Het huis op het eiland.
Overbevolking van olifanten.
Donderdag 12 Januari 1933.
SCHAGER COURANT.
Derde blad. No. 9209
Kudden van vele honderden.
De Schot in het ware
daglicht
OOGONDERZOEK INRICHTING
GROOTSTE KEUZE BRILMONTUREN EN GLAZEN
SPECIALE REPARATIE-INRICHTING
W. C. VAN GEELEN
GEDIPLOMEERD OPTICIEN - REFRACTIONIST
LAGEZIJDE B 40 TEL 26. SCHAGEN
OOGONDFOIOEK GEHEEL* 'GPATIS.
j£en reisbeschrijving door
Arnold Cipolla.
IN geheel Centraal Afrika, in het Kenya- en Tan-
ganyikagebied, maar bovenal in Oeganda hoort
men steeds weer spreken van de groote toename
van het aantal olifanten, welke zelfs van dien
aard is, dat de regeering zich genoodzaakt heeft gezien
om een groot aantal dezer verstandige dieren te laten
dooden. De reden van deze toename ligt niet zoozeer in
de natuurlijke vermenigvuldiging der dieren en zelfs
niet in de strenge bepalingen, welke de laatste twintig
jaar de jacht op olifanten ten zeerste hebben beperkt,
maar in het feit. dat er voortdurend olifanten wegtrek
ken uit de Belgische Congo naar het Toro-gebied tus-
eohen de bergen en het groote Victoria Nianza Meer,
waar zij betere levensomstandigheden aantreffen.
Wat we vanuit de rivierboot zagen.
Met de rivierboot waren wij op weg van Nimule naar
het Albert Meer. Wy voeren door een landstreek, wel
ke bedekt was met hoog gras van een prachtige groene
kleur, die in de verte overging tot violet. De Nijl was
ook mooier geworden; zijn vuilgele kleur was blauw
geworden en hij werd steeds breeder onder het beschrij
ven van tallooze bochten. De Europeeschc passagiers
bevonden zich bij elkaar op het dek. Plotseling ging er
een kreet van verrassing op. Nog geen vijf honderd me
ter van ons vandaan graasden er op den oever rustig
eenige olifanten. Het waren er vijftien, w.o. enkele zeer
groote. Hun breede ruggen staken boven het gras uit
en boven hen fladderden steeds groote witte vogels in
het rond. Men zou ze de verraders van de olifanten
kunnen noemen, want waar men een groep van deze
vogels voortdurend ziet opstijgen en neerdalen, bevindt
zich ongetwijfeld een aantal olifanten.
De reusachtige, vreedzame dieren, maakten op de
touristen terecht veel meer indruk dan de geheel naakte
Inboorlingen van het Nijlgebied. Een eind verder zagen
we een tweede en veel grootere kudde. Wij konden ze
niet tellen, want ze waren weliswaar langzaam, doch
voortdurend en stuk voor stuk in beweging. Het leek
wel. alsof er heuveltoppen boven het gras uitstaken, en
ook hier vlogen de zwermen witte vogels boven hun
grauwe ruggen.
Verderop zagen we ze in een lange rij drinken aaif
den oever der rivier. Op een bepaald punt, bij een
bocht, passeerden wij ze op slechts vijftig meter afstand
"Wij zagen hun witte slagtanden en hun groote. steeds
flappende ooren. Twee volwassen en twee jonge olifan
ten stonden in een groepje bij elkaar; hun ruggen wa
ren letterlijk bedekt met vogels. De boot floot, doch zij
bewogen zich niet. Alleen de vogels vlogen even op, om
echter dadelijk weer te gaan zitten. Langzaam keerden
de vier olifanten ons den rug toe en verdwenen op ge
heimzinnige wijze, om een eind verder weer te voor
schijn to komen.
