Het huis op het eiland. Arrondissementsrechtbank te Alkmaar Donderdag 26 Januari 1933. SCHAGER COURANT. Tweede blad. No. 9217 MEERVOUDIGE STRAFKAMER. ZITTING VAN DINSDAG 24 JANUARI. EEN AUTOMOBILIST UIT HILVERSUM MET SUOOES IN APPèL. De 44-jarige heer Klaas B., caféhouder te Hilver sum was door den Kantonrechter te Hoorn veroor deeld tot f10 boete "f 10 dagen hechtenis, omdat hij op 23 Juni met het door hem bestuurd vierwielig motor- Tijtuig roekeloos en onvoorzichtig op het Breed aldaar een linksche bocht had genomen, waardoor hij een aanrijding veroorzaakte met het vierwielig motorrijtuig bestuurd door den heer C. Kok, automobielhandelaar te Hoorn. Veroordeelde was over dit vonnis niet vol daan en kwam in hooger beroep, dat heden werd be handeld en waarin hij in rechten werd bijgestaan door tnr. Prins als raadsman en verdediger. Een ernstige aanrijding was het, gelet op de boete, vermoedelijk niet en het moet met leedwezen maar in waarheid gezegd worden, dat dergelijke zaken vervelend zijn. Doch gewoonlijk is er een financieelen achtergrond «n deze ontbrak ook hier niet, aangezien de heer Klaas B. bovendien ook nog was veroordeeld in de kosten der beloopen schade ad f 49. In deze appêlraak van dubieuze belangrijkheid waren gedagvaard. 5 getuigen, Waaronder ook een politie-agent der gemeente Hoorn, de heer W. Jelkema, no. 8. Natuurlijk ontbraken niet de noodige teekeningen en de geheimzinnige voor den armen verslaggever onverstaanbare bespreking bij de groene tafel. Mevrouw Steen, née Doorn, had in de gelukkige om- ■tandigheden verkeerd, passagier te zijn in de auto van den heer Klaas B.. wier verklaring uiteraard niet was in 't nadeel van den appellant. Zij verklaarde, als de heer Kok was doorgereden, er niets van 't onheil was gebeurd. Een uitgebreide discussie ontspon zich tusschen den president, mr. Ledeboer en een bejaarden heer, getooid roet den veelbelovenden naam Seelig. die bezwaren had tegen het afleggen van den eed en wenschte te vol staan met de belofte. Deze getuige moest het echter !n het debat jammerlijk afleggen en maakte den presi dent intens gelukkig, door zich tenslotte toch maar aan de eedsformule te wagen en zijn verklaring aldus plechtig bezegeld af te leggen. De heer S. Waterdrinker had zich ook bevonden in het rijtuig van appellant en gaf als zijn meening te kennen, dat de schuld was te wijten aan den heer Kok. Deze had dóór moeten rijden en zelf had hij zulks aan dezen getuige medegedeeld. Hierna hernieuwd teeke- ningbezichtiging. We gelooven niet dat een schilderstuk Van de bedorven Staalmeesters zooveel sensatie heeft gemaakt. Ten slotte werd gehoord de politle-ambtenaar Jelke- roa, die eveneens de teekening naploos en vertelde dat het rijden van den heer Kok normaal was. Hierop verkreeg de heer Officier het woord en zijn requisitoir geestig inleidde met te zeggen, dat hij zich roet betrekking tot deze zaak had gevoeld als een leerling-schaatsenrijder op een gladde ijsbaan en een valpartij dreigde. Spreker kreeg dan ook volkomen den indruk, dat indien hier een schuldige was, het de heer Kok moest zijn. Een en ander nog eens memoreerende kwam de Officier tot de conclusie, dat het vonnis aan de vernietiging moest worden prijsgegeven en vrij spraak moest volgen. In het pleidooi van mr. Prins kon dus een kind de wasch doen en bleef verdediger weinig gras te maaien over, zoodat hij zich veilig aan het requisitoir kon re- Xereeren. DE ONTEVREDEN LICHTBRANDERS De door werkgebrek in rust verkeerende