Arrondissementsrechtbank te Alkmaar Donderdag 9 Februari 1933. SCHAGER COURANT. Tweede blad. No. 9225 OOGONDERZOEK-INRICHTING grootste keuze bpilhohturen en glazen speciale reparatie-inrichting W. C. VAN GEELEN gediplomeerd opticien - refractionist laüezijde b40 tel. 26. schagen. OOGONDF P70C K GEHEEL* GPATIS. MEERVOUDIGE STRAFKAMER, Zitting van Dinsdag 7 Februari. Uitspraken 31 Januari Theodorus Joh. v. EU., varensgezel te Rotterdam, ge detineerd. Voortgezet misdrijf van diefstal, gepleegd te Helder; 1 Jaar gevangenisstraf voorw. met 3 jaar proef tijd en op te leggen bijz. voorwaarden, nader omschre ven. met last tot invrijheidstelling. Je laatste kans. zei de president. Joh. v. E., expediteur. Anna Paulowna. Hooger be roep vonnis kantongerecht Sohagen ter zake overtre ding Motor- en Rijwiel-wet. Bevestiging vonnis kanton rechter Sohagen. Corn. Sn., arbeider te Schoorl. thans in voorarrest. Op- liohting gepleegd te Bergen; 6 maanden gev. voorwaar delijk. met 3 proefjaren en op te leggen bijzondere voor waarden. Wordt ondergebracht in het „Hooge land". Eduard Corn. van W.. huisknecht zonder vaste woon- ©f verblijfplaats, thans in voorl. hechtenis; oplichting gepleegd te Alkmaar. 10 maanden gev. voorwaardelijk met voorloopige plaatsing in een hotel te Valkenburg, voorts met 3 proefjaren. E o o r n. FUNESTE GEVOLGEN VAN EEN VROOLLJK AVONDJE. In den nacht van 6 op 7 Augustus 1928 had zich te Behagen in de woning van den hoogbejaarden heer Pie- ter Ruig een luidruchtig gezelschap dames en heeren verzameld. De flesch ging naarstig rond en de vroolijk- heid verkreeg zulk een omvang, dat de nevenbewoner A- Schenk nogal tamelijk in zUn nachtrust werd ge stoord. Later bleek, dat het fuifje voor den ouden gast heer geen voordeelige gevolgen had opgeleverd, want hij miste een bedrag van f 610. waaronder ook een bank biljet van f 200. Een der genoodigden, den logementhou der en schelpenkoopman Arie Sp. oorspronkelUk wonen de te Hoorn, geraakte onder sterke verdenking van deze geldvermisslng meer te weten, vooral omdat hU kort nadien te Hoorn in een café een flapje van f 200 had gewisseld. Het scheen echter niet mogelijk voldoen de bewijsmateriaal te verzamelen en werd Arie Sp. ver der door de justitie niet meer lastig gevallen, tot als gevolg van famllieoneenigheld heden deze oude koe op nieuw uit de sloot werd gevischt en na hernieuwd on derzoek Arie Sp. op 20 December voor de Meervoudige Strafkamer versoheen om zich te verantwoorden ter aake de tegen hem gerezen verdenking zich ten nadeele van gemelden heer P. Ruig te hebben verrUkt met een bedrag van f 610, althans zooals de officier er met zijn gewone omzichtigheid bijvoegde, van f 200. Verschillende getuigen, wel een stuk of 8 werden ge hoord, doch de voornaamste in den persoon van bena- deelde was niet present. De oude mAn was ernstig ziek en het was niet uitgesloten, dat hU wel nimmer een standplaats achter het getuigenhekje zou plaats ne men. Na langdurige behandeling schoot de zaak al niet veel meer op dan een onzelleveheersbeestje op een teerton, en werd besloten, alsnog de oude heer Ruig in zijn eigen woning een verhoor af te nemen en de voort zetting geschorst tot nader, dat was dan tot heden. Ge hoord werden alsnu de heer A. Schenk, de' slapelooze buurman, die een en ander had kunnen afluisteren, be nevens de toenmalige commissaris Mr. Krabbe en de Majoor der rljksveldwacht E. P. H. Holema te Schagen Vporgelezen werd de overlijdepsacte van Pieter Ruig, de hoofdgetuige^ die op 7 Januari j.1. te Spljagen over leed en wiens mond dus voor eeuwig was verstomd. Een stem uit het graf. In zjjn plaats werd gehoord Mr. Krabbe, en het pro ces verbaal van het verhoor van den overledene gedu rende het vooronderzoek voorgelezen. Ruig had ver klaard. dat