Planmatige ordening der wereldproductie
Woensdag 11 Januari 1933.
SCHAGER COURANT.
Tweede blad. No. 9208
door Dr. F. M. WIBAUT.
Afrika in last.
Cursusvergadering Vereeniging van Oudleerlin
gen der Riikslandbouwwinterschool te Schagen
(Vervolg.)
De discussiën.
Na de pauze wordt de gelegenheid geboden den
heer Dr. Wibaut vragen te stellen of opmerkingen
over de door hem gehouden voordracht te maken.
In de eerste plaats wordt van die gelegenheid ge
bruik gemaakt dóbr den heer H. Visser, Bloemendaal,
die beaamt dat er thans onder een groote groep van
menschen het gevoel leeft dat, zooals het thans gaat,
bet niet langer zal kunnen blijven gaan. Ook spr.
behoort niet tot die menschen die goed keuren een
stelsel, waarbij ondanks het teveel aan producten,
er velen zijn die deze producten moeten ontberen en
waarbij groote werkloosheid bestaat. Een dergelijk
stelsel heeft z.i. zijn bestaansrecht verloren. De vraag
is echter, wat krijgen wij voor het huidige stelsel
in de plaats.
Ten aanzien van de beantwoording van deze vraag
heeft de heer Dr. Wibaut zich nogal in de ruimte
gehouden, waar spr. zich echter ook niet over heeft
verwonderd, omdat, het thans reeds moeilijk is aan
te geven hoe de regeling zal dienen te zijn. In een
kring van menschen als hier, die onwillekeurig
voornamelijk aan hun eigen toestand denken, heeft
dit evenwel weinig bevrediging gevonden.
Aan het eerste plan, de mogelijkheid om aan de
•behoefte van de productie te voldoen, behoeft verder
weinig aandacht te worden geschonken, want er is
nu reeds overproductie. Een grootere moeilijkheid
echter is, hoe zich die behoefte wordt voorgesteld.
Immers de behoeften veranderen zoo in den loop
der tijden. 25 Jaren geleden bestond niet die behoef
te aan verschillende producten, die thans wel bestaat.
Hoe is het mogelijk om aan die van nature groeiende
behoefte te voldoen?
Wat de productie betreft, spr. wijst er op dat ook
in de toekomst, evenals thans, de mensch in de
eerste plaats aan zich zelf denkt De bestaande cul
tuurgrond zal bij gewoon gebruik ruim voldoende
zijn om aan de thans bestaande behoefte te voldoen.
Maar buitengewoon moeilijk wordt het, naar spr.'s
meening, wanneer er productiebeperking moet plaats
vinden.'
Bij den landbouw hebben we te doen met een groot
aantal indivfdueele personen en als nu de productie
bijv. tot 70 moet worden verminderd, wat moet
er dan met die individueele personen gebeuren? Voor
al voor Nederland met zijn ver doorgevoerde rationa
lisatie en waarvan wij de vruchten hebben geplukt,
ziet spr. hierin groote moeilijkheden.
De heer Ir. Dijt, Texel, beaamt, dat men als straks
de cultuur mocht opbloeien, zich daarover niet zoo
blij moet maken, want door het gebrek aan interna-
tidtialc "samenwerking, zal dé productie afgebroken
wtfrden en een blijvende werkloosheid heerschen. Spr.
isj)lij dat de heer Dr. Wibaut ook gewezen heeft op
de noodzakelijkheid van internationale samenwer
king. Vooral Nederland heeft daar behoefte aan en
spr. waarschuwt ook tegen de autocratie. Grootere be
hoeften-bevrediging is alleen mogelijk door interna
tionale samenwerking en spr. wijst er op, dat de ge-
heele maatschappelijke toestand in den loop van de
vorige is opgebouwd op die internationale samen
werking. Wij leven in een critieke crisis en er moet
dus ook orde komen in de wereldproductie. Maar
hoe moet die ordening komen. Als de een dit maa
verbouwen en de ander dat, dan vreest spr. voor een
verstard economisch leven, waarin geen mogelijkheid
voor nieuwigheden is. Spr. is niet zoo bevreesd voor
een te veel aan productie; landbouw- en tuinbouwpro
ducten zijn er nog lang niet genoeg. Spr. is het met
den heer Visser eens, dat wij het stelsel van vrije
prijsvorming niet geheel hebben te verlaten. De boer
dient baas te blijven in eigen huis.
