let huis op het eiland. Op weg naar Fez. Vóór ongeveer honderd jaar. Zaterdag 28 Januari 1933. SCHAGER COURANT. Vierde blad. No. 9218 Trein door sneeuw. W. C. VAN GEEUEN In den ijzigen wind, die aangewaaid kwam over de besneeuwde toppen van het Atlas-gebergte. «2N TOREN ZONDER TRAP. DE GEESTDRIF TIGE SPORTBEOEFENAARS. KOUDE IN HET WARME WERELDDEEL. (Van onzen reizenden correspondent.) Fez, Januari. EEUWENLANG was aan niet-Mohamedaneu, aan ongeloovigen, verboden do heilige sul tansstad Rabat te betreden. In zijn grootsch paleis troonde de sultan, die evenwel niet al te veel te zeggen had buiten de steden. De bergbe woners, de zwervende Arabieren vele stamhoofden erkenden den sultan niet en stoorden zich niet aan zijn bevelen. Voortdurend woedde er oorlog tusschen de stammen onderling en armoede en ellende heerschten in het rijk van den sultan, die in Ooster- sche pracht te Rabat leefde. Uit alles is anders ge worden De macht van den sultan is nog beperkt, nu door het toezicht der Fransclit n, maar in het land hecrscht tenminste vrede. Alleen aan de Zuidgrens, nabij den Groot en Atlas en aan de grens van de Sa hara bestaat nog een toestand van oorlog. Fransche troepen liggen daar om invallen van niet-onderwor pen stammen tegen te gaan. Langzaam maar zeker evenwel dringen de Franschen voort en in afzien- baren tijd zullen ook dn nu en dan voorkomende schermutselingen in het gebergte en in de woestijn tol het verleden behooren. Rabat bestaat feitelijk uil twee. men zou zelfs kun nen zeggen: drie deelen, het eigenlijke Rabat, de stad Salé en de nog jonge Europeesche stad. liet oude Rabat en Salé zijn gescheiden door een riviermonding. Salé was eeuwenlang een nest van zeeroovers, die ook grootc schepen aanvielen en de opvarenden als slaven verkochten Zoowel Rabat als Salé zijn door wallen omgeven, maar deze wallen konden den vooruitgang niet te genhouden en in beide steden is nu zelfs electrisch licht. Een bejaarde Engclschman, mr. Lee. Neder landsch vice-consul, vertelde me van den ouden tijd. Ruim veertig jaar woont mr Leo even buiten de poorten van Rabat. Hij heeft den tijd nog gekend, dat het aan Europeanen op straffe des doods verbo den was binnen de sultanstad Rabat te komen We gen waren er toen niet. alleen karavaansporen. In zijn machtig palcis van Oosterschc pracht leefde de sultan in weelde zonder zich veel om hot lot zijner ongelukkige onderdanen te bekommeren. Aan hun zotste grillen gaven de vroegere sultans gehoor. Een merkwaardig voorbeeld daarvan vindt men even buiten de stad Rabat Daar staat een toren, twaalf meter in het vierkant, ongeveer zestig a ze ventig meter hoog. Deze toren werd indertijd ge bouwd op bevel van sultan Hassan. Deze sultan wil de een toren hebben zonder trappen, dien hij te paard zou kunnen hestijgen. De Hassan toren heel dan ook geen trappen. Van binnen gaat een hellende weg in acht windingen tot het platform, zoodat een ruiter zonder moeite den toren kan beklimmen. Buiten de« poorten van Rabat verrijst do nieuwe Fransche stad niet breede straten, bankgebouwen, hotels, groote cafés, moderne winkels bioscope thea ters. villa-wijken. Ons plan was slechts enkele uren te Rabat te blij ven. doch dit liep anders. We wilden er nog eenige reserve-spaken inslaan. De motorhandelaar geraakte in gloeiende geestdrift, tt.cn hij hoorde waar we van daan kwamen Hij noodigde ons uit op een glas wijn en lelde alle mogelijke liefhebbers van de motor sport op. Velen verschenen weldra om ons en ons zwaar bepakt motorrijwiel