hij f 1000 of f 1200 had ontvangen van de Zaanlandschc Bank. Verdachte had hem dien avond nog om f 7.50 ter leen gevraagd en Ruig had geantwoord: Daar spreken we morgen wel over! Dien nacht had hij vrouw Kossen of Spel. naar het privaat geleid en toen hij terug kwam en in de kamer wilde terugkeeren, werd de kamerdeur tegengehouden en stond er blijkbaar iemand voor do deur. Toen Ruig later zijn geldkistje inspecteerde was het duidelijk dat er onbevoegde handen aan waren geweest Alles lag dooreen. Mr. Krabbe deelde voorts uit persoonlijke waarneming mede, dat de getuige, volkomen helder en bewust zijn verklaring had afgelegd. De verdachte bleef ook na de ernstige toespraak van Mr. Ledeboer, den president, ontkennen en insinueerde dat Ruig destijds veel omgang met getuige Schenk had en daarmede dikwerf dronk. Voorts werd nog eens gehoord de oude buurman. A. Schenk, wiens verklaring reeds bij de vorige gelegenheid uitvoerig door ons werd gereleveerd. Schenk was. zei deze, de dief niet. Hij wist er niets van. Hierop had plaats het verhoor van Majoor Holema uit Schagen. welke rijkspolitiecommandant, die mede- deelingen deed betreffende de situatie van het perceel, Nieuwstraat no. 114, destijds bewoond door wijlen Ruig en Schenk. Het was er bijzonder gehoorig. Gesprekken in een ander pterceelgedeelte konden gemakkelijk wor den waargenomen, zooals de Majoor zich persoonlijk hcid overtuigd. Verdachte ontkende' ijverig deze gehoorigheld, waarop de president opmerkte: Ik geloof dat je nu wat te veel wil bewijzen en nu bewijs je niets! Verdachte vertelde daarop dat men om iets in de woning van Ruig te hooren in de bedstee moest gaan en het oor tegen den wand moest houden om te verne men. wat ec naast gesproken werd. Dus je kende Ruig nogal tamelijk goed, zei de pre sident hierop lichtelijk sarcastisch. De heer officier, in de gelegenheid gesteld tot het houden van ziin strafpredicatie. vermeende goed te doen, het gebeurde nog eens uitvoerig de revue te doen passeeren. afgescheiden van het feit. wie nu aanleiding had gegeven tot het bezoek. Ruig of verdachte in Ruig's huisje, na een bezoek aan een café. Vast stond dat het gezelschap daar flink had gedronken en Ruig sterk werd geanimeerd om te drinken. Het geestrijk vocht werd hem zelfs in een kommetje voorgeschon- ken. In bijzonderheden ging daarop de officier na, wat er vermoedelijk in het huisje van Ruig in dien veelbe wogen nacht zich had afgespeeld. Het was duidelijk, dat Ruig uit zijn kamertje was gelokt en in dien tijd den slag werd geslagen. Later miste Ruig uit zijn geldkistje toch 610 gulden! De getuige Schenk was speciaal in het trappenhuis op den ladder gaan zitten, om het gebeuren bij buurman eens goed te kunnen beluisteren en hij had onder meer gehoord het gesprek dat verdachte met Ruig had ge voerd. waarin hij Ruig geld ter leen vroeg. In verband met andere verzwarende omstandigheden, het wisselen van een bankbiljet van f 200 te Hoorn, be nevens de royale manier waarop de steeds over weinig geld beschikkende verdachte, die zelfs f 160 wist te lee- nen van het edelmoedige armbestuur van Hoorn, in zijn geld scheen te zitten, benevens de latere uitlatin gen van familieleden, dit alles gaf den officier voldoen de motief 't feit wettig en overtuigend bewezen te ach ten. dat ook althans verdachte een greep uit Ruig's kistje had gedaan en te vorderen 1 jaar gevangenisstraf met last tot onmiddellijke gevangenneming, nu of al thans na de uitspraak. Mr. Verdoorn, rechtsgeleerd raadsman en verdediger van den verdachte, ging eveneens de feiten in het huisje van Ruig in extenso na doch in meer gunstigen zin voor zijn cliënt, dan de Officier had gedaan. Vast stond niet, vermeende verdediger, dat Ruig inderdaad f 1200 van dé Zaanlandsche Bank had ontvangen. Daar