visscher WUIem V. uit Egmond aan Zee, was hy afwezigheid van visch, In den nacht van 22 September in de dui nen van Egmond Binnen, voorzien van een prima car- bidlantaarn, ter konynenvangst getrokken en deswege gesnapt, door den Kantonrechter te Alkmaar opge knapt met f 25 boete ol 10 dagen. Biykbaar was hy riet met deze correctie ingenomen en dus in hooger beroep gekomen. De meervoudige strafkamer schonk heden haar aandacht aan de zaak. De kwestie was, dat Willem de boete schandelik hoog vond. Tegen de juridische constructie van het vonnis had hy absoluut geen bezwaar. De Officier vermeende, dat, indien ap pellant de boete niet kon betalen, hy de hechtenis toch kon ondergaan. Hy requlreerde bevestiging, doch ver zocht teruggaaf der carbidlantaarn. Het speet Willem niet weinig, dat hy zijn lamp niet direct mee kon krijgen. Ook zyn collega Petrus Gr., getooid met een bult aan het voorhoofd, die zyn voorgevel eenlge gelijkenis verleende met het beroemde Alkmaarsche huis met den kogel was met dezelfde intentie in den nacht van 30 September op hierboven omschreven wijze uit gerust met een miniatuur-vuurtoren, op marsch gegaan en met medewerking van den politiehond „Nero" in de Berger duinen betrapt en veroordeeld tot f 20 boete of 20 dagen, 'n straf die evenmin zyn goedkeuring kon wegdragen, zoodat ook hier een hooger beroep niet uitbleef. Ook Plet vond het een te zware straf en ont kende bovendien, dat hij op verboden terrein had ge wandeld met zyn carbidlantaarn. Hq had op den straatweg naar Bergen aan Zee gestaan. Volgens den verbalisant had appellant echter geloopen op een per ceel duingrond. Voor den Kantonrechter had Piet ech ter onomwonden erkend. De president zeide: Je bent nu \vat aan 't kletsen, man, waarop Piet reposteerde: Nee, Ik ben niet aan 't kletsen! Door den Officier werd verzocht aanhouding tot den namiddag, ten einde de rijksveldwachters alsnog als getuigen te hooren. DE BARMHARTIGE SAMARITAAN, OF „EEN ONBEGRIJPELIJK MISDRIJF IN DEZE DAGEN". De 43-jarige arbeider Joh. W. uit Harenkarspel stond terecht als verdacht van een in deze dagen van biggen- overvloed vreemd aandoend misdrUf en wel dat hy op 31 October, 2 November of omstreeks dien tyd, zich wederrechteiyk had toegeëigend vier biggen, eigendom van den niet verschenen getuige H. J. Koeman. Al thans dat hy bedoelde biggen, die hy op straat had aangetroffen, in zyn etschen schuur had gedeponeerd en opzetteiyk verzuimd had van die vondst aangifte te doen. wat de wet noemt verduistering. De verdachte ontkende eenlg kwaad opzet en be weerde, dat hq de armzalige zwervers uit menschlie- vendheid bad opgenomen en in zyn schuur hospitali teit nad verschaft. Het was zijn voornemen den eige naar van zyn vondst kennis te geven, doch vóór hy dit plan had kunnen realiseeren. was de rijksveldwach ter Kloprogge gekomen en had de biggen in beslag ge nomen. De electrlclen Appelman, die tegenover ver dachte woont, had de biggen in de schuur van W. hoo ren gieren. Laten we er by voegen, dat deze vier varkens-baby's inmiddels door gebrek aan levenskracht het tijdeiyke met het eeuwige hebben verwisseld. De Officier was zoo vrij aan de goede intenties van verdachte te twijfelen. Daarvoor was hy met zyn aan gifte wat al te traag geweest. Het was een kleine moeite geweest om den eigenaar even te waarschuwen. Gevorderd werd ter zake verduistering f 25 boete of 25 dagen. Slechter biggenspcculatie dan deze heeft W. wel nooit gedaan, doch er ls nog hoop, want de zaak is verweren