Hel verschil tusschen Oosterling en Europeaan. De ijzeren deur r. mS L 1 Arrondissementsrechtbank te Alkmaar Totl April GRATIS Totl April GRATIS STRIJD IN HET GEBERGTE. DOODEN EN GE WONDEN. VRIJHEIDSZIN, DIE ARBEIDS- SCHUWHEID IS. GODSDIENSTIGE TE GENSTELLINGEN. ARABIEREN, DIE UIT WEL-BEGREPEN EIGENBE LANG, DE EUROPEANEN BIJSTAAN. Taza, Maart. DOODEN zijn er gevallen, niet ver, enkele honderden kilometers vanwaar ik op dit oogenblik vertoef, gewonden heb ik gezien; met soldaten, die van het gevechtsfront kwamen, heb ik gepraat, met moede, uitgeputte sol daten, die vertelden van hun ontberingen, hun leed, de gevaren, die ze doorstonden. En deze soldaten waren voor het mecrendeel vreemdelingen, Zwit sers, Duitschers, Italianen, Serven, Polen en anderen. Zij, die thuis zitten, in een rustig land, bij de ka chel, behagelijk, gelukkig, kunnen dit moeilijk be- aeffen en oordeelen niet gunstig over de menschen die hier hun leven wagen in de bergen, in de woestijn. Een handvol bergbewoners (hoeveel? nie- man weet. het) wenscht zich niet te onderwerpen aan vreemdelingen van ander geloof, die gekomen zijn van verre, en deze bergbewoners vechten voor wat zij. of wat anderen, hun „vrijheid" noemen. Het vraagstuk is ingewikkeld en het begrip „vrij heid" niet gemakkelijk te omschrijven. Bernhard Shaw, de geestige en cynische tooneel- schrijver, heeft uiet zeer lang de meening geuit, dat men over dit oude, romantische begrip „vrijheid" liever niet al te veel meer moest spreken. De menschen, die thans in het Atlas-Gebergte zich verzetten tegen elke poging om hen in to lijven in een geordende samenleving, eerbiedigen de vrijheid van anderen niet. Zij zijn nomaden, die geen vaste woon plaats, geen geregelden arbeid begeeren en als van ouds strooptochten willen ondernemen in gebieden, waar de menschen wèl werken en in geregelden ar beid zich hun bestaan verzekeren. Bij hun haat tegen de geordende samenleving voegt zich dan nog een dweepzieke godsdienstzin, welke zich keert zoowel tegen andersgeloovigen als tegen niet geloovigcn. Zij kennen slechts één rechtsgrond: de macht, dat wil zeggen: de kracht anderen, mogen het Afrikaners of Europeanen zijn, uit te buiten, dien anderen alles te ontnemen. De Arabier, die zich eenmaal heeft gevestigd, die een huisje bezit, zijn land heeft bebouwd, gevoelt practisch niets voor deze ongemocdelijke „vrijheids strijders", maar koestert, uit godsdienstige overwegin gen, daar zoowel hij als de wederstrevenden Moha- medanen zijn, toch voor hen een soort mystieke sym pathie. De gevestigde Arabier wenscht vrede en zekerheid van bestaan en daarom is hij dankbaar, dat vreemde troepen hem beschermen, maar tegelijk ziet hij (zon der tot daden over te gaan) in die troepen vijanden, omdat de aanvoerders dier troepen „vreemdelingen dat wil zeggen „andersgeloovigen" zijn. Nimmer kan een Europeaan „het Oosten „den Oriënt", begrijpen zonder hot godsdienstige vraagstuk min of meer te hebben doorgrond (en Noord-Afrika is „de Oriënt", niet aardrijkskundig, maar door den Arabisehen invloed). De ochte „Oriëntalen" kennen geen ras, alleen den godsdienst. Nationaliteit bestaat voor hen niet. In N'oord-Afrika, in Syrië, in Mesopotamië, in Hedjar, in Ncdzjed, is men Arabier, zoodra men den Mohamedaanschon godsdienst heeft omhelsd. Zoowel te Damascus. te Alexandrië als te Fez heb ik zoo goed als ras echte negers gekend, die zichzelf „Ara bieren" noemden en door de Arabieren als zoodanig werden beschouwd, omdat zij geloofden in den Koran en zich aan zijn voorschriften hielden. Toch, dc echte Arabier is niet zwart, maai- bijna blank als een Eu ropeaan. Ik heb zelfs