was geen onderzoek naar gedaan. Ook diverse andere punten, in het nadeel van ver dachte uitgespeeld, achtte pleiter niet bewezen, zooals door hem meer uitvoerig werd aangetoond en besloot pleiter zijn uitgebreid pleidooi met vrijspraak te con- cludeeren. De Officier leverde een pittige repliek en constateer de daarin onder meer. dat de vesdediging het in enkele punten van beteekenis met het Openbaar Ministerie' roerend: eens w»?. De -OfffcrVr dved-diverse -verschillen' aan verdediger cadeau, welke cadeautjes verdediger ech ter niet verlangde. j '0 Volgde natuurlijk dupliek en onnoodig te zeggen, dat' de onderscheidene standpunten onveranderd bleven. Termen tot gevangenisstraf vond de Rechtbank thans nog niet. A.s. week uitspraak. Nibbixwoud. EEN CHAUFFEUR. DIE. VOLGENS DEN KAN TONRECHTER NIET VOLDOENDE UIT ZIJN DOPPEN HAD GEKEKEN. Een 29-jarig vrachtrijder uit Nibbixwoud, de heer Petrus K., was door den Kantonrechter te Hoorn ver oordeeld tot f 20.boete of 20 dagen, omdat hij op 4 October op den Streekerweg onder Hoogkarspel met zijn vrachtauto rijdende, bij het passeeren van twee langs den weg staande wielrijders, waarbij hij naar links moest uitwijken, geen rekening had gehouden met een tegenligger, bestuurd door den heer W. Nug- ter, koopman te Avenhorn, die daardoor tegen £hn boom* opreed. De heer Nugter leed daardoor aan zijn wagen f 124 schade! Den veroordeelde smaakte dat vonnis niet en kwam in hooger, thans behandeld beroep. Hij beweerde dat de aanrijding tegen den boom pas plaats greep, toen appellant de twee wielrijders was voorbij gereden. Hij had voorts nog 2 getuigen voor zijn ontlasting mede gebracht. De heeren Stammes en Ruitenburg waren de praten de wielrijders, waarvan Stammes een voor appellant bezwarende verklaring aflegde. Veldwachter Wokke had opmetingen gedaan t- ©en schets gemaakt op en van de plaats des ongevals. De dames-getuigen a décharge, die zioh in de cabine by appellant bevonden, hadden den chauffeur niet af kunnen leiden, dat bleek heel duidelijk. Haar verkla ringen waren voorts niet belangrijk genoeg om den Officier af te brengen van het idéé, dat het gewezen vonnis moest worden bekrachtigd. Medemblik. VAARWATER MET ROTTE AARDAPPELEN GEPARFUMEERD. De 46-jarige arbeider Petrus R. te Medemblik, was door den Kantonrechter aldaar bedacht met f 2 boete of 2 dagen, omdat hij op 12 September j.1., in combi natie met zekeren heer Manshanden, een openbaar water had verontreinigd, door het inwerpen van een twee-oorige mand met rotte aardappelen. Dit was ge constateerd door Majoor v. d. Schans zelve. De veroordeelde scheen echter te vermeenen, dat aan Manshanden alléén de eer toekwam en teekende tegen het vonnis hooger beroep aan. Ook thans bleef appel lant zich aan die meening vastklemmen, doch de ver balisant week geen duimbreed af van het door hem opgemaakte proces-verbaal en overlegde ter nadere verduidelijking ook nog een schetskaartje. Verdachten hadden aanvankelijk heelemaal niet tegen de bekeuring geprotesteerd, toen hij hen de bekeuring aanzegde. Desniettemin bleef appellant op zijn standpunt staan, geen strafbare handeling te hebben verricht. De getuige v. d. Jacht, die als 'n slappe vaatdoek gezellig over het getuigenhekje hing, verklaarde, dat alléén Manshanden zich met de plechtigheid der uit storting had belast. De Officier zweefde, beeldsprakig gesproken, tusschen lucht en water, doch ontkende niet de mogelijkheid dat appellant gedeeltelijk de behandeling mede had ge pleegd en vorderde mitsdien bevestiging. Het laatste woord heeft nu de meervoudige strafkamer. Alkmaar. DE COLLEGIALITEIT WAS HIER MET EEN LANTAARNTJE TE ZOEKEN. Vrijdag 18 September had in den namiddag op den Hoeverweg onder Alkmaar een aanrijding plaats tus schen twee auto's van