Het huis op het eiland.
Arrondissementsrechtbank te Alkmaar
Donderdag 26 Januari 1933.
SCHAGER COURANT.
Tweede blad. No. 9217
MEERVOUDIGE STRAFKAMER.
ZITTING VAN DINSDAG 24 JANUARI.
EEN AUTOMOBILIST UIT HILVERSUM MET
SUOOES IN APPèL.
De 44-jarige heer Klaas B., caféhouder te Hilver
sum was door den Kantonrechter te Hoorn veroor
deeld tot f10 boete "f 10 dagen hechtenis, omdat hij op
23 Juni met het door hem bestuurd vierwielig motor-
Tijtuig roekeloos en onvoorzichtig op het Breed aldaar
een linksche bocht had genomen, waardoor hij een
aanrijding veroorzaakte met het vierwielig motorrijtuig
bestuurd door den heer C. Kok, automobielhandelaar
te Hoorn. Veroordeelde was over dit vonnis niet vol
daan en kwam in hooger beroep, dat heden werd be
handeld en waarin hij in rechten werd bijgestaan door
tnr. Prins als raadsman en verdediger.
Een ernstige aanrijding was het, gelet op de boete,
vermoedelijk niet en het moet met leedwezen maar in
waarheid gezegd worden, dat dergelijke zaken
vervelend zijn.
Doch gewoonlijk is er een financieelen achtergrond
«n deze ontbrak ook hier niet, aangezien de heer Klaas
B. bovendien ook nog was veroordeeld in de kosten
der beloopen schade ad f 49. In deze appêlraak van
dubieuze belangrijkheid waren gedagvaard. 5 getuigen,
Waaronder ook een politie-agent der gemeente Hoorn,
de heer W. Jelkema, no. 8. Natuurlijk ontbraken niet
de noodige teekeningen en de geheimzinnige voor den
armen verslaggever onverstaanbare bespreking bij
de groene tafel.
Mevrouw Steen, née Doorn, had in de gelukkige om-
■tandigheden verkeerd, passagier te zijn in de auto
van den heer Klaas B.. wier verklaring uiteraard niet
was in 't nadeel van den appellant. Zij verklaarde, als
de heer Kok was doorgereden, er niets van 't onheil
was gebeurd.
Een uitgebreide discussie ontspon zich tusschen den
president, mr. Ledeboer en een bejaarden heer, getooid
roet den veelbelovenden naam Seelig. die bezwaren had
tegen het afleggen van den eed en wenschte te vol
staan met de belofte. Deze getuige moest het echter
!n het debat jammerlijk afleggen en maakte den presi
dent intens gelukkig, door zich tenslotte toch maar
aan de eedsformule te wagen en zijn verklaring aldus
plechtig bezegeld af te leggen.
De heer S. Waterdrinker had zich ook bevonden in
het rijtuig van appellant en gaf als zijn meening te
kennen, dat de schuld was te wijten aan den heer Kok.
Deze had dóór moeten rijden en zelf had hij zulks aan
dezen getuige medegedeeld. Hierna hernieuwd teeke-
ningbezichtiging. We gelooven niet dat een schilderstuk
Van de bedorven Staalmeesters zooveel sensatie heeft
gemaakt.
Ten slotte werd gehoord de politle-ambtenaar Jelke-
roa, die eveneens de teekening naploos en vertelde dat
het rijden van den heer Kok normaal was.
Hierop verkreeg de heer Officier het woord en zijn
requisitoir geestig inleidde met te zeggen, dat hij zich
roet betrekking tot deze zaak had gevoeld als een
leerling-schaatsenrijder op een gladde ijsbaan en een
valpartij dreigde. Spreker kreeg dan ook volkomen den
indruk, dat indien hier een schuldige was, het de heer
Kok moest zijn. Een en ander nog eens memoreerende
kwam de Officier tot de conclusie, dat het vonnis aan
de vernietiging moest worden prijsgegeven en vrij
spraak moest volgen.
In het pleidooi van mr. Prins kon dus een kind de
wasch doen en bleef verdediger weinig gras te maaien
over, zoodat hij zich veilig aan het requisitoir kon re-
Xereeren.