met zijspan te bcwonde ren. Het werd een oploop waarbij politie te pas kwam om ruimte te maken. Er werd een plan be raamd voor een groote bijeenkomst van mclorwielrij ders den vo.gonden morgen, als wij tenminste zoo lang wilden blijven Men dring zoodanig aan, dat we ten sloite toegaven en den verderen tocht een etmaal uitstelden. liet werd een merkwaardige sportbetoocing. Eenige dozijnen motorwielrijders kwamen bijeen voor een der poorten van de oude stad. Een talrijk publick van Europear.cn en Arabieren stroomde toe. Dm elf uur 's morgens achtten we evenwel den tijd geko men onzen tocht voort te zetten. Talrijke motorrijwie len begeleidden ons ondei oorvordoovend lawaai nog FEUILLETON 1 I 26. Het was Diehards, die op zulk een geschikt oogenblik. als een Deus ex Machina was verschenen cn die nu. zoo- ali hij gewoon was, onmiddellijk de leiding ln handen aam. Zonder aanvankelijk ecnlgo notitio te nemen van de anderen. trad hij op do ineengedoken gestalte van den Indringer toe en fluisterde hem iets in het oor. De man zei geen woord, stond op. nam zijn hoed op en zou de kamer uitgeloopen zijn. als George niet was opgespron gen om hom dit to beletten. ..Neen, neen. dat gaat maar zoo niet", verklaarde hij. den andere den weg naar de deur afsnijdend. „Menee: Riohards is volkomen op de hocgte van onze familiege heimen. cn komt op een zeer geschikt moment, maar wij kunnen er niet ln berusten, hoezeer wij ook zijn geedo bedoelingen waardeeren. dat hij alles bedistelt, zonder m ij er ccnigermate in te kennen. Het overkomt Iemand niet eiken dag dat hij een vader, waarvan hij dacht en hoopte dat deze dood was, terug vindt. Wij moeten elkaar eerst eens beter leeren kennen" voegde hij er snijdend sarcastisch aan toe. ..Neemt u weer plaats alstublieft." Hij liet een sohrillcn lach hooren. Het was waarschijn lijk geen wonder dat de schokkende gebeurtenissen van dien nacht, na den daaraan voorafgaanden langen en vermoeienden dag en nog een nacht van emotie en zonder slaap hun Invloed begonnen te doen gelden op zijn uitgeputten en overspannen geest Met gebogen hoofd bleef de man staan waar hij stond Mevrouw Greenfield sloot met een wanhoopsuitdruk- king cp het gezicht de oogen. en Peggy nam haar macb- telcoze. bevenden handen in de hare. Rlchards keek Georgo met gefrensto wenkbrauwen aan en toen liet hij zijn blik op Peggy rusten. ..Wat doe jij eigenlijk hier?" vroeg hij niet onvrien delijk. „Dit is geen plaats voor jou; ga maar gauw naar bed." :„Neen, zij blijft hier", protesteerde George. „Zü is Eenige motorrijders uit Rabat deden ons nog verre uitgeleide op den weg naar Fez. een stukje, enkele bleven zelfs tot vele kilometers buiten de stad bij ons. Hoewel we dus eerst laat in den morgen van Rabat wegreden, wilden we toch nog vóór den avond Fez. een afstand van ruim 200 kilometer, bereiken. Onder weg. zoo hoopten we zouden we wel een gelegenheid vinden om ergens een wannen maaltijd te nuttigen Voor alle zekerheid hadden we evenwel, zooals we gewoonlijk doen. nog een voorraad brood, kaas, worst e.d. bij ons. We hadden tot Rabat bijna steeds een noordooste lijken wind gehad, die flink frist h was Veel last had <len we daarvan niet ondervonden, daar wij meestal schuin voor den wind wegliepen. Den morgen, dat wij uit Rabat vertrokken, was de wind naar het Zuiden omgeloopen. maar er daardoor niet aangenamer op geworden. Deze Zuidenwind immers kwam gestreken over de besneeuwde bergtoppen van den Atlas en bracht een ijskouden winteradein mede. Dezen