DE IJZEREN DEUR
Marokko voorheen en thans.
Raad Schocrl.
Zaterdag 1 April 1933.
SCHAGER COURANT.
Zevende blad. No. 9255
OOGONDERZOEK-INRICHTING
GROOTSTE KEUZE BRILMONTUREN EN GLAZEN
SPECIALE REPARATIE-INRICHTING
W. C.VAN GEELEN
GEDIPLOMEERD OPTICIEN - REFRACTIONIST
LAGE ZIJDE B 40. TEL. 26. SC.HAGEN.
OOGOMOFnTOEK GEHEEL* GRATIS.
HOE HET VROEGER WAS. DE WEENENDE EN
STELENDE SULTAN. BROODELOOS GE
RAAKTE VOLKSSTAMMEN MODDER
REGEN. GEROOSTERDE SPRINK
HANEN.
(Van onzen reizenden oorrespondent.)
ORIJDA, Maart
MIJN vorige artikelen over den strijd, die nog
steeds in Zuid-Marokko woedt, kunnen den
indruk hebben gewekt, dat de t veiligheid
bier nog steeds te wenscben laat, doch dit
geldt slechts voor een gedeelte van het berggebied en
voor den rand dei' Sahara. Verzuimd heb ik nog er
op tc wijzen, dat de Franschcn zoer zeker met gas
bommen een sneller onderwerping der tegenstreven
de, roofzuchtige stammen zouden kunnen verkrijgen,
doch dergelijke strijdmiddelen worden, als unfair en.
onnoodig onmenschclijk tegen de wilde stammen
door de Franschen niet toegepast. Ze hebben dit ook
bij den Rif-oorlog tegen Ahd cl-Krim niet gedaan.
Om zich een juist oordeel te vormen over de hui
dige toestanden in Marokko onder Fransch protecto-
raad, moet men een vergelijking trekken tusschen
nu en een nog niet oud verleden. Ik zou een onbillijk
heid begaan indien ik, alvorens Marokko te verlaten,
niet op deze verschillen wees. Door het karakter de
zer streken en den aard der bevolking, is de Fran-
sche overheid hier nog wel een gedwongen hardhan
dig op te treden, maar vergeleken bij vroeger is Ma
rokko voor de bewoners bijna een paradijs. De sul
tans gingen, ruim twintig jaar geleden, met hun on
derdanen veel minder rechtvaardig om. Niet alleen
lieten die inlandsche vorsten duizenden menschen
onthoofden om vaak geen andere reden dan het
slechte humeur van den heerschcr, doch ook stonden
op betrekkelijk kleine vergrijpen de wreedste straf
fen, waarvan men de slachtoffers nu nog dikwijls
ontmoet in de straten der Marokkaansche steden.
Een Marokkaan, die zich aan diefstal had schuldig
gemaakt, werd b.v. als regel bestraft met het afhak
ken van zijn hand. De bloedende armstomp werd
daarna (om besmetting te voorkomen) een oogenblik
gehouden in kokend teer.
Wegen waren er in dien tijd niet. Wie had ze moe
ten houwen? Al wat er aan belastingen inkwam, was
nauwelijks voldoende voor het onderhoud van het
hof, waar de sultan met zijn vrouwen in Oostersche
weelde leefde. Het land werd geteisterd door roover-
benden, maar erger nog waren de soldaten van den
sultan, die. slecht gekleed en gevoed, vrijwel nimmer
soldij ontvingen en van diefstal «m roof moesten
leven. Europeesche schipbreukelingen, die op de Ma
rokkaansche kust landden, weiden door Arabische
stammen vaak gevangen genomen en moesten wor
den los gekocht. De mogendheden protesteerden dan
wel eens bij den sultaan. maar deze had huiten de
versterkte steden ook niets in te brengen. Ging deze
„alleenheerscher" op reis van zijn ééne residentie
naar de andere, dnn waagde hij dit alleen onder
geleide van duizenden soldaten, die voor dien tijd ge
woonlijk eenig geld en beter voedsel kregen. Voor de
soldaten waren deze sultan-reizen steeds een buiten
kansje, voor dc bevolking van de streken, waar de
sultan doortrok, was het anders. De soldaten stalen
en plunderden, nadat eerst de viziers overal opgevor
derd hadden wat voor het onderhoud van den sultan
en zajn. tienduizenden volgelingen en soldaten noodig
was.'Het verschijnen van dén ëultaiistoet was voor
een landstreek noodlottiger dan de ergste sprinkha
nenplaag.
