blijven van het huis van Me vrouw Greenfield zoolang mijn dochter daar woont, zal ik genoodzaakt zijn haar daar weg te nemen. En dat is iets dat ik niet wil, en dat zij niet wil en dat eigenlijk gezegd niemand wil! Ook de familie Greenfield niet." „Hebt u uw wensch... dat ik niet meer bij Mevrouw Greenfield aan huis zal komen aan haar en haar zoon kenbaar gemaakt?" vroeg Guy. „Dan begrijp ik er alles van! Omdat zij er als fijn- beschaafde menschen .natuurlijk uit kiesheid tegen op zien uw wensch aan mij over te brengen, hebt u zelf de koe maar bij de horens gevat." „Als je iets gedaan wilt hebben, kun je het 't beste zelf doen", meende Riohards. „Dat is altijd mijn prin cipe geweest." „Al was daarvoor ook nog zoo'n onbeschaafd optreden noodig", vulde Guy aan. „U bent niet bijster zorgvuldig in uw woordenkeus, Sir Guy, evenmin als uw vriend George Greenfield", merkte Riohards op, met een venijnigen blik naar zijn gastheer. „Er is ook niet de minste aanleiding om u met zijden handschoenen aan te pakken, meneer Richards. U hebt hetgeen u te zeggen had, geuit op de wijze, die u het beste schikte; u kunt me niet kwalijk nemen, dat ik uw 1 voorbeeld volg." geïnteresseerd i3 en hoe dit kapitalisme de ontwape- nings- of verminderde bewapeningsidée belet tot uiting te komen. Een geestelijke dictatuur acht spr. uit den booze. Applaus. Door den Voorzitter wordt opgemerkt, dat we zeer zeker een prettigen en leerzamen dag hebben gehad; prettig door de wijze waarop de heer Dr. Wibaut zijn uiteenzetting heeft gegeven. En leerzaam toch zeker ook. De wereld schrijdt vooruit, al merken we er dikwijls niet veel van. Het is mooi. dat er idealisten zijn als de heer Dr Wibaut en het is onze plicht om die idealen te doen uitdragen. Spr. dankt den heer Dr. Wibaut hartelijk voor hetgeen hij ons dezen dag heeft medegedeeld. Met een krachtig applaus stemmen de aanwezigen met deze woorden in, terwijl de heer Dr. Wibaut dankt voor het aandachtig gehoor. De Voorzitter hoopt de aanwezigen terug te zien op de volgende cursusvergadering, die op Woensdag 25 Januari zal worden gehouden. De buitensporige avonturen van Sizalon en Rosse. - Groot aantal liefhebbers voor een expeditie door het Zwarte Werelddeel. Han dige truc van een paar oplichters. Dezer dagen kon men in Parijs een zelfs voor deze stad ongewone optocht aanschouwen. Een man, geheel gekleed als leider van een expeditie naar Afrika, werd door een troepje doodgewone stervelingen geboeid naar een politiepost geleid. De Afrika-kenner in kwestie was niemand minder dan Sizalon, de eene helft van een koppel moderne .lastige vagebonden". De heer Rosse, die het twee manschap placht oompleet te maken, was tijdig ver trokkennaar het zwarte werelddeel of elders. Sizalon zei geen woord en had, zelfs onder de peni bele omstandigheden, waarin hij op dat moment ver keerde, nog een zekere waardigheid behouden. Hij leek ietwat op Trader Hom, die door huilende kannibalen gebonden wordt weggesleurd. Twee menschen, die aanvankelijk met de optocht niets te maken hadden, Informeerden wat er hier ge beurde en toen ze waren ingelicht, was hun woede onbeschrijfelijk. Zij scholden den gevangen jager uit voor alles wat een failliete bankier naar zijn hoofd krijgt en sloten zich bij de aderen aan. Wat was er gebeurd? Alleen dit: het vriendenpaar Sizalon en Rosre had een ontdekkingsreis door Afrika willen organiseeren. Te dien einde hadden zij een soort reisbureau geopend en dit smaakvol ingericht met behulp van allerlei negerversierselen, als njam-njam- wapeno, leeuwentanden en afbeeldingen van wilde die ren. Talrijke liefhebbers meldden zich aan. Rosse ontving hen. Hij legde hun alles uit, wilde weten wat hun be kwaamheden waren en bracht hen op de hoogte van de kosten, die aan de expeditie waren verbonden. Natuur lijk moest er een bepaalde som gestort worden. Deze was zoogenaamd voor iedereen even groot, maar rijken klanten werd méér afgetroggeld dan minder gefortu- neerden. Dit werd later