DE IJZEREN DEUR
Van Marokko naar Algarije.
LKMAARSCHE ss
CAUSERIE
Zaterdag 8 April 1933.
SCHAGER COURANT.
Vijfde blad. No. 9259
Wat men aan een landsgrens kan leeren.
Verlaten fortjes, meer beschaving en
welvaart. Het koude land met
de warme zon.
(Van onzen reizenden correspondent).
MARNIA (Algarije) 31 Maart.
IN het overschrijden van een grens is steeds
iets leerzaams, hoewel de meeste reizigers
de les niet begrijpen. De meeste reizigers
immers zijn plezierreizigers, die in den besten tijd
van het jaar voor enkele weken, misschien maan
den, het oude bekende, het alledaagsche verlaten,
om tijdelijk het onbekende, hei verrassende tege
moet te gaan. Alles wat ze aan de andere zijde
der grens aanschouwen is schooner, beter, want
voor hen: nieuwer, dan wat ze in eigen land
kennen. Deze reizigers reizen allen in feeststem
ming en trekken vergelijkingen, waarbij hun
eigen, vertrouwde omgeving, hun eigen land,
slechter schijnt dan het andere. Alleen bij lange
re afwezigheid wordt deze fout hersteld, soms
zelfs meer dan hersteld, en maakt het verlangen
naar het vaderland, naar dat, wat men van jongs
heeft, gekend en onbewust lief gehad, het oordeel
over het buitenland, dat men eerst met zooveel
geestdrift begroette, onrechtvaardig.
Met open oogen, zonder vooroordeel, moet men
reizen, om de lessen van een grens in zich op te
kunnen nemen. Ik, die me niet gemakkelijk laat
verrassen, na bijna twintig jaar reiservaring van
het eene land, van het eene werelddeel naar het
andere, ik overschreed nog nimmer een zoo be
langwekkende grens als de grens tusschen Ma
rokko en Algarije.
Marokko is een land waar ruim twintig jaar
(sedert 1912) de Franschen hun invloed deden
gelden; in Algarije heerschen ze ruim honderd
jaar en reeds veel meer dan een halve eeuw is
Algarije niet meer een „kolonie", doch een deel
van Frankrijk, dat naar de volksvertegenwoordi
ging te Parijs zijn afgevaardigden zendt.
Ik zou een artikel van bewondering voor den
arbeid der Franschen in Noord-Afrika kunnen
schrijven, doch liever wil ik het geval anders,
breeder, dieper zien. Nergens misschien beter dan
aan de grens van Marokko en Algarije kan men
vaststellen hoe zegenend de invloed van een hoo-
gere beschaving op een lagere kan werken, ook al
is dan het Marokko van heden niet meer het
Marokko van twintig jaar geleden. Een verschil
blijft er altijd nog: in Marokko duurde de be
schavingsarbeid pas twintig jaar, in Algarije meer
dan tachtig jaar langer.
Bij het overschrijden van de grens tusschen het
„protectoraat" Marokko en het Fransche depar
tement Algarije heeft men zich slechts op te hou
den bij èèn douane-kantoor, waar Fransche be
ambten, geholpen door Arabieren in uniform met
den turban als hoofddeksel, tegelijk dienst doen
als Marokkaansche beambten (nog steeds voor
den vorm „in naam van den sultan"), als Fran
sche beambten („ln naam van de republiek").
Voor koopwaren, welke van Marokko naar Al
garije of omgekeerd worden vervoerd, moeten
invoerrechten worden betaald, want voor beide
gebieden, Marokko, Fransch „protectoraat" en
Algarije, deel van de Fransche republiek en geen
„kolonie", gelden verschillende wetten en voor
schriften.
Dadelijk na het overtrekken der grens is er een
merkbare verandering.
Tusschen Oezjda, het Marokkaansche grens
stadje, en Marnia, het Algarijnsche grensstadje,
strekt zich een vruchtbare vlakte uit, want eerst
bij Marvia beginnen de bergen weder.
