V
V
IK AA AR KLEI
EEN LUCHTBALLON STIJGT OP.
En hoe Klaas van Dongen mee de lucht
inging,
door
GERARD VALK.
Reeds dagenlang werd er in Zwart-
broek over het groote feit gesproken. De
beroemde luchtballonvaarder Wolkbre
ker zou Zaterdagmiddag met zijn lucht
ballon op de gemeenteweide opstijgen.
Vliegmachines kwamen bijna dagelijks
over het dorp gevlogen, omdat het juist
aan de luchtlijn AmsterdamBer
lijn was gelegen. Maar een luchtballon
die zonder motorgeronk zoo statig door
de lucht kon zweven, die werd maar heel
zelden gezien.
Je begrijpt, dat ook op school de groote
gebeurtenis met spanning werd tegemoet
gezien en Vrijdags had de schoolmeester
groote moeite de aandacht van de kin
deren bij hun werk te bepalen. Om vier
uur moesten wel vier jongens schoolblij
ven. die allemaal 50 regels moesten schrij
ven: ,.Ik mag in de klas niet over den
luchtballon praten." Dat was niet plezie
rig voor deze jongens, die anders voordat
ze naar huis gingen fijn krijgertje konden
spelen. En nu beliepen ze ook nog de
kans straks van vader of moeder een ge
ducht standje te krijgen. Maar dit alles
kon natuurlijk hun gedachten niet af
brengen van het groote gebeuren.
Vrijdagsavonds kwamen twee groote
vrachtauto's het dorp binnenrijden. Zij
brachten den nu nog ongevulden ballon
mee. het mandje voor den luchtvaarder
en buizen met gas. dat vóór de opstijging
in den ballon zou gepompt worden.
Voor het logement ..De Gouden
Leeuw" hielden de vrachtauto's stil. In
een van de auto's was de luchtvaarder
Wolkbreker zelf meegekomen. Al spoe
dig verbreidde zich het nieuwtje van de
komst van den luchtvaarder door het
dorp en een half uur later stond het
voor het logement zwart van de jongens
en meisjes, maar ook van de ouderen.
..Zeg, Klaas, kan jij zien wat er onder
dat dekzeil is verborgen?" vroeg Piet
Verschoor aan zijn kameraadje Klaas
van Dongen, die bezig was een tipje van
het zeil op te lichten.
,,Nou Piet, ik geloof, dat hieronder de
mand ligt".
„Is ie erg groot?"
„Dat kan ik zoo. niet zien. want hei
is pikkedonker onder het zeil."
Even later kwamen de chauffeurs, die
gegeten en gedronken hadden, naar bui
ten en sloegen de motoren van hun wa
gens aan.
Daar richte zich één van hen tot Klaas
van Dongen: ..Zeg. jongen, kun je me
ook zeggen hoe ik het vlugste naar de
gemeenteweide kan rijden?"
„Nou meneer, dat kan ik zeker, maar
als ik mee mag rijden, dan kan ik het u
nog gemakkelijker vertellen."
De chauffeur vond dat best en had
er zelfs geen bezwaar tegen, dat ook zijn
vriendje Piet Verschoor mee ging.
Wat voelden die twee zich grootsch
en uitdagend lachend wuifden zij naar
de kinderen, die voor het logement ston
den. „Fijn hé, mee te mogen rijden in de
auto van den luchtballon." zei Piet.
„Heerlijk", beaamde Klaas, „maar ik
zou het toch nog veel fijner vinden als
ik in den ballon mee naar boven mocht." i
..Zou je dan niet bang zijn zoo hoog
de lucht in. te gaan. veel en veel hooger
dan de toren hier uit het dorp?" vroeg de
chauffeur.
„Nee hoor. ik zou best durven, ik ben
heelemaal niet bang, ik ben zelfs wel
eens op het dak van ons huis geklommen
toen we onzen voetbal er boven op ge- j
schopt hadden."
„Maar ook al zou je durven, dan zou
het nog niet gaan. want de luchtvaarder
Wolkbreker gaat altijd alleen in zijn
mand omhoog."
„Kan de ballon dan niet meer men-
schen dragen?"
„Dat wel, je weet misschien, dat een
luchtballon altijd heel veel ballast mee
voert. dat door den luchtvaarder uitge
worpen wordt om te stijgen. En die zak
ken zand wegen veel meer dan een paar
menschen."