Vanaf de boot werd er niet op de olifanten gescholen,
want geen der opvarenden bezat de daartoe vereischte
jachtacte, die 100 pond kost en slechts recht geeft op
het dooden van één olifant. Trouwens, 't kijken naar de
olifanten verschafte ons zooveel genoegen, dat wij aan
alles dachten, behalve aan het gemak, waarmee men
hen zou kunnen dooden. Men zou er overigens niets
aan hebben om ze vanaf een boot neer te schieten, want
het is daarbij toch altijd om hun slagtanden te doen
en geen boot zou terwille van een passagier zoolang
blijven stilliggen, tot men ze verwijderd had.
Een aardsch paradijs.
Ook op de verdere reis zagen wij vele olifanten, zoo
veel zelfs, dat wij niet altijd voldoende aandacht schon
ken aan het aardsch paradijs, dat aan onze oogen voor
bijtrok. Wij zagen vogels met lange krulstaarten, die als
vraagteekens, door de lucht zwierden en krokodillen, die
zoo dichtbij en zoo talrijk waren, dat er nog slechts op
de allergrootste werd geschoten. Een paar slagen met
den staart en dan hieven zij dood op den modder liggen
De giraffes met hun lange halzen zagen er bij hun
vlucht bespottelijk uit, want als zij loopen, zijn ze niet
grooter dan een schaap. Er kwamen leeuwen drinken
van het water der rivier; ze keken ons aan alsof ze ons
wilden vragen, wat wij daar eigenlijk kwamen doen.
Terwül de boot voortgleed door de Antediluviaansche
vlakte met haar sterk uitgesproken kleuren, zagen wij
uit het water ook nijlpaarden half oprijzen, om dadelijk
weer weg te zinken. De boomen waren bedekt met vo-
gelmest en wij zagen of vermoedden overal langs de
oevers talrijke groote en kleine dieren, die kwamen
drinken.
FEUILLETON.
HOOFDSTUK XIL
Weer op Wetstones.
Calthorp en de advocaten van Lord Caradoc hadden
de détails van de huurovereenkomst spoedig geregeld.
Calthorp had op eigen gezag nog een paar honderd
pond méér gevraagd dan hij met Guy had afgesproken
en de andere partij maakte daar niet het minste be
zwaar tegen, onder voorwaarde, dat de huurder het
landgoed direct kon betrekken. De beroemde Floulkes--
bibllotheek vormde een onweerstaanbare attractie en
Lord Caradoc zou ook het dubbele van den gevraagden
prijs grif hebben gegeven!
Toen Calthorp alles met zijn confrères in orde had ge
bracht, ging hij zijn vriend opzoeken om hem verslag
uit te bpengen. Nadat ze de zakelijke aangelegenheden
hadden afgehandeld, vroeg Guy:
„Is er verder nog wat nieuws?"
„Dat Is er inderdaad", was 't antwoord.
„De juweelen zijn toch niet gevonden!"
„Dat helaas niet. Maar Martin is in Londen gezien."
„En hebben jullie hem niet te pakken kunnen krij-
Mn?"
„Zoo gelukkig zijn we niet geweest. Een zekere John
Friend tot voor kort huisknecht op „Wetstones" kwam
vanmorgen bij ons op kantoor om te vertellendat hij
Martin met een doodkalm gezicht in een taxi door Lon
den had zien rijden!"
„Waarom heeft hij hem in vredesnaam dan niet vast
gehouden?"
„De man zat boven op een omnibus en..." voegde de
jonge advocaat er lachend bij, „hij had zijn lasso ver
geten I"
Eenmaal zagen wij nog een groote kudde olifanten
van minstens vijf honderd dieren. De vogels, die boven
de onafzienbare reeks grauwe ruggen vlogen, vormden
een wolk voor het oog. De olifanten, die wij tot dus
verre hadden gezien, behoorden tot dc soorten uit het
gebied van den Boven-Nijl en het Kioga Meer. Toen
kwamen wij echter aan in het gloeiend heete, maar
mooie Kampala, de hoofdstad van Oeganda; die door
de Engelschen „het Rome van de jungle" wordt ge
noemd, omdat zij op zeven heuvels is gebouwd. In deze
wintermaanden is Kempala het voornaamste centrum
van de jacht in Afrika; voor een groot deel leeft deze
stad zelfs van de jacht.
