DE IJZEREN DEUR Van Marokko naar Algarije. LKMAARSCHE ss CAUSERIE Zaterdag 8 April 1933. SCHAGER COURANT. Vijfde blad. No. 9259 Wat men aan een landsgrens kan leeren. Verlaten fortjes, meer beschaving en welvaart. Het koude land met de warme zon. (Van onzen reizenden correspondent). MARNIA (Algarije) 31 Maart. IN het overschrijden van een grens is steeds iets leerzaams, hoewel de meeste reizigers de les niet begrijpen. De meeste reizigers immers zijn plezierreizigers, die in den besten tijd van het jaar voor enkele weken, misschien maan den, het oude bekende, het alledaagsche verlaten, om tijdelijk het onbekende, hei verrassende tege moet te gaan. Alles wat ze aan de andere zijde der grens aanschouwen is schooner, beter, want voor hen: nieuwer, dan wat ze in eigen land kennen. Deze reizigers reizen allen in feeststem ming en trekken vergelijkingen, waarbij hun eigen, vertrouwde omgeving, hun eigen land, slechter schijnt dan het andere. Alleen bij lange re afwezigheid wordt deze fout hersteld, soms zelfs meer dan hersteld, en maakt het verlangen naar het vaderland, naar dat, wat men van jongs heeft, gekend en onbewust lief gehad, het oordeel over het buitenland, dat men eerst met zooveel geestdrift begroette, onrechtvaardig. Met open oogen, zonder vooroordeel, moet men reizen, om de lessen van een grens in zich op te kunnen nemen. Ik, die me niet gemakkelijk laat verrassen, na bijna twintig jaar reiservaring van het eene land, van het eene werelddeel naar het andere, ik overschreed nog nimmer een zoo be langwekkende grens als de grens tusschen Ma rokko en Algarije. Marokko is een land waar ruim twintig jaar (sedert 1912) de Franschen hun invloed deden gelden; in Algarije heerschen ze ruim honderd jaar en reeds veel meer dan een halve eeuw is Algarije niet meer een „kolonie", doch een deel van Frankrijk, dat naar de volksvertegenwoordi ging te Parijs zijn afgevaardigden zendt. Ik zou een artikel van bewondering voor den arbeid der Franschen in Noord-Afrika kunnen schrijven, doch liever wil ik het geval anders, breeder, dieper zien. Nergens misschien beter dan aan de grens van Marokko en Algarije kan men vaststellen hoe zegenend de invloed van een hoo- gere beschaving op een lagere kan werken, ook al is dan het Marokko van heden niet meer het Marokko van twintig jaar geleden. Een verschil blijft er altijd nog: in Marokko duurde de be schavingsarbeid pas twintig jaar, in Algarije meer dan tachtig jaar langer. Bij het overschrijden van de grens tusschen het „protectoraat" Marokko en het Fransche depar tement Algarije heeft men zich slechts op te hou den bij èèn douane-kantoor, waar Fransche be ambten, geholpen door Arabieren in uniform met den turban als hoofddeksel, tegelijk dienst doen als Marokkaansche beambten (nog steeds voor den vorm „in naam van den sultan"), als Fran sche beambten („ln naam van de republiek"). Voor koopwaren, welke van Marokko naar Al garije of omgekeerd worden vervoerd, moeten invoerrechten worden betaald, want voor beide gebieden, Marokko, Fransch „protectoraat" en Algarije, deel van de Fransche republiek en geen „kolonie", gelden verschillende wetten en voor schriften. Dadelijk na het overtrekken der grens is er een merkbare verandering. Tusschen Oezjda, het Marokkaansche grens stadje, en Marnia, het Algarijnsche grensstadje, strekt zich een vruchtbare vlakte uit, want eerst bij Marvia beginnen de bergen weder. Op Algarijnsch gebied is de bodem beter be werkt, beter verdeeld, men vindt er geen gedeelten die alleen goed zijn als weideplaats voor rond dolende kudden. Op Marokkaansch gebied is deze verdeeling, deze bewerking pas begonnen, sedert FEUILLETON Uit het Engelsch van HAROLD BELL WRIGHT. 