Op Algarijnsch gebied is de bodem beter be
werkt, beter verdeeld, men vindt er geen gedeelten
die alleen goed zijn als weideplaats voor rond
dolende kudden. Op Marokkaansch gebied is deze
verdeeling, deze bewerking pas begonnen, sedert
FEUILLETON
Uit het Engelsch
van HAROLD BELL WRIGHT.
22..
Thad wreef peinzend over zijn kalen schedel. Bob had
zich gebukt om een stuk steen op te rapen, dat hij met
bijzondere aandacht beschouwde. Het meisje in de keu
ken greep zich aan de tafel vast en staarde bevend, met
een wit gezichtje en verschrikte oogen, door de geopen
de deur naar de naburige hut.
Zij hoorde Thad zeggen:
„Wij hebben niks van dien aard hier in de buurt ge
zien, Jim. Wanneer is die losgebroken?"
„Voor veertien dagen", antwoordde de sheriff.
De kleur keerde terug in de wangen van het meisje,
en zij beefde niet meer. Maar toen zij zich weer naar
haar fornuis wendde, wierp zij een blik door het open
venster, en bleef als versteend staan.
Daar buiten zag zij Natachee met zijn g^ruisohloozen
tred naar het groepje toekomen.
Zij hoorde Bob laohen.
„As je van den duivel spreekt, sheriff, kijk is ach
ter je."
Terwijl de mannen den Indiaan begroetten, ging Mar-
ta naar de deur om de hongerigen aan tafel te roepen.
Zij kwamen allen binnen, maar Natachee, zeggende dat
hij reeds gegeten had. wees de uitnoodiging om mee
aan tafel te komen van de hand en zette zich in de open
deur neer om aan het gesprek te blijven deelnemen.
Toen de sheriff hem het doel van zijn tocht had uit
eengezet. bevestigde Natachee, wiens oogen op Marta
gericht bleven, de meening der compagnons, dat er in
kort niemand vreemds in de Goudkloof gekomen was.
„Dat is mij voldoende," zeide de sheriff, en hij ver
volgde tot zijn mannen: „Dan zullen we vanmiddag
maar naar 't gebied van de Tortollita's rijden. Onnoo-
ig hier verder onzen tijd te verspillen."
enkele tientallen jaren. Hoe de toestand vroeger
was, vertellen enkele oude fortjes, die dienden ter
bescherming van het reeds meer ontwikkelde Al
garijnsche gebied tegen de invallen van wilde
benden uit Marokko, benden, die schreeuwend
over hun godsdienst en hun haat tegen de Chris
tenen en tegen de vrienden van Christenen, in de
eerste plaats kwamen om te plunderen en te ste
len. De moorden en andere daden van geweld
waren voor deze benden een bijzaak, die afwisse
ling schonk.
Deze fortjes zijn nu verlaten. Sedert reeds in
1907 de Franschen, om de bewoners van Algarije
beter te beschermen, Oezjda bezetten, vijf jaar,
voordat het Fransche „protectoraat" over Ma
rokko werd ingesteld, werd de toestand hier rus
tiger, konden de bewoners dezer Algarijnsche
grensstreken in verzekerder veiligheid hun land
bewerken zonder vrees, dat anderen, Marokkanen,
den oogst kwamen weghalen, dien zij, de Algarij-
nen, hadden gezaaid.
Eigenaardig is het, dat de kleeding der Arabie
ren in Algarije over het algemeen minder arm
zalig is dan die der Marokkanen, al is ook bij
heu de laatste jaren een verbetering ingetreden.
Wel dragen Algarijnen en Marokkanen nog het
echte Arabische gewaad, maar in de kleederen
der Algarijnen bemerkt men meer welvaart, ge
volg van geordende toestanden, welke bij hen
reeds langer dan in Marokko heerschen.
