HOE „MOEDER" AAN DE CENTEN KWAM Wat is een derde van het bouwland De landen, die de goudbasis hunner valuta loslieten, zuilen opheffing van de haiiüelsoelemuieringeii eischen v^r ze den terugkeer tot een ware inter nationale mun is landaard aanvaarden, en de lan den,, die zich togen de valutaconcurreniie door hau- deisoelenjmeringen verweerden, zuilen eischen. dal eerst de gouden standaard in de concurreeronde landen zal woruen hersteld v^or ze van de aiwcer- maatregelen afzien, tipreker wii er het beste van hopen, maar hij vreest, dat we op het doodepunt zul len olijven staan. In eik goval Kunnen we moeilijk do resultaten van deze con.ereutie aiwacalen net systeem van de tot dusverre gevolgde crisispoiitiek is geweest door inciüenteeie maatregelen, de slechte jaren te over bruggen, in de veronderstelling dat de vroegere toe stand zich na korleren ol laugereu tijd herstellen zal. Indien deze verwachting ongemotiveerd is, zooals spreuer meent, dan dienen andere wegen te wor den uewanueid. Aan de üaiid vau de ervaringen bij de crisiszuiveiwet betoogd spreker, dat we daar mede zunen vasiioopen. tiet zal niet mogelijk zijn onze boterprouuktie, uie de neiging héeit om toe te nemen, ten voile al te zetten, ondanks het leit, dal de uitvoer als bij ue bacon, met groote verliezen ge paard gaat. ue zuiveiprouuktie dient verminderd te worden, waarvoor verscuinende middeien aan de hand zijn geuaau, a»s steunv^erieenuig over Siecht» Sj van ue vroegere meikproduKtie en inkrim ping van den veestapel üuoi koeien niet premie uit ae markt te nemen. Is dit aiies echter niet te ne gatief? evenals wij in de vorige crisis een verschuiving hennen gekregen van akuerbouw naar de veeuuude- rij, dient tnaus, nu ue mulste niet op het tegenwoor dige peil le nanunaveu blijkt te zijn, niet liet omge keerde te gescüieuen? Zou dit niet gcscuieuen, uau zou ue wei-ngeiegenueid op het piatteiand nog meer ai- en ae verarming toenemen Wij zuilen noodge drongen de produktie meer moeten ricnien op de nationale beuoeiten Zeiis voorziening is duarmj met het doel, maar het middel om ue bestaausuron nen zooveel mogelijk te handiiav en. De tarwe wet werkt reeus in uie richting, en ue ervaringen daar mede omgedaan, zijn alies/ins gunslig te noemen. Le uitbreiding van ue teen is dikwijls ten ourecnte ais ongeweuscnt aangemerkt en neen trouwens van af uen bogiuue in ue bedoeling gelegen. Ue tarwe wet is niet bedoeld om in de eerste piaats de tarwe ais zuouanig ie steunen, maar beuueide een steun le zijn voor uen geueeicn akkerbouw, voor de daar- vour in aanmerking kumenue streken. Hiermeue waren echter de zand- en veengebie den niet geholpen. VVii men den akkerbouw uit breiden, dan zal steun voor rogge en haver nood zakelijk zijn. Men kan dit doen door bet ingevoer de vcevoeuer le belasten. Men kan dat door invoer rechten, door contiiigenieering of door een invoer- monopoiie. Uit laatst muakt tliuiis een punt van onderzoek bij de landbouworganisaties uit. Uo steun aan den akkerbouw mag niet gaan ten koste van ae veenouderij. Alen neemt gewoonlijk aan, dal goedkoop veevoeder voorüeeng is voor den' veehou der. Gemt dat ook, wanneer, zooais tnans een. deel van bet prouuct met groot verlies naar liet buiten land moet worden algezet? wen vergete niet, dat ondanks ue geweiüige üoeveelneden ingevoerd vee vóeuer toen nog vrijwel hei dubbele op eigen bodem worat voortgebracht in den vorm van grasgroei, hooi en akkerbouwprodukten. Le zeer lage prya vau het aangekochte voer veroorzaakt eenter, dat ook voor ue eigen predukten 'n zeer lage prijs wordt ge maakt en het resultaat is, dat ue gehoele Neder- lanusche agrarische produktie onrendabel is. Ue uit de helling verkregen bedragen dienen te worden aangewend om de produktie van zuivel, varkens en eieren te steunen, ue landbouworgaui gaiics dienen dit uiterst belangrijk, maar