herhaaldelijk blonde Arabieren ontmoet. Eenig verschil blijft evenwel tusschen Europa-kleu rige (om het zoo te noemen) en zwarte Mohamcda- nen bestaan. Men moet lit nimmer aan een Mohame- daan vragen, want hij zou het tegenover een Euro peaan ontkonnen. Eenmaal had mijn reismakker den „sjeich" van een Bedoe'incnstam in de Syrische woestijn gephotographeerd. De „sjeich" zat onder de schaduw van een tent en daardoor was zijn gelaats kleur op de photo te donker uitgevallen. Hiermede was hij niet tevreden. Hij protesteerde: „Ik zie er uit als oen Afrikaan of een slaaf." Toen ik op dit vraagstuk wilde ingaan, wilde hij daarvan echter niet hooren. Zeker voor mij is evenwel, dat de „sjeich", zelf „Europa-kleurig", in zijn hart voor den Moha- medaanschen neger een veel grooter achting had dan voor den nict-Mohamcdaanschon Europaan. Nimmer zal een Mohamedaan dat evenwel zeggen. Daarvoor is hij te beleefd en te geslepen. Gedurende mijn omzwervingen in Oostersche lan- FEUILLETON. Uit het Engelsch van HAROLD BELL WRIGHT. HOOFDSTUK X. Zomer. De lenteweken gingen voorbij. De glinsterende sneeuw velden waren verdwenen van de donkere dennenhellin gen van Mount Lemmon. De beek. die op dien voor jaarsdag, toen de vreemdeling was aangekomen en Mar- ta met Stnt Jlmmy onder den ouden ceder op do berghelling had zitten praten, zoo onstuimig doov de Goudkloof stroomde, vloeide nu traag en nauwelijks mur melend. telkens tot stilstand komend in de schaduw van een overhangende rots of tusschen de wortels van een reusachtige sycamore. De Sonora duif had haar roeping vervuld en haar lokroep was al lang verstomd. Het nest in het mesquite- hoschje was vol leven geweest en was nu ledig. De pa trijs had haar halfwassen kiekens ver weggeleid van de mescal plant, waaronder zij geboren waren. De roode vliegenvanger had het veel te druk met zijn ouderplich ten om zich nog die fantastische vliegvertooningen te kunnen veroorlooven. die hem indertijd de lasten van het vaderschap hadden op den hals gehaald. Geen dag was in dien tijd voorbijgegaan, zonder dat de beide compagnons en hun pleegdochter in aanraking kwamen met hun buurman. Soms ging Edwards de beide oude goudzoekers raadplegen, waar zij bezig wa ren in hun eigen kleine mijn. Of zij zochten hem op. om hem met hun raad en ervaring in zijn werkzaamhe den bij te staan. Vele avonden bracht hij met hen op hun veranda door. eft op andere kwamen zij bü hem om voor de deur van zijn kleine hut te zitten rooken. Soms bleef het bü een toegeschreeuwden groet over do driehonderd of meer meters, die de beide woningen scheiden; maar nooit werd de voeling verloren, dio den dag dat de Sallemander den vreemdeling bij de com- ignona had gebracht, ontstaan was. Hugh Edwards kon van de plek waar hij werkte, on- den ben ik herhaaldelijk nauwer in aanraking ge komen met „Orientalen"; met vele personen onder hen stond ik op zeer goeden voel, doch bijna steeds heb ik bij hen een zekere terughouding opgemerkt. Er was slechts één uitzondering, een hoog ontwik kelde Arabier, die met mij geheel openhartig, als met een geestverwant, sprak. Zoo scheen het me ten minste. Ik hoop, dat ik me niet vergis, want spoedig zal ik dezen Arabier weder ontmoeten. Over het algemeen bestaat tusschen den Europeaan en den Oosterling geestelijk een diepe afgrond. Ver makelijk (en gevaarlijk) schijnen mij de Marxisten (onverschillig of het sociaal-democraten dan wel com munisten zijn), die onder de Oosterlingen, in het bij zonder Mohamertaanschc Oosterlingen, hun leer wil len verbreiden. Verbaasd vraag ik me dikwijls af, of deze propagandisten dan niets begrijpen. En toch, deze heeren, die het