DE IJZEREN DEUR Marokko voorheen en thans. Raad Schocrl. Zaterdag 1 April 1933. SCHAGER COURANT. Zevende blad. No. 9255 OOGONDERZOEK-INRICHTING GROOTSTE KEUZE BRILMONTUREN EN GLAZEN SPECIALE REPARATIE-INRICHTING W. C.VAN GEELEN GEDIPLOMEERD OPTICIEN - REFRACTIONIST LAGE ZIJDE B 40. TEL. 26. SC.HAGEN. OOGOMOFnTOEK GEHEEL* GRATIS. HOE HET VROEGER WAS. DE WEENENDE EN STELENDE SULTAN. BROODELOOS GE RAAKTE VOLKSSTAMMEN MODDER REGEN. GEROOSTERDE SPRINK HANEN. (Van onzen reizenden oorrespondent.) ORIJDA, Maart MIJN vorige artikelen over den strijd, die nog steeds in Zuid-Marokko woedt, kunnen den indruk hebben gewekt, dat de t veiligheid bier nog steeds te wenscben laat, doch dit geldt slechts voor een gedeelte van het berggebied en voor den rand dei' Sahara. Verzuimd heb ik nog er op tc wijzen, dat de Franschcn zoer zeker met gas bommen een sneller onderwerping der tegenstreven de, roofzuchtige stammen zouden kunnen verkrijgen, doch dergelijke strijdmiddelen worden, als unfair en. onnoodig onmenschclijk tegen de wilde stammen door de Franschen niet toegepast. Ze hebben dit ook bij den Rif-oorlog tegen Ahd cl-Krim niet gedaan. Om zich een juist oordeel te vormen over de hui dige toestanden in Marokko onder Fransch protecto- raad, moet men een vergelijking trekken tusschen nu en een nog niet oud verleden. Ik zou een onbillijk heid begaan indien ik, alvorens Marokko te verlaten, niet op deze verschillen wees. Door het karakter de zer streken en den aard der bevolking, is de Fran- sche overheid hier nog wel een gedwongen hardhan dig op te treden, maar vergeleken bij vroeger is Ma rokko voor de bewoners bijna een paradijs. De sul tans gingen, ruim twintig jaar geleden, met hun on derdanen veel minder rechtvaardig om. Niet alleen lieten die inlandsche vorsten duizenden menschen onthoofden om vaak geen andere reden dan het slechte humeur van den heerschcr, doch ook stonden op betrekkelijk kleine vergrijpen de wreedste straf fen, waarvan men de slachtoffers nu nog dikwijls ontmoet in de straten der Marokkaansche steden. Een Marokkaan, die zich aan diefstal had schuldig gemaakt, werd b.v. als regel bestraft met het afhak ken van zijn hand. De bloedende armstomp werd daarna (om besmetting te voorkomen) een oogenblik gehouden in kokend teer. Wegen waren er in dien tijd niet. Wie had ze moe ten houwen? Al wat er aan belastingen inkwam, was nauwelijks voldoende voor het onderhoud van het hof, waar de sultan met zijn vrouwen in Oostersche weelde leefde. Het land werd geteisterd door roover- benden, maar erger nog waren de soldaten van den sultan, die. slecht gekleed en gevoed, vrijwel nimmer soldij ontvingen en van diefstal «m roof moesten leven. Europeesche schipbreukelingen, die op de Ma rokkaansche kust landden, weiden door Arabische stammen vaak gevangen genomen en moesten wor den los gekocht. De mogendheden protesteerden dan wel eens bij den sultaan. maar deze had huiten de versterkte steden ook niets in te brengen. Ging deze „alleenheerscher" op reis van zijn ééne residentie naar de andere, dnn waagde hij dit alleen onder geleide van duizenden soldaten, die voor dien tijd ge woonlijk eenig geld en beter voedsel kregen. Voor de soldaten waren deze sultan-reizen steeds een buiten kansje, voor dc bevolking van de streken, waar de sultan doortrok, was het anders. De soldaten stalen en plunderden, nadat eerst de viziers overal opgevor derd hadden wat voor het onderhoud van den sultan en zajn. tienduizenden volgelingen en soldaten noodig was.'Het verschijnen van dén ëultaiistoet was voor een landstreek noodlottiger