Een groot Musicus herdacht
Wagner de verguisde.
De 50e sterfdag van Richard Wagner
Zaterdag 4 Februari 1933.
SCHAGER COURANT.
Derde blad. No. 9222
1883
13 Februari
1933
Wat misdeed Wagner in de oogen
van vele zijner tijdgenooten
Uit den levensloop
van den componist
TOEN Wagner reeds lang een veel
omstreden figuur was door
sommigen blind vergood, door
anderen even consequent ver
vloekt schreef hij: „Het is met mijn
leven heel vreemd gesteld. Wie het nauw
keurig nagaat, moet inzien, dat slechts
één begeerte er een voorname rol in
speelt: de behoefte aan rust en vrede
Daarentegen is mijn uiterlijke levensloop
zoodanig, dat de meest op avonturen ver
zotte zonderling zich geen andere had
kunnen wenschen."
Zoo teekent Wagner zelf de kwellende
strijdigheid van zijn willen en zijn moe
ten. Deze man, die tot de markantste per
soonlijkheden van de kunstwereld der
vorige eeuw behoorde, die geheel nieuwe
wegen insloeg en daarom verguist werd,
die een nieuwen vorm: het muzikale
drama schiep, zou dus volgens zijn ei
gen verklaring een rustelooze zoeker
naar rust zijn geweest.
Hij werd den 22sten Mei 1813 als ne
gende zoon van een politieambtenaar te
Leipzig geboren. Nadat zijn vader was ge
storven, kreeg zijn stiefvader „Geyer, een
Erich Klelber, directeur van de Berlynsche
Staatsopera, bfj wien de muzikale
leiding berust van Wagnerher-
denkingen te Amsterdam
en Berlijn.
veelzijdig kunstenaar, grooten invloed op
den ontvankelijken jongen. Richard liep
vrijwel voor alles warm, wat op muziek
of litteratuur leek. Al vroeg begon hij te
componeeren en zijn vlijt op school leed
daar nogal onder. Op zekeren dag zette
hij het zich in het hoofd, dat hij muziek
zou studeeren. Deze studie bestond aan
vankelijk in een uiterst losbandig leven.
Eindelijk gelukte het den voorzanger
Weinlig, den jeugdigen, zeer begaafden
losbol voor ernstig werk te interesseeren.
Zijn eerste ouverture viel als een bak
steen, maar met z'n C-dur symphonie, die
werd uitgevoerd onder leiding van Hein-
rich Laube, boekte hij een artistiek suc
ces. Dit leverde intusschen niet veel geld
op en Wagner trok de wereld in om te
6lagen.
In 1833 werd hij te Würzburg, waar zijn
•broer operazanger en regisseur was, diri
gent. Zijn eerste opera's „De feëen" en
„Het liefdesverbod", werden hier geschre
ven. Voor nadere bijzonderheden over
deze beide werken verwijzen wij naar het
desbetreffende artikel van Erich Kleiber.
Vermeld zij nog, dat Wagner te Würz
burg tien gulden per maand op
streek. Nadien was hij kapelmeester te
Lauchstadt, Maagdenburg en Riga en in
November 1836 trouwde hij met de too-
neelspeelster Minna Planner, die volgens
hem „uit het schmieren-millieu als een
heilige te voorschijn trad."
Te Riga liep het eindelijk ook mis; zijn
pogingen om zich daar door het schrijven
van krantenartikelen te bedruipen, faal
den en over Londen nam hij de vlucht
naar Parijs, waar hij zijn opera „Riënzi"
(naar den roman van Bulwer Lytton)
■wilde uitbrengen. Drie jaar bleef hij daar,
om dan tot de ontdekking te Komen, dat
„een arm musicus, die redelijke eischen
stelt", in Parijs geen kans heeft.
Op het titelblad der partituur van „De
vliegende Hollander", welk werk hij in
zeven weken vervaardigde, zette hij „Te
midden van nacht en ellendel Per aspera
ad astra. God geve het. R. W."
Ook schreef hij in dien tijd: „Ik ben
nog steeds dezelfde snuiter zonder geld
met mooie vooruitzichten Deze
mooie vooruitzichten bestonden in het hof
kapelmeesterschap te Dresden. De betrek
king kreeg hij inderdaad na hot sensa-
tioneele succes van „Riënzi", (op 20 Oc-
tober 1840 te Berlijn) en van „Ee vliegen
de Hollander" (op 2 Januari 1843 te Dres
den). Reeds in '42 was hij naar Duitsch-
land teruggekeerd.