22.. Thad wreef peinzend over zijn kalen schedel. Bob had zich gebukt om een stuk steen op te rapen, dat hij met bijzondere aandacht beschouwde. Het meisje in de keu ken greep zich aan de tafel vast en staarde bevend, met een wit gezichtje en verschrikte oogen, door de geopen de deur naar de naburige hut. Zij hoorde Thad zeggen: „Wij hebben niks van dien aard hier in de buurt ge zien, Jim. Wanneer is die losgebroken?" „Voor veertien dagen", antwoordde de sheriff. De kleur keerde terug in de wangen van het meisje, en zij beefde niet meer. Maar toen zij zich weer naar haar fornuis wendde, wierp zij een blik door het open venster, en bleef als versteend staan. Daar buiten zag zij Natachee met zijn g^ruisohloozen tred naar het groepje toekomen. Zij hoorde Bob laohen. „As je van den duivel spreekt, sheriff, kijk is ach ter je." Terwijl de mannen den Indiaan begroetten, ging Mar- ta naar de deur om de hongerigen aan tafel te roepen. Zij kwamen allen binnen, maar Natachee, zeggende dat hij reeds gegeten had. wees de uitnoodiging om mee aan tafel te komen van de hand en zette zich in de open deur neer om aan het gesprek te blijven deelnemen. Toen de sheriff hem het doel van zijn tocht had uit eengezet. bevestigde Natachee, wiens oogen op Marta gericht bleven, de meening der compagnons, dat er in kort niemand vreemds in de Goudkloof gekomen was. „Dat is mij voldoende," zeide de sheriff, en hij ver volgde tot zijn mannen: „Dan zullen we vanmiddag maar naar 't gebied van de Tortollita's rijden. Onnoo- ig hier verder onzen tijd te verspillen." enkele tientallen jaren. Hoe de toestand vroeger was, vertellen enkele oude fortjes, die dienden ter bescherming van het reeds meer ontwikkelde Al garijnsche gebied tegen de invallen van wilde benden uit Marokko, benden, die schreeuwend over hun godsdienst en hun haat tegen de Chris tenen en tegen de vrienden van Christenen, in de eerste plaats kwamen om te plunderen en te ste len. De moorden en andere daden van geweld waren voor deze benden een bijzaak, die afwisse ling schonk. Deze fortjes zijn nu verlaten. Sedert reeds in 1907 de Franschen, om de bewoners van Algarije beter te beschermen, Oezjda bezetten, vijf jaar, voordat het Fransche „protectoraat" over Ma rokko werd ingesteld, werd de toestand hier rus tiger, konden de bewoners dezer Algarijnsche grensstreken in verzekerder veiligheid hun land bewerken zonder vrees, dat anderen, Marokkanen, den oogst kwamen weghalen, dien zij, de Algarij- nen, hadden gezaaid. Eigenaardig is het, dat de kleeding der Arabie ren in Algarije over het algemeen minder arm zalig is dan die der Marokkanen, al is ook bij heu de laatste jaren een verbetering ingetreden. Wel dragen Algarijnen en Marokkanen nog het echte Arabische gewaad, maar in de kleederen der Algarijnen bemerkt men meer welvaart, ge volg van geordende toestanden, welke bij hen reeds langer dan in Marokko heerschen. Ook de woningen zijn beter. Weliswaar bestaan er ook in Algarije nog geen woningwetten, maar het voorbeeld van de Europeanen heeft nieuwe verlangens doen geboren worden bij de inland- sche bevolking en dit heeft hen aangespoord tot meer en beter arbeid en tot het bezit van beter woningen. Dit geldt echter alleen voor de „gehuis veste" bevolking. De nomaden, die ik op Alga rijnsch gebied zag, leven in dezelfde soort tenten als de nomaden in Marokko en ze hebben bij hun tenten steeds dezelfde door dor hout omgeven ruimte voor het kleine vee. Deze menschen hou den zich hardnekkig aan de gewoonten hunner voorouders van vele, vele eeuwen geleden, ln Egypte heeft men beschrijvingen gevonden over het leven der nomaden in deze streken, uit welke beschrijvingen blijkt, dat deze menschen reeds meer dan duizend jaar geleden hun tenten bouw den op dezelfde wijze als ze het thans nog doen. Men kan deze nomaden moeilijk dwingen tot een andere levenswijze. Ten eerste zou dit te veel bloed kosten en dan zou het onrechtvaardig, onmen- schelijk zijn. Marnia, het eerste stadje in Algarije, is een alleraardigst plaatsje met nu