Strenge winters in vroegeren tijd. EEK NIEV INVENTIE VAN EEN SCHVTI, DE VVELCKE OVEE HET GHEVIOOREN TS INOI GELAT LANDT tlYLT, ma vclcijhclïkiyjfiio Acliia jhaïjueta ntiüu ia tvtcca>icn mijl rxnjhclijd ha e^nX, teltda Hjn.ii tt- Een ijsschait. omstreeks 1600. Reproductie van een prent van C. van SIckens. Te sin te Matthijs Zag men nooh sneeuw noch ijs, En in de maend Maert Reed men over 't Scheld met koets en paerd. In 1674 reed men op 4 April nog schaatsen en op den Tden dierzelfde maand werd reeds gezwommen. Over den korten doch harden winter van 1689 be staat eveneens een gedicht. In October trof men al ijs in het water aan. Den 1 November had de Oostewind weer gedaan. Den 12 was dezelve weer helder aan 't gaan. Den 13 en 14 begon 't sterker te waaijen en te vriesen. Den 15 en 16 moesten de schippers haar winst verliesen. Den 17 bevroor een schip met koeijen in het IJ. Den 18 ging men voor de Daag de schepen voorbij Den 19 liepen veel menschen van d'een tot d'ander kant, 'Alzoo veilig bijna als op het vaste land. Dienzelfde dag reeden 5 mannen in slee en paert Op 't ijs, over de Haarlemmer trekvaart. Den 20 scheen 't of 't vriezen een weinig was gedaan. Den 21 liet men de koeijen uit 't schip over 't LJ gaan. Den 22 liepen de boeren over 't IJ met melk. Den 23 was het overloopen gedaan voor elk. Dit is gezet en op het papier gebracht. Opdat men altoos moet denken aan Gods Almacht Doch dit la alles nog niets, vergeleken bij den winter van 't jaar 1709, waarvan wij de bijzonderheden ken- pen uit een oud lied van dien tijd, dat gezongen werd op de „vbys: van de Spaense Ruijter". In Hamburg en Dantslg vroren vele menschen dood. In Vlaanderen en Brabant, te Brugge, Sluis, Gent en Ostende heerschte groote ellende. Van vele reizigers bevroren de vingers. De post van Rotterdam Soo als hij rijden quam Aen de Moerdijk, wilt hooren, Die zat op zijn paerd Als een stok zoo stijf bevroren, Als ons de courant verklaard. De Hamburgse post, De dood ook smaken most, Is van zijn paerd gezegen, Door dese felle kou Bleef hij leggen onderwegen Maer, ziet, zijn paerd getrouw. Die volgden 't regte spoor En quam so aen 't comtoir Zonder zijn meester rijden* Met postbrieven gelaen. Dat verscheijde mensen zeijden: Waer komt dit paerd vandaen? De vogels, kleijn en groot Vielen ter aarde dood. Zij konnen haer niet roeren. Te vliegen in de lugt, Want de kou quam haer vervoeren Dat zij vielen ter vlugt. Maar lang duurde 't niet; de wintervorst bedacht zich spoedig en trok na Sint Maarten weer af. Daar had men 't klagen opnieuw: „er zijn geen ouderwetsche winters meer!" Bij 't smullen aan de kerstgans voor spelden de profeten, dat men weer een kwakkelwinter hebbenè zou en toen de nieuwjaarspret afgeloopen was, „kreeg men de lente al in 't gesigt." Kerken bleven leeg en de boeren kwamen niet aan de markt. Maar, o wee! ,,Dat zal Ik je anders leeren, ze! de win tervorst en hij kwam op den 5den Januari met een feilen oostewind aangieren en maakte 't zoo bar, dat des avonds de drie koningen bij hun ster stonden te rillen en klappertanden en 's anderen daags de schaat senrijders alweer op de baan waren. Eiken morgen vond men 't kouder dan den voorgaanden. en de ooste wind sneed zoo scherp, dat „yder besergt was voor neus en ooren". Den lOden Januari was 't Zondag, maar Cs kerken bleven leeg; en tccb was de Maandag nog kouder; de thermometer van Fahrenheit stond op den llden, volgens de waarneming van Nicolaa3 Duyn te Haarlem, twee graden onder nul (Fahrenheit). Te Amsterdam had men dien dag een Botermarkt zonder boeren, een Noorderrrarkt zonder lapjeskeersters en een beurs zonder koopli;0 ^n, ofschoon 't anders eiken Maandag op de eer,'en kermis, op de tweede e«»n No- aehs-ark en op de zco vel was, dat „men «r zig nauwelijks omkeere n." Ja, men zag geen mensch op straat, want de sneed „met zulk ren scherpig- heyt in het aangesi jtQ bj.t het ondraaglijk was", en nie mand anders dachtsn door een