DE ONTEVREDEN LICHTBRANDERS
De door werkgebrek in rust verkeerende visscher
WUIem V. uit Egmond aan Zee, was hy afwezigheid
van visch, In den nacht van 22 September in de dui
nen van Egmond Binnen, voorzien van een prima car-
bidlantaarn, ter konynenvangst getrokken en deswege
gesnapt, door den Kantonrechter te Alkmaar opge
knapt met f 25 boete ol 10 dagen. Biykbaar was hy
riet met deze correctie ingenomen en dus in hooger
beroep gekomen. De meervoudige strafkamer schonk
heden haar aandacht aan de zaak. De kwestie was, dat
Willem de boete schandelik hoog vond. Tegen de
juridische constructie van het vonnis had hy absoluut
geen bezwaar. De Officier vermeende, dat, indien ap
pellant de boete niet kon betalen, hy de hechtenis toch
kon ondergaan. Hy requlreerde bevestiging, doch ver
zocht teruggaaf der carbidlantaarn. Het speet Willem
niet weinig, dat hy zijn lamp niet direct mee kon
krijgen.
Ook zyn collega Petrus Gr., getooid met een bult
aan het voorhoofd, die zyn voorgevel eenlge gelijkenis
verleende met het beroemde Alkmaarsche huis met
den kogel was met dezelfde intentie in den nacht
van 30 September op hierboven omschreven wijze uit
gerust met een miniatuur-vuurtoren, op marsch gegaan
en met medewerking van den politiehond „Nero" in
de Berger duinen betrapt en veroordeeld tot f 20 boete
of 20 dagen, 'n straf die evenmin zyn goedkeuring kon
wegdragen, zoodat ook hier een hooger beroep niet
uitbleef. Ook Plet vond het een te zware straf en ont
kende bovendien, dat hij op verboden terrein had ge
wandeld met zyn carbidlantaarn. Hq had op den
straatweg naar Bergen aan Zee gestaan. Volgens den
verbalisant had appellant echter geloopen op een per
ceel duingrond. Voor den Kantonrechter had Piet ech
ter onomwonden erkend. De president zeide: Je bent
nu \vat aan 't kletsen, man, waarop Piet reposteerde:
Nee, Ik ben niet aan 't kletsen! Door den Officier werd
verzocht aanhouding tot den namiddag, ten einde de
rijksveldwachters alsnog als getuigen te hooren.
DE BARMHARTIGE SAMARITAAN, OF
„EEN ONBEGRIJPELIJK MISDRIJF IN DEZE
DAGEN".
De 43-jarige arbeider Joh. W. uit Harenkarspel stond
terecht als verdacht van een in deze dagen van biggen-
overvloed vreemd aandoend misdrUf en wel dat hy op
31 October, 2 November of omstreeks dien tyd, zich
wederrechteiyk had toegeëigend vier biggen, eigendom
van den niet verschenen getuige H. J. Koeman. Al
thans dat hy bedoelde biggen, die hy op straat had
aangetroffen, in zyn etschen schuur had gedeponeerd
en opzetteiyk verzuimd had van die vondst aangifte
te doen. wat de wet noemt verduistering.
De verdachte ontkende eenlg kwaad opzet en be
weerde, dat hq de armzalige zwervers uit menschlie-
vendheid bad opgenomen en in zyn schuur hospitali
teit nad verschaft. Het was zijn voornemen den eige
naar van zyn vondst kennis te geven, doch vóór hy
dit plan had kunnen realiseeren. was de rijksveldwach
ter Kloprogge gekomen en had de biggen in beslag ge
nomen. De electrlclen Appelman, die tegenover ver
dachte woont, had de biggen in de schuur van W. hoo
ren gieren. Laten we er by voegen, dat deze vier
varkens-baby's inmiddels door gebrek aan levenskracht
het tijdeiyke met het eeuwige hebben verwisseld.
De Officier was zoo vrij aan de goede intenties van
verdachte te twijfelen. Daarvoor was hy met zyn aan
gifte wat al te traag geweest. Het was een kleine
moeite geweest om den eigenaar even te waarschuwen.
Gevorderd werd ter zake verduistering f 25 boete of
25 dagen. Slechter biggenspcculatie dan deze heeft W.
wel nooit gedaan, doch er ls nog hoop, want de zaak
is verweren naar den Rechter-commlssaria voor nader
onderzoek.