nog een sterk garnizoen van Algarijnsche soldaten met meest Fransche officieren, al zijn er ook Algarijnsche officieren, want du Algarijnen hebben immers de zelfde rechten als de Franschen, ze zijn immers „Franschen', hun land is geen „kolonie", geen „protectoraat", maar een deel der Fransche re publiek. Dit sterke garnizoen te Marnia had vroeger een doel: de grens te beschermen tegen de Marok kaansche stammen, die zelfs den sultan van Ma rokko niet erkenden. Het onderkomen voor het garnizoen was er eenmaal en men wilde de ka zernes niet leeg laten staan, waardoor men ge dwongen zou zijn geweest elders anders te bouwen. Marnia is nu een vredesgarnizoen geworden, waar behalve op de schietbanen, geen schot meer valt. De straten zijn er goed onderhouden. Er heerscht zindelijkheid, wat in deze landen, voor zoover ze niet onder direct Europeesch bestuur stonden, steeds iets ongekends is geweest. De oor spronkelijke bevolking evenwel is Mohamedaan gebleven. Voor de Christelijke zending zijn de Mohamedanen zeer weinig vatbaar. De afstand van Oezjda in Marokko naar Mar nia in Algarije is gering. Slechts zeven en twintig kilometer, maar te Marnia kwamen we doornat aan. Na de koude is in deze streken een regen periode aangebroken, waarbij de regen bij stroo men van den hemel stort. Reizend met motorrij wiel en zijwagentje, ondergaat men daarvan al de onaangename gevolgen. Warm is het hier nog steeds niet. Een eigenaardig klimaat, dat het best omschre ven wordt door de Fransche soldaten van het Afrikaansche leger. Deze zeggen: „Afrika is een koud land, waar de zon zeer warm is." Inderdaad, breekt de zon door, dan kan het hier heet zijn; zonder zon kan men een flinke overjas goed verdragen. J. K. BREDERODE. Langzaam maar veilig. Zwem en zwam-oefenlngen ln Grootgort- bnikenbnrg. Dames en Heeren! Als lk zoo de ontstellende beriohten spel omtrent de verschrikkelijke luchtverkeersongelukken, dan denk ik nog altijd met weemoed aan het Grootgortbulkenbur- ger paardentrammetje. met ouwe dikke Rooders als hoofdconduoteur. dat wel niet uitblonk in snelheid, zoo wat 2-kllometer-vaart, maar waarin de passagiers zoo veilig waren als een blèrende baby in moeders schoot. Het mocht eens gebeuren dat je, als je bijvoorbeeld te veel Nieuwjaarskaartjes had weggebracht bij het ne men van een scherpe bocht van het achterbalkon rolde, maar je had dan geen zwaarder letsel dan 'n blauwe plek op je hintergiebel, die met 'n beetje brasilicum, de onfeilbare heelzalf in die dagen van domheid en geluk, weer gemakkelijk was te cureeren. In ieder geval bereikte je niet als 'n vlammende meteoor het aardvlak en behoefden er geen torpedojagers te worden uitgezon den om je stoffelijk overschot van den Oceaanboöm op te dreggen. Ik leef altijd neg met genoegen geestelijk in den goeien ouwen tijd. die wel niet heelemaal goed, maar ln ieder geval rustig was. De kranten waren mak en gaven zich met het volste vertrouwen over aan de hooggehoede en gesoepjaste edelachtbare vaderen, die voor hen zorgden en zwoegden en in de raadzaal hun mlddagtukkie hielden voor het algemeen belang, zonder presentiegeld, o, zoo! Maar niettemin ben ik, zooals het in ons gemeentelijk wereldje nu ronddaast, toch weer dankbaar, dat mijn moeder mij op de school van meester Zeijlmaker, zali ger gedachtenis, lezen heeft geleerd. Want nu kan ik naar hartelust genieten van de maandeiyksch geleverde onzin die de toonaangevende organen van Grootgorbbuikenburg, voor een prijs, even redig aan de bekende hap zuurkool, mij punctueel thuis bezorgen. Ik heb zelfs niet de moeite te doen, mijn tooh al wat zwakke hersens in te spannen, om mij een eigen meening te vormen, want die wordt mij, evenals de koekjes van Jamin, verslik je er niet in, er gratis „Dan kennen we tegen donker net zoowat bij Dale's rancho zijn", antwoordde de een. en de ander voegde er spijtig bij: „Daar krijgen we niet zoo'n goed maal als hier. Dale kookt zelf." En daarop spraken zij allen hun waardeering uit over Marta's kookkunst en hun dankbaarheid voor haar gastvrijheid, terwijl het meisje hun verheugd opnieuw verzekerde, dat zij altijd welkom zouden zijn. Gedurende eenigen tijd hadden de hongerige ruiters het te druk met hun waardeering daadwerkelijk te be wijzen om een gesprek te voeren, en Natachee wachtte geduldig. Eindelijk zeide de Indiaan als terloops: „Je zult zulke ontsnapte gevangenen wel niet altijd weer in handen krijgen, sheriff? Het is een heel stuk grond om af te zoeken, en de Mexicaansche grens is niet zoo heel ver af. Me dunkt, dat zoo iemand een vrij goede kans heeft" „Een zeer goede kans zelfs", antwoordde de sheriff. „Maar toch krijgen we de meesten wel weer in handen. Ze moeten voedsel en water hebben, zie je. Als onze man dit soort streken kent. dan kunnen we meestal wel berekenen wat hij doen zal." Hjj legde mes en vork neer, en leunde behaaglijk in zijn stoel achterover. ,,'t Zijn meer de vreemden uit andere streken, die wij nooit te pakken krijgen", voegde een van zijn helpers er bij. „Je ken van die nooit uitmaken, wat ze doen zul len. Meestal raken ze zoek en kommen niet meer te recht" De sheriff rolde een sigarette en vervolgde naden kend: „Dat is waar. Daar had je dien eenen, die voor een half jaar uit San Quentin ln Californië ontsnapte, dien zijn we absoluut kwijt geraakt Ze hadden 'm nage spoord tot Phoenix en me gewaarschuwd naar 'm uit te zien, omdat ze vrij zeker konden nagaan, dat hij naar 't zuiden gevlucht was, maar dat is dan ook 't laatste wat iemand ooit van 'm gehoord heeft. Misschien komt hij nog wel boven water als hij tenminste niet dood is. We houden ze altijd in herinnering, zie je." De Indiaan, die voortdurend Marta in het oog hield, zag de ontsteltenis in haar oogen bij de woorden van den sheriff. Stil trok zij zich van de anderen terug en bleef in het aangrenzende vertrek achter de half open staande deur staan luisteren. bij aankoop van 'n kilo rumboonen, bij cadeau gegeven. Het was de laatste keer op de maandelijksche baker- cursus weer bar, zooals ons keurkorps Gortbuiken hun mén&gekleppen weer hebben laten werken, natuurlijk over een belangrijke aangelegenheid, die reeds lang op de naaikrans was vastgesteld. z Nu dan eindelijk, na 'n eindelooze overweging, reeds aangevangen bij den dood van daudius Civilus, de we reldschokkende verbreeding van de Krebbesteeg van de baan is en, de fotograaf zich ten slotte met het hem toegedachte kluitje in 't riet naar manes heeft laten sturen, en Grootgortbuikenburg dan voor 'n 50.000 piek of hoeveel het dan kost, en reken maar, geen vlooiepik minder, eerstdaags kan worden vergast op het fraaie vergezicht op het leeüjkste gevelstuk van het huis van achten, nu hebben de Schriftgeleerden en Pharizeën van Grootgortbuikenburg zich met wellust geworpen op de behandeling van hun nieuwe idée-fixe: De moderne aan de eischen der A.J.C., pardon, ik bedoel des tijds beantwoordende niet of wel overdekte zwemschool en is de uitslag van die vurige dlscussiën samen te vatten in de variant op de bekende Hitler-mop: Bons, die lag 'n el, Bulens zat er bij, En Wendelaar, die guit, Haalde 't zwembad koud er uit! Maar 't mooiste van de gijn is, dat ze 50 jaar lang ln vrede hebben rondgemodderd in het droomerig klotsen de Kanaalzog, achtereenvolgens ln zwempakjes van bokkebaai, triko of krep-de-sjien en nu ze eensklaps in een tijd, dat alle Grootgortbuikenburger muizen mors dood voor de stadsprovisiekast liggen, worden verblijd met een ultra moderne zwabber-gelegenheid, nu ont staat er 'n heibel van je welste en zullen we het eer zame volk van Grootgortbuikenburg eerstdaags zien knokken in twee partijen, als eertijds het kaas- en broodvolk, de Schieringers en de Vetkoopers, de Hoekr schen en Kabeljouwsohen, kijk