Daar ontmoette ik een blanke jager, die énkele dagen
geleden uit het stroomgebied van de Katonga was aan
gekomen en in een jaar tijds in her Torogebied niet
minder dan honderd olifanten had neergelegd. Volgens
hem was geen ander gedeelte van Afrika zoo rijk aan
olifanten. Men vindt echter ook vele olifanten in de
concessie der Nlassa Compagnie (met Port Amélie als
uitvoerhaven), in de Kenya-kolonie. tot op 200 M. hoog
te en in andere deelen van Oeganda, waar de allergroot
ste mannetjesolifanten voorkomen met een gewicht van
zes ton en met ontzaglijke slagtanden, verder ook in
het gebied van den Boven-Nijl en in het Oostelijk ge
deelte van het Congogebied. De Congoolifanten geven
harder ivoor, dat bij de handelaars minder gewild is.
Dc olifant in dienst van den mensch.
De olifant is het verstandigste dier, dat wij kennen,
en kan slechts met den hond worden vergeleken. Van
dc geteele Afrikaansche fauna is dit het eenige dier.
dat bruikbaar is voor werkzaamheden in dienst van den
mensch. Voor het vervoer van hout en het bewerken
van den grond (een span van twee olifanten bewerkt
4 H.A. in een halven dag!) worden ze door de Belgen
op groote schaal gebruikt. Bovendien zoeken ze hun
eigen voedsel, zoodat ze niets kosten. Een olifant be
merkt de aanwezigheid van een mensch reeds op groo-
ten afstand, doch hij is slechts gevaarlijk voor wie hem
kwaad wil doen of hem geplaagd heeft. De Afrikaan
sche olifant komt voor in talrijke soorten, die zich voor
namelijk onderscheiden door den vorm en de grootte
van de ooren: de olifanten uit het Congogebied. die in
zoo groote getale naar het Torogebied trekken, zijn
klein in hun soort, niet veel grooter dan een os.
„De olifant met het afgesnedenoor."
De olifant heeft een sterk ontwikkeld gevoel voor
rechtvaardigheid en een goed geheugen. Ter illustra
tie vertellen wij hier het verhaal van den olifant met
het afgesneden oor, waar op het ©ogenblik geheel Oegan
da. vol van is. Een blanke jager had reeds lang geleden
een der slagtanden van den verminkten dikhuid voor
zichzelf gereserveerd. Achtmaal had hij reeds tegenover
hetzelfde dier gestaan in de moerassen van het Kioga
Meer. menig schot had hij er op afgevuurd, maar nooit
was hij er in geslaagd, den olifant te dooden. Herhaal
delijk vertelde hij het geval aan andere jagers, want hij
was er van overtuigd, dat het dier vroeg of laat aan de
toegebrachte verwondingen zou bezwijken, en dan moest
hij een der slagtanden krijgen, aangezien hij het eerst
erop geschoten had. Hij vertelde ook steeds, dat de oli
fant hem zeer goed kende en hem altijd dadelijk be
stormde.