Aan den anderen kant voelen we de behoefte aan
orde in de wereldproductie. Als nu de prijs van de
tarwe is geregeld, is er al veel geregeld, doordat
daarmee is verkregen een koopkracht-stimulans. En
de koopkrachtkwestie is de belangrijkste kwestie. Spr.
•vraagt zich af of de heer Dr. Wibaut wat zijn idéé
over nationale regeling betreft, niet te veel gedacht
heeft, aan de industriëele productie, door de studie
de heer Dr. Wibaut heeft gemaakt over de trusts,
kartels, enz.
Volmaakt is spr. het eens met den heer Dr. Wibaut
dat de menschen moeten leeren denken aan inter
nationale samenwerking en spr. deelt mede dat op
Texel dan ook is opgericht een vereeniging voor
internationale samenwerking. Nog veel te weinig
FEUILLETON.
10.
„Wat zou je er van zeggen om bij mij in 't Noorden
to komen?" vervolgde Riohards.
Peggy keek hem verschrikt aan.
„O, vader, dat verlangt u toch ndet...!" stamelde ze.
,.Op het oogenblik nog niet, maar wat er later ge
beuren zal is een andere vraag. Je plaats is bij je va
der, zou ik zeggen, wanneer die je een tehuis aanbiedt"
„Maar waarom hebt u daar dan nooit eerder over
gedacht, vader? Ik ben immers nóóit in uw huis ge
weest, nog niet eens om een paar dagen te logeeren.
Ik heb die hier als mijn tehuis leeren beschouwen; ik
ben er aan gehecht en wil hier blijven."
„Het is ook mijn bedoeling dat je hier voorloopig
blijft; tenminste wanneer aan een bepaalde voorwaar
de, die ik George heb gesteld, wordt voldaan. Anders
blijf je hier niet."
„Wat voor voorwaarde?" vroeg het meisje in span
ning.
Richards gaf niet direct antwoord.
„Ik was niet van plan er met je over te spreken",
antwoordde hij na even nagedacht te hebben. „Maar ik
zie eigenlijk niet in, waarom ik je er buiten zou hou
den. George moet mij beloven, dat de jongeman, die
hier vandaag geweest is, niet meer zal terugkamen."
Peggy kreeg een kleur ais vuur.
„Waarom zou Sir Guy Bertram hier niet meer mogen
komen, vader?" viel ze uit. „Hij is een vriend van
George!"
„En van jou ook, nietwaar jongedame? En ik
wensch niet dat dat zoo verder gaat, begrijp je? Als
heeft bij de vooraanstaanden post gevat de groote
beteekenis van internationale samenwerking en de
c pgerichte vereeniging heeft dan ook tot doel op die
groote beteekenis te wijzen en de oogen der leidende
regeeringspersonen daarvoor te openen.
De heer Tijsen, Den Helder, vraagt waar de heer
Dr. Wibaut zich de grens gedacht heeft tusschen het
individueel en het collectief belang, zooals hij dat
in zijn stelsel heeft gepropageerd.
Het antwoord van Dr. Wibaut.
Bij de beantwoording van de gemaakte opmerkin
gen, wijst de heer Dr. Wibaut er op dat de opmerkin
gen niet inhouden een bestrijding van de door hem
naar voren gebrachte idéé en daaruit dus kan wor
den geconcludeerd, dat de vele aanwezigen inzien
de onhoudbaarheid van het tegenwoordige stelsel.