dan de ergste sprinkha nenplaag. Roof, moord, bedrog, terechtstellingen, binnenland- sche oorlogen waren aan de orde van den dag. Dezelf de stammen, die nu nog de Franschen bestrijden, heb ben zich ook aan den sultan nimmer onderwerpen en steeds tegen hem oorlog gevoerd, alleen hebben zc nu tegenover zich een sterker tegenstander, die hen op den duur wel tot rede zullen brengen, al kan dit door den aard van het landschap nog wel eenigen tijd duren. Bij alles wat in deze streken gebeurde en gebeurt, dient men steeds in het oog te houden, dat de geestesaard van de bewoners dezer streken geheel anders is dan die van ons. In Europa kan men dik wijls de uitdrukking hooren, dat al deze volken be staan uit „menschen zooals wij". Voor iemand, die veel gereisd heeft en niet als afleiding zoekend toe rist, en die in Afrika en Azië met enkele volken in nader aanraking kwam, klinkt dat als de ergelijk- ste onzin. Een enkel voorbeeld wil ik hier geven. Abd-el-Aziz, de sultan van Marokko, die door zijn eigen broeder in 1908 werd verjaagd, gaat door voor een verlicht, zachtmoedig man. Welnu, deze sultan had als grootvizier Ba Achmed, die reeds den va der van Abd-ol-Azir jarenlang diende. Toen deze grootvizier te Marrabech, in Zuid-Marokko, ernstig FEUILLETON. Uit het Engelsch van HAROLD BELL WRIGHT. i& Hugh Edwards kwam een stap naderbij. Het scheen hem bijna ongelooflijk, dat iemand een dergelijke laag heid zou doen. „Meen je dat in ernst?" vroeg hij. „Heb je dat wer kelijk tegen juffrouw Hillgrove gezegd?" „Nou, en of!" antwoordde de Sallemander pralend. „Ik vin, dat zukke lui motten leeren waar d'r plaas is. Ze heb me lang genog uit de hoogte behandeld." Edward's vuist schoot uit. De slag kwam met volle kracht aan vlak op de punt van des Sallemanders kin. D.e onbeheerschte mond was juist geopend en de slappe onderdak bood niet den minsten weerstand aan den schok. De uitwerking was ontstellend. Het hoofd van den kerel sloeg achterover, alsof zijn nek was gebroken en hij viel slap en bewusteloos midden in 't vertrek neer. Het oude wijf begon te krijsohen tot haar man: „Steek 'm. Juul. steek 'm!" De vader van den Sallemander maakte een beweging naar voren, en Edwards zag een mes glinsteren. Met een vluggen sprong was hij bij de buks, die de Sallemander tegen den muur had neergezet, en legde op den man met het mes aan. „Vanavond niet. juffrouw", zeide hij koeltjes tot de oude. „Het spijt me je te moeten teleurstellen, maar op 't oogenblik zal hü niemand steken." Hij ging achteruit naar de deur, en opende die met zijn gezicht naar hen toe en het wapen in aanslag. „Ik zal het geweer bij het hek neerzetten." zeide hij. „Als je zoo slim bent als waarvoor ik je houd. dan kom je hier niet uit, vóór je zeker weet dat ik weg ben." Hij trok de deur dicht, terwijl hij achteruit over den drempel stapte. Op zijn terugweg door den canon dacht Hugh Ed wards na over wat de Sallemander gezegd had. Eén ding stond vast: Marta was niet langs den grooten Een verkooper van geroosterde sprinkhanen. Voor op de mat een tweetal hoopjes van deze „lekkeriry." ziek werd, was heel de stad. heel hef hof en ook de sultan diep onder den indruk. Ba Achnied. de grootviezier, was de zoon van een slaaf. Door zijn klaar versland had hij zich opge werkt en tevens groote rijkdommen vergaard, ten koste natuurlijk van het volk. Toen hij den geest had gegeven, werden dc poor ten van zijn palcis gesloten en daar binnen begon een algemeene plundering, zooals dat vóór de komst der Franschen in Marokko bij den dood van een rij ken Marokkaan de