naar den Rechter-commlssaria voor nader onderzoek. OOK DEZE CLIëNT WAS NIET CONTENT. Sommige gewiekste winkeliers, trachten vrede te houden met hun afnemers en te beletten, dat klaenten over de bediening aan de groote klok worden gehan gen, door het in druk verschenen minzame verzoek: Zyt ge tevreden, zegt het anderen; zqt ge ontevreden, zegt het ons! In dit geval had ook de monteur Hendr. Jan T. te Alkmaar, die op 28 September met een auto van zijn werkgever op den Bergerweg had gereden, alwaar was gebleken, dat de remmen in ondeugdeiy- ken toestand verkeerden en alzoo was veroordeeld tot f 12 boete of 12 dagen, zich met zyn klacht over deze bediening tot het goede adres: de meervoudige straf kamer, gewend. De appellant beweerde destyds dat zijn patroon hènt ha<f opgedragen, met het onbetrouw-* bare vehikel te rijden. Ook thans voerde hy dit ver weer, dat in elk geval hem eenigermate kon discul- peeren. Zyn toenmalige principaal, een Dultscher, wist zich niet veel meer van de zaak te herinneren. Men had aazi hem niets als getuige. De Officier geloofde wel den appelalnt, maar requlreerde toch bevestiging Misschien is de reohtbank meer handelbaar. EEN rfEER, DIE EVENMIN OP DE LOF TROMPET BLIES, e vrachtauto-chauffeur Jan Arie in 't V. uit Oudorp had op 29 Juli op of naby den Limmerhoek en Ver- dronkenoord door het niet waarnemen van een ver- keersteeken door v. d. Sluija gegeven, een aanrijding veroorzaakt met een bakfiets, bereden door genoemden melkhandelaar. Door den Kantonrechter werd dien«- tengevolge deze chauffeur veroordeeld tot 7 boete of 7 dagen, benevens betaling van f 8.36 voor de schade aan de ontredderde bakfiets toegebracht De ver oordeelde, die al direct niet het beeld gaf van een boetvaardigen zondaar, was van dit vonnis in appèl gekomen dat heden eveneens werd ultgepuzzeld. De appellant ontwikkelde ook nu weer zyn voor het kan tongerecht aangevoerde bezwaren. Door getuige v. 4. Sluis werd gedemonstreerd, hoe hy een stopteeken had gegeven. Indien we echter be weerden, dat de belde partyen het daaromtrent eens werden, zouden we ons journalistieke geweten met een grove leugen bzwaren. Appellant had ook beden kingen tegen het schade-bedrag. De heer v. d. Sluis had echter de rekening niet medegebracht, maar nu was het f 5.85, na protest van den appellant Eisch ten slotte bevestiging van het vonnis, behalve het bedrag der schade. DRIE JEUGDIGE STRUIKROOVERS OP DE ZONDAARSBANK Een drietal veelbelovende jongelieden uit Den Helder de 17-jarige Jan W„ (in hechtenis), de 18-jarige Albert P. (ook gedetineerd) en de 17-jarlge Jac. de W.. stonden terecht ter zake verschillende diefstallen, voorafgegaan door braak of inkllmmlng, gepleegd te Helder. In de eerste plaats hadden de heeren op 5 September een in val gedaan in het kantoor van de firma DorgUzen. Zy waren aldaar binnengedrongen na uitsnyding van een glasruit en hadden buitgemaakt een cylinderrevolver met patronen. Op 23 Nov. kwamen zy weer in actie en wisten door opschuiving van een raam binnen te drin gen in een vaartuig, waarin is gevestigd het Ryksgeolo- gisch station. Daar was de „poet" belangrijk grooter en wel f 75 in bankpapier, die zy zich toeeigenden uit een opengebroken bureau, benevens f 7.80 uit een yzeren kistje. Ten slotte trok het inbrekerstrio op 28 Nov. nog maals op roof uit en hadden ditmaal hun keus bepaald op het pakhuis der firma v. d. Lee. alwaar eveneens een ruit werd uitgesneden en de dieven een hoeveelheid wijn en sterken drank, advocaat