Verschillen blijken alleen te bestaan over de onder
deel en van uitvoering. Den heer Visser antwoordt
spreker, dat het schijnt dat er driemaal zooveel
geproduceerd kan worden als tegenwoordig, om aan
de algemeene behoefte te kunnen voldoen. Over éen
inkrimping van productie behoeven we ons dus nog
n et moeilijk te maken, al zal er bij ue geordende
wereldproductie we! plaatselijke inkrimping voorko
men. Breed economisch gezien zal inkrimping vol
gen, wanneer de teelt bijv. niet loonend is. Dit zal
n. tionaal en internationaal geregeld moeten worden.
In bepaalde tijdperken en in bepaalde streken zullen
cultures door andere cultures vervangen moeten wor
den. De grond evenwel houdt zijn beteekenis. Een
economisch veroordeelde cultuur zal vervangen moe
ten worden, en hierbij zal de nationale en interna
tionale organisatie leiding moeten geven.
Dat bij dit stelsel iedereen aan zich zelf zal' den
ken, gelooft spr. Liet. Er is .geen slechter stelsel
denkbaar voor „het elkaar dienen", dan liet huidige
stelsel en als wij geleidelijk uitbouwend komen tot
een stelsel dat stoffelijke bevrediging voor elkeen
geeft, dan zal er geen gelegenheid zijn dat ieder aan
zich zelf denkt. Wij bouwen aan een betere wereld
en de gedachte: ieder voor zich, wordt dus geleidelijk
vervangen door het idealisme alles met elkaar en
voor elkaar.
Spr. is het eens met den heer Visser dat wat den
landbouw betreft, rekening moet worden gehouden
met het individueel landbouwkarakter, dat het per:
sooniijke element in de landbewerking sterker tot
uiting komt dan in de industriëele productie. Maai
de prijsregeling zal vanzelf den weg wijzen voor
groepscultures. Wij mogen toch niet denken dat het
idealisme niet zoo ver zal strekken dat men ver
oordeelde cultures zal blijven telen. En wat de in
krimping dan betreft, komen die tijden, dan komen
die plagen, zou spr. kunnen zeggen, maar spr. wij§t
er op dat in zoo'n geval inkrimping van werkgelegen"
heid geen ramp zou zijn. In een overgangstijd zou op
wijze dan inkrimping van productie gevonden kun
nen worden.
De vraag hoe aan een groeiende productiebehoefte
te voldoen, beantwoordt spr. met de opmerking dat de
prijsregeling daarbij een groote factor vormt en ook
de opvoering van de koopkracht in streken, waar die
nog achterlijk is. Spr. heeft hier op het oog de loon-
koopkracht voor levensbehoeften en deelt mede, dat
als de koopkracht in Engeland gesteld wordt op 100,
zij in Duitschland is 73, in Italië 39, in Nederland
40, in Oostenrijk 48, in Spanje 40, in Polen 61, in de
Vereenigde Staten 190, in Canada 155, in Zweden 109,
en in de steden Moskou, Mexico en Tokio 40. In
verschillende streken is dus de koopkracht geleide
lijk op te voeren. Er kan dus nog ontzaggelijk veel
geproduceerd worden voor een algemeene beperking
van productie toegepast zou moeten worden.
Spr. is het eens met den heer Ir. Dijt, dat Neder
land onmogelijk blijvend kan doorgaan met autar
chie, al meent spr. dat de wijziging van de tarwewet
een stap in die richting is. Ook spr. wil niet komen
tot een verstarring, hij wil niet tot een dictatuur ko
men en heeft dan ook gesproken van overleg tus
schen de productiegroepen. We moeten hebben een
regeling waarbij soepelheid wordt betracht, in het
bijzonder wat den landbouw met zijn individueele
elementen betreft.