OOK DEZE CLIëNT WAS NIET CONTENT.
Sommige gewiekste winkeliers, trachten vrede te
houden met hun afnemers en te beletten, dat klaenten
over de bediening aan de groote klok worden gehan
gen, door het in druk verschenen minzame verzoek:
Zyt ge tevreden, zegt het anderen; zqt ge ontevreden,
zegt het ons! In dit geval had ook de monteur Hendr.
Jan T. te Alkmaar, die op 28 September met een auto
van zijn werkgever op den Bergerweg had gereden,
alwaar was gebleken, dat de remmen in ondeugdeiy-
ken toestand verkeerden en alzoo was veroordeeld tot
f 12 boete of 12 dagen, zich met zyn klacht over deze
bediening tot het goede adres: de meervoudige straf
kamer, gewend. De appellant beweerde destyds dat
zijn patroon hènt ha<f opgedragen, met het onbetrouw-*
bare vehikel te rijden. Ook thans voerde hy dit ver
weer, dat in elk geval hem eenigermate kon discul-
peeren. Zyn toenmalige principaal, een Dultscher, wist
zich niet veel meer van de zaak te herinneren. Men
had aazi hem niets als getuige. De Officier geloofde
wel den appelalnt, maar requlreerde toch bevestiging
Misschien is de reohtbank meer handelbaar.
EEN rfEER, DIE EVENMIN OP DE LOF
TROMPET BLIES,
e vrachtauto-chauffeur Jan Arie in 't V. uit Oudorp
had op 29 Juli op of naby den Limmerhoek en Ver-
dronkenoord door het niet waarnemen van een ver-
keersteeken door v. d. Sluija gegeven, een aanrijding
veroorzaakt met een bakfiets, bereden door genoemden
melkhandelaar. Door den Kantonrechter werd dien«-
tengevolge deze chauffeur veroordeeld tot 7 boete of
7 dagen, benevens betaling van f 8.36 voor de schade
aan de ontredderde bakfiets toegebracht De ver
oordeelde, die al direct niet het beeld gaf van een
boetvaardigen zondaar, was van dit vonnis in appèl
gekomen dat heden eveneens werd ultgepuzzeld. De
appellant ontwikkelde ook nu weer zyn voor het kan
tongerecht aangevoerde bezwaren.
Door getuige v. 4. Sluis werd gedemonstreerd, hoe
hy een stopteeken had gegeven. Indien we echter be
weerden, dat de belde partyen het daaromtrent eens
werden, zouden we ons journalistieke geweten met
een grove leugen bzwaren. Appellant had ook beden
kingen tegen het schade-bedrag. De heer v. d. Sluis
had echter de rekening niet medegebracht, maar nu
was het f 5.85, na protest van den appellant
Eisch ten slotte bevestiging van het vonnis, behalve
het bedrag der schade.
DRIE JEUGDIGE STRUIKROOVERS OP DE
ZONDAARSBANK
Een drietal veelbelovende jongelieden uit Den Helder
de 17-jarige Jan W„ (in hechtenis), de 18-jarige Albert
P. (ook gedetineerd) en de 17-jarlge Jac. de W.. stonden
terecht ter zake verschillende diefstallen, voorafgegaan
door braak of inkllmmlng, gepleegd te Helder. In de
eerste plaats hadden de heeren op 5 September een in
val gedaan in het kantoor van de firma DorgUzen. Zy
waren aldaar binnengedrongen na uitsnyding van een
glasruit en hadden buitgemaakt een cylinderrevolver
met patronen. Op 23 Nov. kwamen zy weer in actie en
wisten door opschuiving van een raam binnen te drin
gen in een vaartuig, waarin is gevestigd het Ryksgeolo-
gisch station. Daar was de „poet" belangrijk grooter en
wel f 75 in bankpapier, die zy zich toeeigenden uit een
opengebroken bureau, benevens f 7.80 uit een yzeren
kistje. Ten slotte trok het inbrekerstrio op 28 Nov. nog
maals op roof uit en hadden ditmaal hun keus bepaald
op het pakhuis der firma v. d. Lee. alwaar eveneens een
ruit werd uitgesneden en de dieven een hoeveelheid wijn
en sterken drank, advocaat enz., totaal 8 flesschen In
handen viel. Deze begeerlijke collectie werd onder 'n
gezellig pandoertje smakelijk in de kraag geslagen. Dit
uitstapje bracht hen echter figuurlijk gesproken aan
den galg en alzoo verhuisden Jan W. en Maarten P.
achter de tralies.