vin nigen. feilen wind kregen we grootendeels dwars Onze weg ging over een hoogvlakte, die in het Zui den begrensd was door hooge. besneeuwde bergen welke schitterden in de zon. IJzig was do lucht. Mijn Tsjechische makker droeg twee overjassen over el kander, ik een wollen vest en daarover een Jas, maar de onbarmhartige wind ging door alles heen en spoe dig bibberden we van koude Afrika, en vooral Noord Afrika, is niet steeds zoo warm als men zich dat gewoonlijk voorstelt In een dorp. waar we rust namen, om iets te eten, was het buiten den wind en in de zon behagclijk. maar ge-, durende den tocht werd de verkillende adem, die van de besneeuwde bergen kwam, tot een marteling. Nu en dan passeerden we een kamp van Bedoe inen, die in hun primitieve tenten kommervol wo nen. Verkleumd, armzalig zaten deze menschen bij een vuurtje om zich eenigszins te warmen. Toen hegon voor ons allerlei tegenslag. Een vreemd rinkelend geluid hoorden we onder het rijden. Het bleek, dat. vermoedelijk docr con opspringenden steen, een paar wiclspokcn waren gebroken. Mijn makker achtte het noodig de schnde dadelijk te her stellen. Daarna kregen we ongeluk met de banden en dit nllcs geschiedde op gedeelten van den weg. waar heinde en verre gyen huis. geen beschutting te vinden was. Met verkleumde handen, bloot gesteld aan den lizigen wind. moesten we het herstellings werk verrichten. We beefden, we sidderden van kou de. „Nu denken ze in het vaderland misschien, dat we hier gevaar loopen door een zonnesteek te worden getrof en", mopperde mijn makker, terwijl hij tever geefs door stampvoeten en armbewegingen probeerde zich te warmen. Uren gingen door dezen tegenslag verloren. De zon ging onder in goud cn rood. de avond viel en nog ver waren we van Fez. waar we s avonds vroeg had den willen zijn, daar we er aan de post brieven en couranten verwachtten. liet was reeds geheel duister, toen we te Meknès ruim 00 kilometer vóór Fez aankwamen Verkleumd meer mijn Moeders dochter dan de uwe. Wat Ik thans weet. weet zij ook. En wat er nog komen zal. mag ook geen geheim voor haar blijven." „Ga naar boven, Peggy." herhaalde Rlchards koppig. Maar voor de eerste maal in haar leven trotseerde Peggy hem. „Ik ga n et heen", zei ze rustig. „Zij heeft mij noodig en u krijgt mij niet van haar weg. U bent altijd hard voor mij geweest, cn zij was altijd even lief en harte lijk." En het dappere meisje sloeg haar arm om de half bewusteloczo vrouw» En toen gebeurdo het dat Rlchards, de eigenaardige persoonlijkheid, die met allerlei mysteries vertrouwd was op hetzelfde oogenblik dat een jong meisje en nog wel zijn eigen dochter, het waagde hem te weerstaan Het zien uit welk hout hij gesneden was. „George Greenfield". sprak hij langzaam, „je hebt mij van kind af aan gewantrouwd. De dag zal komen waar op het je duidelijk zal worden dat ik. bij alles wat lk deed. altijd voor Je bestwil heb gehandeld. Maar er zal nog ecnigen tijd overheen moeten gaan eer je dat zult beseffen en je kunt niets zeggen of doen om dat tijd stip te verhaasten. Alles wat je nu zou kunnen bereiken mij te dwarsboomen. dat is dat je de ellende en de moei lijkheden van die lieve vrouw daar vergroot. Als je dien man vragen gaat stellen en hij dezo beantwoordt maar hij zal je niet beantwoorden, nu ik hem een en ander in het oor heb gefluisterd zal hij je mislei den. omdat hij zichzelf ook misleid heeft Hij kan je niets vertellen om de eenvoudige reden dat hij niets weet. Ik ben de eenige man ter wereld, die volkomen