enz., totaal 8 flesschen In handen viel. Deze begeerlijke collectie werd onder 'n gezellig pandoertje smakelijk in de kraag geslagen. Dit uitstapje bracht hen echter figuurlijk gesproken aan den galg en alzoo verhuisden Jan W. en Maarten P. achter de tralies. Mr. Seegers was aangewezen, deze verwaarloosde kna pen te verdedigen, terwijl de heer Wiggers werd gehoord in quMiteit van reclasseerlngsambtenaar. Deze heer noemde de Jongens niet bepaald slecht, doch spoedig tot het kwade geneigd. Een goede leiding ontbreekt hen. helaas! Het was duidelijk dat deze verdachten den heer Wiggers veel zorg hadden gebaard en hy zioh voor hen zeer veel moeite had gegeten. De heer Officier bleek het met den reclasseerlngsamb tenaar grootendeels eens te zijn. Het waren allen oude klantjes van den kinderrechter, aan wie de bestede zorg verspild bleek te zijn. Het was echter nu uit met de zachte paedagogi'she maatregelen, er moest meer krachtig worden ingegrepen, wilde er nog iets van te recht komen. De officier requlreerde thans tegen ver dachte A. P 1 jaar gevangenisstraf met ter beschikking stelling en. tegen Jan W. en Jac. W. ter beschikking stelling van de regeering en plaatsing In een opvoe dingsgesticht Tevens gevangenhouding van Jac. W„ Mr. Seegers, opponeerende voor Jan W. en Jac. de W., drong aan op een lichten straf en zoodanige voorzienin gen als in het belang van zyn clienten nuttig kunnen worden geacht De officier, in zijn repliek, releveerde nog dat het met de Heldersche jeugd droevig gesteld ls. Het ls schrikba rend zooals de criminaliteit onder haar toeneemt De gevangenneming van de drie verdachten werd daarna gelast. Verdachte P. wond zich hierover nog geweldig op, wat hem echter weinig baatte, ook hy werd direct in gepikt VOORTGEZETTE ZAAK VAN DEN LICHTBRANDER Zooals was gelast werd alsnog ln de zaak van Pieter G. uit Egmond aan Zee. gehoord de ryksveldwachters Dykstra en v. d. Lugte. die een voor appellant bezwa rende verklaring aflegden. De officier requlreerde als- nu bevestiging. Piet G. gaf geen blijk van belangstelling meer. Het herhaalde tippeltje van Egmond aan Zee was hem zeker wat al te kras. EEN VREEMDE SNUITER Ten slotte stond terecht de in 1889 te Leeuwarden ge boren bankwerker Gerrit H.. wonende te LJmuiden. ge meente Velzen. en thans vertoevende in het Prov. ge sticht ..Duin en Bosch", aan wien versohillende feiten waren ten laste gelegd. Ten eerste dat hy in den nacht van 28 op 29 Juli te Bergen had ingebroken in Huize Kinhelm. de woning van den aldaar wonenden heer B. M. Gorter, en zich wederrechteiyk had toegeeigend ver schillende goederen, sierraden en geldswaarden. Voorts had hi1 op 14 Januari J.l. In de woning van genoemden heer Gorter met een fietsenrek verbrijzeld een glas in lood-raam. Verdachte zelde geen verklaring te kunnen geven waarom hy den diefstal en de vernieling had ge pleegd. De koffer met gestolen goederen had verdachte gedeponeerd op het politiebureau te Alkmaar. In deze vreemde zaak waren diverse getuigen gedagvaard en werd hy verdedigd door Mr. v. d. Loos. Mr. Krabbe, rechter in de Alkmaarsche rechtbank, werd allereerst als getuige gehoord. Deze rechter in qualitelt van reohter-commissaris. had een onderzoek ingesteld In de woning van den heer Gorter in de Bree- de Laan te Bergen. De heer Gorter had Mr. Krabbe medegedeeld de vermissing van de onderscheidene voor werpen, die onuitgepakt bleven omdat niemand nieuws gierig was naar de expositie. De overigens niet onbe- langryke