Spr. ziet ook als zwaktepunt 'in de Sovjet-regeling
de agrarische productie. Met de groote staatshoeven
daar scheen 't eerst goed mee te gaan, maar de laat
ste berichten luiden, dat 't nu veel minder goed gaat
en dat men veel meer tot het individueele moet te
rugkomen.
deze jongeman bijgeval een zwak plekje In je hart ver
overd heeft, doe je verstandig hem daaruit zoo gauw
mogelijk te verwijderen."
De arme Peggy was gekwetst in haar beste gevoe
lens van trots en kieschheid door deze ruwe, onbarm
hartige worden. Door zijn verregaand gebrek aan tact,
bad haar vader een sluier verscheurd, die lag uitge
speld over iets heel teers, dat ze zichzelf nog nauwelijks
had durven bekennen. Het meisje barstte in tranen uit
„Hoe kunt u zulke dingen zeggen, vader?" snikte ze,
„Alsof ik... O, ik hoop Sir Guy Bertram nooit weer te
ontmoeten."
„Ik zal ook wel zalig oppassen, dat het niet weer
gebeurt", verklaarde Richards schamper. Daarop ver
liet hij de kamer; hij hield niet van vrouwentranen.
Ofschoon hij er in was geslaagd de stemming in het
kleine gezin van Mevrouw Greenfield grondig te be
derven en twee leden ervan ernstig tegen zioh in 't
harnas te jagen en van streek te maken, beschouwde
Richards, in de hevigheid van zijn begeerte om zijn
doel te bereiken, zijn taak nog niet als volbracht.
Hij was er ten zeerste op gesteld, dat Peggy in High
gate zou blijven, maar was niet overtuigd dat George
tenslotte bereid zou zijn de schriftelijke verklaring te
geven In den vorm, dien hij had geëischt. Richards was
iemand die van snel en doortastend handelen hield,
fijngevoeligheid was een eigenschap, die hem niet in
den weg zat en zich 'janden maken, iets waarom hij
zich niet bekommerde. Zoo kwam hij tot de slotsom
dat de beste methode om de moeilijkheden eens en
voor al op te lóssen waren, zelf naar den man toe
gaan, dien hij van Peggy wenschte verre te houden.
Hij besloot er geen gras over te laten groeien en Guy
was nauwelijks va.n zijn uitstapje naar Highgate op zijn
kamers terug, toen hij tot zijn onuitsprekelijke verba
zing bezoek kreeg van den man, wiens gezicht hij en
kele uren te voren vluchtig door het open venster van
mevrouw Greenfield's salon had gezien.
„U kent mij niet", begon Richards, nadat hem een
stoel was aangeboden, „en u zult mij waarschijnlijk kwa
lijk nemen wat ik te zeggen heb. Maar daar is niets aan
te doen; ik zal kort zijn en open kaart met u spelen.
Ik ben geen diplomaat en geen jonkertje uit een salon;
ik zeg de dingen rondweg zooals ik ze op het hart
heb!"
Moet dus wel sterk rekening worden gehouden met
de individueele elementen in den landbouw, onover
komelijke moeilijkheden behoeven dit niet te zijn,
want er kan evengoed leiding aan gegeven worden.
Of spr.'s idéé niet te sterk gericht is op industrieele
productie? Het kan best wezen, in landbouwproductie
heeft spr. zich niet zoo gespecialiseerd, maar spr. lijkt
het toe, dat de heer Ir. Dijt zich al te zeer op de land
bouwproductie richt. Spr. herinnert den heer Ir. Dijt
aan de polemiek wat de goederenschappen betreft,
een regeling waarin veel goeds zit. Het lijkt spr. toe,
dat het geschilpunt is, dat de heer Ir. Dijt vooral
het producentenbelang naar voren schuift.