Roof, moord, bedrog, terechtstellingen, binnenland-
sche oorlogen waren aan de orde van den dag. Dezelf
de stammen, die nu nog de Franschen bestrijden, heb
ben zich ook aan den sultan nimmer onderwerpen en
steeds tegen hem oorlog gevoerd, alleen hebben zc nu
tegenover zich een sterker tegenstander, die hen op
den duur wel tot rede zullen brengen, al kan dit
door den aard van het landschap nog wel eenigen
tijd duren.
Bij alles wat in deze streken gebeurde en gebeurt,
dient men steeds in het oog te houden, dat de
geestesaard van de bewoners dezer streken geheel
anders is dan die van ons. In Europa kan men dik
wijls de uitdrukking hooren, dat al deze volken be
staan uit „menschen zooals wij". Voor iemand, die
veel gereisd heeft en niet als afleiding zoekend toe
rist, en die in Afrika en Azië met enkele volken in
nader aanraking kwam, klinkt dat als de ergelijk-
ste onzin. Een enkel voorbeeld wil ik hier geven.
Abd-el-Aziz, de sultan van Marokko, die door zijn
eigen broeder in 1908 werd verjaagd, gaat door voor
een verlicht, zachtmoedig man. Welnu, deze sultan
had als grootvizier Ba Achmed, die reeds den va
der van Abd-ol-Azir jarenlang diende. Toen deze
grootvizier te Marrabech, in Zuid-Marokko, ernstig
FEUILLETON.
Uit het Engelsch
van HAROLD BELL WRIGHT.
i&
Hugh Edwards kwam een stap naderbij. Het scheen
hem bijna ongelooflijk, dat iemand een dergelijke laag
heid zou doen.
„Meen je dat in ernst?" vroeg hij. „Heb je dat wer
kelijk tegen juffrouw Hillgrove gezegd?"
„Nou, en of!" antwoordde de Sallemander pralend.
„Ik vin, dat zukke lui motten leeren waar d'r plaas is.
Ze heb me lang genog uit de hoogte behandeld."
Edward's vuist schoot uit. De slag kwam met volle
kracht aan vlak op de punt van des Sallemanders kin.
D.e onbeheerschte mond was juist geopend en de slappe
onderdak bood niet den minsten weerstand aan den
schok. De uitwerking was ontstellend. Het hoofd van
den kerel sloeg achterover, alsof zijn nek was gebroken
en hij viel slap en bewusteloos midden in 't vertrek
neer.
Het oude wijf begon te krijsohen tot haar man:
„Steek 'm. Juul. steek 'm!"
De vader van den Sallemander maakte een beweging
naar voren, en Edwards zag een mes glinsteren.
Met een vluggen sprong was hij bij de buks, die de
Sallemander tegen den muur had neergezet, en legde
op den man met het mes aan.
„Vanavond niet. juffrouw", zeide hij koeltjes tot de
oude. „Het spijt me je te moeten teleurstellen, maar
op 't oogenblik zal hü niemand steken."
Hij ging achteruit naar de deur, en opende die met
zijn gezicht naar hen toe en het wapen in aanslag.
„Ik zal het geweer bij het hek neerzetten." zeide hij.
„Als je zoo slim bent als waarvoor ik je houd. dan kom
je hier niet uit, vóór je zeker weet dat ik weg ben."
Hij trok de deur dicht, terwijl hij achteruit over den
drempel stapte.
Op zijn terugweg door den canon dacht Hugh Ed
wards na over wat de Sallemander gezegd had. Eén
ding stond vast: Marta was niet langs den grooten
Een verkooper van geroosterde sprinkhanen.
Voor op de mat een tweetal hoopjes van
deze „lekkeriry."
ziek werd, was heel de stad. heel hef hof en ook de
sultan diep onder den indruk.
Ba Achnied. de grootviezier, was de zoon van een
slaaf. Door zijn klaar versland had hij zich opge
werkt en tevens groote rijkdommen vergaard, ten
koste natuurlijk van het volk.