Ook de woningen zijn beter. Weliswaar bestaan
er ook in Algarije nog geen woningwetten, maar
het voorbeeld van de Europeanen heeft nieuwe
verlangens doen geboren worden bij de inland-
sche bevolking en dit heeft hen aangespoord tot
meer en beter arbeid en tot het bezit van beter
woningen. Dit geldt echter alleen voor de „gehuis
veste" bevolking. De nomaden, die ik op Alga
rijnsch gebied zag, leven in dezelfde soort tenten
als de nomaden in Marokko en ze hebben bij hun
tenten steeds dezelfde door dor hout omgeven
ruimte voor het kleine vee. Deze menschen hou
den zich hardnekkig aan de gewoonten hunner
voorouders van vele, vele eeuwen geleden, ln
Egypte heeft men beschrijvingen gevonden over
het leven der nomaden in deze streken, uit welke
beschrijvingen blijkt, dat deze menschen reeds
meer dan duizend jaar geleden hun tenten bouw
den op dezelfde wijze als ze het thans nog doen.
Men kan deze nomaden moeilijk dwingen tot een
andere levenswijze. Ten eerste zou dit te veel bloed
kosten en dan zou het onrechtvaardig, onmen-
schelijk zijn.
Marnia, het eerste stadje in Algarije, is een
alleraardigst plaatsje met nu nog een sterk
garnizoen van Algarijnsche soldaten met meest
Fransche officieren, al zijn er ook Algarijnsche
officieren, want du Algarijnen hebben immers de
zelfde rechten als de Franschen, ze zijn immers
„Franschen', hun land is geen „kolonie", geen
„protectoraat", maar een deel der Fransche re
publiek.
Dit sterke garnizoen te Marnia had vroeger een
doel: de grens te beschermen tegen de Marok
kaansche stammen, die zelfs den sultan van Ma
rokko niet erkenden. Het onderkomen voor het
garnizoen was er eenmaal en men wilde de ka
zernes niet leeg laten staan, waardoor men ge
dwongen zou zijn geweest elders anders te bouwen.
Marnia is nu een vredesgarnizoen geworden,
waar behalve op de schietbanen, geen schot meer
valt. De straten zijn er goed onderhouden. Er
heerscht zindelijkheid, wat in deze landen, voor
zoover ze niet onder direct Europeesch bestuur
stonden, steeds iets ongekends is geweest. De oor
spronkelijke bevolking evenwel is Mohamedaan
gebleven. Voor de Christelijke zending zijn de
Mohamedanen zeer weinig vatbaar.
De afstand van Oezjda in Marokko naar Mar
nia in Algarije is gering. Slechts zeven en twintig
kilometer, maar te Marnia kwamen we doornat
aan. Na de koude is in deze streken een regen
periode aangebroken, waarbij de regen bij stroo
men van den hemel stort. Reizend met motorrij
wiel en zijwagentje, ondergaat men daarvan al
de onaangename gevolgen. Warm is het hier nog
steeds niet.
Een eigenaardig klimaat, dat het best omschre
ven wordt door de Fransche soldaten van het
Afrikaansche leger. Deze zeggen: „Afrika is een
koud land, waar de zon zeer warm is."
Inderdaad, breekt de zon door, dan kan het
hier heet zijn; zonder zon kan men een flinke
overjas goed verdragen.
J. K. BREDERODE.
Langzaam maar veilig. Zwem
en zwam-oefenlngen ln Grootgort-
bnikenbnrg.
Dames en Heeren!
Als lk zoo de ontstellende beriohten spel omtrent de
verschrikkelijke luchtverkeersongelukken, dan denk ik
nog altijd met weemoed aan het Grootgortbulkenbur-
ger paardentrammetje. met ouwe dikke Rooders als
hoofdconduoteur. dat wel niet uitblonk in snelheid, zoo
wat 2-kllometer-vaart, maar waarin de passagiers zoo
veilig waren als een blèrende baby in moeders schoot.