vermoedelijk goed mecncn, heb ben niets anders te doen dan met eenige aandacht den Koran te lezen. Of meenen zij de Mohamedanen afvallig te kunnen maken van hun geloof? Hoe ge ring dé kans daartoe is, kunnen zij van christelijke zendelingen vernemen. De strijd, welke in het Atlas-Gebergte tusschen Fransche troepen en Mohamedaansche stammen wordt gevoerd, is gedeeltelijk een godsdienstoorlog, maar meer nog wordt hij veroorzaakt door den te genzin der bergstammen tegen alles wat lijkt op re gel, op orde, op organisatie. Zou Frankrijk zijn troe pen terug trekken, dan zou dit beteekenen onheil, ar moede, ondergang voor de duizenden Arabieren in de omgeving, die hun land hebben bebouwd en ge wend zijn geworden aan een rustig, arbeidzaam, ge regeld leven. Worden de niet-onderworpen stammen meester van het land, dan verdwijnen binnenkort de goed onderhouden verkeerswegen, dan behoort de ge neeskundige dienst tot het verleden, dan bestaat er geen persoonlijke veiligheid en geen zekerheid van bezit meer. t Ook de „gehuisveste" Arabieren in Marokko weten dit en toch, uit ras-instinct, uit godsdienstige over tuiging, bestaat bij vele dier „gehuisveste" Arabie ren een zekere sympathie voor de menschen, die voor heen een gevaar vormden en voor hen geen mededoo- gen zouden kennen. Dc stammen, welke thans nog zich tegen de Fran- schen verzetten, zijn en waren roovers, ook in den tijd, dat Marokko zoogenaamd nog „vrij" was en onder den sultan stond. De sultan kon zich buiten de poorten der versterkte steden (elke Marokkaansche stad is omgeven door wallen) niet wagen zonder een geleide van duizenden krijgslieden. De Franschen schiepen op dc groote wegen veiligheid, wat natuur lijk die „onafhankelijke" stammen niet aangenaam was. Vele dier stammen onderwierpen zich in de laatste jaren, maar ecnigc, die het ontoegankelijke Atlas-gebergte bewonen, houden den strijd nog vol. Bestaat cr onder de „gehuisveste" Arabieren over het algemeen al een zekere, uit godsdienstige gemeen schap geboren sympathie voor de strijdende stam men, die natuurlijk als de overgroote meerderheid van Noord-Afrika's bewoners, Mohamedaan zijn, de Arabieren, die dicht bij het nog niet onderworpen gebied hun huizen, hun akkers, hun kudden hebben, denken cr anders over. Zij weten, dat de overwinning der zoogenaamd „vrije" bergstammen, voor hen on dergang, armoede, verlies van het leven zelfs zou be teekenen. Om deze reden leveren zij uit eigen bewe ging den Franschen hulptroepen. De strijd gaat im mers ook om hun hachje en hun have. Alle vrodesbetoogingen en alle schoone theoriën kunnen hieraan niets veranderen en vooreerst blijven hier geweren cn mitrailleurs nog de beste propagan disten voor ordo en rust. De strijd der Franschen heeft trouwens geheel het karakter van een politie actie op groote schaal, waarbij de door de rumoerige stammen meest bedreigde vredelievende en werk zame elementen der „gehuisveste", produceerende be volking de helpende hand reiken. Maar bloed vloeit. J. K. BR EDERODE. ZITTING VAN MAANDAG 20 MAART. VOOR DEN POLITIERECHTER. Alkmaar. BEENTJES, TE ZWAK VOOR NATIONALE FE ESTWEELDE. Alvorens zich te wijden aan revolutionnalr gedpe en belasting-aangelegenheden, had de Politierechter zich vooraf nog te interesseeren voor den nederigen persoon van Nic. Th. A., 'n pensionaire van de toekomstige jeugdherberg als de grijsheid zal moeten wijken. Deze heer A. is eigenlijk 'n stakker, die in gewone omstan digheden geen kip zal aanvallen, doch indien hij ver keert onder de suggestie van koning Alcohol, kan het lam soms in een leeuw veranderen. Vooral op feest getijden, zooals Nieuwjaar, 31 Augustus