gewoonte was. Dc vrouwen en de slaven stalen alles wat ze vonden, braken koffers open, eigenden zich edelsteenen en andere kostbaar heden toe, vochten onder elkander om den buit en er vielen zelfs eenige dooden. Denzelfden dag nog werd de grootvizier begraven en de sultan weende hartbrekend aan het graf. Toen de bedroefde sultan van de begrafenis was terugge keerd, was het eerste wat hij deed het tcekenen van een besluit, waarbij alle bezittingen van don groot vizier werden onteigend ten bate van den staat, dat wil zeggen: ten bate van den sultan. Wat de vrou wen en slaven zich hadden toegeëigend, werd hun afgenomen en een nieuwe, stelselmatiger plundering in naam van den sultan begon. Op lastdieren werd alles uit het paleis van den groot viezier gehaald en na enkele dagen bleven van hel paleis alleen de naakte muren over. Vrouwen en kinderen van den grootvizier werden verjaagd zonder dat ze een cent kregen, zoodat ze gedoemd waren tot de bitterste armoede. Toch gaai deze Sultan Abd-el-Aziz door voor een dor edelste, zachtmoedigste vorsten, dre o.a. bepaai de, dat, alles wat gedurende zijn reizen door het land voor hem en zijn tienduizenden volgelingen en sol daten werd opgevorderd, aan de bevolking moesl worden betaald. Dat dit niet gebeurde en zijn viziecs •m andere grootwaardighridsbckleoders het geld in hun zak lieten glijden, was zijn schuld niet. Van hun standpunt bekeken, hebben de nog strij dende stammen groot gelijk Dc Franschen hebben dezen menschen namelijk hun broodwinning ontno men. Eeuwenlang leefden deze stammen van brand schatting of plundering van dorpen, van overvaller, op karavanen of van de hooge sommen, welke de ka ravanen moesten betalen om vrijen doortocht te ver krijgen en van den slavenhandel. De Franschen laten dit niet toe en de vroeger rijke stammen, die voor arbeid niets gcvoelfcn, zijn tot diepe armoede ver valsen. ooo Intusschen is de lente hier gekomen en kunnen we er aan denken onzen tocht, te vervolgen. De lente hier is al even grillig en onberekenbaar als de lente bij ons en met, nog meer verrassingen. Soms trekken donkore wolken langs den hemel, wolken sprink hanen. Heden is er iets nieuws: het regent gele mod der. Loopt men in dezen regen, dan zijn de kleede- ren na droging vol met slijk. Het is de sirocco, die blaast en zand van de woestijn medevoert. TegelijK echter regent het, wat zeer zelden voorkomt, zooals de menschen me, zeker om me te troosten, vertellen. De sprinkhanen, welke alle planten, die ze ont moeten, opeten, worden zelf ook gegeten. In natuur staat. zijn ze een goed varkensvoeder, geroosterd worden ze ook door de Arabieren als lekkernij ge nuttigd. Langs dc straten kan men thans kooplieden zien en deze knosperige, geroosterde sprinkhanen smaken niet slecht. J. K. BREDERODE. Vergadering van den Raad op Donderdag 30 Maart 1933, des morgen 10 uur. Voorzitter de heer Baron van Fridagh, burgemeester; secretaris de heer Smits. Afwezig is de heer Duin, wegens ongesteldheid. De Voorzitter opent de vergadering en spreekt den wensch uit, dat de heer Duin weer spoedig hersteld zal zijn. Na een opmerking van den heer Dapper worden de notulen goedgekeurd. Ingekomen stukken en mededeelingen. Van de ingekomen stukken deelen wij mede: missive van den Minister van Binnenlandsche Zaken, waarbij wordt medegedeeld, dat geen vrijheid gevonden wordt de Ministerieele steunregeling voor in deze Ge meente woonachtige werkloozen geldig te verklaren, aangezien alle voor hulp in aanmerking komenden bij de werkverschaffing geplaatst kunnen worden; Ten aanzien van