Het mocht eens gebeuren dat je, als je bijvoorbeeld te
veel Nieuwjaarskaartjes had weggebracht bij het ne
men van een scherpe bocht van het achterbalkon rolde,
maar je had dan geen zwaarder letsel dan 'n blauwe
plek op je hintergiebel, die met 'n beetje brasilicum,
de onfeilbare heelzalf in die dagen van domheid en
geluk, weer gemakkelijk was te cureeren. In ieder geval
bereikte je niet als 'n vlammende meteoor het aardvlak
en behoefden er geen torpedojagers te worden uitgezon
den om je stoffelijk overschot van den Oceaanboöm op
te dreggen. Ik leef altijd neg met genoegen geestelijk
in den goeien ouwen tijd. die wel niet heelemaal goed,
maar ln ieder geval rustig was. De kranten waren
mak en gaven zich met het volste vertrouwen over aan
de hooggehoede en gesoepjaste edelachtbare vaderen,
die voor hen zorgden en zwoegden en in de raadzaal
hun mlddagtukkie hielden voor het algemeen belang,
zonder presentiegeld, o, zoo!
Maar niettemin ben ik, zooals het in ons gemeentelijk
wereldje nu ronddaast, toch weer dankbaar, dat mijn
moeder mij op de school van meester Zeijlmaker, zali
ger gedachtenis, lezen heeft geleerd.
Want nu kan ik naar hartelust genieten van de
maandeiyksch geleverde onzin die de toonaangevende
organen van Grootgorbbuikenburg, voor een prijs, even
redig aan de bekende hap zuurkool, mij punctueel thuis
bezorgen. Ik heb zelfs niet de moeite te doen, mijn
tooh al wat zwakke hersens in te spannen, om mij een
eigen meening te vormen, want die wordt mij, evenals
de koekjes van Jamin, verslik je er niet in, er gratis
„Dan kennen we tegen donker net zoowat bij Dale's
rancho zijn", antwoordde de een. en de ander voegde
er spijtig bij: „Daar krijgen we niet zoo'n goed maal als
hier. Dale kookt zelf."
En daarop spraken zij allen hun waardeering uit over
Marta's kookkunst en hun dankbaarheid voor haar
gastvrijheid, terwijl het meisje hun verheugd opnieuw
verzekerde, dat zij altijd welkom zouden zijn.
Gedurende eenigen tijd hadden de hongerige ruiters
het te druk met hun waardeering daadwerkelijk te be
wijzen om een gesprek te voeren, en Natachee wachtte
geduldig.
Eindelijk zeide de Indiaan als terloops:
„Je zult zulke ontsnapte gevangenen wel niet altijd
weer in handen krijgen, sheriff? Het is een heel stuk
grond om af te zoeken, en de Mexicaansche grens is
niet zoo heel ver af. Me dunkt, dat zoo iemand een vrij
goede kans heeft"
„Een zeer goede kans zelfs", antwoordde de sheriff.
„Maar toch krijgen we de meesten wel weer in handen.
Ze moeten voedsel en water hebben, zie je. Als onze
man dit soort streken kent. dan kunnen we meestal
wel berekenen wat hij doen zal."
Hjj legde mes en vork neer, en leunde behaaglijk in
zijn stoel achterover.
,,'t Zijn meer de vreemden uit andere streken, die wij
nooit te pakken krijgen", voegde een van zijn helpers
er bij. „Je ken van die nooit uitmaken, wat ze doen zul
len. Meestal raken ze zoek en kommen niet meer te
recht"
De sheriff rolde een sigarette en vervolgde naden
kend:
„Dat is waar. Daar had je dien eenen, die voor een
half jaar uit San Quentin ln Californië ontsnapte, dien
zijn we absoluut kwijt geraakt Ze hadden 'm nage
spoord tot Phoenix en me gewaarschuwd naar 'm uit
te zien, omdat ze vrij zeker konden nagaan, dat hij
naar 't zuiden gevlucht was, maar dat is dan ook 't
laatste wat iemand ooit van 'm gehoord heeft. Misschien
komt hij nog wel boven water als hij tenminste niet
dood is. We houden ze altijd in herinnering, zie je."