maar na je tijdtafel Onder welken titel de verbitterde Grootgorbui'.cenbur^ ger zwera-oorlog zal worden gevoerd, is nog niet be kend. Ik zou ze kortheids- en gemakshalve willen noe men: de kouwe en de warme Gorbbuiken, de bloote en bedekte Gortbuiken, lijkt me 'n beetje „shokking"! Maar nu zal ik ook eres uit den hoek schieten en De oogen der beide compagnons waren met hevige belangstelling op den sheriff gevestigd. Natachee glim lachte. „Hoe zag die man er uit?" De sheriff antwoordde: ,,Het signalement dat ze mij gezonden hebben, zegt, dat het een man van twee- of drie en twintig jaar is, lang, slank, knap, met grijze oogen en bruin haar, glad geschoren, welopgevoed, prettig soort van man om te zien. Ben je nergens zoo iemand tegengekomen, Nata chee?" „Misschien kom ik hem nog wel eens tegen," ant woordde de Indiaan. Er was een licht gerucht in het aangrenzende vertrek en de sheriff, die er met den rug naar toe zat, keek vragend om. „Wat had die gedaan, Jim?" zeide Bob haastig, en Thad vroeg tegelijkertijd: „Iemand kapot gemaakt?" De sheriff wendde zich weer tot zijn gastheeren. maar van zijn plaats bij de deur kon de Indiaan Marta hard naar de naburige hut zien loopen. Burks antwoordde „Hij had terecht gestaan wegens het doen failleeren van een groote spaarbank in Los Angelos. Je zult 't je wel herinneren de kranten hebben er indertijd vol va-n gestaan." Hugh Edwards had niet geweten, dat zijn buren gas ten hadden. Toen de sheriff kwam, was hij in de beek bedding aan het werk. en toen hij naar zijn hut ging om te eten, waren de compagnons en hun bezoekers aan de andere zijde van hun huis, zoodat hij ze niet zien kon. Hij was alweer naar zijn werk teruggegaan en zwaaide krachtig zijn houweel, toen hij Marta's snelle stappen op den hoogen over hoorde, en het meisje half loopend, half glijdend het steile pad afkwam. Zoodra hij haar gezicht zag. liet Edwards zijn hou weel vallen en liep naar haar toe. „Marta-lief, wat is er? Wat is er gebeurd?" In zijn bezorgdheid over haar vergat hij zich voor een oogenblik en zou haar in zijn armen genomen hebben, hadden niet haar haastige woorden hem met een sohok tot de werkelijheld gebracht. „De sheriff riep zij, met een stem bevend van tngst en opwinding. Hugh Edwards bleef staan alsof hij door een plotse- eens ronduit zeggen, tot welke partij ik behoor! En dat is de partij der fractie van de bloedende burgers, die het een schandaal noemen, dat in dezen krappen tijd, nu de geldnood dwingt, om hem weer nieuwe lasten en verplichtingen op te leggen, nu sommige aanslagen, zooals tonnenbelasting, met 50 procent worden ver hoogd, nu men van alle kanten door rijk, provincie, gemeente, wordt uitgemergeld, uitgezogen en uitgekne- pen, om dan nog niet te spreken van de vrijwillige bij dragen, waarvoor ze van alle kanten je deur plat loopen eu je stoep afslijten, nog te gaan konkelefoesen voor allerlei fratsen, die momenteel totaal overbodig zijn en waarvan de aanneming door den raad van gemeentelijk* volksvertegenwoordigers, die toch maar al te goed w«- ten hoe het met de gemeentelijke financiën is gesteld, diep treurig mag genoemd worden. Zoo, die zit! Neen, vrienden, geen enkel oogenblikkelijk gemeente belang is er mee gemoeid, met de Krebbesteeg niet, noch met de zweminrichting, het zijn niet anders dan stok en paradepaardjes, die van stal zijn gehaald op den meest ongelegen tijd, terwijl voor die paradeknollen, geen haver, geen hooi en geen gras is. De arbeiders zullen waarachtig niet omkomen van ziekten en vuil, omdat er geen behoorlijke zweminrichting bij de hand is. Zij hebben allen hun rijwielen, velen het stille strand en niemand mist duin, bosch en zee. Ze hebben hun kampeerplaatsen fen hun jeugdherbergen, mein Liebchen was wilst Du nog mehr? Niet dat ik kanker tegen 'n goed geoutilleerd zwembad. God bewaar me, maar laat ons een beteren