Toen hij den geest had gegeven, werden dc poor
ten van zijn palcis gesloten en daar binnen begon
een algemeene plundering, zooals dat vóór de komst
der Franschen in Marokko bij den dood van een rij
ken Marokkaan de gewoonte was. Dc vrouwen en de
slaven stalen alles wat ze vonden, braken koffers
open, eigenden zich edelsteenen en andere kostbaar
heden toe, vochten onder elkander om den buit en er
vielen zelfs eenige dooden.
Denzelfden dag nog werd de grootvizier begraven
en de sultan weende hartbrekend aan het graf. Toen
de bedroefde sultan van de begrafenis was terugge
keerd, was het eerste wat hij deed het tcekenen van
een besluit, waarbij alle bezittingen van don groot
vizier werden onteigend ten bate van den staat, dat
wil zeggen: ten bate van den sultan. Wat de vrou
wen en slaven zich hadden toegeëigend, werd hun
afgenomen en een nieuwe, stelselmatiger plundering
in naam van den sultan begon. Op lastdieren werd
alles uit het paleis van den groot viezier gehaald en
na enkele dagen bleven van hel paleis alleen de
naakte muren over. Vrouwen en kinderen van den
grootvizier werden verjaagd zonder dat ze een cent
kregen, zoodat ze gedoemd waren tot de bitterste
armoede.
Toch gaai deze Sultan Abd-el-Aziz door voor een
dor edelste, zachtmoedigste vorsten, dre o.a. bepaai
de, dat, alles wat gedurende zijn reizen door het land
voor hem en zijn tienduizenden volgelingen en sol
daten werd opgevorderd, aan de bevolking moesl
worden betaald. Dat dit niet gebeurde en zijn viziecs
•m andere grootwaardighridsbckleoders het geld in
hun zak lieten glijden, was zijn schuld niet.
Van hun standpunt bekeken, hebben de nog strij
dende stammen groot gelijk Dc Franschen hebben
dezen menschen namelijk hun broodwinning ontno
men. Eeuwenlang leefden deze stammen van brand
schatting of plundering van dorpen, van overvaller,
op karavanen of van de hooge sommen, welke de ka
ravanen moesten betalen om vrijen doortocht te ver
krijgen en van den slavenhandel. De Franschen laten
dit niet toe en de vroeger rijke stammen, die voor
arbeid niets gcvoelfcn, zijn tot diepe armoede ver
valsen.
ooo
Intusschen is de lente hier gekomen en kunnen
we er aan denken onzen tocht, te vervolgen. De lente
hier is al even grillig en onberekenbaar als de lente
bij ons en met, nog meer verrassingen. Soms trekken
donkore wolken langs den hemel, wolken sprink
hanen. Heden is er iets nieuws: het regent gele mod
der. Loopt men in dezen regen, dan zijn de kleede-
ren na droging vol met slijk. Het is de sirocco, die
blaast en zand van de woestijn medevoert. TegelijK
echter regent het, wat zeer zelden voorkomt, zooals
de menschen me, zeker om me te troosten, vertellen.
De sprinkhanen, welke alle planten, die ze ont
moeten, opeten, worden zelf ook gegeten. In natuur
staat. zijn ze een goed varkensvoeder, geroosterd
worden ze ook door de Arabieren als lekkernij ge
nuttigd. Langs dc straten kan men thans kooplieden
zien en deze knosperige, geroosterde sprinkhanen
smaken niet slecht.
J. K. BREDERODE.
Vergadering van den Raad op Donderdag 30 Maart
1933, des morgen 10 uur.
Voorzitter de heer Baron van Fridagh, burgemeester;
secretaris de heer Smits.
Afwezig is de heer Duin, wegens ongesteldheid.
De Voorzitter opent de vergadering en spreekt den
wensch uit, dat de heer Duin weer spoedig hersteld zal
zijn.
Na een opmerking van den heer Dapper worden de
notulen goedgekeurd.
Ingekomen stukken en mededeelingen.