Bij de negende ontmoeting met dezen olifant werd de
jager vergezeld door zijn twintigjarigen zoon. Sinds de
vorige ontmoeting waren er drie jaren verloopen. Da
delijk herkende de olifant zijn vijand. De jager schoot
op hem. terwijl hij zijn zoon toeriep om zich te verber
gen, aangezien de olifant ongetwijfeld zou aanvallen. De
jongeman gehoorzaamde echter niet, doch schoot even
eens. Hoewel de olifant door vier schoten getroffen was.
viel hij niet; hij stormde op den ouden jager af. die
zich niet zooals de andere keeren in veiligheid kon stel
len. De olifant greep hem met zijn slurf, verpletterde
hem en wierp hem voor de voeten van zijn zoon. Toen
bleef hjj op een meter afstand voor den jongen man
staan, zijn sterke slurf heen en weer zwaaiend. Hij
overwoog blijkbaar, wat hij zou doen met dien verschrik
ten jongen, die zelfs niet in staat was om zich te be
wegen. Na eenige oogenblikken oordeelde de olifant
blijkbaar dat de waarschuwing voldoende was geweest;
hij keerde zich om en liep het bosch in, hevig bloedend
uit een wond achter aan zijn rug.
Een enquête over „gierigheid" in Schotland.
- Schottenmoppen berusten op boos
aardige verzinsels en onder
linge naijver
EDINBURG, Januari 1933.
DE „Flying Scotsman" jaagt door Noord-En-
geland in dc richting van het grondgebied
der Schotten. Deze expresstrein, die niet
zooals wij misschien zouden verwachten
uitsluitend bestemd is voor monschen met zware
geldbuidels, doch die een derde klasse heeft, is het
eerste bruikbare studieobject voor den man, die er
op uittrok, de spreekwoordelijke gierigheid van het
geslacht der Schotten op den keper te beschouwen,.,.
De „Flying Scotsman" is een wonder op wielen;
niet alleen omdat deze trein een keukenwagen met
twee rollende restaurants, een har, een bibliotheek,
een kapper en een damessalon meevoert, maar in dc
eerste plaats wel: omdat dat alles geen cent extra
toeslag kost!
„Al zouden wij een halve Shilling toeslag vragen,
dan zou de trein al zouden wij die met meubelen
uit het koninklijk paleis installeeren zonder één
Schotsche passagier loopen en dat kan men niet
riskeeren hij een trein, die heen en weer naar Schot
land zélf rijdt", verkondigt zelfbewust en met over
tuiging de friseur, die mij inzeept. „Zes jaar lang
rijdt ik op den trein meneer en pas drie maal hebben
schotten mij fooi pggeven; daarbij was een Lord, die
evenals de anderen een fooi van een penny gaf!"
„U bent zeker Londenaar?" vroeg ik. En de friseur
gaf dat toe. Ik deed er het zwijgen toe. Later word
de argwaan, die op dat oogenhlik in mij opkwam, be
vestigd. Ik waag het te verzekeren, dat speciaal de
Londenaars, en verder alle andere Engelschen, om
onbegrijpelijke redenen een hekel aan Schotten heb
ben en hen, tengevolge van een soort van overwicht
„gierig" noemen. Dit terwijl dc Schotten in het
geheel niet gierig zijn. een enkele is soms spaar
zaam. En spaarzaamheid of gierigheid is iets geheel
„Kwam hij dan niet van de omnibus af?"
„Natuurlijk, zoo gauw hij maar kon! Het is warempel
geen kleinigheid eer. kans te maken vijf honderd pond
te verdienen door zout te leggen op Martin's staart.
Maar toen die meneer Friend goed en wel op straat
was en een taxi had, had hij zijn prooi uit het oog
verloren en in zijn opwinding had .hij vergeten op het
nummer van Martin's wagen te letten."
„Wat 'n idioot van 'n vent."
„Dat vond hij zichzelf ook!" lichtte Calthorp droogjes
in.
„Hij had toch kunnen roepen, zoodra hij Martin zag."
vervolgde Guy heftig. „Iedereen zou direct aan de jacht
hebben deelgenomen en we zouden de kerel te pakken
hebben gekregen."