vrachtrijders van Alkmaar op Egmond aan Zee. De wagen van den heer Rijer Wijker werd aistoen onder het voorbijrijden op zij en in een kuil geduwd, zoodat assistentie moest worden gehaald om het vehikel weer vrij te krijgen. De heer Wijker vermoedde al of niet ten onrechte, dat aan het ge beurde een zekere animositeit ten grondslag lag en deed aangifte, met gevolg dat collega Willem G. werd schuldig verklaard en veroordeeld tot een geldboete van f 40 of 40 dagen. Door verdachte werd weliswaar eenig opzet' ontkend, doch het in de nabijheid wande lende echtpaar Biermande Munck had de aanrijding gezien en legde een verzwarende verklaring af. zoodat het verweer van verdachte werd uitgeschakeld. De heer Willem G., die niet in het vonnis wenschte te berusten, kwam in hooger beroep, waarvan heden behandeling. Dezelfde getuigen als in eerste instantie waren ook thans gedagvaard, alsmede een getuige a décharge in den persoon van den heer A. Gut, een ouderen broeder van den appellant. De- zaak is voor onze lezers en ons een wandeling op derf bekenden xfreg. Verdachte wist niets van de aan rijding en had geen signaal van Wijker gehoord. Rjjor Wijker en de heer en mevrouw Biermande Munck verklaarden als in eerste instantie. Niemand kon echter pertinent verklaren, dat appellant achter het stuurrad had gezeten. Broeder G. kon echter even min zeggen, dat hy op tijd en plaats vermeld, de vrachtauto had bestuurd. Had zelfs geen rijbewijs! De Officier verklaarde zich homegeen met de pro cessen-verbaal van politie en kantongerecht en vroeg bevestiging van het z. i. juiste vonnis. Alkmaar. EEN NIEUWSGIERIGE KRAAMVERPLEEGSTER NAAR EEN BOERDERIJBRAND. DIE ZELF TE „HEET" GEBAKERD WAS. Op 23 Juli '32 was er aan den Westdijk, nabij den Bloemendaalschen weg brand uitgebroken in een boer derij en de te Alkmaar woonachtige kraamverpleegster Marie R. gevoelde zoo'n intense belangstelling voor dit sensationeele schouwspel, dat zij haar rijwiel be steeg en in 'n flink vaartje op de plek des onheils los spurtte. In haar haast om toch vooral niets te missen, kwain zij in aanrijding met een bejaard wielrijder, den FEUILLETON. 27. Peggy verliet de kamer en Richards ging tegenover zijn bezoekster zitten. ..Ik geloof, dat wij jaren geleden al kennis gemaakt hebben", hervatte mevrouw Herbert het gesprek, „of schoon u zioh mij wel niet meer zult herinneren." Riohard's gezicht kreeg een onthutst-verbijsterde uit drukking; hij staarde zijn bezoekster aan alsof hij ver geefs trachtte te bedenken wie zij wel mooht zijn. „Ik ken uw naam niet." zei hij eindelijk. „Ik ben de weduwe van kolonel Arthur Herbert." klonk het .die al zeventien jaar dood is. Wij waren op onze huwelijksreis in Italië, nu vyf en twintig jaar ge leden en wy ontmoetten..." „Ik ben nooit in Italië geweest", viel Riohards haar eoherp in de rede. „Dan moet ik mij vergissen." antwoordde mevrouw Herbert op haar bedaarde manier. „En het is waar dat de heer. die zoo buitengewoon veel op u leek. anders (heette. Het is overigens wel heel merkwaardig, dat ik tezelfdertijd met mevrouw Greenfield kennis maakte en dat de heer. dien ik bedoel, veel in haar gezelschap was. Ik hoop, dat u het mij ten goede zult houden, dat Ik in de war ben geraakt door zulk een vreemden samenloop van omstandigheden." „Heeft u mevrouw Greenfield in de laatste jaren nog ontmoet?" informeerde Richards. „Ik heb haar sedert dien nooit meer gezien of gespro ken." was het antwoord, „maar ik heb een portret van baar gezien en ik herkende het onmiddellijk. Ik heb ook heel veel gehoord omtrent haar leven sedert onze kennismaking en het deed mij genoegen te hooren. dat bet, tot enkele maanden vóór haar dood rustig en ge lukkig is geweest en dat enkele van haar vroegere moeilijkheden geweken waren." Riohards scheen