Mr. Seegers was aangewezen, deze verwaarloosde kna
pen te verdedigen, terwijl de heer Wiggers werd gehoord
in quMiteit van reclasseerlngsambtenaar. Deze heer
noemde de Jongens niet bepaald slecht, doch spoedig
tot het kwade geneigd. Een goede leiding ontbreekt hen.
helaas! Het was duidelijk dat deze verdachten den heer
Wiggers veel zorg hadden gebaard en hy zioh voor hen
zeer veel moeite had gegeten.
De heer Officier bleek het met den reclasseerlngsamb
tenaar grootendeels eens te zijn. Het waren allen oude
klantjes van den kinderrechter, aan wie de bestede
zorg verspild bleek te zijn. Het was echter nu uit met
de zachte paedagogi'she maatregelen, er moest meer
krachtig worden ingegrepen, wilde er nog iets van te
recht komen. De officier requlreerde thans tegen ver
dachte A. P 1 jaar gevangenisstraf met ter beschikking
stelling en. tegen Jan W. en Jac. W. ter beschikking
stelling van de regeering en plaatsing In een opvoe
dingsgesticht Tevens gevangenhouding van Jac. W„
Mr. Seegers, opponeerende voor Jan W. en Jac. de W.,
drong aan op een lichten straf en zoodanige voorzienin
gen als in het belang van zyn clienten nuttig kunnen
worden geacht
De officier, in zijn repliek, releveerde nog dat het met
de Heldersche jeugd droevig gesteld ls. Het ls schrikba
rend zooals de criminaliteit onder haar toeneemt De
gevangenneming van de drie verdachten werd daarna
gelast. Verdachte P. wond zich hierover nog geweldig op,
wat hem echter weinig baatte, ook hy werd direct in
gepikt
VOORTGEZETTE ZAAK VAN DEN
LICHTBRANDER
Zooals was gelast werd alsnog ln de zaak van Pieter
G. uit Egmond aan Zee. gehoord de ryksveldwachters
Dykstra en v. d. Lugte. die een voor appellant bezwa
rende verklaring aflegden. De officier requlreerde als-
nu bevestiging. Piet G. gaf geen blijk van belangstelling
meer. Het herhaalde tippeltje van Egmond aan Zee was
hem zeker wat al te kras.
EEN VREEMDE SNUITER
Ten slotte stond terecht de in 1889 te Leeuwarden ge
boren bankwerker Gerrit H.. wonende te LJmuiden. ge
meente Velzen. en thans vertoevende in het Prov. ge
sticht ..Duin en Bosch", aan wien versohillende feiten
waren ten laste gelegd. Ten eerste dat hy in den nacht
van 28 op 29 Juli te Bergen had ingebroken in Huize
Kinhelm. de woning van den aldaar wonenden heer B.
M. Gorter, en zich wederrechteiyk had toegeeigend ver
schillende goederen, sierraden en geldswaarden. Voorts
had hi1 op 14 Januari J.l. In de woning van genoemden
heer Gorter met een fietsenrek verbrijzeld een glas in
lood-raam. Verdachte zelde geen verklaring te kunnen
geven waarom hy den diefstal en de vernieling had ge
pleegd. De koffer met gestolen goederen had verdachte
gedeponeerd op het politiebureau te Alkmaar. In deze
vreemde zaak waren diverse getuigen gedagvaard en
werd hy verdedigd door Mr. v. d. Loos.
Mr. Krabbe, rechter in de Alkmaarsche rechtbank,
werd allereerst als getuige gehoord. Deze rechter in
qualitelt van reohter-commissaris. had een onderzoek
ingesteld In de woning van den heer Gorter in de Bree-
de Laan te Bergen. De heer Gorter had Mr. Krabbe
medegedeeld de vermissing van de onderscheidene voor
werpen, die onuitgepakt bleven omdat niemand nieuws
gierig was naar de expositie. De overigens niet onbe-
langryke ïyst werd eenvoudig voorgelezen.