op de hoogte is van wat je ter zijner tijd zult vernemen. Eén vrouw weet er ook van. en dat ls Je moeder. Maar zij heeft onder ecdo beloofd niets te zullen openbaren, en je kent haar goed genoeg om te weten, dat zij nooit haar eed zal breken zelfs niet ter wille van jou. Nog cén ding wil ik je zeggen, dan ben ik uitgepraat en zul Je uit den weg dienen te gaan om dezen man gelegen heid te geven zich te verwijderen. Je kunt er zeker van zijn dat hll zioh hier in de buurt niet weer vertoonen zal. Je zei daareven dat ik op een bijzonder gelegen moment was gekomen, en je besefte zelf niet. hoe juist je woorden waren. Je moeder sprak de waarheid toen zij beweerde, dat deze man haar echtgenoot was. Maar ik kom je zeggen, wat niemand anders, ook niet do man zelf, je had kunnen verteller.: hij is niet je vader.' Dezo langó uiteenzetting, waarvan elk woord met den diepsten ernst was uitgesproken geworden droeg ge- heel den stempel der waarheid. Gecrgo zei niets, maai verliet aarzelend, onwillig haast, zijn plaats bij de deur. Het was wel het welsprekendste antwoord, dat hy Ri- chard's betoog had kunnen geven. De man. die gedurende al dien tijd, zwygend en on waren we, door en door koud. Weinig neiging ge voelden we in het duister langs ons onbekende we gen, die alle mogelijke verrassingen konden ople veren, den tocht voort te zetten. Voor het postkan toor te Fez zouden we toch te laat komen. Dus ble ven we dien nacht te Meknès in een hotel, waar we, om het warmer te hebben, nog al onze kleederen boven op onze dekens wierpen. Den volgenden morgen warpn we beiden zwaar verkouden, half ziek. Laat stonden we op. We had den geen haast, want dien dag was het Zondag en zouden we toch te Fez het postkantoor gesloten vinden. In een langzaam tempo reden we naar Fez, een wonderlijke Moorsche stad met erbij een nieuwe Europecsche stad, die hier en daar de herinnering aan Parijs wakker roept. Te Fez moesten we toch een nacht overblijven, om onze brieven aan het postkantoor af te halen. J. K. BREDERODE. A. Rannah schrijft In 't Verloren Hoeksken van Het Laatste Nieuws: Daar rijdt een trein door de sneeuw. Zwart door wit. Sneeuw of geen sneeuw, een trein moet rijden. Dat is zijn stiel. Hij komt recht naar het station, dat wit is. Hij stopt en ik zie, dat er witte strepen getrokken zijn op de locomotief, van onderen en van onderen op de wagens. Ik stap in den trein. Wat belang heeft dat voor mij dat gij in den trein stapt? Ik stap ln den trein. Daar zitten er drie in drie hoeken. De vierde hoek is voor mij. Een militair zit er. Een mamzel. En een die een handelsreiziger moet zijn. De trein trekt door de sneeuw. Ik kijk mijn oogen uit op die sneeuw van de wereld. Ge ziet hoe zoo een beetje nieuw toilet de we reld anders maakt. Wat zit gij dan te roepen op de toiletten van de vrouw? Tot aan den einder gaan de witte velden op en af en de hoornen staan er bloot in, cn zwart. De militair, peins ik, terwijl ik zoo zit te kijken, zal nu peinzen aan kanonnen onder sneeuw, aan be vroren soldalenvoetcn, cn aan andere stomme ellende, die zoo stom is omdat wij ze ons zelf aandoen. De mamzel zal peinzen hoo straks, als ze uitstapt, de sneeuw haar geverfd gezicht zal ontverven en roo- de strepen zullen trekken van haar oogen, haar wan gen en haar lippen naar haar kin. Vrouwcnvcrf gaat niet af, want zij is even ste vig op de huid als op de oudste doeken. Dc handelsman zal peinzen aan besneeuwde wegen die voeren naar verre witte winkels midden in het veld, waar de sneeuw