Klaas en Piet vonden deze mededee-
lingen natuurlijk erg interessant. In een
wip waren zij op de gemeenteweide.
Daar was natuurlijk nog niemand, zelfs
de veldwachter niet. Klaas en Piet wa
ren de eenigen, die van het afladen van
den ballon getuige waren.
„Er is best plaats voor wel vier men
schen." meende Klaas, toen hij de mand
zag, die veel grooter bleek te zijn. dan
hij gedacht had.
Nadat met het afladen was begonnen
kwamen langzamerhand heel wat men
schen kijken waaronder ook oude Arie.
die in het dorp zoo'n beetje als nacht
waker fungeerde. Oude Arie moest het
toezicht op den ballon houden.
Toen de duisternis inviel was alles
uitgepakt en mochten Piet en Klaas met
de vrachtauto's weer mee terugrijden, j
Klaas kon dien avond moeilijk den
slaap vatten, hij dacht slechts aan het
opstijgen van den ballon. Wat zou hij
graag meewillen. Maar daar was natuur
lijk niet de minste kans op.
Toen Klaas en Piet Zaterdag uit
school kwamen holden zij naar de ge
meenteweide. waar de ballon in witte,
blanke pracht in het zonnelicht schitterde,
zachtjes op en neer geschommeld door
den wind. Er stonden al heel wat men
schen te kijken, die door den veldwach
ter op een flinken afstand van den bal
lon werden gehouden. Maar Piet en
Klaas zagen de chauffeurs van de vracht
auto's en wisten zoo dicht bij den ballon
te komen. Wat was dat een prachtig
gezicht en hoe geweldig groot was de
ballon. Hoe klein leek nu weer het mand
je bij den grooten ballon vergeleken.
Om vier uur zou de opstijgiög van den
ballon plaatsvinden. Er waren wel dui
zend menschen op de gemeenteweide
aanwezig en Klaas en Piet waren vlak
bij den ballon. Zelfs de veldwachter ver
joeg hen niet, want ze mochten met de
groote mannen de touwen van den ballon
vasthouden. De luchtvaarder stapte nu
in zijn mandje. Het groote oogenblik was
gekomen. Zoodra hij „los" zou roepen,
moest iedereen de touwen loslaten.
De laatste spannende seconden...
Iedereen stond gereed om de touwen
dadelijk los te laten. Daar klonk het be
vel: „Los". Bijna gelijktijdig maakte de
ballon zich van de aarde los.
Maar tegelijk klonk ook een angstig
geschreeuw en voordat iemand er ook
iets aan kon doen, ging Klaas van Don
gen mee de hoogte in. hij scheen ver
ward te zijn in de touwen Het publiek
was met ontzetting vervuld. Daar hing
een kind tusschen hemel en aarde. Als
hij zou vallen zou hij zeker morsdood
zijn. Men kon echter de luchtvaarder
nog hooren schreeuwen: „Hou je stevig
vast".
Beneden zag men hoe de luchtvaarder
het touw. waaraan Klaas verward was
binnen haalde. En het scheen hem wer
kelijk te lukken. De jongen kwam steeds
dichter bij het mandje. Maar de ballon
ging steeds hooger en men kon de per
sonen nauwelijks meer onderscheiden.
Iemand, die een verrekijker bij zich had.
wist eindelijk te zeggen, dat Klaas in het
mandje geheschen was. Toen steeg er
wel een zucht van verlichting op uit de
toeschouwers, maar gerust was men nog
niet.
De ouders van Klaas wachtten met
angst af wat er gebeuren zou. maar de
nacht ging in zonder dat er nog iets van
de daling bekend was. En de wind was
daarbij nog opgestoken ook! Stel je eens
voor. dat de ballon in zee zou terecht
komen, of dat hij zou uiteenbarsten, dat
waren de gedachten, die hen door het
hoofd spookten.
Er heerschte den volgenden ochtend
een gedrukte stemming in het dorp. Er
was nog steeds geen bericht binnen van
den luchtballon. Eindelijk tegen den
middag kwam de mededeeling door de
radio, dat de ballon zonder ongelukken
in Duitschland gedaald was. Het gezin
van Dongen ademde verlucht op. of
schoon moeder Van Dongen zich toch
nog bezorgd maakte over den grooten
reis. die haar Klaas nog zou moeten on
dernemen alvorens in Zwartbroek terug
te komen.