De heer Ir. Dijt schudt ontkennend, waarop de heer
Dr. Wibaut zegt, dat tusschen den heer Ir. Dijt en
spr. dan geen verschil bestaat. Ook bij voorradenre
geling kan het algemeen belang voldoende invloed
krijgen. Dat op Texel een vereeniging is gesticht voor
internationale samenwerking, spr. zegt, dat Texel dus
concurreert met Alkmaar. Spr. heeft lang geleerd
dat van Alkmaar de victorie kwam, maar in dezen
komt de victorie van Texel, Spr. wenscht den heer
Ir. Dijt geluk met dit initiatief en gelooft, dat er
niets moet worden nagelaten om de geesten rijp te
maken voor internationale samenwerking. Eerst als
de volkeren wakker worden, als die du internationale
samenwerking willen, zal er in hoogste instantie
een organisatie kunnen komen, die, de dan gerijpte
denkbeelden kan uitwerken. Dat er dus in bepaalde
kringen propaganda wordt gemaakt voor interna
tionale samenwerking, juicht spr. toe en hij gelooft
dat de heer Ir. Dijt daarmee goed werk doet.
Door den heer Ir. Dijt is ook gesproken over groeps
belangen, maar spr. wijst er op, dat groepsbelang in
spr.'s stelsel een andere beteekenis krijgt als dit in
het huidige stelsel heeft, nl als de groepsbelangen
zich kunnen aanpassen bij het breeder belang. Spr.
heeft er tegen als hij den strijd door de groepsbelan
gen geen rekening wordt gehouden met het algemeen
belang.
De heer Tijsen heeft gevraagd, waar spr. zich de
grenzen denkt van het individueel en het collectief
belang. Ja, die grenzen zullen tenslotte worden be
paald door de menschen zelf. Juist in het stelsel dat
spr. vandaag besproken heeft, zullen de menschen
zijn de dragers van medegevoel, de dragers van el
kander te dienen Dat zal juist de ontzaggelijke ethi
sche verdienste zijn van het stelsel. Geestelijk zullen
de menschen wel zeer verschillend blijven, eentonig
heid in dit opzicht is wel niet te verwachten en ook
wel niet te hopen. De vrije ontplooiing van het gees
telijk leven is van ontzaggelijk groot belang, maar
wat het stoffelijk, leven betreft, zullen we tenslotte
een en dezelfde plaats innemen De wereldontwikke
ling gaat in de richting van één internationaal be
lang. Het internationaal belang zal het nationaal be
lang gaan dekken en het persoonlijk belang gaat het
algemeen belang dekken. Spr. gelooft, dat het in het
stelsel ligt, dat de grenzen tusschen het persoonlijk
belang en het collectief belang zullen verengen.
De heer Blokker, Beemster, laat een waarschu
wend woord hooren, wat Sovjet-Rusland betreft. In
Sovjet-Rusland is veel meer gebeurd dan hier van
daag naar voren is gebracht, daar zijn niet een pen-
nestreek de buitenlandsche schulden geschrapt, daar
is de ethische waarde en waardeering heelemaal
vernietigd. Het zijn de hoeren die het gelag hebben
moeten betalen en spr. voorziet, dat als de toestand
hier blijft voortduren zooals hij thans is, over een
paar jaar ook in ons land revolutie zal zijn ontke
tend. En dan zullen menschen als Dr. Wibaut en als
de voormalige heer Troelstra het heft niet in handen
kunnen houden.
Van het door Dr. Wibaut voorgestane stelsel ver
wacht deze spr. een vreeselijke massa ambtenaren,
en de boeren zullen ook hier het kind van de reke
ning worden. Let dus vooral op Sovjet-Rusland, raadt
spr. de hier aanwezige boeren aan.
