Alteieei Nieiïs- Geestelijk Leven De vlag uit! Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co, Schagen. Van 1778 tot 1933! 40=jarig jubileum der Schaker Paaschtentoonstelling - Zaterdag 1 April 1933. SGHAGER 76ste Jaargang No. 9255 C0UIA1IT. J Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver- tentiën nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst. POSTREKENING No. 23330. INT TELEF. No. 20. Prijs per 3 maanden f 1.80. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN- TlëN van 1 tot 5 regels f0.85, iedere regel meer 15 cent (bewijsno. Inbegrepen). Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. EERSTE BLAD DIT NUMMER BESTAAT UIT ACHT BLADEN door Astor. DE lezers zullen ongetwijfeld ecnigszins vreemd worden aangedaan, wanneer zij de hierbo ven geplaatste jaartallen zien. En onwille keurig vragen zij zich af: wie of wat is er nu weer te herdenken? En ik wil er wel wat onder venvod den, dat zij in den blinde rondtasten en geen ant woord kunnen vinden. Niettemin ben ik er toe gedrongen geworden om deze twee jaartallen met elkaar in verbinding te brengen. Goed geteld, ligt daartusschen een tijdperk van 155 jaren. Honderd vijftig jaren van ontwikkeling, van evo lutie, van geestelijken groei, van vul maar in, lezer, al wat ge weet te vertellen van de hooge vlucht, welke de menschheid heeft genomen; praat over de geweldige vorderingen op technisch en wetenschap pelijk gebied; vertel van de wonderen der electrici- teit; geef hoog op van de overwinning van het anal- phabetisme; wijs op uw scholen, uw kerken, uw kunst, uw nijverheid. Ik zeg u: gedenkt de jaren 1778 en 1933! Laat ik echter duidelijker worden door in plaats van twee getallen, tweo namen te noemen: Lessing en Hitier. Aan de geweldige tegenstelling door deze twee na men vertegenwoordigd, moet ik den laatsten tijd voortdurend denken. Voor Lessing heb ik gekozen het jaar 1778, omdat toen verschenen is het door hem geschreven boek: „Nathan der Weise" (Nathan de Wijze) dat hem in de heele wereld zou bekend en beroemd maken. Voor Hitier het jaar, waarin hij tot de macht is gekomen in ^Duitschland en als een tweeden Mus- solini een geweldig schrikbewind heeft ingesteld. En dan zie ik in Lessing de verpersoonlijking van de idéé der verdraagzaamheid en in Hitier juist het tegenovergestelde. Dan wordt Lessing voor mij de man van den ruimen, vrijen, universeel-mensche- lijken geest en Hitier de man, bij wien de mensche- lijkheid, breedte van inzicht ineengeschrompeld is tot benepen nationalisme en onvermogen om andersden kenden te begrijpen. Ons geloof (De Oudkarspelsche vrijdenkster, die de vorige week in een ingezonden stuk tegen „het ge loof" te keer ging, heeft verzuimd nauwkeurig aan te geven, wat zij daaronder verstond) in den geeste lijken groei der menschheid wordt wel op eén zwaren proef gesteld, als wij een vergelijking maken tusschen den Lessing uit het verleden en den Hitier (en zijn geestverwanten) uit het heden. Met zijn „Nathan der Weise" heeft Lessing aan de wereld en in het bijzonder aan het Duitsche volk in ontroerend schoonen vorm de idéé der verdraagzaam heid geschonken. Ik hoop te mogen veronderstellen, dat de meeste lezers althans den hoofdinhoud van den „Nathan" kennen, dat zij tenminste op de hoogte zijn van de beroemde gelijkenis der drie ringen, waarin heel de gedachte van dit drama wordt samengevat: de waar de van den godsdienst wordt bepaald niet door zijn leerstellingen, maar door wat hij van den mensch maakt. En misschien zelfs kunnen wij zeggen dat Lessing in zijn „Nathan" boven eiken godsdienst uit gaat om te komen tot universeele religie. In dit verband herinner ik aan een gesprek, dat