eventueele verhooging der rijksbij drage in de kosten van werkverschaffing zal nadere beslissing volgen. Op verzoek van den Voorziter leest de Secretaris een uitvoerig schrijven, dat vandaag aan den Minister zal worden gezonden en waarin medegedeeld wordt, dat de werkverschaffing in de Staatsduinen over 1932 totaal heeft gekost f 18461.83, van welk bedrag dus 50 pet voor rekening komt van de gemeente, is f 9230.92. Daar bij komen dan de kosten aan premie ingevolge ziekte en ongevallenwet, f 750, de uitgaven voor werkverschaf fing in eigen beheer, subsidie werkloozenkassen, enz., zoodat alle uitgaven voor crisiswerkloosheid voor de gemeente op 15 a 16 duizend gulden kunnen worden gesteld. Herinnerd wordt aan de belastingen die worden geheven, de zeer Ingrijpende budgetaire maatregelen, die zijn getroffen en toch zal het zonder extra hulp van het rijk spaak loopen. Met aandrang wordt dan ook verzocht om de bijdrage van het rijk te verhoogen van weg naar huis gegaan. Maar waar was zij nu? Bij de Burtons? Edwards betwijfelde dat zij na een derge lijke ervaring naar haar vrienden zou zijn gegaan. Even min geloofde hij, dat zij dadelijk naar huis zou komen. Hij wist te goed, hoeveel fijngevoelige trots er onder haar jongensachtige vrijmoedigheid verborgen lag. Nie mand kon zich beter dan hii de mogelijke gevolgen der wreede woorden van den Sallemander voorstellen. Hugh Edwards kende de vreeselijke macht van schan de en vernedering. Hij kende de verschroeiende, ver dorrende uitwerking van onverwachte, onverdiende be schaming en onrechtvaardige publieke veroordeeling. Hij kende het afgrijzen en de vertwijfeling van den on schuldige. die overgeleverd is aan de onzegbare wreed heid van boosaardige kwaadsprekers, wier eenige wensch is, dat het kwade nieuws, dat zij helpen verspreiden, waar zal blijken, opdat hun venijnig vermaak niet verstoord worde. Beter dan iemand begreep Hugh Edwards, waarom Marta na hare ontmoeting met den Salleman der niet was thuisgekomen. Als een gewond, gejaagd dier was deze man als zoovelen vóór hem in de Canada del Oro gekomen. Hij was gekomen om te vergeten en vergeten te worden en had Marta gevonden. In haar onschuld en onbe vangenheid had het meisje haar liefde voor hem niet weten te verbergen; en hij. haar liefde ziende en er naar smachtend als een verhongerende naar voedsel, had zichzelven vastberaden ontzegd de woorden te spre ken, die haar tot de zijne zouden maken. Bij zijn komst in de canon, had hij alleen maar ge hoopt goud genoeg te vinden voor zijn sobere levens behoefte. en de liefde, die uit hun dagelijkschen om gang ontstaan was. had hem slechts te rampzaliger ge maakt. Maar toen de compagnons "hem het verhaal ge daan hadden hoe zij het meisje hadden gevonden, had hij ingezien, dat er geen reden bestond waarom hij haar niet zou winnen, indien hij slechts vrijdom kon verwer ven van zijn eigen ongelukkige verleden. En de moge lijkheid daartoe was slechts te vinden in het goud. waarvoor hij zwoegde in het zand en grint en de rot sen bij de beekbedding. Dag aan dag had hij gewerkt in dat oord van ver nietigde hoop en vervlogen droomen. lederen dag, als zij bij hem was. zichzelven gedwongen te wachten. lede ren nacht in zijn eenzame hut gedroomd van den dag, dat hij vrij zou zijn. lederen morgen was hij met zons opgang aan het werk gegaan, gedragen door de hoop. dat vóór het weer donker werd zijn houweel en schop een rijke ader van het metaal zouden blootleggen. Iede- 50 op 75 pet. en deze verhoogde bijdrage uit te trek ken tot het geheele jaar 1933. De heer Schermer