Daarop werd gehoord de zenuwarts Dr. Le Coulbre
uit Amsterdam. Vervolgens verscheen fraulein Leon-
wreed van je my de geheimen van myn verleden te
willen ontwringen. Ik bid Je. laat dien man loopen, zon
der hem verder te ondervragen. Geloof my toch. het is
heusch beter dat je niet hoort, wat hij Je helaas te ver
tellen zou hebben. Ter gelegenertyd misschien al heel
spoedig zul je alles te weten komen en me dankbaar
zyn. dat lk het nu voor je verzwegen heb. maar dan
moet je nu ook aan mijn dringend verzoek voldoen."
In haar angst en emotie bewoog zy zich rusteloos op
haar plaats heen en weer en hief smeekend de handen
naar haar zoon op.
George was met diepe deernis vervuld.
„Natuuriyk zou ik u nooit opzettelijk verdriet willen
veroorzakenmoeder," zei hy vriendelijk. En lk zou van
dien ellendeling niets gewaar kunnen worden dat u my
zelf ook niet zoudt willen mededeelen. Maar er hebben
zich in den laatsten tyd omstandigheden voorgedaan,
die mij noodzaken u enkele vragen te doen, waarop ik
antwoord moet hebben. Als u my op uw woord van eer
wilt beloven mij op alles hetgeen ik u zal vragen, te
antwoorden, ben ik bereid dien vent te laten vertrek
ken. Kunt u mij dat beloven?"
De man had een stoel genomen en zich erin laten
ploffen. Hy leunde aohterover met een dwaas vertoon
van onverschilligheid. Mevrouw Greenfield hield het
hoofd gebogen en gaf geen antwoord.
„Wilt u my die belofte geven, moeder?" herhaalde
George.
„Ik kan niet, ik kan niet!" klonk het toen jammerend
„Er is my ultdrukkeiyk het zwygen opgelegd."
,Jk zou mq niet graag van dezen schavuit bedienen
om pressie op u te oefenen", hernam George. ..Maar er
zyn enkele dingen die Ik eenvoudig moet te weten
komen; ik heb daar recht op. Ik wil de byzonderheden
omtrent mün afkomst kennen. Het is mogelijk dat de
geheimen, die er tusschen u en dien kerel bestaan.' er
niets mee te maken hebben, en als u verklaart dat dit
het geval is en u myn vragen daarover wilt beantwoor
den. zal ik hem laten gaan nadat ik met hem afge
rekend heb."
„Je geboorte, de afkomst." smaalde de man in den
stoel. ..een fUn meneertje ben je om van je geboorte te
durven reppen! Zal ik hem op de hoogte brengen,
Jane?"
George kromp ineen alsof hU een steek had gekregen.
Er volgde een oogenblik van pijniyk zwijgen. Mevrouw
Greenfield zei niets; ze snikte stil voor zich heen.Toen
vermande George zich en viel op soherpen toon uit:
„Ik wensch dien schoft daar geen enkele vraag te
doen. Het is my een gruwel, dat een dergelqk individu
zioh in één kamer met u en Peggy bevindt. Ma&k dat
OOGONDERZOEK-INRICHTING
GHO0TSTE KEUZE BRILMONTUREN EN GLAZEN
SPECIALE REPARATIE-INRICHTING
W. C. VAM GEELEN
GEDIPCOMEERD OPTICIEN - REFRACTIONIST
LAGEZIJDE B40 TEL. 26. SCHAGEN
OOGONDFR7ÓCK GEHEEL* GGATIG
poldlna Fischer, dienstbode by den heer Gorter op Kin-
helm, die op 29 Juli den diefstal met braak had gecon
stateerd. Zy zelf miste een snoer met namaak parels,
een armband met roode steenen en een naairing. Met
deze Duitsche dame had verdachte voorheen een zekere
betrekking onderhouden. Ook op 14 Januari wilde ver
dachte haar spreken, en toen hem dit niet werd toege
staan had hy het glas ln lood-raam vernield met een
fietsenrek. Meer werd met haar niet behandeld, omdat
de reohtbank dit niet in 't belang van verdachte achtte.