Lessing laat voeren tusschen den wijzen Jood Nathan en den roomschen kloosterling. In dit gesprek vertelt Nathan iets uit zijn leven en dit treft den klooster broeder zoo sterk, dat hij uitroept: „Nathan! Nathan! Gij zijt een christen, Bij God, gij zijt een christen! Een beter christen was er nooit!" Maar als de christelijke man deze woorden heeft geuit, antwoordt de Jood: „Wat mij voor u tot chris ten maakt, maakt u voor mij tot Jood!" Bedenkt nu wel dat deze schoone gedachte 155 jaren geleden werd uitgesproken door een Duitscher, tot de Duitschers! En geeft u dan ernstig rekenschap van de woor den, die tot ditzelfde Duitsche volk worden gericht door Adolf Hitier, den hoofdvertegenwoordiger van de millioencn, die zich hebben geschaard onder de banieren van het nationaal-socialisme! Ik wil niet wijzen op zijn optreden tegen Marxisme en communisme. Ik wil niet aantoon^n het tegelijk gruwelijke en belachelijke van zijn beweren dat deze beide moeten worden vernietigd, uitgeroeid. Ik wil evenmin de aandacht vestigen op de telkens weer terugkeerende dwaasheid bij de machtswellustelin gen, welke wij .k bij hem terugvinden en die hier in bestaat, dat men ideoën meent te kunnen stuiten i- hun groei oor de dragers dezer ideeën te ver volgen, 'te strr.ffen, te vermoorden. Mijn plan is om in dit artikel slechts stil te staan bij het anti semitisme, bij de jodenhaat, welke door I' en de zijnen in het Duitsche vol' wordt ipge wekt en welke de uiting zijn van een geestesgesteld- 1 'i, die d or Lessing werd veroordeeld als or -n- st*1-- ;jk. Wij hebben allen in de couranten kunnen lezen op welke wijze in den laatsten tijd de zonen en dochte- ren van het oude volk werden behandeld en mis handeld. De heeren, die in het rampzalige Duitsch land thans de macht in handen hebben, hebben doel bewust hiertoe meegewerkt. Stelselmatig worden de Joden uit verschillende ambten ontslagen. Hierin ge ven zij een heilloos voorbeeld aan hun onderdanen, die onder de pressie van de vergiftigde openbare meening er toe. overgaan hun joodsche bedienden en personeel te ontslaan. Op sommige plaatsen is van Overheidswege (denk om den hoofdletter, zetter en druk dit woord heel vet aft) zelfs het ritucele slach ten verboden, waardoor duizenden vrome Joden zich diep gekrenkt en beleedigd moeten gevoelen. Is het niet of de vreeselijke tijden van de inqui sitie in Duitschland terugkeeren in dien zin dat nu de staat als instrument der heerschers het werk van de kerk in 't verleden, heeft overgenomen? En dit geschiedt in het land van Lessing, dit heeft plaats bij dat volk, dat zoo trotsch is op zijn groote wijsgeeren, dat aan de kereld een Kant en een Hegel, een David Friedrich Strausz en een Schleiermacher heeft gegeven. Bij een volk dat verleden jaar zijn grooten dichter-denker Goethe, den schepper van den onsterfelijken Faust heeft herdacht. En nu verloochent ditzelfde volk zijn groote geesten, omdat het uit het opkomend universalisme en inter nationalisme teruggevoerd wordt tot een allerverder- felijkst, eng en bekrompen nationalisme met zijn fa tale leuze: Duitschland voor de Duitschers! Zijn de Joden, die sedert eeuwen in Duitschland hebben gewoond dan geen Duitschers? Zijn zij in mindere mate Duitschers dan de Oostenrijker, die den naam van Adolf Hitier draagt? Ja, maar zij zijn geen christenen! Nu, als de Duit sche nationaal-socialisten wél christenen zijn, dan mogen de Duitsche Joden er zich op verheugen het niet te wezen! Ik moet eerlijk bekennen, dat ik het antisemietisme niet kan begrijpen. Het is mij eenvoudig een raadsel hoe denkende menschen joden-haters kunnen zijn. Het tegenovergestelde lijkt mij veel eerder begrijpe lijk. Want