die heele uiteenzetting te negeeren n vroeg op een toon, alsof hij een cliënt te woord nd: 'n waarmee kan ik u van dienst zijn, mevrouw Her- „In de eerste plaats zou het mij groot genoegen doen, wanneer u uw dochter wilde toestaan met mij mee te rug te gaan naar Wetstones om daar een poosje te lo- geeren. Ik kan haar dan op mijn terugreis uit het Noor den, over veertien dagen ongeveer, komen halen. Zoo als u waarschijnlijk weet, helpt meneer Greenfield Lord Caradoc, die bijzonder op hem gesteld is; bij zijn weten schappelijk werk en hij zal waarschijnlijk een maand op Wetstones blijven. Lord Caradoc en zijn dochter zouden het bijzonder op prijs -stellen uw dochter een tijdje bij zioh te hebben en ik persoonlijk zou mijn beste zorgen aan haar wijden." „Mag ik u vragen waarom u wenscht. dat mijn doch ter op Wetstones komt?" Mevrouw Herbert toonde niet de minste verbazing bij deze eigenaardige vraag. „Waarom?" herbaalde ze. „Ik meen. dat ik dat vol doende duidelijk heb gemaakt. We hebben van meneer Greenfield zóóveel goed en liefs over haar gehoord, en hij is zoo bijzonder op zijn „zusje" gesteld, dat wij haar graag by ons zouden hebben, terwijl hij er nog is." „Dat is heel vriendelijk van u. maar ik vrees dat ik de uitnoodiging niet voor haar kan aannemen." ver klaarde Richards. „Mag ik u op mijn beurt vragen, wat u er tegen hebt dat zij komt?" vroeg mevrouw Herbert Richards omvatte in een verduidelijkend handgebaar het eenvoudige meubilair van de kleine kamer. „U ziet hoe wij hier leven en behuisd ziin. Het zou haar uit haar sfeer nikken, als zij op een landgoed als Wetstones ging logeeren." „Kent u Wetstones?" was mevrouw Herbert's volgen de vraag. „Iedereen kent het van naam..' antwoordde hij. „Ik ben een man-van zaken en heb gelukkig niet te klagen, maar het zou niet gepast zijn dat de dochter van iemand in mijn positie op het kasteel van een edelman logeert." „Wij leven heel eenvoudig", voerde mevrouw Herbert hiertegen aan. „en ik ben overtuigd, dat uw dochter zioh volkomen op haar gemak bij ons zou voelen. Ik hoop dan ook. dat u op uw besluit zult tei-uglcomen." ,.U moet zich niet met die hoop vleien," klonk het beslist, „maar dat neemt niet weg, dat ik u zeer ver plicht ben voor uw vriendelijke uitnoodiging." Mevrouw Herbert keek hem strak aan en ofschoon hy haar oogen niet ontweek, was het duidelijk merk baar. dat hij zich niet op zijn gemak voelde onder haar blik. „Er is nog iets. dat ik graag met u wilde bespreken", ging de bezoekster voort. „Vermoedelijk bent u op de hoogte van de positie, die ik in de familie van Lord Caradoc inneem; sedert den dood van mijn man heb ik altijd bij hen gewoond en Lord C&radoc'a dochter heeft geen andere verzorgster gekend dan mij; ze beschouwt mij in alle bescheidenheid gezegd in veel opzich ten als haar moeder. Dat zal u verklaren waarom ik zooveel belang stel in het aanzoek, dat George Green field aan Lord Caradoc. om de hand van zijn dochter gedaan heeft." Ridhards ontstelde ziohtbaar. „Wil George Greenfield met de dochter van Lord Caradoc trouwen?" riep hij uit. „Ja. Heeft hij u daar niets van verteld?" „Neen", antwoordde Richards en hij voegde er bij: „Waarom zou hij mij dat gezegd hebben?" „Me dunkt, dat dit nogal voor de hand ligt", was me vrouw Herbert's wederwoord. „Zooals ik al zei. is Lord Caradoc bijzonder op George Greenfield gesteld en ik durf zelfs beweren, dat hii hem als schoonzoon zeer welkom zou zijn. wanneer het geheim van zijn geboorte voldoende opgehelderd werd. En meneer Greenfield heeft ons verklaard, dat u de eenige bent, die dat ge heim kent. En zoolang u niet verkiest dat mysterie te ontsluieren, is deze jongeman, die het leven zoo goed en flink begonnen is. en die i-eeds zooveel presteert zonder de voordeden van hooge