Van de ingekomen stukken deelen wij mede:
missive van den Minister van Binnenlandsche Zaken,
waarbij wordt medegedeeld, dat geen vrijheid gevonden
wordt de Ministerieele steunregeling voor in deze Ge
meente woonachtige werkloozen geldig te verklaren,
aangezien alle voor hulp in aanmerking komenden bij
de werkverschaffing geplaatst kunnen worden;
Ten aanzien van eventueele verhooging der rijksbij
drage in de kosten van werkverschaffing zal nadere
beslissing volgen.
Op verzoek van den Voorziter leest de Secretaris een
uitvoerig schrijven, dat vandaag aan den Minister zal
worden gezonden en waarin medegedeeld wordt, dat de
werkverschaffing in de Staatsduinen over 1932 totaal
heeft gekost f 18461.83, van welk bedrag dus 50 pet
voor rekening komt van de gemeente, is f 9230.92. Daar
bij komen dan de kosten aan premie ingevolge ziekte
en ongevallenwet, f 750, de uitgaven voor werkverschaf
fing in eigen beheer, subsidie werkloozenkassen, enz.,
zoodat alle uitgaven voor crisiswerkloosheid voor de
gemeente op 15 a 16 duizend gulden kunnen worden
gesteld. Herinnerd wordt aan de belastingen die worden
geheven, de zeer Ingrijpende budgetaire maatregelen,
die zijn getroffen en toch zal het zonder extra hulp van
het rijk spaak loopen. Met aandrang wordt dan ook
verzocht om de bijdrage van het rijk te verhoogen van
weg naar huis gegaan. Maar waar was zij nu? Bij de
Burtons? Edwards betwijfelde dat zij na een derge
lijke ervaring naar haar vrienden zou zijn gegaan. Even
min geloofde hij, dat zij dadelijk naar huis zou komen.
Hij wist te goed, hoeveel fijngevoelige trots er onder
haar jongensachtige vrijmoedigheid verborgen lag. Nie
mand kon zich beter dan hii de mogelijke gevolgen der
wreede woorden van den Sallemander voorstellen.
Hugh Edwards kende de vreeselijke macht van schan
de en vernedering. Hij kende de verschroeiende, ver
dorrende uitwerking van onverwachte, onverdiende be
schaming en onrechtvaardige publieke veroordeeling. Hij
kende het afgrijzen en de vertwijfeling van den on
schuldige. die overgeleverd is aan de onzegbare wreed
heid van boosaardige kwaadsprekers, wier eenige wensch
is, dat het kwade nieuws, dat zij helpen verspreiden, waar
zal blijken, opdat hun venijnig vermaak niet verstoord
worde. Beter dan iemand begreep Hugh Edwards,
waarom Marta na hare ontmoeting met den Salleman
der niet was thuisgekomen.
Als een gewond, gejaagd dier was deze man als
zoovelen vóór hem in de Canada del Oro gekomen.
Hij was gekomen om te vergeten en vergeten te worden
en had Marta gevonden. In haar onschuld en onbe
vangenheid had het meisje haar liefde voor hem niet
weten te verbergen; en hij. haar liefde ziende en er
naar smachtend als een verhongerende naar voedsel,
had zichzelven vastberaden ontzegd de woorden te spre
ken, die haar tot de zijne zouden maken.
Bij zijn komst in de canon, had hij alleen maar ge
hoopt goud genoeg te vinden voor zijn sobere levens
behoefte. en de liefde, die uit hun dagelijkschen om
gang ontstaan was. had hem slechts te rampzaliger ge
maakt. Maar toen de compagnons "hem het verhaal ge
daan hadden hoe zij het meisje hadden gevonden, had
hij ingezien, dat er geen reden bestond waarom hij haar
niet zou winnen, indien hij slechts vrijdom kon verwer
ven van zijn eigen ongelukkige verleden. En de moge
lijkheid daartoe was slechts te vinden in het goud.
waarvoor hij zwoegde in het zand en grint en de rot
sen bij de beekbedding.
Dag aan dag had hij gewerkt in dat oord van ver
nietigde hoop en vervlogen droomen. lederen dag, als
zij bij hem was. zichzelven gedwongen te wachten. lede
ren nacht in zijn eenzame hut gedroomd van den dag,
dat hij vrij zou zijn. lederen morgen was hij met zons
opgang aan het werk gegaan, gedragen door de hoop.
dat vóór het weer donker werd zijn houweel en schop
een rijke ader van het metaal zouden blootleggen. Iede-
50 op 75 pet. en deze verhoogde bijdrage uit te trek
ken tot het geheele jaar 1933.