horizontaal tegen aanjoeg, en waar hij zelf zal aankomen, bevroren van binnen cn van buiten. Ik zit in den vierden hoek, cn peins hoe alle vlok ken vallende sterren zijn, wat bevestigd wordt door het licht, dat van de sneeuwvelden opslaat. Aan den schoorsteen peins ik, die niet rookte, toen Ik, den dag vóór den sneeuwdag, stond te kijken van op een hoogte, op de daken. Een ruit was gescheurd in dat huis met dien schoorsteen, cn er was papier voor ge plakt, een oude bleeko man keek door het raam, de zon zonk rood achter de wolken, waaruit de sneeuw zou komen. Alzoo peins is in mijn hoek. en kijk dan eens naai de andere drie hoeken: de handelsman, de mamzel en de militair slapen Ze slapen! Hoe kan Ie mand zoo slapen terwijl de trein door de sneeuw rijdt? Hoe kan iemand zoo schrijven over iets zoo ouds als de sneeuw? Ziet gij dan. die dertig tot tachtig zijn, niet de sneeuw met de oogen van toen gij tien waart? Van hen die twintig zijn spreek ik niet: die zien niets an ders dan luchtkastcclen. Als deze zullen ingevallen cn bevroren zijn, zullen ze ook kijken naar de sneeuw, die op het puin gaat liggen. OOGONDERZOEK-INRICHTING GROOTSTE KEUZE BRILMONTUREN EN GLAZEN SPECIALE REPARATIE-INRICHTING GEDIPLOMEERD OPTICIEN - REFRACTIONIST LAGEZIJDE B40. TEL.26. SCHAGEN OOGONOE07ÓEK GEHEEL* GOATIS4 der een hoedje te vangen had geluisterd, sloop zonder op te zien de kamer en het huis uit, om zich er. zooals Rlchards terecht voorspeld had, nooit meer te vertoo nen. De nacht verliep verder in angstige zorg. Mevrouw Greenfield. wiens lichaam- en geestkracht geheel ge broken was onder den looden last van den bestendigen angst, welke haar sinds maanden, nacht noch dag met rust had gelaten, bleef voortdurend bewusteloos en naar do omstanders meenden, waren haar uren geteld. Nieta vermooht haar uit haar diepe verdooving op te wekken en na een heele poos. toen al haar pogingen vruchte loos bleken ging George een dokter' halen, terwyi Peg gy en haar vader by de zieke die inmiddels naar bed was gebracht, bleven waken. De dokter kwam en bleef tot den vroegen morgen ln de ziekenkamer. Toen kwam hy beneden en voegde zioh by George, die beneden in angstige spanning wachtte. „Ik ga nu een paar uur naar huls," zei de genees heer. „Direct na het ontbyt kom ik terug, als vóór dien tijd verandering in den toestand mocht komen, wat ik overigens niet geloof, vindt u my thuis." „Is de toestand ernstig?" vrceg George ongerust. „Hoogst ernstig," antwoordde de dokter, die een ver trouwde vriend van de familie was „Peggy heeft my verteld, dat zy maanden lang onder den Indruk van een vreeselyken angsttoestand heeft geleefd en ten slotte een ontzettende schok heeft gehad Ik zal natuur lijk geen byzonderheden vragen, maar als dat angst gevoel niet weg gaat of wanneer ze een nieuwen hevlgen schok zou krijgen, vrees ik het ergste." „Daar bestaat geen gevaar meer voor," verklaarde George. Na de inmenging van Rlchards meende hy dit gerust te kunnen zeggen. „Dan is er hoop dat wy haar ln het leven kunnen houden," oordeelde de dokter, „maar u mag ln geen geval nu al optimistisch zijn er is op dit oogen blik nog ernstig levensgevaar. Ze heeft een ontzettende knauw gehad." De dag verliep in angstige spanning. De zieke dom melde of lag stil met gesloten oogen achterover in de kussens en scheen niets te merken van hetgeen er om huar heen gebeurde. Tegen den avond kwam een kleine opleving. Ze opende de oogen en herkende George en Peggy. Hoe goed deze zich ook poogde te houden, de zieke