ook uiterst moeilijk vraugstuk op korten termijn te be- stucleeren. bpreker wijst in dit verband op de Boe renbonden. die in den laatsten tijd zijn ontstaan, en zou het betreuren, indien er verdeeldheid tusschen deze bonden en de oude landüouwmaatschappijen mocht ontslaan. De gewijzigde internationale verhoudingen dwin gen ons den landbouw in eenigszins andere banen te leiden. Wij voeren nu eenmaal een economisch schaakspel en wij kunnen onze stukken niet plaat sen zonder rekening te houden met de zetten van de tegenpartij. Het zal niet noodig en ook niet wen- schelijk zijn thans vierkant het roer om te Gooien, want wat in 5ü jaren van natuurlijken groei is ge worden, laat zich niet onmiddellijk ter zijde stel len. We zullen ons echter voor de naaste toekomst 'meer op zelfvoorziening moeten richten. Gelukkig Js dan de situatie niet zoo hopeloos als in Dene marken, waar slechts 10—15 van de produktie door de eigen bevolking wordt geconsumeerd, i Voorkomen moet worden, dat onze intensieve lanihouwproduktie zou achteruitgaan. De vlucht Daar de extensiviteit zou wrange vruchten doen rij pen, ook voor de bevolkingsgroepen, die zich onai- hankelijk wanen van den landbouw. Te weinig wordt nog in stedelijke kringen ingezien, dat ge- Iheele provincies slaan of vallen met den landbouw. Spreker besluit, met de hoop uit te spreken, dat tinnen niet te langen tijd de zon wat door de don kere wolken moge breken (Applaus.) Hierna wordt gepauzeerd. De gedachtenwisseling. Ka de pauze wordt gelegenheid gegeven tot ge dachtenwisseling. Dé heer Jm. Blaauboer Kz., Schagen, maakt een Vergelijking tusschen het betoog van Dr. Wibaut en dat van Dr. Biercma, waarbij de eerste tot de con clusie kwam dat een wereldorganisatie noodig was ,tot regeling van de productie. Hoewel dit misschien als toekomstmuziek kan worden aangeduid, kwam het spr. toch voor dat dit het 't beste was. De heer Dr. Bierema evenwel is met beide voeten op den grond gebleven. Concrete voorstellen hebben wij van hem gehoord, n.1. dat Nederland zichzelf met eigen producten moest kunnen behelpen. Spr. is echter bang voor het middel, waarbij Nederland een wereld op zich zelf zal zijn. Het is waar dat velen moeite hebben om het hoofd boven water te houden en hulp Van regeeringswege is dan ook thans urgent. Maar We moeten de toekomst niet verwaarloozen en er Jrekening mee houden dat wij boeren zorgen moeten 'dat voor onze kinderen het bedrijf rendabel is. Spr. jwijst op de resultaton in de negentiger jaren verltre- tgon en oordeelt dat we nu niet moeton loslaten wat 'toen is bereikt geworden. Wij moeten het afzetgebied 'dat we voorheen hadden en dat nu is afgesloten, maar niet zonder meer aan de concurrenten overla pten. Dat afzetgebied moet behouden blijven en al ,'zal dat geld kosten, dat geld zal zijn rente wel op brengen. In andere landen gaat het den boeren ook 'niet goed, zij kunnen het product dat wij maken, niet produceeren. En al zouden wij ook voor de toe komst Duitschland als afzetgebied verliezen, dan zijn er nog andere landen, waar onze producten weinig of niet worden gebruikt en die dus als afzetgebied ge wonnen zouden kunnen worden. Spreker noemt als voorbeeld Japan, dat zich industrialiseert, waar voor eenige jaren onze kaas reeds werd gebruikt, maar •waar de loonsiandaard tot nu oorzaak is dat dit land voor ons geen grooter afzetgebied vormt. Wat een invoermonopolie betreft als overgangsmaatregel, zou spr. dezo willen acceptccren. De 20 millioen invoer rechten op graan zouden dan tot steun van de crisis- zuivelcentrale kunnen dienen. Spr. is voorts van oor dcel, dat het gewensclit zal zijn dat minder vee wordt gehouden, omdat we meer vee hebben dan het land kan dragen. Afzet van vee is noodig en spr. wijst hier op Rusland, dat voor 30 millioen in ons land invoert, terwijl wij maar voor 7 millioen uitvoe ren. Een