ïyst werd eenvoudig voorgelezen. Daarop werd gehoord de zenuwarts Dr. Le Coulbre uit Amsterdam. Vervolgens verscheen fraulein Leon- wreed van je my de geheimen van myn verleden te willen ontwringen. Ik bid Je. laat dien man loopen, zon der hem verder te ondervragen. Geloof my toch. het is heusch beter dat je niet hoort, wat hij Je helaas te ver tellen zou hebben. Ter gelegenertyd misschien al heel spoedig zul je alles te weten komen en me dankbaar zyn. dat lk het nu voor je verzwegen heb. maar dan moet je nu ook aan mijn dringend verzoek voldoen." In haar angst en emotie bewoog zy zich rusteloos op haar plaats heen en weer en hief smeekend de handen naar haar zoon op. George was met diepe deernis vervuld. „Natuuriyk zou ik u nooit opzettelijk verdriet willen veroorzakenmoeder," zei hy vriendelijk. En lk zou van dien ellendeling niets gewaar kunnen worden dat u my zelf ook niet zoudt willen mededeelen. Maar er hebben zich in den laatsten tyd omstandigheden voorgedaan, die mij noodzaken u enkele vragen te doen, waarop ik antwoord moet hebben. Als u my op uw woord van eer wilt beloven mij op alles hetgeen ik u zal vragen, te antwoorden, ben ik bereid dien vent te laten vertrek ken. Kunt u mij dat beloven?" De man had een stoel genomen en zich erin laten ploffen. Hy leunde aohterover met een dwaas vertoon van onverschilligheid. Mevrouw Greenfield hield het hoofd gebogen en gaf geen antwoord. „Wilt u my die belofte geven, moeder?" herhaalde George. „Ik kan niet, ik kan niet!" klonk het toen jammerend „Er is my ultdrukkeiyk het zwygen opgelegd." ,Jk zou mq niet graag van dezen schavuit bedienen om pressie op u te oefenen", hernam George. ..Maar er zyn enkele dingen die Ik eenvoudig moet te weten komen; ik heb daar recht op. Ik wil de byzonderheden omtrent mün afkomst kennen. Het is mogelijk dat de geheimen, die er tusschen u en dien kerel bestaan.' er niets mee te maken hebben, en als u verklaart dat dit het geval is en u myn vragen daarover wilt beantwoor den. zal ik hem laten gaan nadat ik met hem afge rekend heb." „Je geboorte, de afkomst." smaalde de man in den stoel. ..een fUn meneertje ben je om van je geboorte te durven reppen! Zal ik hem op de hoogte brengen, Jane?" George kromp ineen alsof hU een steek had gekregen. Er volgde een oogenblik van pijniyk zwijgen. Mevrouw Greenfield zei niets; ze snikte stil voor zich heen.Toen vermande George zich en viel op soherpen toon uit: „Ik wensch dien schoft daar geen enkele vraag te doen. Het is my een gruwel, dat een dergelqk individu zioh in één kamer met u en Peggy bevindt. Ma&k dat OOGONDERZOEK-INRICHTING GHO0TSTE KEUZE BRILMONTUREN EN GLAZEN SPECIALE REPARATIE-INRICHTING W. C. VAM GEELEN GEDIPCOMEERD OPTICIEN - REFRACTIONIST LAGEZIJDE B40 TEL. 26. SCHAGEN OOGONDFR7ÓCK GEHEEL* GGATIG poldlna Fischer, dienstbode by den heer Gorter op Kin- helm, die op 29 Juli den diefstal met braak had gecon stateerd. Zy zelf miste een snoer met namaak parels, een armband met roode steenen en een naairing. Met deze Duitsche dame had verdachte voorheen een zekere betrekking onderhouden. Ook op 14 Januari wilde ver dachte haar spreken, en toen hem dit niet werd toege staan had hy het glas ln lood-raam vernield met een fietsenrek. Meer werd met haar niet behandeld, omdat de reohtbank dit niet in 't belang van verdachte achtte. Deze kon zich niets meer van het gebeurde herinne ren. Hij wist ternauwernood hoe hy ln Bergen Is geko men; wèl had hy op 14 Januari bier gedronken. Mej. Alida Kool. 