Deze kon zich niets meer van het gebeurde herinne
ren. Hij wist ternauwernood hoe hy ln Bergen Is geko
men; wèl had hy op 14 Januari bier gedronken.
Mej. Alida Kool. 'n 16-jarige dienstbode te Bergen ten
huize Kinheim. had geld gespaard in een steenen var
ken. Zii miste het geld en het varken was geslacht, in
oasu vernield.
Chef Fegen van de Alkm. gem. politie had op 29 Juli
ln qualitelt van Wachtcommandant visite ontvangen
van verdachte, die in het bezit was van een koffer en
verklaarde in Huize „Kinheim" te Bergen te hebben
Ingebroken, of liever een kraak te hebben gepleegd.
Hoofdagent Fegen inspecteerde den koffer en belde da
politie te Bergen op. waarop de burgemeester en da
chef-veldwachter al spoedig verschenen. Verdachte be
weerde ook in dit geval niet te weten hoe hy In Alk
maar was gekomen.
De rijksveldwachter Herman v. d. Leegte te Bergen
had verdachte op 23 Januari aangehouden. Hy riekte
naar alcohol en stond wezenloos tegen een haag geleund
Op zyn weg naar het gemeentehuis scheen verdachte
relging te toonen. den politiehond van den rijksveld
wachter „Nero" oor zijn „donder" te schoppen.
Hierop werd gehoord Dr. Le Coultre, die met de pre
sident het door hem uitgebrachte psyohlatische rapport
besprak. De deskundige kwam hierin tot de conclusie dat
verdachte was een psvehonaat, wiens daden niet verant
woordelijk zijn te stellen. Wat men met hem moest aan
vangen? Op deze vraag van verdediger scheen de psy
chiater ook geen afdoend antwoord to kunnen vinden.
Verdachte deed daarop verschillende mededeelingen
uit zijn leven en zijn verschillende tegenslagen. Hy was
op Zaterdag 14 Januari j.l. naar Mr. van Leeuwen in
Alkmaar gegaan om advies in een civiele zaak, zijn
zoontje betreffende. Verder wist hij niet wat hy daarop
had uitgevoerd Mr. v. Leeuwen was afwezig en kon
hem dus niet te woord staan.
Daarop verkreeg de officier het woord en beschreef
de doodsangsten, die de 70-jarige heer Gorter en zyn
familie uitstond voor den persoon van verdachte en zich
daarover bitter had beklaagd. Voorts meende de officier
uit de wyze waarop verdachte de inbraak ten huize van
den heer Gorter had gepleegd, dat het oogmerk der we
derrechtelijke toeelgenlng was bewezen, ondanks dat
verdachte zich zelf met het gestolene op het politiebu
reau te Alkmaar vervoegde. Ook achtte de officier de
vernieling wettig en overtuigend bewezen. Ter bescher
ming van een rustig burger, in casu den heer Gorter,
waarvoor de justitie de verantwoording had te dragen,
vermeende de officier, dat het noodzakeiyk was hem ter
beschikking der regeering te stellen, in welken zin de
officier dan ook requireerde. Gevorderd werd 1 dag ge
vangenisstraf met aftrek van 1 dag en verdachte ter
beschikking te stellen der regeering. Ook wenscht de
officier opheffing der sohorsing van de voorloopige
hechtenis. Verdachte was voorwaardelijk in vrijheid ge
steld onder voorwaarde dat hij geen alcohol zou gebrui
ken. welke voorwaarde door hem was overtreden. Hij
had dus dit voorrecht door eigen schuld verbeurd.
Door verdachte werd onder meer ingebracht dat hü
niet opzettelijk had gehandeld en beschuldigde hy Leo-
poldine Fischer de oorzaak te zijn van zqn misère. HU
verzocht ten slotte hem niet op te sluiten, doch hem een
voorwaardelijke straf te geven.
Mr. v. d. Loos kreeg daarop gelegenheid tot het hou
den van zUn pleitrede, waarin hij vermeende, dat het
opzet des wederrechteiyke toeeigening niet was bewezen.