handelsovereenkomst met Rusland is dus zeer gewensclit. De lieer II. K. Koster, Wieringerwaard heeft met bevreemding gehoord, dat de heer Dr. Bierema voor slaat inkrimping van de zuivelproductie. Juist bij de vorige crisis is bewezen dat de zuivel een van do artikelen was, waardoor Nederland uit de malaise is gekomen. Voor kwaliteitsproducten is er altijd een afzetgebied en nu die niet meer langs normale ba nen afgespuid kunnen worden, zal er ander afzetge bied gezocht moeten worden. Wij hebben daarbij te zorgen dat ons product beter is dan dat van andere landen en in verband m.d. bijzondere ligging van ons land is dat mogelijk. Wel zal de tegenwoordige con junctuur het moeilijk maken de zuivelproductie loo- nend te doen zijn, doch waar men alom eischt een hooger levenspeil, zal die eisch der arbeiders ons helpen. Door de kwaliteit van ons product zullen we echter de concurrentie met elk product uit een ander land moeten kunnen weerstaan en do regeering zal ons daarbij dienen te steunen door den uitvoer of zelfs de fabricage van minderwaaralge producten te verbieden. De heer Ir. De Vries, Alkmaar, ziet in het betoog van Dr. Bierema en dat van Dr. Wibaut niet zoo n tegenstelling. Spr. kan zich niet indeuken dat de heer Dr. Bierema de oplossing alleen wil zoeken in de richting van autarchie. Spr. dacht dat de wanver houding tusschen de prijzen der landbouwproducten en die der industrieproducten het gevolg was van de crisis. Z.i. is deze on.staan door den revolutionnai- ren vooruitgang der techniek, terwijl de nationale, zoowel als de internationale maatschappelijke ver houdingen slechts een klein stapje vooruit zijn ge gaan. Wij moeten de wereld als eon geheel beschou wen, al zullen er ook enkele nationale regelingen ge troffen moeten worden. Waar de hoer Dr. Bierema meerdere malen heeft genoemd do crisis-politiek, merkt spr. op dat hij dit opvat als de politiek van den dag en verwacht dan niet dat wij met dit enge standpunt er zullen komen. De internationale politiek zal niet verwaarloosd dienen te worden. De heer Visser, Bloemendaal, had graag vernomen, wat de heer Dr. Bierema denkt van het plan om uit bieten en aardappelen alcohol te produceeren en dit in benzine te verwerken. De heer E. v. u. l aan, Alkmaar, wijst er od dat de heer Dr. Bierema dus blijkbaar de eenzijdige bodr i- ven wil omzetten in gemengde bedrijven. Het denk beeld is niet nieuw en uit landbouwkundig oogpunt ook aan te bevelen. Aan zelfhelp zit evenwel een kwade kant, want Nederland leeft niet alleen van landbouw, ook van handel. Als dus het systeem zelf help doorgang kreeg, zou een groo' aantal mensclien buiten werk gesteld worden. Waar denkt de heer Dr. Bierema met die menschen heen te gaan? Het antwoord op deze vragen. De heer Dr. Bierema is zich bewust geweest dat bij het behandelen van zijn onderwerp niet alle aanwc zigen tevreden gesteld zouden worden, doch dat vele moeilijke vraagstukken bekeken moesten worden. Sp:. heeft zich inderdaad geplaatst met heide beencn op den grond, door rekening te houden met de werkelijk heid. Doch spr. ziet de tegenstrijdigheid met het be toog van den heer Dr. Wibaut niet in. Alleen deze heeft bepleit een stelsel in de verre toekomst, een stelsel waarvan de verwezenlijking, de heer Dr. Wi baut zal het zelf erkennen, tientallen jaren zal du ren. Als wo nagaan wat door den Volkenbond is be reikt, blijkt hoe moeilijk het is internationale regelin gen tot stand te brengen. Immers theoretisch zijn de landen 't dikwijls met elkaar eens, doch in de prakti sche politiek blijkt geen enkel land bereidtezijn.de theoretische tot uitvoer te brengen. Spr. merkt op dat de heer Blaauboer ecnieszins bang is voor het stelsel van beperking der productie. Maar totale omvorming heeft spr. niet bepleit, wel eenige lichte wijziging in exploitatie. De toestand is nu eenmaal zóó, dat