vraagt of geen bijdrage van de provincie is te verkrijgen. De Voorzitter heeft vernomen, dat als het rijk geen hoogere bijdrage toekent, de provincie 10 pet. wil bij dragen, zoodat de bijdrage die de gemeente dan krijgt niet 50 pet. maar 60 pet. zal zijn. De begrooting voor 1933 kwam van Ged. Staten te rug, vergezeld van een nota van aanmerkingen. Aan het verzoek tot wijziging zal worden voldaan. Opnieuw wordt vastgesteld een wijzigingsverordening tot heffing van opcenten op de hoofdsom der personee- le belasting. Omdat de verordening tenminste 4 maan den voor den aanvang van het betreffende belastingjaar moet zijn vastgesteld, moet de grondslag paarden voor het dienstjaar 1933 gehandhaafd blijven, maar zal hij voor 1934 vervallen. Door den Voorzitter wordt mededeeling gedaan van het duinbrandje op Zaterdagnacht, waardoor wat laag dennenhout verloren is gegaan. Binnenkort zal de eerste steen gelegd worden van het nieuwe café-restaurant te Camperduin. B. en W. hebben concessie verleend aan de Eerste Schoolsche Autobusonderneming voor den dienst Schoorl-Station—Camperduin en wel tot 15 Mei 1934. Opnieuw wordt vastgesteld een verordening, rege lende de benoembaarheid en de bezoldiging van den veldwachter dezer gemeente. De raad hecht zijn goedkeuring aan voorgestelde af- en overschrijvingen, dienst 1932 en aan een suppletoire begrooting voor dien dienst. Van het bedrag van f 22.186 is slechts voor dekking aanwezig f 2800. Door B. en W. werd voorgesteld een kasgeldleening te sluiten van ten hoogste f 25.000, doch na toelichting van den secretaris wordt het bedrag op ten hoogste f 30.000 bepaald. Aan de orde kwam de benoeming van een lid van het Burgerlijk Armbestuur, van de commissie tot wering van schoolverzuim en van een lid der commissie van toezicht op het lager onderwijs. Het was de heer Gutter die er zijn misnoegen over uitsprak, dat op de agenda niet voorkwamen dubbeltal len voor deze benoemingen. De Voorzitter was het met die opmerking eens, maar de betrokken commiseiën hadden te laat dubbeltallen ren avond, als hij met zonsondergang het steile pad weer opklom, had hy bij zichzelven gefluisterd: „Mor gen". En nu was dit het einde. Nu hij wist wat de Sal lemander gedaan had. en volkomen begreep welke gevol gen dat zou kunnen hebben, gevoelde hij zijn zelfbe- heersching zich ontzinken. Hij was buiten zichzelf van angst. Indien Marta niet veilig by haar vrienden in het witte huisje op den berg was, waar was zij dan? Hadden de compagnons haar gevonden? Zwierf zij half waanzinnig van schaamte en wanhoop in storm en duisternis rond? Was zij overvallen door den woesten stroom, die door den canon raasde? Werd haar schoon lichaam, zoo vol leven en kracht, op dit oogenblik ver pletterd en verscheurd tusschen de morzelende rolstee- nen en scherpe rotspunten? Misschien waren ook de beide compagnons wel overvallen door die aanstormen de watermassa, vóór zij uit de val hadden kunnen ge raken, waarin hij hen had zien verdwijnen. Bij die ge dachten zette hij het op een loopen. Hij moest toch iets iets kunnen doen! Het besef van zijn volslagen mach teloosheid maakte hem razend. Bij het hek van Marta's woning hield hy stil, en riep in doodsangst haar naam, keer op keer. totdat de een zaamheid van het donkere huis en het dof brullende ge raas van den stroom hem verder joeg. Bij den eersten overgang boven zijn eigen hut versperde de stroom hem den weg. Opnieuw schreeuwde hij uit alle macht: „Mar ta! Marta! Thad! Bob!" maar het geluid van zijn stem ging verloren in het wilde rumoer van den razenden stroom. Ten