Zeven jaar lang wijdde hij zich nu
aan een hervorming van tooncel cn orkest
en aan de opvoeding van het publiek. Hij
bereikte niet veel. Bij de opvoering van
„Tanhauser" in 1845 ontstonden al moei
lijkheden. Een voorstelling te geven van
„Lohengrin' bleek zelfs onmogelijk.
In 1849 was hii gedwongen Dresden te
verlaten, daar hij had deelgenomen aan
revolutionnaire bewegingen. Vijftien ja
ren zwerven waren van dit laatste het ge
volg. Hij trok eerst naar Weimar; hier
wist Diszt een uitvoering van „Lohen
grin" te organiseren. Daarop toog hij
naar Würzburg; vandaar begaf hij zich
naar Parijs, en vervolgens naar Londen.
Tenslotte vestigde hij zich in Zürich, ra
een verblijf te Bordeaux. Een te Zürich
wonende koopman, Wesendonk genaamd,
bood hem een tuinhuis in het park van
zijn villa als asyl aan. Voor 't eerst in
zijn leven betro Wagner een eigen, rus
tige en vredige woning.
In die periode heeft hij zijn grootste
daden op artistiek gebied verricht. Ge-
inspireerd werd hij o.a. door Mathilde
Wesendonk, de vrouw van zijn gastheer,
die hij zelf zijn eerste en eenige liefde
op het hoogtepunt van zijn levenswee
noemt.
Hij schreef in Zwitserland o.a.: „De
kunst en de revolutie", „Het kunstwerk
der toekomst" en „Opera en drama". Ook
de tekst ven de tetralogie „Der Ring des
Nibelungen* (Rheingold, Die Walküre,
Siegfricd, Gotterdair merung) werd hier
op papier gezet.
Door de jaloezie van zijn vrouw was
Wagner genoodzaakt Zürich te verlaten
en het zwerven begon opnieuw. Na Ve
netië, waar „Tristan und Isolde" werd
afgeschreven, kwamen Luzern, Parijs en
Weenen. Geen wonder dus, dat Wagner
de uitnoodiging van Ludwig II, koning
van Beieren, om naar München te komen,
met beide handen aangreep. De kun
stenaar, die al heel lang zwervensmoe
was, moet zijn tranen niet hebben kun
nen bedwingen,
toen de gelukstij-
ling hem bereikte
Op den 4en Mei
1864 stond hij
voor 't eerst van
aangezicht tot
langezicht tegen
over den Beier-
'chen vorst, die 3
jaar lang een van zijn trouwste vrienden
werd. Deze Ludwig was oen schoonheid
zoeker, die als 't ware was overrompeld
door 't, manucript van ,.Der Ring der
Nibelungen". Doch dezelfde mensch, die
als aestheticus Wagner's bewonderaar
werd, kon het als vorst niet verhinde
ren, dat zijn vriend aan de hofintriges
ten prooi viel.
Na de cafastrophe begaf de componist
zich opnieuw naar Zwitserland Ludwig
zorgde ervoor, dat Wagner geen finan-
cieele zorgen had. De laatste kon later
het huis Tribschen bij Luzern koopen.
Hans von Bülow, de knappe Wagner-di-
ngent, bewerkte, dat de roem van den
meester niet slonk.
Von Bülow's echtgcnoote Cosima
Liszt, (een dochter van Franz) werd
Wagners tweede vrouw. Het huwelijk
tusschen hen werd den 25sten Augustus
1870 voltrokken. Wagner had de lang ont
beerde geestelijke verzorgster gevonden.
Langzaam rijpte intusschen het plan,
om na zoovele artistieke tegenslagen een
apart theater in een bepaalde omgeving
op eigen bodem te stichten, teneinde het
Duitsche muzikale drama tot bloei te
brengen. Tenslotte werd dit denkbeeld
werkelijkheid. Den 22sten Mei 1S72 werd
op den heuvel van Bayreuth de eerste
steen gelegd van een Wagnerlheater.
„Parzifal", Wagners laatste werlc, is te
Bayreuth in het jaar 1882 niet minder
dan zestien maal opgevoerd. j
In 18°-3 ondernam Wagner oen reis
naar Venetië, om daar genezing te vin
den voor eenige kwalen. Op 13 Februari i
is hij daar door een beroerte getroffen.