„Dat had hij zeker kunnen doen en nog 'n heeleboel
dingen meer, maar hij heeft het helaas nu eenmaal niet
gedaan. En het stomste is dat hij tot vanochtend ge
wacht heeft om ons van zijn ontmoeting te komen ver
tellen. Het was Maandag toen hij Martin gezien heeft;
vier dagen geleden. Als hij direct gekomen was, hadden
we Martin's spoor misschien nog kunnen terugvinden.
De auto ging in Westelijke richting en Friend kon ook
oen beschrijving geven van het model van den koffer,
die bovenop stond. Als ik het direct geweten had, zou
ik me natuurlijk onmiddellijk in verbinding hebben ge
steld met Scotland Yard en nasporingen hebben laten
doen aan alle stations."
„Deksels, wat 'n idioot!" herhaalde Guy. „Weet hij
zeker dat het Martin was."
„Hij twijfelt er geen moment aan; hij beweert dat hij
Martin onder alle omstandigheden zou herkennen. Ver
der vertelt hij, dat Martin toevallig opkeek en hem
ook moet hebben herkend,"
„Toch moet het een onverschrokken kerel zijn", meen
de Guy, „om zoo op klaarlichten dag door Londen te
rijden."
„Ik wil niets afdingen op den moed of zeg maar lie
ver onbeschaamdheid van den braven man", bracht Cal
thorp in het midden, „maar als hij zóó onvoorzichtig
te werk gaat, kan het niet lang duren of hij moet in
onze handen vallen."
„Als hij het lijk uit Engeland gesmokkeld heeft, be-
teekent zijn verschijning in Londen dat zijn opzet is ge
slaagd en hij nu weer terug is."
„Ik geloof niet dat hij het lijk uit Engeland heeft ge
smokkeld. Dat was alleen maar 'n idee in 't begin. Als
hij geprobeerd had het té doen. zouden we nu wel een
spoor in die richting hebben ontdekt."
verschillends. Vanwege de Schotsche spaarzaamheid
valt het misschien te verklaren, dat alle boekhouders
en accountants en minstens driekwart van alle bank
directeuren van het Britsche wereldrijk Schotten zijn.
Zij bezitten misschien niet zoozeer het genie om geld
te verdienen, maar om het bijeen te houden dat
'verstaan ze opperbest. Misschien is de afkeer van de
Hceren Engelschen gegrond op de talrijke credietwei
geringen van de desbetreffende Heeren Bankdirec
teurs! In ieder geval besloot ik de spreekwoordelijke
gierigheid der bewoners van Engeland's Noordelijk
ste streken eens grondig op de proef tc stellen.
Het eerste experiment werd onmiddellijk na aan
komst oji het station Edinburgh ten uitvoer gebracht.
Ik verzocht den witkiel een touw dat om een karton
nen doos gebonden was, door Ie knippen, daar ik de
inhoud van de doos in mijn koffer wilde pakken. De
man sneed het touw door en wierp het achteloos weg.
Volgens het spreekwoord had hij het zorgvuldig
moeten opwinden en in den zak steken! Het eerste
negatieve resultaat!
Daarop wierp ik mijn, pas half opgerookte sigaret
in tegenwoordigheid van een dertigtal Schotten, weg.
Hoewel iedereen deze beweging moest hebben gezien,
daar het in dc wachtkamer plaats had, ontstond er
geen wilden strijd om het nog rookende stuk sigaret,
niemand nam er ook maar eenige notitie van nie
mand verweet mij mijn verspilling, of iets van dien
aard. Niets, maar dan ook niets daarvan! Ik nam
nu een nieuwe sigaret uit mijn koker on wendde mij
tot een van de omstanders met een verzoek om vuur.
Ik had verwacht, dat deze beleefd, maar beslist zou
weigeren, want een lucifer kost nog steeds geld en
verbrande benzine eveneens! Ik werd dus wederom
teleurgesteld. Met oen in een onverstaanbaar koeter-
waalsch gemompelde beleefdheidsbetuiging, greep de
aangesprokene haastig in den zak, haalde daar vrien
delijk grijnzend een lucifersdoosje uit en gaf mij be
daard vuur. Ik bedankte en verdween, daar deze
streek voor mijn experimenten blijkbaar ongeschikt
was.