Pleiter erkende hier de moeilijkheid, ter eener zUde de
bescherming der veiligheid der maatschappU. en ter
andere zijde het belang van verdachte. Voorts wees plei
ter op de buitengewone capaciteiten van verdachte en
concludeerde in verband met een en ander een voor
waardelijke ter beschikking stelling der regeering.
Verdachte zeide nog zUn uiterste best te zullen doen
conflicten te vermijden.
Na te hebben geraadkamerd, beschikte de rechtbank
dat de schorsing der voorloopige hechtens werd opge
heven en verdachte in verzekerde bewaring werd ge
steld. Voorts werd hij ter beschikking der regeering ge
steld.
je weg komt. schavuit!"
Hij maakte een dreigend gebaar naar den man. ,.En
als je je ooit weer in dit huis durft vertoonen of hoe
dan ook mün moeder lastig te maken, sla Ik je armen
en beenen stuk en wat er nog van je over ia achter
slot en grendel laten zetten! En nu oogenblikkeiyk de
kamer en het huls uit of ik sta niet in voor de gevol
gen!"
De tafel vormde een versperring tusschen George en
den Indringer, die wel zoo verstandig was zich daar
achter te blijven verschansen toen hq antwoord gaf.
„Zoo. moet ik maken dat ik wegkom?" klonk het
brutaal. „En je bent van plan mU af te ranselen en mij
dan achter de tralies te zetten, zeg!" ZUn schorre dron
kemansstem werd steeds luider en ging langzamerhand
over in schreeuwen. „En wie denk je. dat meer recht
zou hebben hier te zyn dan ik, als ik er plezier in heb,
vervolgde hij op grove ruzietoon? „Wie heeft meer recht
op het geld dat hier verbruikt wordt dan ik en op het
geld waarvan jy een opvoeding boven Je stand hebt ge
kregen? Wie heeft er meer recht op de plaats naast dis
vrouw dair dan lk? Wie ben ik, vraag Je, wie ben ik?
Ik zal je eens vertellen, jongetje, wie ik ben
Mevrouw Greenfield was by zijn laatste woorden over
eind gekomen en na een afwerend gebaar tegen Peggy
die haar wilde ondersteunen, keek zy den onbehouwen
bruut, wiens stem hoe langer hoe opgewondener was
gaan klinken, recht in het gezicht. „Zwijg!" zei ze op
beslisten bevelenden toon; er was iets in haar optreden
dat den man scheen te imponeeren en tot zwqgen
bracht.
Daarop wendde zii zich tot George en vervolgde vol
komen beheerscht: „HU is mün echtgenoot."
Een diepe zucht ontsnapte George. „En myn vader",
voegde hq er met trillende stem by.
„Neen!"
Deze krachtige uitroep kwam uit den mond van
iemand, die juist ongemerkt de kamer was binnengeko
men. Mevrouw Grfield zonk weer op de sofa en ver
borg haar gelaat in de handen. „Goddank!" fluisterde
zy. De overigen wendden geiykertijd het hoofd naar
hem. stom verbaasd, om niet te zeggen doodelUk ver
schrikt by den aanblik van dit onverwachte bezoek in
het holst van den nacht. Peggy en George slaakten een
kreet van verrassing, terwijl de man, die zooeven ge
sproken had. zich. bevend over zyn heele lichaam, weer
in de stoel liet vallen en zich de zweetdruppels van het
hoofd wisctfite.
Wordt vervolgd.
FEUILLETON.
19.
Daarop wijdde George zijn aandacht aan zUn moeder;
hij hief haar vol zorgzame teederheld op en riep tege-
lqkertijd om Peggy. die op het eerste geluid van zyn
stem de trap kwam afrennen. Samen droegen ze Me
vrouw Greenfield naar een sofa, en poogden haar weer
tot bewustzijn te brengen terwyi de verschrikte indrin
ger, ineengedoken in zyn hoek, schichtig naar hen
etaarde.
Peggy, handig en doortastend, hield zich Uverig bezig
roet de roerlooze gestalte op de sofa, maar dat belette
haar niet nu en dan haar blik op den vreemde te wer
pen, En toen ze hem goed opgenomen had. kwam er
een gevoel van verlichting over haar. Hij week zoo ten-
eenenmale af van de voorstelling, die men zich van
George's vader zou maken, datze niet kon gelooven dat
de veronderstelling van den jongen Greenfield juist was.