Zijn stoffelijk overschot werd naar Bay- j
reuth vervoerd, waar het in den tuin van
zijn huis „Wahnfried" (waar zijn „Wah-
nen" „Fricdpn" vond) hegraven werd.
Over een tekort aan bekendheid heeft
Wagner op lateren leeftijd niet. te kla
gen gehad: over te weinig vijanden even
min. Zijn tegenstanders moet hij meer
hobben lief gehad dan zijn vergoders,
tenminste wanneer hij ernstig meende,
wat hij eens schreef over het genie: „Ge
lukkig is het genie, dat nooit geluk had.
Het is zichzelf zoo dierbaar. Wat. betee-
kent dan nog het geluk?"
„Kan je liegen? Nee.
Nu ben je verboden, veracht. Geen fat
soenlijk mensch
spreekt met je.
Dus: hoop steeds
dat je goede ge
nius je zooiets be
spaart Lach, wees
lichtzinnig, duld
en martel jezelf:
zoo wordt alles
nog goed. Droom!
Deze woorden werden echter geschre
ven vóór Bayreuth. Iloe t zij, Wagner
behoort thans tot de officieel erkende
genieën en zijn muziek zal wel geappre
cieerd worden, zoolang er raenschen le
ven. Sommigen zullen haar mooi vinden,
omdat de naam Wagner indruk op hen
maakt, anderen zullen haar liefhebben
om haar zelfs wil Misschien dacht de
muziekdramaturg, dien ieder fatsoenlijk
mensch thans herdenkt, bij het neer
schrijven van hetgeen wij boven aan
haalden, wel aan de eerste soort aanbid
ders, wier oor gewillig is, maar ook lang.
IN het nevengaand artikel, waarin
we Wilhelm Richard Wagners le
vensloop beschreven, werd niet
diep ingegaan op de oorzaken van
de talrijke artistieke teleurstellingen, die
de muziekdramaturg ondervond. Slechts
werd meegedeeld, dat zijn revolutionnaire
theorieën op allerlei gebied en de stijl in
zijn scheppingen hieraan debet waren.
Wat dan misdeed Wagner in dc oogen
van vele zijner tijdgenooten. Hij wilde
anders. Misschien steekt er waarheid
in het spreekwoord, dat alle verandering
geen verbetering is, Daar staat dan tegen
over, dat men onderscheid moet maken
tusschen „veranderen om kost wat het
kost iets anders te probeeren" en „alles
of veel ondersteboven gooien uit volle
overtuiging en met talent." Het is den
tijd gelukt, sommigen onzer te leeren, dat
Wagner voor velen niet alleen een ta
lentvol hervormer is en zal zijn, maar bo
vendien: een genie, een profeet, een rots,
waarop nog steeds gebouwd wordt.
Men kan het o.i. zijn tegenstanders
(vooral zijn contemporaine) niet kwalijk
nemen, dat zij er anders over dachten.
Het is hier niet de plaats, om uitvoerig
te herhalen, wat reeds zoo vaak is ge
zegd: Over smaak en ook over theoriëen,
levenshoudingen en daden valt niet te
redetwisten, want er is niemand die een
van ons in het absolute gelijk stelt.
Wie, die de zoo juist geuite opinie is
toegedaan, zal het dan den verbluften bui
tenstaanders euvel duiden, dat zij zich
meenden te moeten verweren tegen iets
nieuws, dat niet alleen de afstootende
eigenschap bezat nieuw te zijn. maar^
bovendien al het voorgaande benevens de
toekomst wenschte te verslinden?
Want het verleden gedeeltelijk weg te
vagen of nietig te verklaren en voor eeu
wig de heer der wereld te zijn, dat was
Wagners door intellect en sentiment ge
voede begeerte, waarvoor hij leed, streed
en schiep.
Hij verlangde, dat alle kunstvormen
tenslotte zouden overgaan in en versmel
ten met het door hem gecreëerde muziek
drama. Er. il Nauman zegt: „Wagners
Kunstwerk der toekomst" is niets anders
t' .n zijn muzikaal drama en zijnentwille
moet de architect hetgeen de toondichter
in allen ernst eischt, (men vergelijke zijn
verzamelde werken, derde deel) v. rta~:i
slechts Wagnertheaters bouwen, de beeld
houwer zijn levensdoel in niels anders
meer zoeken dan in de oruening der groe
pen, der mimiek, der gebaren en der dra
peering van de op het tooneel handelen
de en zingende personen, de schilder zich
alleen toeleggen op het decoratieschilde
ren en het aangeven der costumes, de
musicus een duizendjarige kunstbescha
ving overboord werpen." ,de dichter
eindelijk alle rhythmen en kunstvormen,
ontleend aan 't Grieksche volk, de eeuw
der renaissance en der moderne poezie
ter zijde stellen, om het stafrijm"
weer ten troon te verheffen."