onregclir.atig'-eld in de omwenteling dei" Je, was Holland naar Spits- De wolven kwamen tot zelfs bij Amsterdam. Postwagens met doodgevroren passagiers. In Duitschland was 't eveneens; te Duisburg zwol de Rijn, door ijsdammen verstopt, ter halver hoogto ei. bevroor, zoodat niemand er uit of in kon. De Oostzee leverde een schouwspel op, als anders slechts In de IJs zee te zien was; te Dantzig zag men niets dan ijsber gen op de reê. Over de Sont reed men met groote, ge laden wagens, wat sedert 1659 niet gebeurd was. De Deensche soldaten, die nu den weg over zee vrij had den. deserteerden ln menigte, zoodat er schildwachten langs het strand gezet moesten worden; en ook het wild gedierte werd door reislust bevangen. De Deensche her ten en reeën maakten uitstapjes naar Schonen, en de Zweedsche beren naar Denemarken. Deze laatste dieren en de wolven plaagden de menschen verschrikkelijk: in Polen vielen zij met heele bataillons op de dorpen aan, en in Zweden versterkten de landlieden hun nui- zen en schuren met palissaden tegen dat boos gedierte. Ook in de oostelijke gewesten van ons land had men van de wolven last. en een heeft er zich zelfs bij Amsterdam vertoond, die echter geen menschen verslond, maar zich met kippen en honden vergenoegde. Te Duinkerken werd een schip binnengehaald, welks geheele bemanning aan armen en beenen bevroren was: te Hamburg arriveerde den 12den Januari een postwa gen met doodgevroren passagiers; te Derby, in Enge land. kwam een postiljon binnenrijden, die op zijn paard bevroren was. en den 26sten Februari kwamen te Am sterdam de brieven uit Zuid-Holland te laat aan, omdat het postpaard onderweg doodgevoren was. Dc armen hadden natuurlijk veel te lijden, overal heerschte keu. armoe en gebrek: alles was duur en er was weinig te verdienen; niet allen konden baanvegen of met koek-en-zoople staan. In de bank v. 'eenlng kon niet meer bergen; „de diaconieën hebben veel aan- soek gehadt en het ordinalren moeten verdubbelen; het huijssittenhuls is al vroeg uijtgegeven geweest van turff' Maar: Enkhulzen kreeg druk bezoek van Friezen, die met paard en slee of op schaatsen over zee kwamen, en ook an Hindelccper vrouwen, die op een mooi beschilderd irlkslecdjen heen en weer gingen; terwijl de Noord- "Tcllanders wederkcerig uitstapjes naar Stavoren maak ten. Op één dag, namelijk op den 26en Februari, kwa men te Enkhuizen wel 160 sleden en 3000 schaatsen rijders uit Friesland. Op de sneeuw hield men sledevaarten. De vermake- Hj-kste waren die der studenten, omdat ze gemaskerd verschenen en de oude narregilden deden herleven. Een !:ostte echter aan een Leldsch student, die blootshoofds cn nog wel met geschoren kruin, om een abt te ver beelden, den tocht had meegemaakt, het leven. En zoo als hier was 't overal. Alom werd naar *s lands wijs de ijsvreugde gevierd: op Theems en Tyne, op Rijn en Elbe, op Seine en Newa. Op den len Maart maakte een schoenmaker van Mannheim op den Rijn ccn schoen van een el lang, die vervolgens met optocht en muziek werd rondgedragen en aan den Keurvorst vereerd; en op dienzeJfden dag maakten de wijnkui- persgezellen van Frankfort aan de Main een vat van achttien en de leerjongens een van negen vaam. waarna "ij. onder 't drinken van rooden en witten wijn, een hoepeldans uitvoerden, en ten slotte de belde tonnen in triomf naar den Römerberg rolden, om ln den kelder van 't stadhuis bewaard te worden. Of ze er nog zijn, heb Ik niet onder zocht, maar zoo niet, dan hebben zeker de Franschen in 1792 of later ze geroofd. En waar in „den kouden winter" een bruiloft gevierd werd, moest ook op 't ijs gedanst worden; hetgeen ^ohter op den 24cn Februari, in een Fransch dorp bij Tours, een zeer treurigen afloop had, daar de danse ressen door 't ijs zakten en verdronken. Afscheid van den wintervorst op den lOden Maart. Eindelijk, op den lOen Maart besloot de wintervorst Ün afscheid te nemen, en kwam de dooi. maar de Ho- den vertrouwden Ijem