De heer Dr. Wibaut kan onderschrijven dat men op
Sovjet-Rusland dient te letten Spr wijst er op, dat
wat daar gebeurt, gebaseerd is op de dictatuur van
enkele menschen. Dat een ordening van het produc
tiestelsel kan worden gebouwd, zonder belangrijke
beperking van het eigendomsrecht, spr. gelooft het
niet. Er is een groep van bezitters van grond, fabrie
ken, mijnen, enz', maar er is ook een groep menschen
die geen ander middel hebben dan hun arbeid. Als
de heer Blokker nu oen ideale regeling acht, dat al
les voor de groep van eigenaren is en niet van de
groote massa, spr. kan dien toestand niet toejui
chen. Als dan voor dat andere stelsel onteigening
plaats vindt, mag dat pijnlijk zijn voor een kleine
groep eigenaren, maar voor de groote massa is die
onteigening noodig om een grondslag te krijgen voor
een beter leven. Waar de heer Blokker als schrik
beeld stelt de dictatuur van het proletariaat, merkt
spr op, dat juist zijn verwijt aan Sovjet-Rusland
is de onderdrukking, de geestelijke vervolging door
enkele dragers van die dictatuur. Een geestelijke dic
tatuur is liet ergste wat den mensch kan overkomen.
Maar daarom is dit nog geen bestrijding van een
gemeenschappelijke regeling voor het stoffelijk le
ven. Spr. gelooft niet dat een internationale regeling
van prijzen tot dictatuur zal leiden. De heer Blokker
moet niet al te smalend spreken over de groote
macht van de dictatuur in Sovjet-Rusland, want spr.
wijst op de groote macht van het internationale ka
pitalisme, hoe moeilijk het is om bijv. in sommige
landen in de pers, vreemde gedachten tot uiting te
doen komen, alleen omdat het kapitaal bij die pers
En voor Guy bekomen was van de bewondering over
deze zonderlinge inleiding, vervolgde de bezoeker:
„Mijn dochter heeft de eer gehad kennis met u te ma
ken, Ik wensch niet dat deze kennismaking wordt voort
gezet"
Het duurde even voor Guy Bertram woorden vond.
„Wel alle drommels." barstte hij eindelijk uit, „ik
moet zeggen, dat dit een buitensporig-onhebbelijke ma
nier is om bij een wildvreemde met de deur in huis te
vallen!"
„Misschien hebt u gelijk," antwoordde Riohards, in
het minst niet van zijn stuk gebracht. „Maar ik heb u
gewaarschuwd, dat het niet mijn gewoonte is doekjes
te winden om hetgeen ik te zeggen heb. Ik heb er niets
tegen dat u vriendschappelijk omgaat met George
Greenfield of met zijn moeder... en als ik er wèl wat te
gen zou hebben, kon ik er nog iets aan doen. Maar
over mijn eigen dochter ben ik de baas en als u geen
kans ziet uit de buurt te blijven van het huis van Me
vrouw Greenfield zoolang mijn dochter daar woont, zal
ik genoodzaakt zijn haar daar weg te nemen. En dat is
iets dat ik niet wil, en dat zij niet wil en dat eigenlijk
gezegd niemand wil! Ook de familie Greenfield niet."
„Hebt u uw wensch... dat ik niet meer bij Mevrouw
Greenfield aan huis zal komen aan haar en haar
zoon kenbaar gemaakt?" vroeg Guy.
„Dan begrijp ik er alles van! Omdat zij er als fijn-
beschaafde menschen .natuurlijk uit kiesheid tegen op
zien uw wensch aan mij over te brengen, hebt u zelf
de koe maar bij de horens gevat."
„Als je iets gedaan wilt hebben, kun je het 't beste
zelf doen", meende Riohards. „Dat is altijd mijn prin
cipe geweest."
„Al was daarvoor ook nog zoo'n onbeschaafd optreden
noodig", vulde Guy aan.
„U bent niet bijster zorgvuldig in uw woordenkeus,
Sir Guy, evenmin als uw vriend George Greenfield",
merkte Riohards op, met een venijnigen blik naar zijn
gastheer.
„Er is ook niet de minste aanleiding om u met zijden
handschoenen aan te pakken, meneer Richards. U hebt
hetgeen u te zeggen had, geuit op de wijze, die u het
beste schikte; u kunt me niet kwalijk nemen, dat ik uw
1 voorbeeld volg."
geïnteresseerd i3 en hoe dit kapitalisme de ontwape-
nings- of verminderde bewapeningsidée belet tot
uiting te komen. Een geestelijke dictatuur acht spr.
uit den booze. Applaus.