en 8 October, is de verleiding hem te zwaar, had hij ook op 1 Janu ari in beschonken toestand den agent Heijdentrijk bü zün overbrenging naar het Politiebureau nogal wat last bezorgd en stond hij op 20 Febr. terecht ter zake we- derspannigheid. Het scheen echter, dat veel aanleiding bestond consideratie te gebruiken en werd den heer Wlggers opgedragen een reclasseeringsonderzoek in te stellen. De voornaamste belanghebbende bleek echter aan de dringende invitatie niet te hebben voldaan. Volgde alzoo opnieuw aanhouding tot a.s. week. DE BELASTINGFUIK GEOPEND. HET NADEEL VAN EEN RESERVE-BROEK! Met een üver, een meer belangryk juridisch strafwerk waardig, werd daarop aangevangen, onder auspiciën van mr. H. Wesseling uit Utrecht, met de behandeling van niet minder dan 51 diverse belastingzaken. Een dozijn liefhebbers was persoonlijk rpesent om hun belangen te behartigen. Zy kwamen opgedoken uit alle windstreken van ons arrondissement Een hunner was het slachtoffer, omdat hy zyn rywielplaatje in zyn Zondagsche broek had laten zitten. Het is ook dwaas om er meer dan 1 broek op na te houden, 't Geeft niets dan last. De uitreiking der pryzen volgt hieronder: Overtreding Inkomstenbelasting: Pieter B., werk man, Den Helder, f 8 boete of 8 dagen; Pieter C., win kelier, Den Helder, f 8 boete of 8 dagen; Roel D., ma kelaar. Den Helder, f S boete of 8 dagen. Het betrof hier het niet tydig inleveren van een aangiftebiljet Rijwielbelasting: Joh. B., werkman, Schagen, f 5 boete of 5 dagen; Jan K., marinier. Den Helder, idem; Jan K!, schoenmaker. Schagen, idem; Anth. Ger. K., waskn.. Den Helder, 2 maal f 5 boete of 2 maal 5 dagen; Harm K. grondwerker, Wieringen, 2 maal f 5 boete of 2 maal 5 dagen; Adr. M., werkman, Schagen. f 5 boete of 5 dagen; Klaas M.. werkman. Hoorn, f 6 boete der langs den hoogen beekoever naar de mijn der com pagnons komen zonder hun huis te passeeren. maar dat deed hü nooit. Hetzü in gaan of in terugkomen, placht hij uit de diepe stroombedding op to klimmen naar den hoogeren bodem der kloof, waar het huisje stond behalve natuurlük, wanneer hij wist, dat Marta naar Oracle of naar de Burtons was. Het meisje zat ook altüd by" die conferenties op de veranda of voor zijn hut. Als zij naar den winkel reed. hield zii altijd by hem stil om te. vragen of zij ook een boodschap voor hem kon doen. En vaak ook placht zij in al de onbevangenheid van haar eigen onschuld en de vrijheid van hun eenvoudige omgeving bij hem aan te loopen, om hem te leeren koken, of ook wel om hem een pudding of iets dergelijks te brengen, dat hij nooit zelf had kunnen klaarspelen. Het was alles niet meer dan natuurlijk misschien, zooals Thad dien eersten dag gezegd had. veel te natuurlijk. Voor de beide compagnons was Hugh Edwards een voorwerp van voortdurende belangstelling, het onder werp van eindelooze en soms zeer krachtige twistge sprekken, en een onuitputtelyke bron van genoegen en voldoening. Hun vriendschap voor hun jongen buurman nam zelfs zulke afmetingen aan. dat zij hem de ge schiedenis van hun aangenomen dochter vertelden, zoo als zü die aan Sint Jimmy en zijn moeder verteld had. den. Niet lang na dit blük van vertrouwen hadden de beide oudgasten een lang gesprek over hem. Hugh had hen in hun myn opgezocht om hen te raadplegen over een stuk kwarts, dat hy in de beek bedding had opgeraapt. De beraadslaging was afge- loopen, en de beide oude goudzoekers zaten in de schaduw van hun myningang den jongen man na te zien die den steilen oever opklom naar het huis. De oude Bob grinnikte. „Hij dacht vast, dat ie nou wat goeds beet had, hè? *t Is een flinke jongen, trekt nooit 'n leelyk