bij nuchtere beschouwing zullen wij moe ten erkennen dat de wereld aan het oude volk van Israël onnoemelijk veel te danken heeft. En ik zou de christenen in dit verband willen wijzen op het feit, dat hun zeer vereerde Jezus een Jood was. Daarom deed het mij goed in het roomsche „Noord-Hollandsch Dagblad" van Woensdag 15 Maart j.1. een artikel te lezen van father Lefeber, waarin o.m. dit geschre ven stond: „Maar vooral, beoefen de christelijke lief de tegenover de Zonen van het Oude Volk. Toon uzelf niet alleen enthousiast ten opzichte van den nog heidenschen Neger of Indiaan, terwijl ge de ele mentaire regelen der christelijke naastenliefde niet toepast op uw omgang met den Israëliet, die in den zelfden God gelooft als gij en hetzelfde bloed in de_ aderen heeft als Hij, wiens onbevlekte moeder, de gezegende onder de vrouwen, een Jodin was." Dit echter terzijde gelaten, stel ik de vraag: moet niet ieder, die iets gevoelt voor waarachtige ontwik keling, zich ervan bewust worden hoe deze ontwik keling gediend is geworden door Joden? Heeft het joodsche volk ons niet een Spinoza ge schonken? En is niet nog altijd deze Spinoza de man, die door alle groote geesten van het heden wordt be schouwd als een der fijnste en scherpzinnigste den kers, die ooit hebbon geleefd, wiens invloed o.a. merk baar is in een Goethe? De groote Fransche wijsgeer uit onze dagen Berg- son, die een wereldreputatie geniet en vooral buiten zijn eigen land beroemd is geworden door zijn boek „De Scheppende Evolutie" is een Jood! En laat ik niet verzuimen te wijzen op den groo ten geleerde Einstein, wiens naam door heel de we reld is gegaan als een symbool van een geheel ver nieuwde wetenschappelijke beschouwing, toen hij, na jaren van harden en langdurigen hersenarbeid, zijn relativiteitstheorie verkondigde. Woensdag 5 April. Om dezen gedenkwaardigen dag luister bij te zetten, wordt de Burgerij van Schagen uitgenoodigd, zoo algemeen mogelijk de vlag uit te steken. De Standhouders worden er op g ewezen, dat er 5 extra-prijzen, ad f 10.- worden beschikbaar gesteld voor de mooiste versierde stands. Alle inzenders gelieven dus extra-werk van hunne inzending te maken en o.m. ook door vlaggentooi het feestelijk aanzien te verhoogen. Inzenders, standhouders en verdere belangstellenden, die zich geroe pen gevoelen het Bestuur der jubileerende Vereeniging te complimenteeren. worden uitgenoodigd hiervan te doen blijken op de Matinée, Woensdagmiddag van 2—5 uur, in Hotel IGESZ, Marktplein. De Commissie. Deze Einstein is een Jood! En deze zelfde Einstein, is ook een Duitscher en er was een tijd, dat hij in zijn vaderland geëerd werd, immers men was trotsch op den man, die den Duit- schen eerzucht bevredigde, die den nationalen waan van „wij zijn het volk dat wetenschappelijk aan de spits staat" versterkte. En de stad Berlijn bood hem een villa aan uit dankbaarheid! Maar nu is een an dere wind over Duitschland gaan waaien, die van het nationaal-socialisme en van het daarmede verbonden antisemietisme en Einstein, pas teruggekeerd van een studiereis naar Amerika, heeft het besluit moe ten nemen den Duitschen bodem niet meer te betre den en zal zich in België vestigen. Hoe zou hij zich ook gelukkig kunnen voelen in een land, waar de waanzin van het antisemietisme alle zuivere men- schelijkheid overwoekert cn verstikt? Ik schreef zooeven, dat ik het antisemietisme niet begrijpen kan. Dit is niet alleen het geval om de hierboven genoemde redenen. Ik heb voor dit niet- begrijpen nog andere motieven. Ik ken vele Joden en ik heb het groote voorrecht onder hen zeer goede vrienden te bezitten. Dit da teert reeds van mijn jeugd af. Als schooljongen had ik