'n 16-jarige dienstbode te Bergen ten huize Kinheim. had geld gespaard in een steenen var ken. Zii miste het geld en het varken was geslacht, in oasu vernield. Chef Fegen van de Alkm. gem. politie had op 29 Juli ln qualitelt van Wachtcommandant visite ontvangen van verdachte, die in het bezit was van een koffer en verklaarde in Huize „Kinheim" te Bergen te hebben Ingebroken, of liever een kraak te hebben gepleegd. Hoofdagent Fegen inspecteerde den koffer en belde da politie te Bergen op. waarop de burgemeester en da chef-veldwachter al spoedig verschenen. Verdachte be weerde ook in dit geval niet te weten hoe hy In Alk maar was gekomen. De rijksveldwachter Herman v. d. Leegte te Bergen had verdachte op 23 Januari aangehouden. Hy riekte naar alcohol en stond wezenloos tegen een haag geleund Op zyn weg naar het gemeentehuis scheen verdachte relging te toonen. den politiehond van den rijksveld wachter „Nero" oor zijn „donder" te schoppen. Hierop werd gehoord Dr. Le Coultre, die met de pre sident het door hem uitgebrachte psyohlatische rapport besprak. De deskundige kwam hierin tot de conclusie dat verdachte was een psvehonaat, wiens daden niet verant woordelijk zijn te stellen. Wat men met hem moest aan vangen? Op deze vraag van verdediger scheen de psy chiater ook geen afdoend antwoord to kunnen vinden. Verdachte deed daarop verschillende mededeelingen uit zijn leven en zijn verschillende tegenslagen. Hy was op Zaterdag 14 Januari j.l. naar Mr. van Leeuwen in Alkmaar gegaan om advies in een civiele zaak, zijn zoontje betreffende. Verder wist hij niet wat hy daarop had uitgevoerd Mr. v. Leeuwen was afwezig en kon hem dus niet te woord staan. Daarop verkreeg de officier het woord en beschreef de doodsangsten, die de 70-jarige heer Gorter en zyn familie uitstond voor den persoon van verdachte en zich daarover bitter had beklaagd. Voorts meende de officier uit de wyze waarop verdachte de inbraak ten huize van den heer Gorter had gepleegd, dat het oogmerk der we derrechtelijke toeelgenlng was bewezen, ondanks dat verdachte zich zelf met het gestolene op het politiebu reau te Alkmaar vervoegde. Ook achtte de officier de vernieling wettig en overtuigend bewezen. Ter bescher ming van een rustig burger, in casu den heer Gorter, waarvoor de justitie de verantwoording had te dragen, vermeende de officier, dat het noodzakeiyk was hem ter beschikking der regeering te stellen, in welken zin de officier dan ook requireerde. Gevorderd werd 1 dag ge vangenisstraf met aftrek van 1 dag en verdachte ter beschikking te stellen der regeering. Ook wenscht de officier opheffing der sohorsing van de voorloopige hechtenis. Verdachte was voorwaardelijk in vrijheid ge steld onder voorwaarde dat hij geen alcohol zou gebrui ken. welke voorwaarde door hem was overtreden. Hij had dus dit voorrecht door eigen schuld verbeurd. Door verdachte werd onder meer ingebracht dat hü niet opzettelijk had gehandeld en beschuldigde hy Leo- poldine Fischer de oorzaak te zijn van zqn misère. HU verzocht ten slotte hem niet op te sluiten, doch hem een voorwaardelijke straf te geven. Mr. v. d. Loos kreeg daarop gelegenheid tot het hou den van zUn pleitrede, waarin hij vermeende, dat het opzet des wederrechteiyke toeeigening niet was bewezen. Pleiter erkende hier de moeilijkheid, ter eener zUde de bescherming der veiligheid der maatschappU. en ter andere zijde het belang van verdachte. Voorts wees plei ter op de buitengewone capaciteiten van verdachte en concludeerde in