Inderdaad: het is Wagner, die beweert,
dat de Grieksche beeldhouwer ons den
schoonen Griekschen mmsch „als een
versteende herinnering, als de mummie
der Hellenen" heeft overgeleverd. Elders
verklaart hij, dat de werken, die in de
De meester dirigeert.
toekomst geschapen zullen worden, „de
ons overgebleven rest Ier Grieksche kunst
tot een kermiskraam voor dwaze kinde
ren zullen maken."
In het bovenstaande werd een staaltje
van Wagners opvattingen gegeven. Zijn
uitmiddclnu.itige pers- nlijkheid mani
festeerde zich evenzoo in ziin muzikale
geestesproducten. Wagner brak met de
polvtematische stijl (het op den voor
grond stellen van vele thema's in één ver
band) zijner groote voorgangers en hield
zich aan den monothematischen vorm,
het „Leitmotiv" dat een bepaald karaktei
kenschetst onder alle omstandigheden,
ook b.v. wanneer de figuur, die dat ka
rakter belichaamt, niet op het tooneel is.
Hij keerde terug tot de afwisselende
rccitatieve voordracht der zangers, die
deoe dc toepassing der meerstemmig
heid in het ensemblewerk geheel was
verdrongen. Hij leverde geen balletten
op hestelling en verafschuwde de gebrui
kelijke libretti. Zelf schreef hij de tekst
voor zijn opera's en toonde zich hierin]
een groot dichter, een meester in het
kunstzinnig te pas brengen van het staf
rijm. Bovendien instrumenteerde hij an
ders dan anderen, zijn werk had een an
der tempo kortom het was voor den
aan het bestaande verslaafde gemiddel
den toehoorder volkomen ongenietelijk.
We laten thans enkele tijdgenooten
van Wagner aan het woord, die tegen
over dezen meester stonden als een bok
tegenover een hek. Het volgende b.v. is
een vriendelijkheid van den criticus
Hanslick:
„Op „De Nibelungen" verder te bou
wen is levensgevaarlijk, ofschoon niet
zoo moeilijk als menigeen denkt. Er is
daartoe een schitterende techniek noo-
dig, een groot talent, om te imiteeren en
zoo weinig mogelijk oorspronkelijke
ideeën."
Ook Nietsche, aanvankelijk Wagners
intieme vriend en zelf behoorende tot de
vooruitziende geesten in Europa, rebel
leert later tegen hem en wordt zijn ver
woede vijand. Hier volgen een reeks uit
spraken van Nietsche over den compo
nist:
„Wagner heeft geen werkelijk vertrou
wen in de muziek, hij haalt er verwante
ervaringen bij om haar een schijn van
grootheid te geven. Hij laat zijn hoorders
eerst sterke drank toedienen om ze dan
te doen gelooven, dat ze zich aan de mu
ziek hebben bedronken."
„Zijn meesleepende kracht is bovenma
tig, het walmt om hem heen van wie
rook, het misverstand, dat omtrent hem
bestaat, noemt zich „evangelie". Hij heeft
volstrekt niet alleen de armen van geest
overtuigd. Ik wilde het raam wel een
eindie open zetten Lucht! Meer lucht!"
„Het is de angst, dat men van Wag
ners karakters niet gelooft, dat zij leven:
daarom maken ze gebaren als van een
krankzinnige."
„Wagner is zeer verderfelijk voor de
muziek. Hij heeft verraden, dat het ook
een middei kan zijn om vermoeide ze
nuwen te prikkelen. Hij heeft de muziek
daarmee ziek gemaakt. Zijn gave om te
inventeeren neemt geen geringe plaats
-
-
'ik
'-J)
- t
Wagners tweede vrouw,
Cosima Liszt.
in temidden der methoden om de meest
uitgeputten weer overeind te drijven, de
halfdooden in het leven terug te roepen.
Hij is meester op de hynotiseurstruc, hij
werpt als een stier den sterkste omver."
„De schipbreuk van de laatste kunst
beleven wij. «Bayreuth heeft mij daar
van overtuigd.