de oorzaak van het feit, dat de bedriegers er in vlogen. Om het vertróuwen der niets- vermoedende gegadig den te winnen, zei Rosse, dat de Maatschappij geen geld wilde accepteeren alsvorens een kosteloos medisch on derzoek had plaats gehad. Hierbij gingen de schurken tamelijk geraffineerd te werk. Eerst vroeg Rosse naar eventueele doktersattesten en trachtte hij het slacht offer uit te hooren omtrent zijn gezondheidstoestand. Dan verscheen „dr." Sizalon. een. forsche figuur, bruin gebrand, Afrikaansch aangedaan, joviaal en voor. zien van instrumententasch. Deze beklopte, betastte en beluisterde den patiënten keurde hem, wanneer hij tevoren al had meegedeeld bezitter van een hart kwaal te zijn, veiligheidshalve af. Alle andere waren „zoo gezond als een visoh" en toevallig allemaal ge knipt om buffeldooder of krokodillenversohaiker te worden. Wanneer Sizalon meende, dat de reislustige tot de bijzonder rijken behoorde, verhief hij hem zelfs tot 1 eeu wensch rik. Totdat op zekeren dag twee familieleden die zonder eikaars medeweten zich hadden opgegeven tot de ont dekking kwamen, dat zij niet dezelfde inlegsom hadden betaald. De een hadtien maal zoo veel moeten neerleggen als de andere. Bovendien was de reis al eenige malen uitgesteld. Rosse, die een ongewoon fijne neus schijnt te bezit ten, bleef buiten het bereik van den sterken arm, maar zijn bondgenoot werd verrast en door den inspecteur ont maskerd. Zijn glorieuze arrestatie nam niet meer dan ©en paar oogenblikken in beslag. Het verdere verloop dezer tragedie deelden wij reeds aan het begin mee. Toen men op weg was naar het bureau sloten twee andere bij den neus genomenen zich bij den stoet aan. Ongelukkig genoeg beheerde Rosse de kas... en dit doet hij thans nóg. „Ik ben niet gewoon, op deze manier toegesproken te worden." „Ik evenmin", pareerde Guy, die zich steeds meer opwond. „En ik zal er wel dekselsoh goed voor zorgen, dat het me niet wéér overkomt, wanneer dit alleronaangenaam ste onderhoud is afgeloopen. Maar wat ik wel heel graag zou willen weten is, wat u eigenlijk tegen mij hebt in te brengen. Waarom komt u op hooge beenen naar mij toe om mij te vertellen dat ik niet in de ter men val om in één huls te verkeeren met uw dochter, een meisje dat ik hoogstens drie keer ontmoet en met evenveel respect behandeld heb, als ik het mijn eigen moeder zou doen, als die nog in leven was?" „Ik heb niets tegen u in te brengen," gaf Richards toe. „De heele zaak is, dat u tot een geheel andere maat schappelijke klasse behoort als mijn dochter en dat ik niet wil dat het hoofd van het arme kind op hol wordt gebracht." „Uitstekend! U kunt de belofte, waar u zoo op gesteld bent. krijgen. Ik zal mevrouw Greenfield's huis vermij den, zoolang uw dochter daar woont. En nu zoudt u me een groot genoegen doen door zoo snel mogelijk mijn kamer te verlaten, want ik ben heusoh bang, dat ik anders mijn goed humeur verlies..." „Ik zou zeggen dat u dat al verloren hebt", antwoord de Richards kalm, terwijl hij opstond. „Ik veronderstel dat ik erop kan rekenen, dat u uw belofte houdt." „U kuint veronderstellen wat u wilt", snauwde Guy, langzamerhand buiten zichzelf van woede, „als u maar ophoepelt!" Toen de hatelijke bezoeker vertrokken was, liep Guy, in een allergrimmigste stemming, met groote stappen de kamer op en neer. Toen het tijd was om zich te kleeden voor het diner, zakte zijn ergernis over Ri ohards' onbeschoft optreden 'n beetje, maar naarmate hij kalmer werd, drong het met steeds grootere dui delijkheid tot hem door. dat het allesbehalve aanger.'om was voor het vervolg iedere mogelijkheid van Peggy'a gezelschap te hebben afgesneden. Dit gevoel werr' in den loop van den avond steeds sterker, en toer hij naar bed ging was het zoover, dat hij er duchtig spijt van had zich tegenover Richard, die ten slotte Peggy's vader was, niet wat meer tegemoetkomend en minder kortaf te hebben betoond. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1933 | | pagina 5