slotte keerde hij moe en uitgeput, en vaag begrijpend hoe dwaas hij zijn krachten verspilde, naar Marta's woning terug. Hij ging niet naar zijn eigen hut. Hij werd gedreven naar dat huis. waar hij maanden geleden een toevlucht had gevonden, zooals een door den stroom gehavend schip een veilige haven binnendrijft. Van dat eerste uur af was het zijn toevlucht gebleven. Eiken morgen had hij van uit zijn eigen deur uitgekeken naar den rook uit dien schoorsteen als een schipbreukeling naar een teeken van redding. Eiken avond had hy van uit zijn eenzaamheid naar het licht daarginds uitgezien als een in de woestijn verdwaalde naar een leidende ster*. De gedachte aan die donkere vensters en ledige ver trekken was hem onverdragelijk. Toen de compagnons uit de beekbedding opklommen, daar waar de weg uit den canon naar de hoogere stre ken stijgt, hoorden zij reeds het donderend geweld van den naderenden stortvloed. „Goddank, dat we tenminste weten, dat ze daar niet opgegeven, het Burgerlijk Armbestuur was daar vroeg genoeg mee. Als lid van het Burgerlijk Armbestuur werd met al gemeene stemmen benoemd de heer J. Kaag. Toen tot stemming voor de andere vacatures zou worden overgegaan, en de Voorzitter mededeeling deed van de dubbeltallen in 1930, stelde de heer Guttor voor de benoemingen aan te houden. Aldus werd besloten. De aanvrage van P. J. Stam, landarbeider te Schoorl, tot verstrekking van f 3380, bcnoodigd voor de stichting van een plaatsje, ingevolge de landarbeiderswet, werd ingewilligd, onder de gebruikelijke voorwaarden en mits het vijlt bereid is onder gelijke voorwaarden het fcenoodigde kapitaal aan de gemeente te verstrekken. Voor Gépé-branders. Overeenkomstig het voorstel van de lichtcommissie, vragen B. en W. een crediet van f 1000 tot het aan schaffen en gratis verstrekken van Gépé-branders en het in huurkoop uitgeven van warmwatergeysers, een en au der ter populairiseering van het gasbedrijf. Uit de bespreking bleek dat met deze beschikbaarstel ling wordt bedoeld, de vervanging van de petroleum stellen, die bij plaatsing va.n een Gépé-brander door het gasbedrijf zullen worden overgenomen en zullen worden vernietigd, als de betrokken aangeslotene den gépé- brander na een gebruik van drie weken blijft prefe- reeren. Door den heer Schermer werd medegedeeld, dat deze Gépé-branders uitstekend voldoen en niet duurder in gebruik zijn dan petroleumstellen. Door den heer Gutter werd in overweging gegeven dat voortaan gas- en electriciteitsrekening niet tegelijk worden aangeboden, maar bijv. met een week tusschen- ruimte Met dezen wensch zal rekening worden gehouden. Nog werd medegedeeld, dat het gasbedrijf over 1932 vermoedelijk een nadeelig saldo zal opleveren van 2860.99. het G.E.B. een winst van f 1297. Conform het voorstel van B. en W. wordt besloten. De rondvraag. De heer Gutter bepleit verbetering van den straat weg aan het begin van öe Teugellaan. Dit gedeelte be hoort echter tot den polder en de voorzitter van den polder, de heer Van Lienen belooft het bij het polder bestuur aanhangig te maken. De heer Schermer wijst op het hooge rentepercentage n.1 6. dat nog geldt voor de woningen van de Vereeni- ging voor Volkshuisvesting. Spr. wijst op het gevaar van huurderving, en dathet rijk en de gemeente dan het te kort zouden moeten dragen. Spr. wil daarom bij het rijk aandringen op verlaging van het rentepercentage. Door den Voorzitter wordt de toezegging gedaan deze kwestie zoowel per brief als persoonlijk bij de Verceni- ging van Ned. Gemeenten aanhangig te maken. De geweigerde tweede