gezicht as z'n mooie brokkies niks anders blyken as rotsbrokkies gaat meteen door en perfceert 't weer. Geeft er niks om hoeveel nieten of ie trekt." Thad lachte in zichzelf. ..As 't harde werken 't 'm doen mot, dan zal ie vast geluk hebben. Hü is an den gang van 't eerste licht tot dat 't pikdonker is. en ie werkt as of ie liefst an geen slapen of eten zou denken." „En da's grappig." zeide Bob, „omdat ie eerst, zooas je weet. er niet veel om scheen tc geven. Hy porde maar zoo'n beetje in den grond alsof ie alleen maar zyn kruit en boonen en spek en koffie d'r uit wou halen. Er is 'nou een boel meer leven in gekomen. Ik wou wel eens weten of 6 dagen; Piet P., schipper, Zuidscharwoude, f 5 boete of 5 dagen; Rudolf P., ijsventer, Den Helder, idem; Sijtse R., arbeider, Texel, idem; Dirk S., zonder beroep, Den Helder, idem; Fr. v. S., werkman. Den Helder, idem; Corn. Sp., werkman, Schagen, idem; Wouter de W. werkman. Den Helder, idem. Wegenbelasting; Klaas D., monteur, Den Helder, f 8 boete of 4 dagen; Corn. den H„ landbouwer, Broek op Langendyk, f 12 boete of 6 dagen; Engelinus L., smid, Wieringen, f 8 boete of 4 dagen; Gerrlt v. d. P., loodgieter, Broek op Langendijk, f 5 boete of 3 dagen; Jan P., bollenkweeker, Anna Paulowna, aangehouden tot 10 April; Hendr. T., bollenkweeker, Anna Paulow na, f 12 boete of 6 dagen; Jb. v. d. V., reiziger, Den Helder, f 10 boete of 5 dagen; Gerrlt W., zadelmaker, Nieuwe Niedorp, f 12 boete of 6 dagen. VERSPREIDING VAN T BERUCHTE OPRUÜNGS- PAMFLET: „ALARM VOOR DEN DAAD" TE DEN HELDER. Op de Politiezitting werden de nog voorradige ver spreiders van het bekende blauwe pamflet, getiteld: „Alarm voor den daad" en wel de heeren Roelf D„ 'n 35-jarig stempelaar uit Schagerbrug, echtgenoot van mej. Hilke Sch.. die de vorige wek voor een dergelyk feit terecht stopd, alsmede zijn kameraad Lutze B. uit Wieringen, beiden verstokte dienstweigeraars en over tuigde anti-militairisten, voor den strafrechter geleid. Verdachten vertoefden in het huis van bewaring ter zake verdenking van opruiing door middel van een strooibiljet, waarin werd opgeruid tot verschillende strafbare feiten, zooals diefstal, vernieling, huisvrede breuk en opstand tegen het gezag, zulks in de veel bewogen dagen van het treurige avontuur der „Zeven Provinciën". Deze beide verdachten, later gevolgd door een derde exemplaar, ontkenden de verspreiding; wel erkenden zy in het bezit te zijn geweest van dergelyke biljetten, doch hadden deze niet uitgereikt. Dit was wel geschied door zekeren La Ros, den Dritte im bunde, 'n werk man uit Wieringen De verdachte B. had later, na zyn arrestatie de in zün bezit zünde biljetten handig ver stopt in de zich in de politiecel bevindende krib. Hy was toen aanvankelyk op vrij voeten gesteld, doch later, toen de truc met de biljetten aan het licht kwam, weer gearresteerd en in voorloopige hechtenis gesteld. Deze zaak was ditmaal nog breed opgzet. Verdachte Roelf Dr. werd verdedigd door mr. Buiskool van Scha gen en Lutze B. door mej. de Zeeuw uit Rotterdam, pleitster In een vorige zaak. Mr. Buiskool verzocht het verhoor van een drietal getuigen a décharge, waaronder gezegde heer La Ros. De publieke tribune was weer flink bezet met be langstellenden. die kennelyk konden worden beschouwd Thad wreef peinzend zyn kalen bol. „Heb je wel gemorken. dat ie altyd by 't huis an- gaat. as ie met z'n rotsblokkies by ons komt? Me doch ter zei verleden avond tegen me „Je dochter! je dochter!" riep de ander. „Jü weet verdraaid goed. dat 't myn week is, jou ouwe smokke laar! Ken je niet tevreden zyn met je eigen portie en van de myne afblijven?" „O. neem me niet