Een andere revolutionnaire geest, die
Wagner met den grootsten twijfel aan
vaardde, was Hector Berlioz, zelf een
thans wereldberoemd toondichter. Wag
ners en Berloiz' werken verschenen
soms kort na elkaar en de publieke opi
nie zegt Alfred Srnst in „L'oeuvre
dramatique de H. Berlioz" heeft hun
namen vereenigd: „Voor oppervlakkige
geesten is het alles gelijk: Berlioz en
Wagner: het is: het onmogelijke, het on
begrijpelijke, het geraas van koper en
het geknars van snaren, het is de on
vruchtbare en ingewikkelde poging, het
is het ontbreken der melodie.
In weerwil van haar dwaling is de pu
blieke opinie in zeker opzicht helder
ziend. Zij heeft geralen, dat het hier
twee mannen van hetzelfde slag betreft,
die, hoe hun aard ook verschilde, beiden
revolutie maakten."
Het verdient vermelding, dat Wagner
zijn in Frankrijk arbeidenden collega
evenmin kon waarde eren en slechts een
maal, in een opwelling van edelmoedig
heid, schreef hij op d° eerste bladzijde
dor partituur van „Tristan und Isolde":
„Aan den grooten en geachtcn schepper
van „Romeo en Julia",, van den dank
baren maker van „Tristan en Isolde".
De bibliothèque nationale was in het
bezit van het stuk, waarin het autogram
voorkomt.
Uitmuntende geesten begrijpen elkaar
niet altijd. Op dm 14 den Maart 1861
schreef Berlioz een epistel aan Me
vrouw Masart. Daarin kan men o.m. het
volgende lezen:
„Ach, lieer in den hemel, wat 'n voor
stelling! Wat 'n lachsalvo's! De Parijze-
naar heeft zich gisteren van een abso
luut nieuwe zijde laten zien; hij heeft
gelachen om den slechten muziekstijl,
hij heeft gelachen om de kwajongensach
tige bok kesprongen van een dwaze or-
chestratie, hij heeft gelachen om de kin
derlijkheden van een hobo; eindelijk be
grijpt hij dan toch, dat er nog zoo iets
als stijl in de muziek is!"
Het gaat hier over de beroemde en be
ruchte opvoering van Wagners „Tann-
hauser" te Parijs.
Later is Berlioz ten opzichte van den
muziekdramaturg iets zachter gestemd
Hij bewondert het bruidskoor uit „Lohen
grin" en betitelt het voorspel van deze
opera zelfs als „fheesterwerk", maar hij
blijft vol bedenkingen.
„Als de school der toekomst zegt: Men
moet het tegengestelde doen, van hetgeen
de regels voorschrijven" aldus Ber
lioz „wanneer men genoeg heeft van
melodie, thema's, aria's, duo's, trio's,
stukken, waarvan het, thema zich op re
gelmatige wijze ontwikkelt', enz. enz.
„Wanneer de heksen uit Macbeth het bij
't rechte eind hebben, dat mooi afschu
welijk is en afschuwelijk mooi; wanneer
dat die inderdaad uiterst nieuwe religie
is, dan zal ik haar niet belijden. Ik heb
het nooit gedaan, ik doe het niet, ik zal
het niet doen.
Ik hef de hand op en zweer: Non
credo.
We gaven hier Berlioz geloofsbelijdenis
verkort weer.
Thans schrijven we 1933 en weer be
vinden we ons in Frankrijk.
Jean Mistler, de onder staatssecreta
ris voor dc schoone kunsten, "verklaart
aan Jules Sauerwein:
„We zullen a.1 het mogelijke doen om
Wagner op waardige wijze te herdenken.
Men ziet bij ons iets, wat in Duitschland
onmogelijk is: menschen, die twee uur
achter elkaar met religieuze geestdrift
de groote tooneelen van den Bayreuther
meester komen beluisteren en aan
schouwen, ook wanneer ze heel eenvou
dig worden gezongen door dames en hee-
ren in gewone kleeren. Sinds de beroem
de première van Lohengrin in 1891 heb
ben er welgeteld 1877 Wagneropvoerin-
gen plaats gehad, waar van 1114 voor den
oorlog. Het record staat op naam van
„Lohengrin", dat 518 representaties be
leefde."
Andere tijden... andere waardeering!
Eens was het Wagner, die verguisd
werd, nu is hij, evenals vele anderen,
die door onze voorouders werden bespot,
ons onmisbaar geworden. Anderen, die
over honderd jaren met vele statie her
dacht zullen worden, zijn thans de zon
debokken.