Door den Voorzitter wordt opgemerkt, dat we zeer
zeker een prettigen en leerzamen dag hebben gehad;
prettig door de wijze waarop de heer Dr. Wibaut zijn
uiteenzetting heeft gegeven. En leerzaam toch zeker
ook. De wereld schrijdt vooruit, al merken we er
dikwijls niet veel van. Het is mooi. dat er idealisten
zijn als de heer Dr Wibaut en het is onze plicht om
die idealen te doen uitdragen. Spr. dankt den heer
Dr. Wibaut hartelijk voor hetgeen hij ons dezen dag
heeft medegedeeld.
Met een krachtig applaus stemmen de aanwezigen
met deze woorden in, terwijl de heer Dr. Wibaut
dankt voor het aandachtig gehoor.
De Voorzitter hoopt de aanwezigen terug te zien
op de volgende cursusvergadering, die op Woensdag
25 Januari zal worden gehouden.
De buitensporige avonturen van Sizalon
en Rosse. - Groot aantal liefhebbers
voor een expeditie door het
Zwarte Werelddeel. Han
dige truc van een paar
oplichters.
Dezer dagen kon men in Parijs een zelfs voor deze
stad ongewone optocht aanschouwen. Een man, geheel
gekleed als leider van een expeditie naar Afrika, werd
door een troepje doodgewone stervelingen geboeid naar
een politiepost geleid.
De Afrika-kenner in kwestie was niemand minder
dan Sizalon, de eene helft van een koppel moderne
.lastige vagebonden". De heer Rosse, die het twee
manschap placht oompleet te maken, was tijdig ver
trokkennaar het zwarte werelddeel of elders.
Sizalon zei geen woord en had, zelfs onder de peni
bele omstandigheden, waarin hij op dat moment ver
keerde, nog een zekere waardigheid behouden. Hij leek
ietwat op Trader Hom, die door huilende kannibalen
gebonden wordt weggesleurd.
Twee menschen, die aanvankelijk met de optocht
niets te maken hadden, Informeerden wat er hier ge
beurde en toen ze waren ingelicht, was hun woede
onbeschrijfelijk. Zij scholden den gevangen jager uit
voor alles wat een failliete bankier naar zijn hoofd
krijgt en sloten zich bij de aderen aan.
Wat was er gebeurd? Alleen dit: het vriendenpaar
Sizalon en Rosre had een ontdekkingsreis door Afrika
willen organiseeren. Te dien einde hadden zij een
soort reisbureau geopend en dit smaakvol ingericht met
behulp van allerlei negerversierselen, als njam-njam-
wapeno, leeuwentanden en afbeeldingen van wilde die
ren.
Talrijke liefhebbers meldden zich aan. Rosse ontving
hen. Hij legde hun alles uit, wilde weten wat hun be
kwaamheden waren en bracht hen op de hoogte van de
kosten, die aan de expeditie waren verbonden. Natuur
lijk moest er een bepaalde som gestort worden. Deze
was zoogenaamd voor iedereen even groot, maar rijken
klanten werd méér afgetroggeld dan minder gefortu-
neerden. Dit werd later de oorzaak van het feit, dat de
bedriegers er in vlogen.
Om het vertróuwen der niets- vermoedende gegadig
den te winnen, zei Rosse, dat de Maatschappij geen geld
wilde accepteeren alsvorens een kosteloos medisch on
derzoek had plaats gehad. Hierbij gingen de schurken
tamelijk geraffineerd te werk. Eerst vroeg Rosse naar
eventueele doktersattesten en trachtte hij het slacht
offer uit te hooren omtrent zijn gezondheidstoestand.