het buitenland weigert onze producten over te nemen. Een zekere beperking van productie zal dus moeten volgen, al is spr. het er volkomen mee eens dat wo onze uiterste best moeten doen het afzetgebied uit te breiden. Spr. komt hier aan hotzolfde punt dat bij de behandeling der begrooting door den Minister van' Economische Zaken ter sprake is gebracht en waar bij spr. graag het oordeel van de hoeren hier had ge hoord over do uitlating van dozen Minister, n.1. dat de landbouw t.a.v. het zoeken naar nieuw afzetgebied voor zijn producten in het verleden te gemakzuchtig was geweest. Spr. kan niet zeggen voor de naaste toekomst zoo optimistisch te zijn gestemd wat do uitbreiding van afzetgebied betreft, al gelooft spr. ook niet, zooals dc heer Colijn, dat we t.a.v. het levenspeil een geweldige verlaging van het niveau zullen krijgen. Spr. gelooft niet, zooals de heer Colijn, dat we verkeeren in een liquidatiecrisis van den oorlog, want juist de oonog is oorzaak dat we hebben gekregen 'n technische vervol making, waardoor b.v. gebrek aan stikstofhoudendo stoffen niet gevreesd behoeft te worden en een be lemmering van den plantengroei niet meer te duch ten is. Maar intussciien hebben we op 't oogenbnk heel wat door te maken en blijven met een deel der producten zitten. Spr. vraagt waarom de heer Blaau boer wel bepleit inkrimping van den veestapel. Deze twee punten zijn lijnrecht mot elkaar in strijd. Spr. wijst er op dat de heer Blaauboer bepleit a*zet van veo naar Rusland, terwijl de Fricscho zoowel als de Hollandsche Maatschappij van Landbouw toch wel beporking bepleiten. Wat den afzet van vee naar Rusland betreft, spr. helpt den heer Blaauboer wen- schen dat dit mogelijk zal blijken, maar ons land onderhoudt zelfs geen diplomatieke betrekkingen met Rusland. Eer een overeenkomst gesloten kan worden, dient de tegenpartij toch bereid te zijn zijn woord te honoreeren. Spr. erkent echter, dat het gewonscht is mot Rusland een handelsovereenkomst te sluiten en hoopt dat deze aangelegenheid weldra in de Kamer ter sprake zal komen. Spr. antwoordt den heer Koster, dat hij niet is een voorstander van inkrimping van productie, doch spr. ziet de realiteit, hij ziet in dat we door de omstandigheden worden gedwongen. Spr. zou er vrijwillig niet toe over willen gaan. Dat Nederland het allerbeste product dient to produceeren, een product, dat niet door het buitenland kan worden geëvenaard, beaamt spr., maar we moeten niet onze oogen sluiten voor het feit. dat het buitenland in dezelfde richting werkzaam is. Dat het gewenscht zou zijn, dat de regeering den uitvoer, zelfs de pro ductie van minder goede producten zou verbieden, spr. wijst er op, dat de regeering in deze richting reeds werkzaam is en dat we hebben een land bouwuitvoerwet. Het betoog van den hoer De Vries is van theore tiseren aard en spr. kan het grootendeels ouder schrijven. Spr. heelt er op gewezen, clat sedert 1920 een sterke wanverhouding tusschen de prijzen der landbouwproducten en die der industrieproducten is ontstaan, en spr. erkent dat dit voor een groot gedeelte voortspruit uit den vooruitgang der techniek Spr. onderschrijft dat de verschillende vraagstuk ken in internationaal vernand moeten worden boke ken en een internationaal compromis te sluiten is dan ook een noodzakelijkheid Nationale regelingen behoeven een internationale regeling niet tegen te houden en spr. juicht dan ook toe, dat te Londen 'n wereldconferentie zal worden gehouden. Een diag nose te stellen wat de crisis betreft, is moeilijk, in de economie is met stelligheid niets te bewijzen en groote verdeeldheid heerscht er bij de economen. Wij zullen moeten aanvaarden de moeilijke da gen, ook al hopen wij dat door internationaal over leg een beteren toestand teruggekregen wordt. Maar daarvoor zal heel wat moeten gebeuren. Vroe ger was er de aanpassing