Ik boemelde nog wat door de stad. Voor de couran-
tenbureaux stonden niet meer menschen, dan in an
dere Britsche steden, waar men evenzeer menschen
aantreft, die parasiteeren op de aldaar opgehangen
couranten. Een bioscoop verspreide de faam van de
voorstelling door een luidspreker op straat, schijnbaar
zonder bevreesd te zijn, dat heel Edinburgh zich en
massa voor den ingang zou opstellen, om zich met
de kostelooze klanken te verzadigen en de beelden
daartoe eveneens kosteloos in de verbeelding te ont
werpen. Niets van dat alles! Verder merkte ik op,
dat de papiermanden vol weggeworpen couranten
lagen, wier bezitters het blijkbaar versmaad hadden,
de papieren mee naar huis tc nemen, om ze daar
„Dus Meneer Martin is voorloopig weer door de aarde
verzwolgen", klonk het spijtig. „Verder nog nieuwe ge
zichtspunten?"
„Dat wel, maar ik vrees dat we er niet veel aan zul
len hebben. Maar merkwaardig is het in ieder geval.
We hebben uitgevonden waar Lady Bertram is gestor
ven. Het was in Foligno, een plaats ongeveer tien mijl
van Assisi, op den weg naar Rome. En de datum is de
zelfde als dien ik in de '„Times" heb ontdekt. Het reis
gezelschap van Sir Roderick verliet Assisi den 13den
Maart; den volgenden dag werd Lady Bertram plotse
ling ongesteld, ze werd naar een hotel in Foligno ge
bracht en stierf daar in het kraambed."
„Hebben ze daar ook haar graf gevonden?"
„Neen, ze is niet in Foligno begraven. Het lichaam
werd gekist en twee dagen later vervoerd. Den weg.
dien ze verder zijn gegaan, kon nog niet worden vastge
steld. maar dat zal nu ongetwijfeld ook weldra aan 't
licht komen."
„Het. maakt den indruk, of het Sir Roderick's bedoe
ling is geweest, het lijk mee te nemen naar Engeland."
„Ja, maar we weten, dat hij dat niet deed. tenminste
niet naar Wetstones. En waar zou ze anders begraven
zijn? Je herinnert ie wat juffrouw Cheetham vertelde
hoe hij alleen met Martin terugkwam en door het huis
rondliep alsof er niets gebeurd was! En Martin ver
klaarde later dat Lady Bertram in Italië begraven was."
„Ja. in Assisi."
„Ik begrijp wat je zeggen wilt: zijn leugen kan even
goed betrekking hebben gehad op het heele land als op
die ééne stad. Maar hoe dan ook we zullen dit spoor
verder volgen. Het bericht in de „Times" wijst er op,
al staat het er niet met zooveel woorden, dat het kind
stierf op den zelfden dag als de moeder. Maar dat is
niet zoo! Het was in leven en blijkbaar kerngezond,
toen ze twee dagen na Lady Bertram's dood. uit Foligno
weggingen. Dat hebben we ook kunnen vaststellen."
„Leid je daar nog iets bijzonders aan af?"
„Och neen. Het bericht werd pas een dag of veertien
later in de „Times" geplaatst en het kind zal dus wel
hier of daar onderweg gestorven zijn."
„Of niet gestorven! Bij dit warnet van raadsels en
leugens kun je van alles verwachten. Vandaag of mor
gen komt een pretendent opduiken naar hetgeen Mar
tin wel zoo vriendelijk is geweest voor mij over te laten."
„Dat lijkt me niet bijster waarschijnlijk. Zulke dingen
gebeuren alleen in boeken!"