De heer Schermer vraagt of geen bijdrage van de
provincie is te verkrijgen.
De Voorzitter heeft vernomen, dat als het rijk geen
hoogere bijdrage toekent, de provincie 10 pet. wil bij
dragen, zoodat de bijdrage die de gemeente dan krijgt
niet 50 pet. maar 60 pet. zal zijn.
De begrooting voor 1933 kwam van Ged. Staten te
rug, vergezeld van een nota van aanmerkingen.
Aan het verzoek tot wijziging zal worden voldaan.
Opnieuw wordt vastgesteld een wijzigingsverordening
tot heffing van opcenten op de hoofdsom der personee-
le belasting. Omdat de verordening tenminste 4 maan
den voor den aanvang van het betreffende belastingjaar
moet zijn vastgesteld, moet de grondslag paarden voor
het dienstjaar 1933 gehandhaafd blijven, maar zal hij
voor 1934 vervallen.
Door den Voorzitter wordt mededeeling gedaan van
het duinbrandje op Zaterdagnacht, waardoor wat laag
dennenhout verloren is gegaan.
Binnenkort zal de eerste steen gelegd worden van
het nieuwe café-restaurant te Camperduin.
B. en W. hebben concessie verleend aan de Eerste
Schoolsche Autobusonderneming voor den dienst
Schoorl-Station—Camperduin en wel tot 15 Mei 1934.
Opnieuw wordt vastgesteld een verordening, rege
lende de benoembaarheid en de bezoldiging van den
veldwachter dezer gemeente.
De raad hecht zijn goedkeuring aan voorgestelde af-
en overschrijvingen, dienst 1932 en aan een suppletoire
begrooting voor dien dienst. Van het bedrag van
f 22.186 is slechts voor dekking aanwezig f 2800.
Door B. en W. werd voorgesteld een kasgeldleening
te sluiten van ten hoogste f 25.000, doch na toelichting
van den secretaris wordt het bedrag op ten hoogste
f 30.000 bepaald.
Aan de orde kwam de benoeming van een lid van het
Burgerlijk Armbestuur, van de commissie tot wering
van schoolverzuim en van een lid der commissie van
toezicht op het lager onderwijs.
Het was de heer Gutter die er zijn misnoegen over
uitsprak, dat op de agenda niet voorkwamen dubbeltal
len voor deze benoemingen.
De Voorzitter was het met die opmerking eens, maar
de betrokken commiseiën hadden te laat dubbeltallen
ren avond, als hij met zonsondergang het steile pad
weer opklom, had hy bij zichzelven gefluisterd: „Mor
gen". En nu was dit het einde. Nu hij wist wat de Sal
lemander gedaan had. en volkomen begreep welke gevol
gen dat zou kunnen hebben, gevoelde hij zijn zelfbe-
heersching zich ontzinken. Hij was buiten zichzelf van
angst. Indien Marta niet veilig by haar vrienden in
het witte huisje op den berg was, waar was zij dan?
Hadden de compagnons haar gevonden? Zwierf zij half
waanzinnig van schaamte en wanhoop in storm en
duisternis rond? Was zij overvallen door den woesten
stroom, die door den canon raasde? Werd haar schoon
lichaam, zoo vol leven en kracht, op dit oogenblik ver
pletterd en verscheurd tusschen de morzelende rolstee-
nen en scherpe rotspunten? Misschien waren ook de
beide compagnons wel overvallen door die aanstormen
de watermassa, vóór zij uit de val hadden kunnen ge
raken, waarin hij hen had zien verdwijnen. Bij die ge
dachten zette hij het op een loopen. Hij moest toch iets
iets kunnen doen! Het besef van zijn volslagen mach
teloosheid maakte hem razend.
Bij het hek van Marta's woning hield hy stil, en riep
in doodsangst haar naam, keer op keer. totdat de een
zaamheid van het donkere huis en het dof brullende ge
raas van den stroom hem verder joeg. Bij den eersten
overgang boven zijn eigen hut versperde de stroom hem
den weg. Opnieuw schreeuwde hij uit alle macht: „Mar
ta! Marta! Thad! Bob!" maar het geluid van zijn stem
ging verloren in het wilde rumoer van den razenden
stroom. Ten slotte keerde hij moe en uitgeput, en vaag
begrijpend hoe dwaas hij zijn krachten verspilde, naar
Marta's woning terug.