niet meer; bij had hen zeven maal gefopt, en „alle credit" verlooren". Evenwel meen de hij 't nu toch oprecht; 't was „een gewisse dooij met regen, die het lis. al vriesende en dijdende, allengs deed verdwijnen". Toch reed men nog den ?3den Maart met wagens en sleden over de Zuiderzee, en 't duurde ^enige weken eer alle ijs verdwenen waf Op den lCcn Maart was de Haarlemmerweg bij Amsterdam vol kij kers: er werd een schuit, als ijsbreker gewapend en geharnast, door acht paarden door de vaart getrek :en. waarop den volgenden dag de eerste trekschuit weer naar Haarlem voer, vol volk en met groot gejuich En ten zelfden dage staken al de herbergen ln de TTa- ingpak-kerij de vlag u't, om at de eerste torenschuit van de Overzij kwam. 1) Oude benaming voor kanonnen. bergen verzeild, ,,'t Vroor zoo fel, dat steenen bruggen scheurden, regenbakken sprongen en kelders borsten." Wat zou 't nu den volgenden dag zijn? Zeven dagen was het telkens geweest: Nog kouder wordt de lucht; nog guurder elke nacht! en met kille huivering en vreeselijken angst zag men den Dinsdag tegemoet. De Uselüksto dingen werden door de profe ten voorspeld, maar gelukkig hadden zij i weer mis. De profeten voorspelden de Ijselijkste dingen: de dampkring zou in ijs verkeeren en den menschen 't bloed in 't lijf bevriezen; de muren der huizen zouden scheuren en do steden veranderen In puinhopen, waar de bevrorenen onder begraven en de nog levenden on der verpletterd zouden worden. Maar gelukkig hadden zij 't weer mis. Die gevreesde Dinsdag bracht verzach ting en 's Woensdags begon 't zelfs te dooien, 't Was toen juist volle maan, en men had er een eclips bij en nu wist ieder boer en burger het fijne van de zaak: dc dooi kwam van de maan. maar de kou van de eclips, waarvan 't onweersprekelijk bewijs was, dat het onmid dellijk na de laatste weer vriezen ging als te voren. Zoo leest men. dat voor Enkhuizen in 't begin van Maart, bij gelegenheid dat men er een vaart wilde op- bijten. om twee schepen tegen den ijsgang in veiligheid te brengen, het ijs vijftien voet dik bevonden werd, ze ker door 't opkruien. Ofschoon er f 9500 geboden werd, waren er geen liefhebbers om dat werk aan te nemen. Den 22sten Januari was het in den Amstel zoo dik, dat de ijsbreker een zwaar vaartuig, dat van voren met scherpe ijzers beslagen was en door een eskadron paarden getrokken werd er niet meer door kon, en de brouwers een vaart tot Weesrp moesten doen zagen, wat zij voor f 2S58 aanbesteedden. Het werken met dien ijsbreker lokte een menigte kijkers op den Buiten-Am- stel. en daaronder ook Hendrik de Veer. den oudsten zoon van Joost de Veer. een deftig burger van Amster dam. De kou beving dien jonkman zoodanig, dat hij 't den volgenden dag bestierf: men zei: dat zijn ingewan den bevroren waren. De chirurgijns verdienden geld als water met het afzetten van bevroren ledematen. Een menigte menschen „vrooren, bij gebrek aan dek- zel. in hunne huisjes op een erbarmelijke wijze dood". Anderen, die van de eene plaats naar de andere wilden gaan. kwamen dood en stijf op de sleden zittende, met open oogen aanrijden. Aan de postiljons overkwam dit zelfde lot te paard. Van de schildwachten verongeluk ten er zoovelen dat er een order werd uitgevaardigd om hen precies elk half uur af te lossen. De chirurgijns verdienden geld als water met het afzetten van bevro ren ledematen, 't Gasthuis te Amsterdam is „vervult geweest van doode lijken van desulken, die door koude en armoede zijn vergaan". Op 't Franschepad vroren zelfs en man en een vrouw ln hun bed dood. En na 't midden van Februari verhief de vorst zich met nieuwe woede, zoodat het op den 23sten. 24sten en 25sten dier maand, weer bijna zoo koud was als op den 9den, lOden en llden Januari. Niet alleen lag de geheele Zuiderzee dloht. zoodat zij met wagens en sleden bereden werd. maar ook alle zeegaten; bij den Briel had het ijs sedert 1688 zoo vast niet gezeten, en de Noordzee zelve was