De Indiaan, die voortdurend Marta in het oog hield,
zag de ontsteltenis in haar oogen bij de woorden van
den sheriff. Stil trok zij zich van de anderen terug en
bleef in het aangrenzende vertrek achter de half open
staande deur staan luisteren.
bij aankoop van 'n kilo rumboonen, bij cadeau gegeven.
Het was de laatste keer op de maandelijksche baker-
cursus weer bar, zooals ons keurkorps Gortbuiken hun
mén&gekleppen weer hebben laten werken, natuurlijk
over een belangrijke aangelegenheid, die reeds lang op
de naaikrans was vastgesteld. z
Nu dan eindelijk, na 'n eindelooze overweging, reeds
aangevangen bij den dood van daudius Civilus, de we
reldschokkende verbreeding van de Krebbesteeg van de
baan is en, de fotograaf zich ten slotte met het hem
toegedachte kluitje in 't riet naar manes heeft laten
sturen, en Grootgortbuikenburg dan voor 'n 50.000 piek
of hoeveel het dan kost, en reken maar, geen vlooiepik
minder, eerstdaags kan worden vergast op het fraaie
vergezicht op het leeüjkste gevelstuk van het huis van
achten, nu hebben de Schriftgeleerden en Pharizeën
van Grootgortbuikenburg zich met wellust geworpen op
de behandeling van hun nieuwe idée-fixe: De moderne
aan de eischen der A.J.C., pardon, ik bedoel des tijds
beantwoordende niet of wel overdekte zwemschool
en is de uitslag van die vurige dlscussiën samen te
vatten in de variant op de bekende Hitler-mop:
Bons, die lag 'n el,
Bulens zat er bij,
En Wendelaar, die guit,
Haalde 't zwembad koud er uit!
Maar 't mooiste van de gijn is, dat ze 50 jaar lang ln
vrede hebben rondgemodderd in het droomerig klotsen
de Kanaalzog, achtereenvolgens ln zwempakjes van
bokkebaai, triko of krep-de-sjien en nu ze eensklaps in
een tijd, dat alle Grootgortbuikenburger muizen mors
dood voor de stadsprovisiekast liggen, worden verblijd
met een ultra moderne zwabber-gelegenheid, nu ont
staat er 'n heibel van je welste en zullen we het eer
zame volk van Grootgortbuikenburg eerstdaags zien
knokken in twee partijen, als eertijds het kaas- en
broodvolk, de Schieringers en de Vetkoopers, de Hoekr
schen en Kabeljouwsohen, kijk maar na je tijdtafel
Onder welken titel de verbitterde Grootgorbui'.cenbur^
ger zwera-oorlog zal worden gevoerd, is nog niet be
kend. Ik zou ze kortheids- en gemakshalve willen noe
men: de kouwe en de warme Gorbbuiken, de bloote en
bedekte Gortbuiken, lijkt me 'n beetje „shokking"!
Maar nu zal ik ook eres uit den hoek schieten en
De oogen der beide compagnons waren met hevige
belangstelling op den sheriff gevestigd. Natachee glim
lachte.
„Hoe zag die man er uit?"
De sheriff antwoordde:
,,Het signalement dat ze mij gezonden hebben, zegt,
dat het een man van twee- of drie en twintig jaar is,
lang, slank, knap, met grijze oogen en bruin haar, glad
geschoren, welopgevoed, prettig soort van man om te
zien. Ben je nergens zoo iemand tegengekomen, Nata
chee?"
„Misschien kom ik hem nog wel eens tegen," ant
woordde de Indiaan.
Er was een licht gerucht in het aangrenzende vertrek
en de sheriff, die er met den rug naar toe zat, keek
vragend om.
„Wat had die gedaan, Jim?" zeide Bob haastig, en
Thad vroeg tegelijkertijd:
„Iemand kapot gemaakt?"