aan het veruruik, de prijs vorming in de goede dagen van vrijhandel, maar deze regulateur is er niet meer. Dooi de sociale be moeiingen is ingegrepen in de productie, thans hin ken we op 2 gedachten, het stelsel van vrijhandel bestaat niet meer, terwijl ook do socialisatie, voor gestaan door de S D.A.P., niet is aanvaard. En dit hinken is één van de groote oorzaken clat het niet hokt in de maatschappij. Wij zullen of terug moe ten naar den vrijhandel, of in de toekomst nog ver dere staatsregelingen moeten hebben. Op dit punt zal men het met elkaar eens moeten worden. Het denkbeeld om uit bieten en aardappelen, en clan vooral uit aardappelen, alcohol te trekken, ver dient alle overweging. liet denkbeeld is ook niet nieuw meer, in Duitschland worden reeds jaren aardappelen tot spiritus gefabriceerd. Voor Neder land heeft dit technisch zeker wel ge:n bezwaar on aan de hand van het benzineverbruik zou een opbrengst van 20.0CO H.A. voor dit doel verwerkt kunnen worden. Het denkbeeld is, zooals bekend in studie bij het Kon. Xed. Landbomvcomité. Spr. wijst er den heer aVn der Laan op. dat bij spr. niet de bedoeling voorzat om van grasbouwbeclrij- ven gemengde bedrijven te maken, doch spr. wilde eon verschuiving van productie zoeken bij do ge mengde bedrijven van het oogenblik. Dat in Ne derland niet allen Noderlandsche boeren zijn, was spr. zich bewust, maar spr. zou de tegenvraag willen stellen, of dan alle landbouv eis d«e overcompleet zouden geraken, bij de industrie tewerk gesteld moe ten worden. Spr. wijst er op, dat wat het vervoei van graan te Rotterdam betreft, het daarvoor uit te betalen loon zeer miniem is, daarentegen met uit breiding van den verbouw van graan in ons land een veel hooger looncijfer is gemooid Tenslotte heb ben alle dingen hun lichtzijde en hun schaduwzijde, en wij leven nu eenmaal onder moeilijke omstandig heden. De heer Jm. Blaauboer Kz zegt, dat Inkrimping van den veestapel z i. noodig is door bet gebrek aan normalen afzet van vee. Daardoor is cr op het oogen blik een teveel aan vcc en dat teveel zal wegge werkt dienen te worden. Voor het vee, dat anders normaal geëxporteerd wordt, zal eon andere we-7 gevonden moeien worden Het heeft spr. groot ge noegen gedaan, van den heer Dr. Bierema te verne men, dat binnen niet al te langen tijd in de Tweede Kamer ter sprake zal kon.en het sluiten van een handelsovereenkomst met Rusland. Spr. had van een collega van ür. Bierema vernomen, dat dc regeering uit politieke overwegingen van een dergelijke over eenkomst niets wilde weten en spr. zegt dat het dan zóo zou worden, dat de politiek de economie in den weg zou beginnen te staan Spr. weet dat er eon zen ding vee naar Rusland is verzonden en dat er zich t.a.v. de betaling groote moeilijkheden hebben voor- Daargelaten de gevallen, waarin werkelijk on macht een rol speelt, weten velen bij ondervinding, hoe gemakkelijk het. sommigen menschen tegenwoor dig afgaat, om le zeggen, dat ze niet bo talon kunnen. Uit is voor de betrokkenen, wien door gaans nog heel wat grootere moeilijkheden wachten, indien ze daardoor op hun beurt niet aan hun ver plichtingen kunnen voldoen,' een alics behalve pret lige gewaarwording. Lat ze dus niets onbeproefd laten om datgene oinnen te krijgen wat hun rech tens toekomt, is alleszins begrijpelijk. Op welke ori gineel wijze dit soms geschiedt, toont het volgende: Napoleon wist het reeds Lij ondervinding dat vrou wen slim zijn en ten slotte moest zelfs deze groote veldheer in de vrouwen zijn meerdere erkennen, Maar ter zake: Ken winkelier kreeg van een klant een flink be drag, doch hoe hü ook smeekte of soms raasde, het was en bleef een druppel in het Noordhollandscu Kanaal, üp een gegeven oogenblik ging hij tocli maar weer heen, maar nu was de deur vast en hij informatie kwam hem ter oore, dat zijn geachte clientèle was verhuisd