bevroren tot op een halve mijl; ja, voor Ostende strekte 't ijs derde halve mijl ln zee. wat. volgens de loodsen, nog nooit gebeurd was. Maar voor de Hollandsche kust zag men een zonderling schouwspel; langs 't geheele strand lagen twee dammen van ijs, tien of twaalf voet hoog met een breede straat tusschen beiden, waarin tal van lieden zich m^t wandelen vermaakten, vooral bij Scheveningen. Katwijk en Zandvoort In Engeland bevroren de watermolens onder 't malen; rotsen scheurden en er sprongen bronnen uit te voor schijn. die gansche parochiën overstroomden en ln ijs velden herschiepen. De sneeuw lag er 14 voeten hoog. ..een wonderlijk gesigt, als wij ons verbeelden de stra ten met sneeuw bedekt tot booven de booven drumbels van deuren en vensters." In het jaar 1620 reed men op schaatsen van Friesland over Vlieland en Texel naar Wieringen. De Noordzee was 38 vademen diep bevroren. Men trof er geheele eilanden van ijs aan. Een Engelsch schip dat op den Apt In het ijs bekneld lag, werd met wagens en paar den ontladen. Men sloeg op zee tenten op waar wijn, bier en „soopjes" verkocht werden. Graaf Ernst Casl- snier, de stadhouder van Friesland, ondernam een groote sledevaart van Leeuwarden naar Harlingen en vervol gens over zee. waar hij ten aanschouw van duizenden menschen een compagnie soldaten zich liet oefenen. Twee jaren later hield Vrouwe Anna Sophia, de her togin van Brunswijk, zulk een sledetocht van Enkhuizen naar Stavoren en Leeuwarden; zij was vergezeld van een compagnie gewapende soldaten op schaatsen. - Van den winter van 1667 dagteekent het bekende versje: O! groote God van al. Ziet neer op 't aerdsche dal, Verhoord ons droevig kerme::. En geeft ons kou na kleer. Wilt ons altemaal beschermen Voor soo een winter weer. Een zeer koude winter was die van 1740. Reeds ir: den herfst van 1739 kon men er vast op rekenen dat men een winter van sta-vast zou krijgen. Reeds met Allerheiligen, de Vorst De wateren alom bezette met een korst Van ijs, en oude en jong' belust op sohaatsenreijen, Uitnoode op zijnen vlcer een wijl te spelemeijen. 't Teê mededoogen dat den noodt geen bljstant weigert. Getroffen met het leedt, ontsloot zijn schat-tresoor. Groot Rusland's Keizerin op haaren throon begaan Met hun die in dien noodt den doodt als tegenloopcn Schonk twintig tonnen schats om broodt en hout te koopen, Brittanjes Rijks-vorst met den Erf-prins, en den drom Des Adels, zag met vlijt naar noodtsbedrukten om. En schonk een milde gift; en Hollandts ingezete Hadt nog zijn' oude deugdt der mildtheidt niet vergeeten Die schoot met heldren glans haar straalen lieflijk ultj En schoon de felle koude alom de wat'ren sluit. Nog bleef 't barmhartig hart der burg'ren ongesloten. Plundering van een waterschuit door dorst lijdende Amsterdammers. In Amsterdam had een plundering plaats van bijzon- dc-.ren aard, een plundering van een waterschuit in den vroegen morgen. Vóór dag en dauw vielen de plun deraars met emmers gewapend er op aan. en vóór ne genen was de schuit al geheel leeggeschept door een ontelbare menigte dorstlijdenden. Trouwens nergens was 't gebrek aan drinkwater zoo groot; de menschen be hielpen zich met brokken ijs uit den burgwal te halen en die te smelten. In Zeeland betaalde men voor een emmer water 7 stuivers en voor iedere turf één. Reprodactie van een prent school van Jacob Matham, teekening van A. van der streeks 1625. door een graveur nlt de waarschijnlijk naar een Venne, vervaardigd om- Maar niettegenstaande kou en kommer, joelde de vreugde op 't ijs. Wien 't klagen in huis verveelde, ging d&Ar zijn verkleumden geest v.at opvroolijken. Bij alle steden waar een ruime ijsbaan was. had men de van ouds vermaarde „Kermis op 't ijs". De Amsterdamsche patriciërs hadden „behagen, om zig met een koets met Lwee paarden in de Keyzersgragt te vertoonen". De hee- ren, die hofsteden aan den Amstel hadden, verzochten hun vrienden bulten, alsof 't zomer ware, en reden ér