kwalijk, maat", zeide Thad haastig. „Ik wou maar zeggen, dat je dochter tegen me zei: „Vader" want 't was vorigen Zaterdag „vader" zegt ze. „Hugh is een boel veranderd sinds hij bij ons gekomen is. hè?" „Welnou" antwoordde Bob. „en as me dochter zoo'n opmerking maakte „Ze was toen m n dochter", viel Thad barsch in. „En nou is ze de müne", kaatste Bob terug. „En wat zou dat. as ze dat zei? Ik zeg, dat je d'r an ken zien. wat een slim. opmerkzaam ding 't is." Thad uitte een gebrom van ergernis. „Dan is 't maar duidelük. dat ze d'r opmerkzaamheid niet van jou heb meegekregen." „Nou, wat zie je nou weer dat ik niet zie?" vroeg Bob met een boozen blik. „Vast weer kwaad! Ik zou verdraaid wel willen wedden, as jü nog eens by vergis sing in den hemel komt. dan is 't eerste wat je doet, dat je de engelen verdenkt dat ze met 't goud van dc straten geknoeid hebben." Met vernietigende minachting antwoordde de ander: „Jij zal 't weten! Maar zie jy d'r dan niks in, as dat meisje van .1e as een meisje d'r op gaat letten dat 'n man d'r anders uitziet dan toen ze 'm eerst zag? En zie jü daar dan niks in, dat ze zegt: „Sinds hy by ons gekomen is?" Bü ons gekommen begrijp jij dan niks? As ik zoo'n suffert was as jü. dan zou ik een kruitpa- troon onder mezelf afsteken, om mezelf wat op te wek ken." Bob lachte. „Ik zou zoo denken, dat jy me wel alle opwekking bezorgde, die ik gebruiken kon. zonder dat we kruit hoeven te verspillen. Hugh is toch by ons gekommen hè? Al heb die schunnige Sallemar.der 'm ook eerst hier gebrooht." „O, net", bromde de ander sarcastisch. „Hugh die kwam niet hier naar de Canada del Oro o neen. hee- lemaal niet hij kwam net om ons." Maar Bob ging voort aJsof de ander niets gezegd had: „En wat dat aangaat, dat ie veranderd is dat ken iedereen toch zien. Niet alleen omdat ie in eens met 'n vaart an 't werk is gegaan, as ol ie rijk most worden. Maar op andere manieren ook. Zoo as t'ie d'r uitziet als geestverwanten van de personen op de zondaare- bank. Hun aanwezigheid gaf echter geen reden tot aanmerkingen. Verdachte B. had de vrijheid, wegens zwakte te mo gen blijven zitten. Een tweetal marineschepelingen, de sergeant en korporaal der mariniers, de heeren Hoeve en v. d. Berg. wonende in het bloemenkwartier te Den Helder, hadden de verspreiding bemerkt, 'n pamflet ont vangen en de politie gewaarschuwd. Omtrent de herkenningsteekenen kon men het abso luut niet eens worden. Zelfs moesten petten en hoeden worden opgepast en de pet van Roelf Dr., die in 't huls van bewaring was achtergebleven, per expresse worden opgehaald. Na een langdurig onderzoek, waarbij ook de beide verdedigers zich niet onbetuigd lieten, werd de Offi cier in de gelegenheid gesteld, zün vordering voojr te dragen en bleek het dat de vertegenwoordiger van het O. M. genegen was te erkennen, dat het misdrijf 1 n vereeniging niet was bewezen, maar niettemin hield de Officier nog voldoend motief over, om tegen ieder 3 maanden gevangenisstraf te vorderen. Mr. Buiskool besprak uitvoerig het karakter van het pamflet en kwam tot de overtuiging, dat het hier niet anders gold dan toelaatbare propaganda voor een idée. Pleiter vermeende voorts, na de verklaring der ge tuige a décharge onder de loupe te hebben genomen, dat het overtuigend bewijs zeer zeker niet was geleverd en hier kon worden toegepast het bekende spreek woord: In dubio pro reo! Met een verzoek tot invrij heidstelling en het uitspreken van het vertrouwen ln een rechtvaardig en billük vonnis, eindigde verdediger zyn eloquente rede. Hierop kwam mej. mr. de Zeeuw aan het woord. Pleitster sloot zich in verschillende punten aan bü het betoog