en een paar uur verder was neergestreken, mogelijk met hel doel om nieuwe slachtofier» le zoeken. Ue winkelier komt thuis, vertelt het en zijn vrouw, die er voor bekend staat, dat zij voor geen klein ge rucht vervaard is, stoof direct op en zogt op beslis ten toon: lk zal ze wel vinden, ik stap morgenoch tend op de fiets, rij er heen en ik keer niet terug voor de ellendelaars on& hebben betaald. Ssst, sst, zei de man, bedaar wat, misschien komt het nog wel terecht! Niks hoor, repliceert de vrouw, nou moet het ein delijk uit zijn, ik laat ze niet meer met rust. De man begreep dek&els best, dat tegenspreken niet meer zou helpen en zei: Dan moet de kogel maar door de kerk. De vrouw stapte den volgenden morgen op de fiets en na eenig informeeren kwam ze bii de wo ning; dat stond over de sloot, verbonden door een post met den weg. Het was een aardig gebouwd, vriendelijk aanzien huis, en je zoudt niet vermoe den, dat daar een waiiüelaler zich had genesteld en daar stond ze! Toon de vrouw haar fiets tegen de post had neer gezet en over deze liep, zag zij een zwenk van een persoon en hoorde zij zoo iets alsof een deur met oen knip werd vastgemaakt. En jawel, de deur was vast en hoe zij ook klopte op de deur, of het raam, het baatte niet. Evonwel had zij de overtuiging, dat het monsch wel thuis was, maar zij wist heel goed, dat sommigen er een taktiek op nahouden, dat als er vermoedelijk schuldeischers op komen dagen, ge woon de deur wordt gesloten De vrouw ging op den weg bij de post staan en wachtte op de dingen, die aanstonds zouden komen. Jawel, daar komt een voorbijganger, doch deze kijkt een beetje vreemd zegt alleen goeden dag en gaat door, waarschijnlijk denkende: Wat moet die vrouw, maar dat is water, wat langs mijn goot stroomt en daar heb ik niet mee noudig. Even later komt een vrouw aanstappen en die wil er meer van weten, blijft staan en zegt: Goeie mor rege, juffrouw, wat is er aan de hand, zoekt l) iets, dat U hier zoo staat i/i den winter? Ja, ja, is 't antwoqrd, ik moet de menschen heb ben, die hier wonen," die zijn bij ons vandaan geko men en hebben vergeten hun schulden bij ons te betalen en nou zal ik probeeren liet alsnog te van gen, maar er schijnt geen mensch thuis te zijn. Zoo, zoo, is het antwoord, dat is niet best. Doch de vraagster is zeker bang in een onveiKwikkelijk zaakje betrokken te worden en guat haastig haars wocgs. Vervolgens komen een paar schooljongens voor bij en vragen of de fiets niet in orde is. Nee. zei de juffrouw, ik moet iemand hebben, die zal ik zoo aanstonds wel sproken. En zoo gaat het nog een uurtje door, de een heeft dit, de ander weet dat, doch de bewoonster van het huis, die alles nauwkeurig gadesloeg, bevond zich in een minder aangenaam parket, dat begrijpt u. Weer wat. later komt de winkelier uit het dorp met een boodschappenmand op de fiets, stapt af en gaat ook belangstellend informeeren. Tegen dezen man zegt de juffrouw: Ja, ik moet nog geld vangen van deze nipuwe bewoners wegens niet-betaalde kruidenierswaren en als U deze men schen aanstonds voor klant kunt krijgen, dan waar schuw ik U bij voorbaat. Zoo, zoo. zegt de winkelier en na een praatje ver dwijnt ook deze weer. na bedankt te hebben en zegt bij het afscheid nemen, een gewaarschuwd man telt voor twee. Toen kwam het groote oogenblik: er werd hard op de raaien getikt en gewenkt, dat de vrouw moest binnenkomen; deze voldeed haastig aan het ver zoek en toen zij binnen was. zei de vrouw; Geef me je briefje maar, dan zal ik je betalen, brutaal.... en werkelijk ze schoof, 'loen ze betaald had, zei ze: Je mag gelukkig wezen, dat JocLem niet in de buurt is, want die had het wel voor me opgenomen Doch' do winkeliersvrouw repliceerde knibbig: Nou ik donk, dat Joc;hcm zijn vot wel gehad heb van Jan. maar enfin, ik heb de centen te pakken en ga blij naar huis. Ajuus! gedaan. Maar naar Rusland vindt uit ons land van daan een groote export plaats en spr oordeelt dat dit feit een weg kan vormen om tot een oplossing te komen. De Tweede Kamer zal den landbouw een groote dienst bewijzen, als zij haar aandacht aan de ze zaak schenkt. Do heer Dr. Bierema licht toe, dat 'de vrees die da regeering t.a.v. Rusland heeft, wordt veroorzaakt door het gevaar van propaganda van communisti sche zijde. Dit gevaar geldt niet zoo zeer de Nederlandschc be volking, die daartoe te nuchter is, maar meer de pro paganda in Ned.