uitvoering. Door den heer Schermer wordt daarna ter sprake ge bracht de door den burgemeester, als hoofd der politie, geweigerde tweede uitvoering van de kinderzangvereeni- ging en de weigering van balverlof na de eerste uitvoe ring. Spr. wijst er op geen invloed te kunnen uitoefe nen op de handelingen van het hoofd der politie en do burgemeester zal zijn reden tot weigering wel hebben gehad. n.1. paal en perk te stellen aan het aantal uit voeringen. Maar spr. wijst op het feit dat deze tweede uitvoering noodig was om de kosten te kunnen dekken, dat de tweede uitvoering nu te Bergen heeft plaats ge had en dus de menschen uit deze gemeente, n.1. een aantal van 110 naar Bergen zijn gegaan en dus het doel van den burgemeester niet is bereikt geworden. Spr. hoopt dat de burgemeester zich niet in de eerste plaats zal gevoelen hoofd der politie, doch burgervader, en hoopt dat als een dergelijk geval zich weer mocht voor doen, een tweede uitvoering zal worden toegestaan. De Voorzitter zegt dat, juist omdat hij zich als bur gervader gevoelde hij de 2e uitvoering niet heeft toe- Bloemenmagazijn „CORONA", KONINGSTRAAT 67 DEN HELDER, levert U alle moderne bloemstukken Telefoon 216. Postgiro 99555. in is", hijgde Thad. „Dat loopje heeft me zoowat al mijn asem gekost." Heftig hijgende, slaagde Bob er in een flauw ge grinnik te doen hooren, „Allicht vinden we d'r droog en wel aan d'r avond eten bij Sint Jimmy. en worren we nog uitgelachen dat zoo'n paar ouwe gekken zich zoo druk hebben ge maakt over niks." „Ik mag 't lijen". antwoordde de ander. „Maar die jongen daarginds zal 'n kwajen nacht doormaken. Jam mer. dat we 'm niks kennen laten weten vóór morgen." Zij kwamen niet zeer snel vooruit, en toen zij het kleine witte huisje bereikten, was het al pikdonker. Maar op het gezicht van de verlichte ramen haastten zij zich, zooveel mogelijk, al struikelend over de los gewoelde steenen en uitglijdende in den modder op het smalle zigzagpad. Geen tien minuten nadat Sint Jimmy op hun kloppen de deur had opengedaan, waren zij alweer op weg. Maar nu scheidden zij. Thad keerde terug naar het punt, waar het pad langs de Burtons op den weg uit kwam. om vandaar verder te gaan. terwijl Bob dat pad bleef houden tot waar het bü Wheelers weidehek zich weer met den weg vereenigde. Een uur later had de storm uitgewoed, en kwamen de sterren weer tuschen de scheurende wolken uitke ken. Maar iedere kloof en geul en helling was nu d« bedding van een onstuimige beek. In het weiland, dicht bij Wheelers corarl. ontmoette® Thad zijn kameraad die terugkeerde. Hij was te paard, en leidde een ander gezadeld bij den teugel, „Ze heb niet den grooten weg genomen," zeide- Bob. „Hadden de Wheelers d'r gezien?" „Ja. George heb d'r zelf gezien toen ze uitreed en toen ze terug kwam. George is nou naar Oracle gereeën om daar te waarschuwen. Hi.i zal met een troep van z'n rijers gaan zoeken, zoodra 't licht wordt." Thad heesch zich moeizaam in den zadel en gedu rende eenige minuten reden zij zwijgend door, terwijl de jagende wolken boven hun hoofd voorbij ijlden, alsof zij zich naar een afgesproken ontmoeting ver over de heuvelen spoedden. „Nou kennen we godsterwereld niks meer doen tot morgen", zeide Bob ten laatste. En daarna reden zij weer zwijgend en langzaam terug naar het witte huisje op den berg, om daar met Sint Jimmy en moeder Bur- ton den dag af te wachten. De beide oude goudgravers, die het grootste deel van hun leven in gevaar en ontbering en teleurstellend zoe-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1933 | | pagina 25