verband met een en ander een voor waardelijke ter beschikking stelling der regeering. Verdachte zeide nog zUn uiterste best te zullen doen conflicten te vermijden. Na te hebben geraadkamerd, beschikte de rechtbank dat de schorsing der voorloopige hechtens werd opge heven en verdachte in verzekerde bewaring werd ge steld. Voorts werd hij ter beschikking der regeering ge steld. je weg komt. schavuit!" Hij maakte een dreigend gebaar naar den man. ,.En als je je ooit weer in dit huis durft vertoonen of hoe dan ook mün moeder lastig te maken, sla Ik je armen en beenen stuk en wat er nog van je over ia achter slot en grendel laten zetten! En nu oogenblikkeiyk de kamer en het huls uit of ik sta niet in voor de gevol gen!" De tafel vormde een versperring tusschen George en den Indringer, die wel zoo verstandig was zich daar achter te blijven verschansen toen hq antwoord gaf. „Zoo. moet ik maken dat ik wegkom?" klonk het brutaal. „En je bent van plan mU af te ranselen en mij dan achter de tralies te zetten, zeg!" ZUn schorre dron kemansstem werd steeds luider en ging langzamerhand over in schreeuwen. „En wie denk je. dat meer recht zou hebben hier te zyn dan ik, als ik er plezier in heb, vervolgde hij op grove ruzietoon? „Wie heeft meer recht op het geld dat hier verbruikt wordt dan ik en op het geld waarvan jy een opvoeding boven Je stand hebt ge kregen? Wie heeft er meer recht op de plaats naast dis vrouw dair dan lk? Wie ben ik, vraag Je, wie ben ik? Ik zal je eens vertellen, jongetje, wie ik ben Mevrouw Greenfield was by zijn laatste woorden over eind gekomen en na een afwerend gebaar tegen Peggy die haar wilde ondersteunen, keek zy den onbehouwen bruut, wiens stem hoe langer hoe opgewondener was gaan klinken, recht in het gezicht. „Zwijg!" zei ze op beslisten bevelenden toon; er was iets in haar optreden dat den man scheen te imponeeren en tot zwqgen bracht. Daarop wendde zii zich tot George en vervolgde vol komen beheerscht: „HU is mün echtgenoot." Een diepe zucht ontsnapte George. „En myn vader", voegde hq er met trillende stem by. „Neen!" Deze krachtige uitroep kwam uit den mond van iemand, die juist ongemerkt de kamer was binnengeko men. Mevrouw Grfield zonk weer op de sofa en ver borg haar gelaat in de handen. „Goddank!" fluisterde zy. De overigen wendden geiykertijd het hoofd naar hem. stom verbaasd, om niet te zeggen doodelUk ver schrikt by den aanblik van dit onverwachte bezoek in het holst van den nacht. Peggy en George slaakten een kreet van verrassing, terwijl de man, die zooeven ge sproken had. zich. bevend over zyn heele lichaam, weer in de stoel liet vallen en zich de zweetdruppels van het hoofd wisctfite. Wordt vervolgd. FEUILLETON. 19. Daarop wijdde George zijn aandacht aan zUn moeder; hij hief haar vol zorgzame teederheld op en riep tege- lqkertijd om Peggy. die op het eerste geluid van zyn stem de trap kwam afrennen. Samen droegen ze Me vrouw Greenfield naar een sofa, en poogden haar weer tot bewustzijn te brengen terwyi de verschrikte indrin ger, ineengedoken in zyn hoek, schichtig naar hen etaarde. Peggy, handig en doortastend, hield zich Uverig bezig roet de roerlooze gestalte op de sofa, maar dat belette haar niet nu en dan haar blik op den vreemde te wer pen, En toen ze hem goed opgenomen had. kwam er een gevoel van verlichting over haar. Hij week zoo ten- eenenmale af van de voorstelling, die men zich van George's vader zou maken, datze niet kon gelooven dat de veronderstelling van den jongen Greenfield