las de wanhopige droefheid van hun gezicht. ,Jk weet het, kinderen, lk weet het," zei zy zacht, iluideiyk verstaanbaar sprekend. „Ik ga van jullie weg." Even zweeg ze, den jongoman en het meisje met een blik vol onuitsprekeJyke teederheid en liefde aanziende en vervolgde toen: Bloemenmagazijn „CORONA", KONINGSTRAAT 67 DEN HELDER, levert U alle moderne bloemstukken Telefoon 216. Postgiro 99555. Dat we nu een slechten tyd beleven, zal wel niemand betwisten. De felle koude vergroot de ellende nog en vermeerdert het aantal werkloozen met enkele tiendui zenden. Welke pen zou ln staat zyn het leed te beschrij ven. dat nu wordt geleden? Wy wagen er ons niet aan. doch vragen uw aandacht voor een vergeiyklng met omstreeks 100 Jaar geleden en nog een halve eeuw daarna. Een zeer bevoegde hand geeft daarvan dezo beschrijving: „Wie heenbuigt over de boeken en brochures, waarin de toestand van het Nederlandsche proletariaat gedu rende de eerste drie kwart der 19de eeuw wordt beschre ven, voelt zich de keel toeknypen van leed. Hy ziet de oneindige jammer van honderdduizenden menscheiyke wezens voor zioh opleven, hy ziet hun zwakke leden, hun minne gestalten, hun grauwe aangezichten, hun doffe ^ugen geteekend met den stempel der afzlchteiyke ge biedster, wie zij allen zonder kans op bevrijding toebe hoorden de ellende. Geslacht na geslacht werd geboren, leefde en stierf; zonder een anderen levensinhoud te hebben gekend dan zorg voor de vervulling der grofste materleele behoef ten, en een andere vreugde dan zinnelyke bedwelming; Hun ellende was niet die van den modernen proleta riër. voor wlen uit de bitterheid der onvervulde behoef ten het verzet ontstaat dat verheft, de hoop die ver zacht, de gemeenschapszin die veredelt. Hun ellenda was die van stompzinnige schepselen, zwak in lichame- ïyke fysieke, nog zwakker in geestelijke krachten. iy- dend zonder uitzicht en van hun degradatie onbewust. Noch van den wilde, noch van den beschaafden mensch bezaten zy de beste eigenschappen of het eigenaardig geluk, maar van belden de zwakheden en ondeugden.** Zóó beschrilft Mevrouw Roland Holst onze voorva deren van 100 jaar geleden In haar boek „Kapitaal en Arbeid in Nederland", waarvan in 1932 de vierde met een tweede deel vermeerderde druk verscheen. Dat wa3 nog erger ellende dan de onze: grooter ellende en op een lager plan dierlijk zou men geneigd zyn te zeg gen Wy willen toegeven, dat de troost vrij schraal ls. maar er zit toch stijging in de lyn, die van toen naar nu voert en wij gelooven niet. dat de menschheid van thans zioh terug zal laten dringen tot het peil van „die goede oude tijd". Om die te teekenen doen wij hier en daar een gTeep uit de door Mevrouw Roland Holst verzamelde feiten. Het aantal bedeelden bedroeg meermalen één zesde één vijfde der bevolking: 500.000 a 600.000. De armoe was het grootst In de eertijds rykste provincies, ln de belde Hollanden dus. In Leiden werden in 1846 van de 38.000 inwoners 16.000 geheel of gedeeltelijk onderhouden Er had zich daar een ras van paupers armen der armen gevormd, dat de middelmatige gestalte niet meer bereikte. Het grootste deel van deze 16.000 be deelden behoorde tot de chronisch werkloozen. Hun energie en lichamelijke krachten waren te gering, dan dat zy poogden In den omtrek met handwerk een dag huur van 60 cent te halen. Even groote ellende vond men o.a. te Hoorn en Enk huizen. In Noord-Holland ging het aantal bedeelden der huiszittende armen tusschen de jaren 1825—1848 twaalf maal do 200 per