„Je zoudt ook geneigd zijn le zeggen dat alleen in
een boek iemand zich vijf en twintig jaar in zijn huis
voor inpakpapier, onderleggers, of nog discreter doel
einden te gebruiken.
Ik ging een hotel binnen om te eten. Het eerste
wat mij opviel, was dat er op iedere tafel een
karaf met water en glazen stond; hetgeen de gasten
er niet van af hield, melk, orangade of andere dran
ken te bestellen. Toen ik hij het betalen van de re
kening er op wees, dat ik nog twee broodjes bad ge
had en een vel schrijfpapier, antwoordde de ober-
kellner: „Dat is voor onze gasten kosteloos, me
neer!" Ik was verslagen.
Blijkbaar was Edinburgh niet de juiste plaats, om
dc gierigheid der Schotten te onderzoeken. De meeste
Schottenmoppen spelen zich dan ook in Aberdeen af.
Ik nam een auto om naar Aberdeen te vertrekken.
Toen wij onderweg een benzinestation aandeden, om
het koelwater aan te vullen en de benzinetank nog
zoodanig gevuld bleek te zijn, dat er niet noemens
waard meer bij kon, wilde ik den exploitant, een ou
den gebrekkigen grijsaard, een paar pennies in de
band drukken. Maar hij weigerde beslist en betoog
de: „Neen meneer, dat kleine beetje water is toch
niets waard!
De vaart, dwars door de landerijen gaf een goeden
kijk op het productief maken van den bodem van
dit van nature misdeelde land. Arm is het landschap
behalve een beetje gras groeit er hier in het Noor
den niet veel en de bodem is allesbehalve zwaar on
vruchtbaar. Kleinef bescheiden huisjes verlcenen de
bewoners onderdak en men zou het niet het oog op
deze door de Natuur veroorzaakte armoede, kunnen
begrijpen, als zij gierig zouden zijn. Maar ook iu
Aberdeen miste ik icdcren grond, om de spaarzaam
heid der Schotten als gierigheid aan tc duiden. Ook
hier wierp de kapper de handdoek in dc wasch-
mand, nadat die door één klant gebruikt was en nam
hij voor een nieuwe klant een schoone, hoewel de eer
ste geen enkel spoor van zichtbare verontreiniging
toonde. Hoe gemakkelijk zou hij zich liet waschgehl
niet hebben kunnen besparen? Daarnaast, in het
café, werd ieder glas na het gebruik omgespoeld,
hoewel er hardnekkige geruchten loopen, dat in
Aberdeen de volgende bezoeker steeds de bierresten,
die zich nog in het glas bevinden, moet meedrinken,
in zooverre de voorafgaande bezoeker tenminste nog
een druppel in het glas gelaten heeft. Hier moet ik
echter toegeven, dat ik geen enkel geval waarnam,
waarbij een Aberdeener in zijn bierglas nog één (h up
pel bier overliet. Maar hieruit de een of andere min
der gunstige conclusie te trekken, lijkt mij onrecht
vaardig, want een g>as bier tot de laatste droppel
uitdrinken dat is geen gierigheid dat is lou
ter domheid!
Vierent winti j
het ij s.
uur n
Nieuw fakir-experiment.
Dat Indische fakirs zich met het grootste genoegen
levend laten begraven, ia een bekend feit. Maar de Ar
gentijn Pedro Natiz heeft onlangs in New-York nog een
geheel ander stukje vertoond. Hij heeft zich namelijk
levend in het ijs laten invriezen en werd 24 uur later
bevrijd, zonder eenig schadelijk gevolg van zijn experi
ment .te hebben ondergaan. Vóór de voorstelling ver
klaarden twee artsen, die Natiz onderzochten, dat pols
en hart volkomen normaal waren. De fakir bracht zich
zelf alleen door de kracht van zijn wil tot bewusteloos
heid, waarbij inderdaad een buitengewoon zwakke harts-
werking werd geconstateerd. Een met water gevulde
metalen kist stond gereed. Door twee helpers werd Na
tiz in die kist gelegd, nadat men zijn lichaam met ver
schillende soorten zalf had ingewreven. De open kist
werd daarna naar een vertrek gebracht, waar de tem
peratuur kunstmatig op vijf graden onder nul werd ge
houden. In korten tijd was het water bevroren, waardoor
het lichaam van den Argentijn geheel in een blok ijs lag
Vier en twintig uur lang bleef de fakir in die houding
liggen, zeer streng door artsen gecontroleerd.