juist was. Noch zijn door drankmisbruik opgezet en verwonden gezicht, noch de gluiperige houding van zyn lamlendige gestalte wekten ook maar ln de verste verte het vermoe den dat deze schunnige schooier ooit zelfs In de beste jaren van zijn jeugd, ook maar eenigszins de goede ma nieren en de distinctie kon hebben bezeten, die George's vader ongetwqfeld moest hebben gekenmerkt. Boven dien was het denkbeeld, dat zulk een verloopen sujet ooit ook maar de geringste connectie zou kunnen heb ben gehad met een fqn beschaafde, edele vrouw als Mevrouw Greenfield volmaakt onaannemeiyk. Het duurde niet lang of Mevrouw Greenfield kwam weer tot bewustzyn, en naarmate haar geest helderder werd. scheen het alsof zU trachtte al haar geestkracht in te spannen om zich te verzetten tegen de llchamelijike ewalcheld dlo haar misschien zou kunnen beletten zich te doen gelden by de ophelderingen, die thans onvermU- deiyk waren. „O, George," hijgde zy, „Je weet niet wat je gedaan hebt." „Kom moeder, gaat u maar wat rusten", antwoordde George. „Ik zal toch wel zorgen dat die kerel er niet van doorgaat en morgen moet u me maar eens duideiyk uitleggen wat u eigenlijk van hem te vreezen hebt" „Neen. neen", weerde zijn moeder ontsteld af. „HU moet vannacht nog het huls uit Peggy. JU moest nu maar naar bed gaan. Ik heb liever niet dat je nog lan ger bier biyft" Maar Peggy liet zich zoo niet afschepen. „Ik ben geen klein kind meer. moeder", verklaarde ze op be slisten en ernstlgen toon, „en misschien hebt u aan mijn hulp nog wel meer dan aan die van George. Ik voel me verplicht niet van u weg te gaan." „Laat haar maar liever biyven", raadde George aan. -PegKy ia in alle opzichten uw dochter"*en mijn zuster. Wat er aan het licht mocht komen laat zU het ook hoo ren. Er moeten geen geheimen meer tusschen ons drieen meer bestaan." „Geheimen!" zuchtte de gekwelde vrouw. „Maak mU daar geen verwyt van George. Ik heb nooit iets verbor gen gehouden, waarvan de geheimhouding mU niet was opgelegd." „Neen, moederlief, dat weet ik wel", gaf George toe, „maar nu bent u verplicht om niets meer te verbergen. U moet mij op de hoogte brengen van wat deze kerel van u verlangt en waarmee hU u angst kan aanjagen. Dan kan Ik uitmaken wat ik met hem beginnen kan. En vóór alles dien ik te weten wie hU ls". De op den vloer ineengedoken vreemde was geduren de dit gesprek weer wat tot zich zelf gekomen. Hij was overeind gekrabbeld, had wankelend een paar stappen naar voren gedaan, en met zijn hand op tafel steunend keek hy met kwaadaardige blikken naar het drietal. Van de sofa waarop zU lag tusschen Peggy en George, welke laatste zijn hand beschermend op haar schouder hod gelegd, staarde Mevrcuw Greenfield naar den man. ZU sidderde en er was inderdaad iets beklemmends en angstaanjagends in de verschijning van hem met zqn ongeschoren gericht, zijn havelooze kleeren en de loe rende. boosaardige uitdrukking in zqn oogen, die hij nu eens op George, dan weer op mevrouw Greenfield liet rusten. Eindelijk verbrak hU het stilzwUgen, dat langzamer hand benauwend begon te worden. „Je doet beter hem aan te raden mij te laten gaan" richtte hij zich tot mevrouw Greenfield. „Ik zou je er waarschijnlijk geen genoegen mee kunnen doen, als ik hem het zaakje uitlegde." „Ja, ga maar heen!" kreunde mevrouw Greenfield. en tegeiyk wendde ze zich met een smeekend gebaar tot George. „George, lieve jongen", riep ze uit, „het ls

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1933 | | pagina 5