tijd afwachten. Vanwaar die zenuwach tige haast? Over 25 jaar zal er nog water genoeg over zijn om ln te zwemmen, te baden en te plassen. Wat, zoo vrage lk, baat ons die miserabele Krebbe steeg welk gemeentebelang is er nu in den naam van Jupiter verbonden aan een steeg, die altijd een onding is en zal blijven ad mullos annos, in lengte van jaren? Wil men een werk uitvoeren, dat urgent en nuttig is, dat zal opleveren 'n stadsverbetering van groote waar de, dat bet klemmende verkeersvraagstuk volkomen zal opheffen, demp dan het Verdron ken o o r d! Het afgeizaagde 'smoesje dat daardoor het stads- schoon wordt benadeeld, is totaal waardeloos, 'n gele genheidskletspraatje. Als ik wou beginnen over moed willige en totaal nuttelooze vernieling van stadssohoon- heid, dan zal ik wat anders kunnen vertellen uit mijn meer dan 50-jarige ondervinding. Wat is er niet ge dempt, geplempt, afgebroken en vernietigd aan stads- sohoon, de mooie Vest verwoest door het neersmakken van een vormelooze klomp steen, de pittoreske sluis bij het Texelsche hek vernietigd ter wille van een tegen alle stadsschoon vloekende, smaak-bedervende gasketel, die nu reeds lang voor oudroest is weggeklad? Laat men zich toch niet laten wijsmaken, dat de omzetting van het ruime breede Verdronkenoord in een fraaie, breede boulevard het aspect van Grootgortbuikenburg zal ver minderen en het bezoek van den vreemdeling tegenhou den! Die komen alleen om de Kaasmarkt en als da Kaasmarkt is opgedoekt, zeg dan maar gerust: Ad ju vaarwel faldera, lieve vreemdelingen, want het wordt een afsoheid voor eeuwig, maar wie w e 1 terugkomt is uwe, u teeder beminnende CAVE CANEM. Iingen slag was bedwelmd, en staarde haar als versuft en sprakeloos aan. „Versta je me niet?" zei zij scherper. „De sheriff is daar waarom zeg je niets?" Zij greep hem bij den arm en schudde hem. „De sheriff is er, zeg ik je. Hij zoekt een man. die uit de gevangenis ontsnapt is." Een diepe, trillende zucht ontsnapte Hugh Edwards, en het meisje zag zijn eerste beweging, als om op te springen en weg te loopen. Maar even plotseling be dwong hij zich en zag in besluitelooze vrees om zich heen. Het volgend oogenblik had hij zijn zelfbeheersching herwonnen. Hij zag haar aan met een bedaardheid, die van de kracht van zijn karakter getuigde, en zeide koel bloedig: „Dat is zeker iets belangrijks, maar maak je er je niet wat al te opgewonden over?" en bij glimlachte haar geruststellend toe. „Als je me eerst eens wat meer ver telde?" Eenigszins tot bedaren gebracht door zijn kalmte, ant woordde het meisje: ..Sheriff Burks en twee van zijn mannen zijn op zoek naar een gevangene, die voor twee weken uit de straf gevangenis van Florence ontsnapt is. Ze kwamen bij ons aan om te vragen, of wij ook in kort vreemden in den canon gezien hadden, en natuurlijk vroegen wij ze ten eten. Natachee kwam er by, zooals altqd, als er iemand van buitenaf in den canon komt. en en toen ze allen zaten te eten en te praten, ben ik weggeslipt en hierheen geloopen om het je te zeggen." Edwards lachte. ,;Een gevangene die voor twee weken uit Florence ontsnapt is. Nu, die is stellig niet in de Canada del Oro, of Natachee zou het wel weten." Het meisje zag hem smeekend aan. „Ik ik vrees, dat Natachee het ook weet". Zij hui verde. „Hg het zou juist iets voor hem zqn, om den sheriff en zgn mannen hier te brengen. Toe, och toe wil je niet heengaan? Om mijnentwil?" Edwards zag haar onderzoekend aan. „Waar heengaan?" zeide hij eindelijk. „Wat denk je dan. dat die Indiaan weet? Waarom zou ik heengaan?" „Je je begrijpt me niet", stamelde het meisje. „Je moet je ergens verbergen gauw! Toe Hugh, ze kun nen immers ieder oogenblik komen!" Edwards zag om zich heen alsof hy geneigd was aan haar verzoek gehoor te geven, maar nog niet kon beslui

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1933 | | pagina 17