De sheriff wendde zich weer tot zijn gastheeren. maar
van zijn plaats bij de deur kon de Indiaan Marta hard
naar de naburige hut zien loopen. Burks antwoordde
„Hij had terecht gestaan wegens het doen failleeren
van een groote spaarbank in Los Angelos. Je zult 't je
wel herinneren de kranten hebben er indertijd vol
va-n gestaan."
Hugh Edwards had niet geweten, dat zijn buren gas
ten hadden. Toen de sheriff kwam, was hij in de beek
bedding aan het werk. en toen hij naar zijn hut ging
om te eten, waren de compagnons en hun bezoekers aan
de andere zijde van hun huis, zoodat hij ze niet zien
kon. Hij was alweer naar zijn werk teruggegaan en
zwaaide krachtig zijn houweel, toen hij Marta's snelle
stappen op den hoogen over hoorde, en het meisje half
loopend, half glijdend het steile pad afkwam.
Zoodra hij haar gezicht zag. liet Edwards zijn hou
weel vallen en liep naar haar toe.
„Marta-lief, wat is er? Wat is er gebeurd?"
In zijn bezorgdheid over haar vergat hij zich voor een
oogenblik en zou haar in zijn armen genomen hebben,
hadden niet haar haastige woorden hem met een sohok
tot de werkelijheld gebracht.
„De sheriff riep zij, met een stem bevend van
tngst en opwinding.
Hugh Edwards bleef staan alsof hij door een plotse-
eens ronduit zeggen, tot welke partij ik behoor! En
dat is de partij der fractie van de bloedende burgers,
die het een schandaal noemen, dat in dezen krappen
tijd, nu de geldnood dwingt, om hem weer nieuwe lasten
en verplichtingen op te leggen, nu sommige aanslagen,
zooals tonnenbelasting, met 50 procent worden ver
hoogd, nu men van alle kanten door rijk, provincie,
gemeente, wordt uitgemergeld, uitgezogen en uitgekne-
pen, om dan nog niet te spreken van de vrijwillige bij
dragen, waarvoor ze van alle kanten je deur plat loopen
eu je stoep afslijten, nog te gaan konkelefoesen voor
allerlei fratsen, die momenteel totaal overbodig zijn en
waarvan de aanneming door den raad van gemeentelijk*
volksvertegenwoordigers, die toch maar al te goed w«-
ten hoe het met de gemeentelijke financiën is gesteld,
diep treurig mag genoemd worden. Zoo, die zit!
Neen, vrienden, geen enkel oogenblikkelijk gemeente
belang is er mee gemoeid, met de Krebbesteeg niet, noch
met de zweminrichting, het zijn niet anders dan stok
en paradepaardjes, die van stal zijn gehaald op den
meest ongelegen tijd, terwijl voor die paradeknollen,
geen haver, geen hooi en geen gras is. De arbeiders
zullen waarachtig niet omkomen van ziekten en vuil,
omdat er geen behoorlijke zweminrichting bij de hand
is. Zij hebben allen hun rijwielen, velen het stille strand
en niemand mist duin, bosch en zee. Ze hebben hun
kampeerplaatsen fen hun jeugdherbergen, mein Liebchen
was wilst Du nog mehr? Niet dat ik kanker tegen 'n
goed geoutilleerd zwembad. God bewaar me, maar laat
ons een beteren tijd afwachten. Vanwaar die zenuwach
tige haast? Over 25 jaar zal er nog water genoeg over
zijn om ln te zwemmen, te baden en te plassen.
Wat, zoo vrage lk, baat ons die miserabele Krebbe
steeg welk gemeentebelang is er nu in den naam van
Jupiter verbonden aan een steeg, die altijd een onding
is en zal blijven ad mullos annos, in lengte van jaren?
Wil men een werk uitvoeren, dat urgent en nuttig is,
dat zal opleveren 'n stadsverbetering van groote waar
de, dat bet klemmende verkeersvraagstuk volkomen
zal opheffen, demp dan het Verdron
ken o o r d!