Noch zijn door drankmisbruik opgezet en verwonden
gezicht, noch de gluiperige houding van zyn lamlendige
gestalte wekten ook maar ln de verste verte het vermoe
den dat deze schunnige schooier ooit zelfs In de beste
jaren van zijn jeugd, ook maar eenigszins de goede ma
nieren en de distinctie kon hebben bezeten, die George's
vader ongetwqfeld moest hebben gekenmerkt. Boven
dien was het denkbeeld, dat zulk een verloopen sujet
ooit ook maar de geringste connectie zou kunnen heb
ben gehad met een fqn beschaafde, edele vrouw als
Mevrouw Greenfield volmaakt onaannemeiyk.
Het duurde niet lang of Mevrouw Greenfield kwam
weer tot bewustzyn, en naarmate haar geest helderder
werd. scheen het alsof zU trachtte al haar geestkracht
in te spannen om zich te verzetten tegen de llchamelijike
ewalcheld dlo haar misschien zou kunnen beletten zich
te doen gelden by de ophelderingen, die thans onvermU-
deiyk waren.
„O, George," hijgde zy, „Je weet niet wat je gedaan
hebt."
„Kom moeder, gaat u maar wat rusten", antwoordde
George. „Ik zal toch wel zorgen dat die kerel er niet
van doorgaat en morgen moet u me maar eens duideiyk
uitleggen wat u eigenlijk van hem te vreezen hebt"
„Neen. neen", weerde zijn moeder ontsteld af. „HU
moet vannacht nog het huls uit Peggy. JU moest nu
maar naar bed gaan. Ik heb liever niet dat je nog lan
ger bier biyft"
Maar Peggy liet zich zoo niet afschepen. „Ik ben
geen klein kind meer. moeder", verklaarde ze op be
slisten en ernstlgen toon, „en misschien hebt u aan
mijn hulp nog wel meer dan aan die van George. Ik
voel me verplicht niet van u weg te gaan."
„Laat haar maar liever biyven", raadde George aan.
-PegKy ia in alle opzichten uw dochter"*en mijn zuster.
Wat er aan het licht mocht komen laat zU het ook hoo
ren. Er moeten geen geheimen meer tusschen ons drieen
meer bestaan."
„Geheimen!" zuchtte de gekwelde vrouw. „Maak mU
daar geen verwyt van George. Ik heb nooit iets verbor
gen gehouden, waarvan de geheimhouding mU niet was
opgelegd."
„Neen, moederlief, dat weet ik wel", gaf George toe,
„maar nu bent u verplicht om niets meer te verbergen.
U moet mij op de hoogte brengen van wat deze kerel
van u verlangt en waarmee hU u angst kan aanjagen.
Dan kan Ik uitmaken wat ik met hem beginnen kan.
En vóór alles dien ik te weten wie hU ls".
De op den vloer ineengedoken vreemde was geduren
de dit gesprek weer wat tot zich zelf gekomen. Hij was
overeind gekrabbeld, had wankelend een paar stappen
naar voren gedaan, en met zijn hand op tafel steunend
keek hy met kwaadaardige blikken naar het drietal. Van
de sofa waarop zU lag tusschen Peggy en George, welke
laatste zijn hand beschermend op haar schouder hod
gelegd, staarde Mevrcuw Greenfield naar den man. ZU
sidderde en er was inderdaad iets beklemmends en
angstaanjagends in de verschijning van hem met zqn
ongeschoren gericht, zijn havelooze kleeren en de loe
rende. boosaardige uitdrukking in zqn oogen, die hij
nu eens op George, dan weer op mevrouw Greenfield
liet rusten.
Eindelijk verbrak hU het stilzwUgen, dat langzamer
hand benauwend begon te worden.
„Je doet beter hem aan te raden mij te laten gaan"
richtte hij zich tot mevrouw Greenfield. „Ik zou je er
waarschijnlijk geen genoegen mee kunnen doen, als ik
hem het zaakje uitlegde."
„Ja, ga maar heen!" kreunde mevrouw Greenfield. en
tegeiyk wendde ze zich met een smeekend gebaar tot
George. „George, lieve jongen", riep ze uit, „het ls