al oen joodschen vriend, bij wiens ouders ik vaak aan huis kwam. Maar het is mij nooit mogelijk ge weest ook maar het geringste verschil te ontdekken tusschen hen en andere menschen. Daarom houd ik zooveel van dat verheven boek van Lessing, van zijn „Nathan der Weise"! En ook al vind ik in den godsdienst der Joden veel, dat mij als verdwaasd en verouderd aandoet, evenals ik dit vind in den godsdienst van roomschen en protestanten, dan is dit voor mij geen reden, mag dit tenminste voor mij geen reden zijn om een vij andige houding tegenover hen aan te nemen. Ik zie buitendien, hoe bij de Christenen en ook bij de Joden geleidelijk een vrijere geest zich baanbreekt en daardoor veel formalisme op den duur moet verdwij nen. Waar het op aankomt is slechts dit, dat men zich bewege in de richting der vrije menschelijke persoonlijkheid, voor wie de rede de eenige autoriteit wordt in het leven. Ik ben er van overtuigd dat in ons land geen ge vaar bestaat voor het anti-semietisme. Tegelijkertijd echter wil ik wijzen op iets, wat wel bestaat en waartegen ik met alle kracht wensch te protesteeren. Zonder dat zij er zichzelf geheel van bewust zijn, doen vele menschen mede aan het ver spreiden van de meening dat de Jood toch iets min der is dan de niet-Jood. Ik had iemand op bezoek. Het gesprek kwam op een derde (een orthodox-protestant) en toen zeide mijn bezoeker: „Je moet met hem oppassen, want 't is een echte Jood!" Daarop heb ik onmiddellijk gezegd, dat hij met dit zeggen een heel volk belee- digde en dat hij daartoe het recht niet had. Hij ver weerde zich met de bewering, dat dit nu eenmaal een door ieder begrepen uitdrukking was. En toen het ik opgemerkt dat daarin juist de beleediging lag en dat men daardoor, zonder opzet gelukkig, bij de groo te, meerderheid (ook bij kinderen!) de idiote meening deed ontstaan dat Jood-zijn iets minderwaardigs zou beteekenen. En dat wij daarom met al dergelijke uit drukkingen (hoe vaak spreekt men niet van een Jodenstreek?) finaal hebben te breken. Ik zal nooit vergeten wat een joodsche vriend, thans een geëerde en knappe dokter, die een belangrijke plaats in de wetenschappelijke wereld inneemt, in mijn studententijd eens tot mij zeide: „er gaat geen dag voorbij of wij Joden voelen uit de manier waar op wij worden behandeld, dat wij Joden zijn". Dit is in strijd met den geest van Lessing, met den geest van waarachtige menschelijkheid! Helaas moeten wij constateeren dat er zijn, die da neiging vertoonen om dien geest van Lessing prijs te geven en den geest van Hitier te laten binnendrin gen. Laten we daartegenover de groote gedachte van ver draagzaamheid hoog houden. Wat natuurlijk nooit mag beteekenen, dat we niet voor eigen inzicht zou den opkomen. Ieder mensch heeft het volle recht daartoe, maar weerzinwekkend wordt hij, wanneer hij dit recht van anderen niet erkent en misdadig, wanneer hij onder valsche, maar voor velen schoon klinkende, leuzen, met ruw geweld de dragers van andere moeningen vervolgt, straft en tuchtigt. Buitendien is het dom. Want als er één les is, wel ke de geschiedenis op iedere bladzijde van haat groote boek ons geeft is het deze: Geen geweld is ooit in staat geweest op den duur een züivere idéé te doo- den. Zoo zal ook de idéé der naar rechtvaardiger leven opworstelende menschheid nooit gedood kunnen wor den, nóch door Hitier, nóch door Mussolini, nóch door ieder, die gevangen zit in den waan dat dooi terreur en dictatuur de menschheid in een vorm zou kunnen worden geperst naar hun smaak. Moge deze gedachte ons sterk maken in den strijd voor waarachtige menschelijkheid. ASTOR

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1933 | | pagina 1