heen, inplaats van over den harden, hobbeligen rijweg, over de gladde ijsbaan. Op het priksleedje heen en weer van Süu voren naar Enkhuizen. STRENGE winters bleven bij onze voorouders lang in het geheugen, en van den strengsten onder de strengen ging het gerecht over van geslacht tot geslacht. Altijd was er één als „de koude winter" bij uitnemendheid vermaard, zoolang totdat er eens weer een andere verscheen die den voorgaanden overtrof of althans naar de kroon stak; en naar den ouden regel „lest heugt best" werd dan de titel op den nieuwen mededinger overgedragen. In het jaar 1149 moet er bij uitzondering zulk een hevige koude geweest zijn, dat zelfs de zeeën, die zich gewoonlijk niet zoo laten kluisteren, bevroren, dat de vogels dood op den grond vielen en eenige menschen doodvroren, gelijk uitdrukkelijk wordt verklaard in die geschreven kroniek, welke in het 8ste boek der gescbie- denis van Holland wordt aangehaald door den beroem den en in de vaderlandsche geschiedenis zeer ervaren Janus Dousa. Toen in 1568 Prins Willem na den overtocht over de Maas de wijk nam naar Duitschland, be vroren verscheidene „cavalliers" en ruiters van zijn gevolg. De koude duurde tot in Grasmaand op den 2den van die maand liepen vier man, hand aan hand. over één nacht ijs van de Leeuwarder grvcht In 1594 kon het ijs heele en halve kartouwen 1) dragen. Evenzoo werden vijf jaren la ter vier veldstukken op de af fuiten over het ijs van Dor drecht naar Papendrecht ge sleept In 1601 was de kou zoo hevig dat verscheidene schildwachten van het leger van Prins Mau- Tits doodvroren. In het jaar 1607 begon het op 19 December te vriezen en duurde de winter, behalve en kele dagen dooi, tot diep in Maart en ln Engeland tot in April. Van Texel ging men over zee naar Wieringen. De groot ste kou heerschte van 1417 Januari. In Parijs werden vuren op straat gestookt. Menschen en kinderen, visschen, vogels en andere die ren vroren bij menigte dood. „Brokke aarde waren toen meerder waard dan goud." Na twee jaren had men al weer een langdurige vorst De kou begon op Nieuwjaarslag en hield drie maanden aan. Men ging met sleden van Texel naar Wieringen, ja, 't vroor zoo streng „dat den Hont en voor Ramme- kens toegevrosen waeren". De Thames lag ook al dicht, evenzoo alle rivieren in Frankrijk. In 1617 had men een koude „die deur vel en vleesch passeerde" van 8 December tot 18 Maart, welke „lang- duurigheyt groote benaewtheyt veroorsaeckte". Granen en garst, hop en boekweit, 't was alles verdwenen en wat men nog veel erger vond: er was zelfs geen turf, hout of kolen meer om bier te koken, zoodat de bewo ners van 't Noorderkwartier ln de ijselijke noodzake lijkheid waren om water te drinken". Waaruit we op maken, dat het waterdrlnken voor onze voorvaderen in deze omgeving niet bepaald tot de meest prettige be zigheden behoorde. De wateren van de zee ln ijsboeien ge- gekluisterd. De tijd, dat zelfs de zeeën dicht vroren. Van Texel naar Wieringen over het ijs. Eilanden van ijs in de Noordzee. Een heele compagnie soldaten oefent op de bevroren Waddenzee. „De bewoners van t Noorderkwartier waren in de ijselijke noodzakelijkheid om water te drinken." Als de apen zich als menschen op het ijs vermaken. Een zeldzame prent van den Vlaamschen kunstenaar P. van der Borcht. omstreeks 1560 vervaardigd. In Keulen bevroren zes schildwachten, trouw tot aan den dood op hun post; van Kortwijk wordt hetzelfde verhaald. In Amsterdam overkwam zulk een ongeval aan drie „raetelwagten". Verder vertelt men dat: Daer was een burgerman, Die reed na Durkerdam Met een ijsslee, wil hooren, Die nam zijn huisvrouw mee En twee klnders die bevroren Alle drie dood in slee. In de stad Aken lag het bah dicht, hetge-n ln geen 118 jaren gebeurd was. In Parijs en de omstreken de zer stad lieten 3500 menschen door de koude het leven. Geen wonder dat het lied eindigt met de bede:

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1933 | | pagina 16