Wat Klaas bij zijn onvrijwillige lucht
reis meemaakte en over zijn verdere lot
gevallen, vertel ik jullie een volgende
keer.
EEN BLADWIJZER.
Een mooie bladwijzer is
een sieraad voor elk boek.
Hoeveel tijd wordt er dik
wijls niet verknoeid met
het zoeken naar de juiste
bladzijde! Wij moesten
eigenlijk in elk boek zulk
een bladwijzer hebben lig
gen. Ook de onderwijzer
op school zal het slechts
genoegen doen. wanneer
we dadelijk de goede
plaats in de schoolboeken
kunnen opslaan. Daarbij
vermijden ze de hatelijke
ezelsooren. Hoe dikwijls
hebben wij ons reeds geër
gerd, wanneer wij uitge
leende boeken met ezels
ooren terug ontvingen.
Wij maken daarom enkele bladwij
zers tegelijkertijd en vragen daarvoor
aan moeder overgebleven resten van
stevige stoffen, als het kan peau de
pêche. Ook uit oude vilten hoeden kan
men deze bladwijzers heel goed maken.
En tenslotte wordt er een aardig figuur
tje op geborduurd.
O, was 'k maar niet zoo vreeslijk groet,
Slechts enk'le centimeters hoog.
Dan kon 'k in 't kleinste muizengat.
Waarin 7c me mak'lijk dan bewoog.
Dan zou ik bij de plekjes loeren.
Waar de vlugge haasjes zijn,
'k Zou samen met de kleintjes spelen
En zong met hen een leuk refrein.
Bij de eekhoorns in de boomen
Ga ik op een notenmaal te gast
Ik schommel in de hooge kruinen
Als het regent, dat het plast.
De kikker in het groene slootje
Zal mij roepen in zijn huis van slijk
Maar 'k zit liever in een bootje.
Dan benee in 't vieze kikkerrijk.
COS1.
DE DWAALTUIN.
Deze dooreengestrengelde vierkanten
en rechthoeken maken een regelmatigen
indruk. Maar deze lijnen zijn de platte
grond van een heel moeilijken dooltuin.
De opgave is nu, te trachten alle wegen
te doorloopen. zóó dat elk weggedeelte
slechts éénmaal wordt gebruikt en ner
gens een reeds betreden weg mag ge
kruist worden. Probeer het maar eens
met een potlood. Het is heusch nie» zoo
gemakkelijk als het er uitziet.
EEN ZWEMMENDE VTSCH.
Een aardig spelletje is de papieren
visch. die in het water zwemt. Ze wordt
uit gewoon schrijfpapier geknipt en plat
op het water gelegd. Dan neemt men een
oliekannetje, laat een druppeltje olie in
de middelste ronde opening (in zwart op
de teekening aangegeven) vallen en al
dadelijk gaat de visch met een tamelijke
snelheid zwemmen.
KONINGIN LENTE.
Op een goeden dag zegt oude Vader
Winter: „Wat is dat nu? De ijskegels
aan mijn baard beginnen te smelten. De
sneeuw op mijn mantel smelt ook al. Wel.
wel, dat wordt hier ongezellig, dat is
niets voor mij. hoor! Je krijgt er nog
rheumatiek van. van al die nattigheid!
En kijk me daar nu eens zoo n brutale in
dringster staan, voorwaar een sneeuw
klokje. En nóg eenNu wordt het
toch tijd voor mij. om mijn biezen te pak
ken. en naar het Noorden te trekken."
Zoo moppert de oude Vader Winter, als
het tegen de Mei-maand aanloopt. Brom
mend in zijn druipnatte baard, pakt hij
den grooten. witten zak. waar hij de
sneeuw uit schudt, op den rug. en strom
pelt haastig weg naar de Noordelijke
streken, naar 't rijk van de Sneeuw-
Koningin.
Haast je, haast je, oude brompot, met
je witten mantel en je ijskouden adem!
Hoor je het niet. die muziek in de verte?