-Indië, waar de primitieve bevolking voor het communisme meer vatbaar is, veel erger dan voor de sociaal-democratie. Waar de scheepvaart ook zeer sterk gehandicapt wordt door het feit dat er met Rusland geen handelsovereenkomst bestaat, wordt ook van de zijde der reederijen op net sluiten van een overeenkomst aangedrongen en is het zeer wel mogelijk, dat met Rusland tot een compromis zal worden gekomen. Spr. wijst er op dat de land bouworganisaties aan de regeering zouden kunnen verzoeken om met Rusland eon handelsovereen komst te sluiten en de volksvertegenwoordigers zou den dien aandrang dan kunnen steunen. Aan het einde van deze bijeenkomst gekomen zijn de, constateert de Voorzitter, dat beide cursusverga deringen weer een succes zijn geweest Als we een vergelijking maken, dan blijkt dat Dr. Wibaut zich aan idealen heeft gekoesterd, zich voor oogen heeft gesteld wat zou zijn te bereiken als de menschen er vatbaar voor waren, terwijl Dr. Bierema zich heeft afgevraagd wat met de huidige menschheid en on der de huidige omstandigheden te bereiken is. Niet alle hceren bleken het met Dr. Bierema eens te zijn, maar juist de gedachtenwisseling vormt dikwijls het vruchtbare van een uiteenzetting. Spr. wil don heer Dr. Bierema graag dank betuigen voor hetgeen deze ton beste heeft gegeven (applaus) en zegt dat wat met de cursusvergaderingen in dezen winter is be reikt, een spoorslag zal zijn voor het bestuur om op dezen weg voort te gaan. Spr. brengt verder dank aan den heer D. Waiboer, Schagcn, voor de hulp die deze steeds bij de cursus vergaderingen verleent en tevens aan de pers voor de meerdere verspreiding van het gesprokene. Met dank voor de belangstelling, sluit spr. deze tweede en te vens laatste cursusvergadering in dit seizoen. Uitvoering Tarwewet, AAN DE TARWETELERS. Zooals de tarwetelers reeds weten mag in 1933 niet meer dan 1/3 van hun bouwland met tarwe beteeld zijn. Wij'kt men hiervan af, dan wordt men geheel van levering via de tarwe-organlsatie uitgesloten. In da praktijk zal nog wel eens een misverstand kunnen rij zen hoe deze beperking voer elk bijzender goval moet worden opgevat. Zoo zal iemand met 2 bedrijven zich d® vraag stellen, of hij op het cene bedrijf misscnien. meer dan 1/3 van zijn bouwland met tarwe mag be zaaien, als hij op het andere bedrijf maar zorgt min der dan 1/3 ervan te hebben. Dit mag in 't algemeen, niet Dit is alleen na toestemming geoorloofd en toe stemming kan alleen worden gegeven door de tarwe- organisatle. Deze hebben het volgende standpunt Ingenomen: „Twee of meer boerderijen of stukken land worden als regel als één bedrijf beschouwd, wanneer de dage- Hjkscbe regeling der werkzaamheden in één hand is en het beslag als éen geheel wordt gebruikt". Voor het overige kan naar ons de tarwe-organisaties voor n.h. en Z.H. melden als leidraad worden genomen het artikel in het Hollandsch Landbouwblad van 5 Jan. j.1.: „V/at Is 1/3 van het Bouwland?", welk artikel wij hieronder laten volgen. Dit neemt niet weg dat iedere teler die niet zeker is van z'n zaak, verstandig zal doen zioh tot zijn districtsbestuur te wenden. Genoemd artikel luidt: De tarwetelers mogen voor 1933 1/3 van hun bouw land met tarwe betelen. Betelen zij meer, dan wordt noch dat meerdere, noch de 1/3 zelf afgenomen. Zij v/orden dan practlsch van leveren aan de Tarwe-orga- nïsatie uitgesloten. Zij zullen dus minder dan 1/3 tot maximaal 1/3, doch nooit meer dan 1/3 van hun bouw land in tarwe mogen leggen. Dat lijkt nogal duidelijk. Zoo duidelijk Is het echter niet. Er doen zich reeds thans allerlei vragen voor .Wij zullen er enkele hier noemen. 