Dan verscheen „dr." Sizalon. een. forsche figuur,
bruin gebrand, Afrikaansch aangedaan, joviaal en voor.
zien van instrumententasch. Deze beklopte, betastte en
beluisterde den patiënten keurde hem, wanneer
hij tevoren al had meegedeeld bezitter van een hart
kwaal te zijn, veiligheidshalve af. Alle andere waren
„zoo gezond als een visoh" en toevallig allemaal ge
knipt om buffeldooder of krokodillenversohaiker te
worden.
Wanneer Sizalon meende, dat de reislustige tot de
bijzonder rijken behoorde, verhief hij hem zelfs tot
1 eeu wensch rik.
Totdat op zekeren dag twee familieleden die zonder
eikaars medeweten zich hadden opgegeven tot de ont
dekking kwamen, dat zij niet dezelfde inlegsom hadden
betaald. De een hadtien maal zoo veel moeten
neerleggen als de andere. Bovendien was de reis al
eenige malen uitgesteld.
Rosse, die een ongewoon fijne neus schijnt te bezit
ten, bleef buiten het bereik van den sterken arm, maar
zijn bondgenoot werd verrast en door den inspecteur ont
maskerd. Zijn glorieuze arrestatie nam niet meer dan
©en paar oogenblikken in beslag. Het verdere verloop
dezer tragedie deelden wij reeds aan het begin mee.
Toen men op weg was naar het bureau sloten twee
andere bij den neus genomenen zich bij den stoet aan.
Ongelukkig genoeg beheerde Rosse de kas... en dit
doet hij thans nóg.
„Ik ben niet gewoon, op deze manier toegesproken te
worden."
„Ik evenmin", pareerde Guy, die zich steeds meer
opwond.
„En ik zal er wel dekselsoh goed voor zorgen, dat het
me niet wéér overkomt, wanneer dit alleronaangenaam
ste onderhoud is afgeloopen. Maar wat ik wel heel
graag zou willen weten is, wat u eigenlijk tegen mij
hebt in te brengen. Waarom komt u op hooge beenen
naar mij toe om mij te vertellen dat ik niet in de ter
men val om in één huls te verkeeren met uw dochter,
een meisje dat ik hoogstens drie keer ontmoet en met
evenveel respect behandeld heb, als ik het mijn eigen
moeder zou doen, als die nog in leven was?"
„Ik heb niets tegen u in te brengen," gaf Richards
toe. „De heele zaak is, dat u tot een geheel andere maat
schappelijke klasse behoort als mijn dochter en dat ik
niet wil dat het hoofd van het arme kind op hol wordt
gebracht."
„Uitstekend! U kunt de belofte, waar u zoo op gesteld
bent. krijgen. Ik zal mevrouw Greenfield's huis vermij
den, zoolang uw dochter daar woont. En nu zoudt u me
een groot genoegen doen door zoo snel mogelijk mijn
kamer te verlaten, want ik ben heusoh bang, dat ik
anders mijn goed humeur verlies..."
„Ik zou zeggen dat u dat al verloren hebt", antwoord
de Richards kalm, terwijl hij opstond. „Ik veronderstel
dat ik erop kan rekenen, dat u uw belofte houdt."
„U kuint veronderstellen wat u wilt", snauwde Guy,
langzamerhand buiten zichzelf van woede, „als u maar
ophoepelt!"
Toen de hatelijke bezoeker vertrokken was, liep Guy,
in een allergrimmigste stemming, met groote stappen
de kamer op en neer. Toen het tijd was om zich te
kleeden voor het diner, zakte zijn ergernis over Ri
ohards' onbeschoft optreden 'n beetje, maar naarmate
hij kalmer werd, drong het met steeds grootere dui
delijkheid tot hem door. dat het allesbehalve aanger.'om
was voor het vervolg iedere mogelijkheid van Peggy'a
gezelschap te hebben afgesneden. Dit gevoel werr' in
den loop van den avond steeds sterker, en toer hij
naar bed ging was het zoover, dat hij er duchtig spijt
van had zich tegenover Richard, die ten slotte Peggy's
vader was, niet wat meer tegemoetkomend en minder
kortaf te hebben betoond. Wordt vervolgd.