Hij ging niet naar zijn eigen hut. Hij werd gedreven
naar dat huis. waar hij maanden geleden een toevlucht
had gevonden, zooals een door den stroom gehavend
schip een veilige haven binnendrijft. Van dat eerste
uur af was het zijn toevlucht gebleven. Eiken morgen
had hij van uit zijn eigen deur uitgekeken naar den
rook uit dien schoorsteen als een schipbreukeling naar
een teeken van redding. Eiken avond had hy van uit
zijn eenzaamheid naar het licht daarginds uitgezien als
een in de woestijn verdwaalde naar een leidende ster*.
De gedachte aan die donkere vensters en ledige ver
trekken was hem onverdragelijk.
Toen de compagnons uit de beekbedding opklommen,
daar waar de weg uit den canon naar de hoogere stre
ken stijgt, hoorden zij reeds het donderend geweld van
den naderenden stortvloed.
„Goddank, dat we tenminste weten, dat ze daar niet
opgegeven, het Burgerlijk Armbestuur was daar vroeg
genoeg mee.
Als lid van het Burgerlijk Armbestuur werd met al
gemeene stemmen benoemd de heer J. Kaag.
Toen tot stemming voor de andere vacatures zou
worden overgegaan, en de Voorzitter mededeeling deed
van de dubbeltallen in 1930, stelde de heer Guttor voor
de benoemingen aan te houden.
Aldus werd besloten.
De aanvrage van P. J. Stam, landarbeider te Schoorl,
tot verstrekking van f 3380, bcnoodigd voor de stichting
van een plaatsje, ingevolge de landarbeiderswet, werd
ingewilligd, onder de gebruikelijke voorwaarden en
mits het vijlt bereid is onder gelijke voorwaarden het
fcenoodigde kapitaal aan de gemeente te verstrekken.
Voor Gépé-branders.
Overeenkomstig het voorstel van de lichtcommissie,
vragen B. en W. een crediet van f 1000 tot het aan
schaffen en gratis verstrekken van Gépé-branders en het
in huurkoop uitgeven van warmwatergeysers, een en au
der ter populairiseering van het gasbedrijf.
Uit de bespreking bleek dat met deze beschikbaarstel
ling wordt bedoeld, de vervanging van de petroleum
stellen, die bij plaatsing va.n een Gépé-brander door het
gasbedrijf zullen worden overgenomen en zullen worden
vernietigd, als de betrokken aangeslotene den gépé-
brander na een gebruik van drie weken blijft prefe-
reeren.
Door den heer Schermer werd medegedeeld, dat deze
Gépé-branders uitstekend voldoen en niet duurder in
gebruik zijn dan petroleumstellen.
Door den heer Gutter werd in overweging gegeven
dat voortaan gas- en electriciteitsrekening niet tegelijk
worden aangeboden, maar bijv. met een week tusschen-
ruimte
Met dezen wensch zal rekening worden gehouden.
Nog werd medegedeeld, dat het gasbedrijf over 1932
vermoedelijk een nadeelig saldo zal opleveren van
2860.99. het G.E.B. een winst van f 1297.
Conform het voorstel van B. en W. wordt besloten.
De rondvraag.
De heer Gutter bepleit verbetering van den straat
weg aan het begin van öe Teugellaan. Dit gedeelte be
hoort echter tot den polder en de voorzitter van den
polder, de heer Van Lienen belooft het bij het polder
bestuur aanhangig te maken.
De heer Schermer wijst op het hooge rentepercentage
n.1 6. dat nog geldt voor de woningen van de Vereeni-
ging voor Volkshuisvesting. Spr. wijst op het gevaar van
huurderving, en dathet rijk en de gemeente dan het te
kort zouden moeten dragen. Spr. wil daarom bij het rijk
aandringen op verlaging van het rentepercentage.
Door den Voorzitter wordt de toezegging gedaan deze
kwestie zoowel per brief als persoonlijk bij de Verceni-
ging van Ned. Gemeenten aanhangig te maken.