Het afgeizaagde 'smoesje dat daardoor het stads-
schoon wordt benadeeld, is totaal waardeloos, 'n gele
genheidskletspraatje. Als ik wou beginnen over moed
willige en totaal nuttelooze vernieling van stadssohoon-
heid, dan zal ik wat anders kunnen vertellen uit mijn
meer dan 50-jarige ondervinding. Wat is er niet ge
dempt, geplempt, afgebroken en vernietigd aan stads-
sohoon, de mooie Vest verwoest door het neersmakken
van een vormelooze klomp steen, de pittoreske sluis bij
het Texelsche hek vernietigd ter wille van een tegen alle
stadsschoon vloekende, smaak-bedervende gasketel, die
nu reeds lang voor oudroest is weggeklad? Laat men
zich toch niet laten wijsmaken, dat de omzetting van
het ruime breede Verdronkenoord in een fraaie, breede
boulevard het aspect van Grootgortbuikenburg zal ver
minderen en het bezoek van den vreemdeling tegenhou
den! Die komen alleen om de Kaasmarkt en als da
Kaasmarkt is opgedoekt, zeg dan maar gerust: Ad ju
vaarwel faldera, lieve vreemdelingen, want het wordt
een afsoheid voor eeuwig, maar wie w e 1 terugkomt is
uwe, u teeder beminnende
CAVE CANEM.
Iingen slag was bedwelmd, en staarde haar als versuft
en sprakeloos aan.
„Versta je me niet?" zei zij scherper. „De sheriff is
daar waarom zeg je niets?" Zij greep hem bij den
arm en schudde hem. „De sheriff is er, zeg ik je. Hij
zoekt een man. die uit de gevangenis ontsnapt is."
Een diepe, trillende zucht ontsnapte Hugh Edwards,
en het meisje zag zijn eerste beweging, als om op te
springen en weg te loopen. Maar even plotseling be
dwong hij zich en zag in besluitelooze vrees om zich
heen. Het volgend oogenblik had hij zijn zelfbeheersching
herwonnen. Hij zag haar aan met een bedaardheid, die
van de kracht van zijn karakter getuigde, en zeide koel
bloedig:
„Dat is zeker iets belangrijks, maar maak je er je
niet wat al te opgewonden over?" en bij glimlachte haar
geruststellend toe. „Als je me eerst eens wat meer ver
telde?"
Eenigszins tot bedaren gebracht door zijn kalmte, ant
woordde het meisje:
..Sheriff Burks en twee van zijn mannen zijn op zoek
naar een gevangene, die voor twee weken uit de straf
gevangenis van Florence ontsnapt is. Ze kwamen bij
ons aan om te vragen, of wij ook in kort vreemden in
den canon gezien hadden, en natuurlijk vroegen wij ze
ten eten. Natachee kwam er by, zooals altqd, als er
iemand van buitenaf in den canon komt. en en toen
ze allen zaten te eten en te praten, ben ik weggeslipt en
hierheen geloopen om het je te zeggen."
Edwards lachte.
,;Een gevangene die voor twee weken uit Florence
ontsnapt is. Nu, die is stellig niet in de Canada del Oro,
of Natachee zou het wel weten."
Het meisje zag hem smeekend aan.
„Ik ik vrees, dat Natachee het ook weet". Zij hui
verde. „Hg het zou juist iets voor hem zqn, om den
sheriff en zgn mannen hier te brengen. Toe, och toe
wil je niet heengaan? Om mijnentwil?"
Edwards zag haar onderzoekend aan.
„Waar heengaan?" zeide hij eindelijk. „Wat denk je
dan. dat die Indiaan weet? Waarom zou ik heengaan?"
„Je je begrijpt me niet", stamelde het meisje. „Je
moet je ergens verbergen gauw! Toe Hugh, ze kun
nen immers ieder oogenblik komen!"
Edwards zag om zich heen alsof hy geneigd was aan
haar verzoek gehoor te geven, maar nog niet kon beslui