geboorte of goede con necties om hem in het zadel te zetten, gedoemd een brandmerk te dragen, ongetwijfeld volkomen onver diend." „Wat voor brandmerk? Wat bedoelt U?" „Ik bedoel dat. hoe 'n hoogen dunk Lord Caradoc ook moge hebben van zijn persoon en karakter en die opinie is werkelijk niet gering en hoe bereid hij ook moge zijn alle standsoverwegingen terzijde le zetten, hij het niet met zijn plicht en geweten overeen zou kunnen brengen de hand van zijn dochter te geven aan iemand, ten opzichte van wicn met de mogelijkheid rekening moet worden gehouden, dat hij geen wettig kind is." „George Greenfield is geen onecht kind", antwoordde Riohards onmiddellijk. „Hoe kan hy Lord Caradoc daarvan het bewijs leve ren? Hij weet niats omtrent zijn geboorie." „Te zijner tijd zal hii alles weten." „Te zijner tijd?" herhaalde mevrouw Herbert. „Wan neer zal dat zijn? Volgende week of over tien jaar. of na uw dood? Is het rechtvaardig een man van zijn leef tijd en bekwaamheden omtrent zulk een gewichtig punt in het onzekere te laten?" „Ik heb hem beloofd, dat hij de waarheid vernemen zal." hield Riohards vol. „Ik heb hem nooit gezegd wan neer dat zal zijn en ik zal niet spreken vóór de tijd gekomen is." Er volgde een lange pauze en het duurde een heelen tijd voor het stilzwijgen, dat langzamerhand drukkend begon te worden, door mevrouw Herbert werd verbro ken met de woorden: „Ik geloof dat ik het geheim van George Greenfield's geboorte ken." Amsterdamschen 60-jarigen koetsier A. van Westrop, die daardoor werd omvergeworpen en zelfs gevaar liep door een aankomenden Ford verder en meer afdoend te worden bewerkt. De kraamverpleegster, die behalve voor het „komende", ook voor het „gaande" geslacht voldoende belangstelling koesterde om niet onverschil lig door te rijden, bleek na waarschuwing bereid, de aan het rijwiel toegebrachte schade te vergoeden en. gaf een adres op, waar de reparatie kon geschieden. De oude heer Westrop bracht daar dan ook zijn ge havende fiets heen. De reparatie bedroeg f 25, doch toen hij bij mej. R. om dit bedrag aanklopte, deed zij of haar neus bloedde en moest Westrop zijn rijwiel bij den reparateur, diens leus natuurlijk was: „aftikken", achterlaten. De verpleegster werd na gedane aangifte, op 21 Oct. bij verstek veroordeeld tot f 12 boete of 12 dagen plus vergoeding der toegebrachte schade ad f 25 welk vonnis na gedaan verzet op 18 Nov., waarbij alle sohuld werd ontkend, werd bekrachtigd. Het meisje nam daarmede geen genoegen en werd nu heden deze scène nog eens gerepeteerd voor de meerv. strafkamer. Ook heden ontkende mej. Marie alle schuld. Zij had niets gemerkt van eenige aanrijding, welke dan ook! Overigens geen veranderingen. De schade was nu aan Westrop voldaan, dat was het eenig- ste en beste nieuws. De Officier wist ook niet wat het goede kind wilde en vroeg bevestiging van het vonnis. WAT BEROEMDHEDEN MEEMAKEN. Immanuel Kant, de groote philosoof, was ook by de Koningsberger burgers, die niets van zijn filo sofie begrepen, geliefd om zijn zin voor orde en regel maat. Hij was een soort tijdsein: de klokken werden gelijk gezet, als hij voorbijkwam. In de herberg was een bepaalde plaats voor hem gereserveerd en kreeg hij bepaalde spijzen want ook een groot wijsgeer heeft nog wel eens een lievelingsgerecht. Laat nu op zekeren dag, vijf minuten voor Kant's aankomst in de herberg, een vreemdeling verschijnen en zich op de plaats van den filosoof neerlaten. De waard durfde niets te zeggen, omdat de tyden niet bij zonder goed waren en de gast dure dingen bestelde. Kant nam de excuses van den herbex-gier onmiddellijk aan en ging tegenover den vreemdeling zitten. Alles verliep uitstekend, totdat de hotelier een schaal jonge kropsla op tafel zette: Kant's lievelingsgroente. De gast, die