Toen het ijs voorzichtig werd gesmolten, bleek het
lichaam van Natiz volkomen bewegingloos, harden
koud, terwijl zijn gezicht geheel wit was. Gedurende een
half uur werd hij door zijn beide helpers gemasseerd,
darl.ma legde men hem in een lauw bad en na nog een
half uur was Natiz tot het volle bewustzijn terugge
keerd. In chemische laboratoria zijn al dikwijls met
succes soortgelijke proeven genomen met koudbloedige
dieren, zooals kikvorschen, padden en schorpioenen, ter
wijl dezelfde experimenten bij warmbloedige dieren, bij
voorbeeld vogels, steeds den dood veroorzaken. Pedro
heeft verklaard, dat hij dit experiment zou herhalen.
opsluit, een vermogen in edelsteenen omzet en dat zijn
lijk met die edelsteenen op een mysterieuze manier ver
dwijnt!"
„Daar zit iets in," moest Calthorp toegeven, „maar
toch geloof ik niet dat je je ongerust hoeft te maken.
Het kind is in ieder geval gestorven en we zullen hoop
ik gouw genoeg er achter komen waai-. En nu, waarde
heer cliënt, roepen men plichten mij elders."
„Toe, ga nog niet weg. Laten we samen hier of daar
gaan eten."
„Dat zal tot mijn spijt niet gaan. Ik heb al een af
spraak met George Greenfield. We zullen samen de zaak
nog eens van alle kanten bekijken en het scherpe ver
stand van deze rijzende ster aan den hemel van het
recht, zal misschien 'n beetje licht laten schijnen op wat
tot nu toe in duisternis is gehuld. Greenfield interes
seert zich buitengewoon voor alles wat met Sir Rode
rick en Martin in verband staat, denkelijk uit oude
vriendschap voor jou.
Den volgenden morgen richtte Guy zijn schreden naar
het huis van Lord Caradoc op Berkeley Square en vroeg
naar juffrouw Caradoc. Hij werd in een vrooliike ont
vangkamer gelaten, waar Cicely zich bevond in gezel
schap van een oudere dame, die aan een schrijftafel bij
het raam bezig was een boek bij te werken.
Mevrouw Herbert. zoo heette de dame. nam sedert
het overlijden van Lord Caradoc's echtgenoote. welbe
schouwd de leidende plaats in in diens gezin. Oorspron
kelijk was ze in zijn huis gekomen om voor Cicely te
zorgen; ze behoorde tot de familie Condor, evenals Ca
radoc's overleden vrouw. Maar langzamerhand was ze
alles gaan bedisselen voor den edelman, die niet graag
werd afgeleid door wereldsche beslommeringen.
Ze was een knappe vrouw van middelbaren leeftijd
een paar vriendelijke oogen glinsterden achter brille-
glazen, de ferme lijnen om haar mond getuigden van
vasten wil en haar heele wezen gaf een indruk van
stiptheid en zin voor orde.
Cicely zag er wat bleek en vermoeid uit; ze scheen de
Londensche zomerhitte niet te kunnen verdragen. Maar
een week buitenlucht zou ongetwijfeld weer kleur op
haar wangen tooveren en toen ze hem tegemoet kwam
om hem te begroeten, keek Guy met bewondering naar
het lieve meisjes gezichtje en het fijne, tengere figuur
tje in de eenvoudige witto japon.
Wordt vervolgd.