duizend te boven. Op het platteland was tot ln de kleinste plaatsen de ellende, vooral in de jaren der aardappelziekte, even af schuwelijk als ln de steden. De predikant Heldring ver haalt hoe in het dorpje Hemmen in den winter van 18451846 niet minder dan vierhonderd bedelaars ln drie dagen aan zyn deur kwamen. In andere „verwaarloosde gemeenten" was de ellenda even erg. In de hutten hulsden de arme schepsels zon der bed. zonder huisraad, zonder linnen; met wat vuil stroo als ligplaats en in zulk een toestand verkeerend, „dat de dieren in ons land het wel nergens slechter hebben." In arme gemeenten als Herwynen en Holluw bedroeg de bedeeling wekelijks een kop paardeboonen en twee stuiver per hoofd. Het moes van het wilde lfoolzaad diende tot toespys Toen grooter ellende dan nu. Toch ls het de groote vraag, of ze nu niet erger wordt gevoeld. Wie goede dingen die hij heeft gekend, moet missen, ïydt waarschyniyk meer en dieper, dan wie ze nooit heeft genoten. „Wy hebben het goed samen gehad, nietwaar? Ik geloof niet, dat veel moeders zooveel liefde en harte lijkheid van haar kinderen hebben ondervonden. Want jullie bent allebei mijn kinderen, is het niet?" Nog» maals zweeg ze, nu langer dan zooeven en hernam: „Peggy zoowel als George en Jullie zult altijd broer en. zuster voor elkaar zyn, niet waar, ln welke moeilijke omstandigheden je ook moogt komen. Maar al die moeiiykheden zullen langzamerhand wel verdwynen, zooals de myne ook uit den weg geruimd zyn." „Is je vader hier?" wendde ze zich tot Peggy. „Ik hem graag een paar minuten alleen spreken. Het is in het belang van jullie allebei. En als hij weg ls, moeten Jullie dadeiyk, allebei, weer by mij komeu." Rlchards, die beneden wachtte op berient uit de ziekenkamer, verscheen onmiddellyk. Zyn strak gezicht kreeg een zachtere uitdrukking toen hy hy het bed stond en zich over de stervende vrouw heenboog. „Je bent Je belofte trouw nagekomen," zei hy. „Het spijt my dat je my over die andere moeliykheid niet eerder in vertrouwen hebt genomen; ik had je al die ellende kunnen besparen." „Je bent dadelijk gekomen, toen lk het Je gevraagd heb," antwoordde ze, „dus laten wy er verder niet over praten; het ls nu toch te laat. Maar, nietwaar, het zal niet lang meer duren?" „Je kent het tydstip," zei by ernstig, „ik kan dat niet verhaasten." „Ik zal het niet meer beleven," zuchtte ze. „Maar het is zeker beter zóó. Ik zal niet in opstand komen. Maar laten wy dit laten rusten, er is zoo weinig tyd meer. En ik wilde zoo graag iets over het lieve meiske zeggen, mijn meiske haast even goed als het jouwe. Je hebt het haar heel zwaar gemaakt. Ik heb je wen- schen steeds geëerbiedigd, maar nu zou ik graag zien dat je myn verlangen eerbiedigde vóór ik heenga. Geef baar den man terug dien zy liefheeft." Riohards bewaarde het stilzwygen. De uitdrukkLng van zyn gezicht verried inwendigen strijd. „Beloof my, dat je het doen zult en laat my in vrede sterven," drong zy aan. „Er blyft mij nog maar zoo weinig tyd meer over en lk wilde myn kinderen zoo graag nog even by my hebben." Nog zweeg hy. „Ter wille van het verleden en van de waarachtige liefde van die twee Jonge menschen", klonk het ln haast smeekende fluistering. Opeens was er iets van een wonder; Rlchards oogen werden vochtig, zyn dunne strenge lippen trilden. „Dadelijk kan het niet; maar over een poos zal ik doen wat je van my verlangt, als hy zich haar waar» dis: toont,' 'beloofde hij.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1933 | | pagina 13