Daar houdt de Lente-Koningin haar blij
den intocht in het land. Duizenden, dui
zenden vogels vliegen vooruit, als herau
ten. Zij zingen en piepen en tjilpen en
kwaken en klepperen allen om het
hardst, al die lijsters, zwaluwen, wilde
eenden, ooievaars en honderden andere
vogels meer. Dan volgen de bloemen-
elven en de planten-feeën, in een onaf-
zienbaren stoet. Daarboven ^artelen de
lucht-elven. die een heerlijken zoelen.
geurigen lentewind brengen. Eindelijk
komt de Lente-Koningin in haar wagen,
zóó schitterend, dat hij wel van zonne
stralen schijnt gemaakt te zijn, eq voort
getrokken door een heele zwerm prach
tige bonte vlinders. En alle elven zingen,
oo mooi en zoo blij. dat alle menschen,
die dat hooren. de huizen uitkomen en
tegen elkaar gen: „Wat ïs dat? Ik ge
loof dat de Lente komt! Kijk die trekvo
gels eens, en wat een heerlijk zoel windje
waait er. En hoe lekker schijnt het zon
netje. Ja. ja, de lente is in aantocht!"
En de dieren voelen het ook! In de
stallen beginnen de koeien te loeien en
de paarden te hinniken en de schapen te
blaten, allen willen er uit, naar de weide!
En als de koeien en schapen en paarden
buiten zijn, weten ze van blijdschap niet,
wat ze beginnen moeten. Dan springen
ze in het rond en maken de dolste buite
lingen. de kalfjes, lammetjes en veulens
dartelen om hun moeders heen, ja, ja.
Lente is het. de Lente is in 't land.
„Wat zeg je? Wat zeg je?" vragen de
boomen nieuwsgierig en de spruiten en
katjes gluren door de schutblaadjes heen.
„Ja. we komen al! We komen al. geduld
wat!" roepen de planten-feeën. Ze komen
aan met hun potjes met verf en hun verf
kwasten en beginnen de spruitjes groen
te verven. „Ik ook. ik ook!" roepen de
krokusjes en ze schieten haastig uit den
grond. „Hier komen we. hoor!" roepen
de bloemen-elven, en beginnen ijverig te
verven, dat het een aard heeft. Nu wordt
het een geroep en een gejubel, een ge-
dartel en een gelach, ieder is blij. dat
oude Vader Winter is vertrokken, en dat
Koningin Lente weer in 't land is!
DE SPAARPOT.
Sparen! Dat is wel één van de besta
dingen, die een mensch kan doen. En
gelukkig zijn er ook onder de kinderen
heel velen die sparen. En hoeveel fijner
is het als je zelf den spaarpot kunt ma
ken.
Bijgaande afbeeldingen laten zien op
welke wijze zulk een spaarpot kan ge
maakt worden. Wij hebben er voor noo-
dig een tamelijk stevig 'stuk karton,
waarop wij een rechthoek teekenen van
32 bij 24 c.M. Deze rechthoek verdeelen
wij in 3 X 4 vierkanten van 8 bij 8 c.M.
De op de afbeelding gestippelde deelen
worden er met een scherp mesje uitge
sneden. Het overgebleven gedeelte kan
nu. nadat de lijntjes licht ingesneden zijn,
tot een kubus worden gebogen. In een
van de vierkantjes snijden wij een sleuf
uit. groot genoec, om er een rijksdaalder
door te kunnen laten verdwijnen. De
kanten, die daarvoor in aanmerking ko
men. nioeten met een reep papier dicht-
:9
geplakt worden. Tenslotte piakken we
op elk vlak een stukje glanspapier in
een frissche tint. De spaarpot is klaar.
Nu maar zorgen dat hij flink gevuld
raakt!
DE TIEN KATTEN.
Tien katten zaten op een plekje bijeen
en maakten een kabaal van je welste.
't Was midden in den nacht en hun verre
van welluidende muziek hield de men
schen wakker. Een van hen. een wis-
kundeleeraar, nam een zaklantaarn en
richtte den lichtstraal op de tien katten,
die aan den haai gingen.
Den volgenden morgen teekende hi;
op het bord de situatie van 's nachts en
vroeg aan ziin leerlingen door middel
van drie cirkels de tien katten van elkaar
te scheiden. Hoe dat mogelijk is toont
één der afbeeldingen.
JH 33-9