buitengewoon schrokte, trok zonder iets te zeggen- de schaal naar zich toe, bestrooide den Inhoud met peper en zei: „Sla eet ik het liefst met peper." Nu verloor Kant toch even z'n zelfbeheersching. Hij trok de schaal energiek terug, goot er zijn tabaksdoos boven leeg en zei: „En ik eet ze het liefst met snuif tabak, maar vandaag heb ik geen trek!" Dien dag was Kant drie minuten vóór. H. W. P i o k, de bekende Engelsche meteoroloog bracht een paar jaar geleden z'n vacantie op het land door en onderhield zich daar met de boeren. Op. zeke ren dag was het prachtig weèr en Pock begon het ge sprek met een ouden boer aldus: „Mooi weer, hè?" „Jawel, maar vanmiddag hebben we onweer." Piek haalde direct z'n opschrijfboekje voor den dag om dat antwoord te noteeren en zei: „Dat weet U zeker uit de practyk, niet? Waar ziet U dat aan?" „Nergens aan: maar gisteren hebben ze het door de radio gezegd en vanmorgen stond het nog eens in de krant ook." Prof. Piecard was vooral in zijn jeugd, erg ver strooid. Eens kwam hij verkleumd en verkouden aan by menschen, die hem met Kerstmis te logeeren had den gevraagd. „Hoe kom je zoo verkouden?" vroeg de gastheer. „Er was een ruit stuk van de deur van de coupé, waarin ik zat en mijn plaats was juist vlak bij dat gat." „Waarom heb je dan niet een ander, die er beter tegen kon dan jij, gevraagd of hij met je van plaats wilde verwisselen?" „Dat ging niet: ik zat alleen in het compartiment." „Het is onmogelijk, dat buiten mijzelf iemand het kent," antwoordde Richards scherp. Maar ofschoon hij op bruusken toon sprak, stond er bezorgdheid op zijn gezicht to lezen. „Misschien gebruiken wij het woord kennen in ver schillenden zin", hernam de bezoekster. „U zult wellicht zeggen, dat ik de geschiedenis van zijn geboorte alleen maar raad. evenals andere dingen. Dat mag u gerust doen, maar gelooft u werkelijk dat u uw geheimen zoudt kunnen bewaren, als ik mijn vermoedens aan anderen meedeelde?" Richards stond op. „Als u uw vermoedens aan iemand buiten deze kamer mededeelt." klonk het, „zal het ge heim van George Greenfield nooitgeopenbaard wor den." „U bedoelt dat u de bewijzen vernietigen zult", merkte mevrouw Herbert, geenszins uit het veld geslagen op. „Zoudt u het aangenaam vinden de rest van uw lever, in de gevangenis door te brengen, meneer Richards?" De man keek haar van onder zijn zware wenkbrauwen met fonkelende oogen aan... er was bepaald iets gevaar lijks in zijn blik op dat moment. „Wat weet u precies?" vroeg hy ruw. Toen kwam mevrouw Herbert met haar ultimatum voor den dag. „Wat ik weet of vermoed, als u het liever zoo noemen wilt. zal ik een maand, van vandaag af gerekend, ab soluut voor mij houden. Dat zal u tijd geven aan al deze geheimzinnigheid een einde te maken en de heele aan gelegenheid naar behooren te regelen. Ik zal voorloopig zwijgen, omdat ik, als het niet absoluut noodig is, liever niet gemengd word in de opschudding, die van eventu eel gedwongen onthullingen het noodzakelijk gevolg zouden zijn. Bovendien is er mij aan gelegen u, terwille van uw dochter en van den jongeman, die van haar houdt, niet in moeilijkheden te brengen. U ziet. dat ik heel wat geheimen ken! Ik beloof u dus voorloopig niet op eigen gelegenheid stappen te doen om het raadsel op te lossen, maar ik moet een kleine voorwaarde stel len." „En die is?" „Dat uw dochter met mij mee gaat naar Wetstones, als ik op mijn terugreis in Glasgow kom." „Zij kan gaan, als zij lust heeft", stiet Richards on willig uit „Dan wilt u misschien wel zoo vriendelijk zijn uw dochter bij mij te sturen, om het een en ander af te spreken", verzocht mevrouw Herbert onverstoorbaar. Richards verliet de kamer zonder verder een woord te zeggen. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1933 | | pagina 5