De geweigerde tweede uitvoering.
Door den heer Schermer wordt daarna ter sprake ge
bracht de door den burgemeester, als hoofd der politie,
geweigerde tweede uitvoering van de kinderzangvereeni-
ging en de weigering van balverlof na de eerste uitvoe
ring. Spr. wijst er op geen invloed te kunnen uitoefe
nen op de handelingen van het hoofd der politie en do
burgemeester zal zijn reden tot weigering wel hebben
gehad. n.1. paal en perk te stellen aan het aantal uit
voeringen. Maar spr. wijst op het feit dat deze tweede
uitvoering noodig was om de kosten te kunnen dekken,
dat de tweede uitvoering nu te Bergen heeft plaats ge
had en dus de menschen uit deze gemeente, n.1. een
aantal van 110 naar Bergen zijn gegaan en dus het doel
van den burgemeester niet is bereikt geworden. Spr.
hoopt dat de burgemeester zich niet in de eerste plaats
zal gevoelen hoofd der politie, doch burgervader, en
hoopt dat als een dergelijk geval zich weer mocht voor
doen, een tweede uitvoering zal worden toegestaan.
De Voorzitter zegt dat, juist omdat hij zich als bur
gervader gevoelde hij de 2e uitvoering niet heeft toe-
Bloemenmagazijn „CORONA",
KONINGSTRAAT 67 DEN HELDER,
levert U alle moderne bloemstukken
Telefoon 216. Postgiro 99555.
in is", hijgde Thad. „Dat loopje heeft me zoowat al
mijn asem gekost."
Heftig hijgende, slaagde Bob er in een flauw ge
grinnik te doen hooren,
„Allicht vinden we d'r droog en wel aan d'r avond
eten bij Sint Jimmy. en worren we nog uitgelachen dat
zoo'n paar ouwe gekken zich zoo druk hebben ge
maakt over niks."
„Ik mag 't lijen". antwoordde de ander. „Maar die
jongen daarginds zal 'n kwajen nacht doormaken. Jam
mer. dat we 'm niks kennen laten weten vóór morgen."
Zij kwamen niet zeer snel vooruit, en toen zij het
kleine witte huisje bereikten, was het al pikdonker.
Maar op het gezicht van de verlichte ramen haastten
zij zich, zooveel mogelijk, al struikelend over de los
gewoelde steenen en uitglijdende in den modder op het
smalle zigzagpad.
Geen tien minuten nadat Sint Jimmy op hun kloppen
de deur had opengedaan, waren zij alweer op weg.
Maar nu scheidden zij. Thad keerde terug naar het
punt, waar het pad langs de Burtons op den weg uit
kwam. om vandaar verder te gaan. terwijl Bob dat pad
bleef houden tot waar het bü Wheelers weidehek zich
weer met den weg vereenigde.
Een uur later had de storm uitgewoed, en kwamen
de sterren weer tuschen de scheurende wolken uitke
ken. Maar iedere kloof en geul en helling was nu d«
bedding van een onstuimige beek.
In het weiland, dicht bij Wheelers corarl. ontmoette®
Thad zijn kameraad die terugkeerde. Hij was te paard,
en leidde een ander gezadeld bij den teugel,
„Ze heb niet den grooten weg genomen," zeide- Bob.
„Hadden de Wheelers d'r gezien?"
„Ja. George heb d'r zelf gezien toen ze uitreed en
toen ze terug kwam. George is nou naar Oracle gereeën
om daar te waarschuwen. Hi.i zal met een troep van z'n
rijers gaan zoeken, zoodra 't licht wordt."
Thad heesch zich moeizaam in den zadel en gedu
rende eenige minuten reden zij zwijgend door, terwijl de
jagende wolken boven hun hoofd voorbij ijlden, alsof
zij zich naar een afgesproken ontmoeting ver over de
heuvelen spoedden.
„Nou kennen we godsterwereld niks meer doen tot
morgen", zeide Bob ten laatste. En daarna reden zij
weer zwijgend en langzaam terug naar het witte huisje
op den berg, om daar met Sint Jimmy en moeder Bur-
ton den dag af te wachten.
De beide oude goudgravers, die het grootste deel van
hun leven in gevaar en ontbering en teleurstellend zoe-