van mr. Buiskool, sprak haar twüfel uit over het onaanvechtbare der getuigenverklaringen, leverde nog eenig tamelijk scherpe critiek uit op de dagvaar ding en eindigde met voor haar cliënt vrijspraak te verzoeken met onmiddellijke invrüheidstelling. Hierop volgde de onvermijdelyke re- en dupliek, waarna de politierechter in een uitvoerig vonnis beide verdachten veroordeelde, ieder tot 3 maanden gev. De invryheidstelling werd geweigerd. DE VERLOREN ZOON TERUGGEKEERD EN MILD BEHANDELD. Hierop stond terecht de derde en laatste pamflettist in den persoon van den 32-jarigen los werkman Pieter van E. te Den Helder, thans gedetineerd. Ook hy had pamfletten verspreid en aangeplakt. Zyn verspreidings methode was zeer eenvoudig. Hij had een pak biljetten in de lucht geworpen en was trouwens geheel van zün revolutionnaire ideeën terug gekomen. Had spijt dat hij er mee begonnen was. De Officier, zeer clement gstemd, eischte 1 maand met 1 dito aftrek. Vonnis conform en verdacht in vrijheid gesteld, tot voldoening van zy'n verdediger, mr. Eecen, die in zün pleidooi na- drukkelü'k te kennen gaf, de wenschelükheid, dat het gezag zou worden gehandhaafd. Hierna sluiting om half acht. Wie zich met ingang van 1 April a.s. abon neert op de ontvangt de nog ver schijnende num mers tot dien datum gratis byvoorbeeld hy* was zoo'n beetje an den bleeken kant, zooas je weet, en nou is ie zoo donker as een van ons. En ie is breeder en steviger geworden ook. 't Werk schünt 'm goed te doen." „Da's 't niet alleen," zeide Thad. „Nee z'n haar is niet meer zoo kort." ,,'t Is nog wat anders as z'n haren of z'n kleur." zei Thad. „Dat is 't." beaamde Bob. „Je weet wel, toen ie kwam. toe dee ie zoowat bangig net in 't eerst, meen ik." „Dat is het," antwoordde Thad, „z'n oogen stonden net as of ie dacht, dat we 'm een van beien wel eens 'n pistool onder z'n neus konden houen. En na 't eer ste oogenblikkie kon ik toch voelen, dat ie nou niet bepaald bang voor ons was. Maar nou komt ie op 'n man af, as of ie 'm meteen zou durven anpakken as 't most." „Dat zou d'ie ook wel. wil 'k wedden," grinnikte Bob. „En heb ir> wel gemorken, dat ie nou veel gau wer lacht, en dat ie zingt en fluit as ie daar by* z'n hut bezig i3?" „Hij lijkt plezierig genog," zeide Thad; „en dan had Ik nog wat bedacht." voegde hy* er langzaam bü- „Die jongen is niet uit den canon geweest, sinds ie d'r ge kommen is." „Hij heb geen reden", antwoordde Bob. „Wü nemen dat beetje goud. dat ie uitwascht. met 't onze mee naar de stad. hè? En Marta kan makkeluk voorraad voor 'm koopen. as ze 't voor ons gaat doen. D'r is niks of niemand in Oracle daar ie verlangend naar is om te zien." „Dat is 't mischien juist", zeide Thad. „Juist wat?" vroeg Bob. „Dat er niemhnd in Oracle is. dien hy wil zien of dien hy wil. dat hem ziet hoe je 't nou draaien wil." „Daar ben jij weer", zeide Bob. „Jy" ken geen mi nuut praten of je mot zeggen, dat er ergens wat mis is. D'r is geen kwaad in dien jongen, zeg ik je." „Wel allemachtig! wie zegt er van wèl?" riep Thad uit. ..Ik zou 't hem niet nahouen al ging ie nooit naar Oracle of nergens heen. al zat ie z'n heele leven hier in de canon en verstopte zich as t'er iemand vreemds in de buurt kwam. Jy en ik hebben ook wel eens an die kwaal geleeën, as ik me wèl herinner. Jü denkt altüd, dat ik kwaad denk. as ik alleen maar wil uitmaken hoe of de zaken staan. As ik nou gezeid had, dat die jongen een paardendief was of een claimroover of zoo, dan zou jo gelijk hebben; maar ik mag 'm net zoo graag aa jij en ik vertrouw 'm net zoo goed as iemand." Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1933 | | pagina 7