1. Er is een landbouwer, die 2 bedrijven ex ploiteert. Hij beweert dat hij op het eene bedrijf beter tarwe kan telen, dan op het andere en vraagt nu of hij op het eene bedrijf wat meer dan 1/3. doch op het andere bedrijf wat minder tarwe mag telen. Dat mag niet. Als men daarmede begint, is het einde niet te overzien. Een kleiboer zou bij wijze van spreken zoo genaamd elders bouwland kunnen gaan huren b.v. in een zandstreek, alleen om op eigen bedrijf meer H.A. mot tarwe te kunnen betelen. Nu is het mogelijk, dat een landbouwer reeds jaren lang twee bij elkaar liggende bedrijven exploiteert als een geheel. Dus met één zaaiplan en onder één leiding In zoó'n twijfelgeval plege men overleg met het district 2. Er is b.v. een landbouwer, die bouwland heeft bij- gehuurd met de kennelijke bedoeling om op eigen be drijf meer tarwe te kunnen zaaien. Dat bijgehuirde bouwland Is b.v. bollenland, ongeschikt voor tarwe-teelt en eigenlijk ook ongeschikt voor het bedrijf. Zoo'n landbouwer, aannemende, dat zoo'n geval zich zou voor doen, loopt de groote kans uitgesloten te worden als hij op zijn ouden eigen bedrijf de 1/3 van het bouwland heeft overschreden. 3. In Koegras kent men zoogenaamde groetland. Men scheurt regelmatig groenland, maar legt een ander ge deelte weer In groen. Men zou nu wel het eerste en niet het tweede gaan doen en daardoor de oppervlakte bouwland gaan uitbreiden en daarvan 1/3 met tarwe gaan bezaaien. Zoo'n „men" zou tegen de lamp loopen, tenzij de Minister alsnog voor het scheuren van gras land eene uitzondering zou gaan maken. Het normale aantal H.A. bouwland op ieder bedrijf is hier maatstaf. 4. Vanwege de kans op uitwinteren zaait een landbou wer meer dan 1/3 van zijn bouwland met tarwe. Er win tert niets uit en hij meent dan te kunnen volstaan mot het meerdere door doorzaaiing met zomergerst onbruik baar te maken. Zoo'n landbouwer wordt uitgesloten. Het is onmogelijk voor do Organisatie te controleeren. of niet van dat doorgezaaide stuk met eenige moeite toch tarwe wordt afgeleverd. Bij uitzaai van meer dan 1/3 is men dus wel verplicht dat meerdere in het voorjaar radicaal uit te ploegen. 5. Men had altijd 10 H.A. bouw land op z'n bedrijf, doch juist In 1933 heeft men maar 8 H.A. want 2 H.A. moesten een huur opbrengen, die niet betaald kon worden. Mag men nu 1/3 vrn 10 of moet men 1/3 van 8 H.A. hoogstens in tarwe leggen? Hoogstens 1/3 van de 8 H~A. De nieuwe huurder der 2 H.A. bouwland kan deze oppervlakte bij zijn bedrijf re kenen en als er niets bijzonders is, zal daarop geen aan merking worden gei. aakt, 6. Kort en goed, de teeltbeperking dient in alle op- ziohten te goeder trouw te worden uitgevoerd. Geen gauwigheidjes, geen kromme redeneeringen en ieder be drijf, dat tot heden als een zelfstandig bedrijf was aan te merken, dient dat te blijven en niet te worden uit gebreid met perceelen of hecle bedrijven om te probee ren langs dien weg te ontkomen aan het zaaien van groot verlies brengende gewassen. Het Is jammer, dat de teeltbeperking er gekomen is en vooral dat daarbij elk gewest en ieder bedrijf, oJ of niet geëigend voor tarwebouw, over een kam wordt ge schoren, Wij hebben ons zoolang de regeling niet gewij zigd wordt, daarbij echter neer te leggen. De steun, wel ke wij door deze wet ontvangen, legt ons een verplich ting op. En deze verplichting is goede trouw bij de uit voering en volle medewerking. Het moge dan ook niet altijd precies zoo gaan als men zelf wel zou wenschen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1933 | | pagina 7